Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bruyning over het kindgesprek naar aanleiding van de podcast 'Scheidszaken' van het NOS Jeugdjournaal
Vragen van het lid Bruyning (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over kindverhoor naar aanleiding van de podcast «Scheidszaken» van het NOS Jeugdjournaal (ingezonden 24 april 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Struycken (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 15 augustus
2025)
Vraag 1
Herinnert u zich de vragen van het lid Bruyning van 22 juli 2024 over kindgesprekken
van kinderen bij rechters, naar aanleiding van de podcast «Scheidszaken» van het Jeugdjournaal?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u nog kennis van uw beantwoording op deze vragen, die aan de Kamer is verzonden
op 30 augustus 2024?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Herinnert u zich de aanvullende vragen van het lid Bruyning over kindgesprekken van
kinderen bij rechters, naar aanleiding van de podcast «Scheidszaken» van het Jeugdjournaal,
ingestuurd op 18 februari 2025?3
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Heeft u nog kennis van uw beantwoording op deze vragen, die aan de Kamer is verzonden
op 2 april 2025?4
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5
Staat u nog steeds achter de beantwoording, dat volgens het VN-Kinderrechtencomité
kinderen gehoord dienen te worden in een omgeving die niet intimiderend of vijandig
is en waarin rekening wordt gehouden met de leeftijd van het kind?
Antwoord 5
Ja, ik sta nog steeds achter deze beantwoording.
Vraag 6
Kunt u specifiek aangeven in welke gerechten kindvriendelijke ruimtes (nog) niet beschikbaar
zijn? Kunt u aangeven wanneer kindvriendelijke ruimtes wel overal bij elk gerecht
beschikbaar zijn en daadwerkelijk worden gebruikt en hoeveel er dan per gerecht beschikbaar
zijn? Kunt u aangeven waarom vraag 7 van de hiervoor genoemde aanvullende vragen5 niet volledig is beantwoord?
Antwoord 6
Vanuit de rechtspraak is aangegeven dat op dit moment (minimaal) 20 van de 25 locaties
van de rechtbanken en gerechtshoven kindvriendelijke ruimtes hebben. De aanwezigheid
van kindvriendelijke ruimtes bij alle gerechtshoven en rechtbanken heeft, zoals bij
de eerdere beantwoording van uw Kamervragen hierover, de aandacht binnen de rechtspraak
en de gerechtsbesturen. Rechtspraaklocaties waar nog geen kindvriendelijke ruimtes
zijn, zijn druk bezig om dit zo spoedig mogelijk te realiseren. Een exacte datum vanaf
wanneer kindvriendelijke ruimtes bij elk gerecht beschikbaar zijn en daadwerkelijk
worden gebruikt is niet te geven omdat dit afhangt van de situatie per gebouw en de
doorlooptijden voor het creëren van beschikbare ruimtes.
U verzoekt mij om specifiek aan te geven in welke gerechten kindvriendelijke ruimtes
(nog) niet beschikbaar zijn. Artikel 23 van de Wet op de rechterlijke organisatie
bepaalt dat de verantwoordelijkheid voor de organisatie en bedrijfsvoering van de
individuele gerechten exclusief is belegd bij het gerechtsbestuur. Hiertoe behoort
ook de inrichting van het gebouw. Het past niet om mij als Staatssecretaris te mengen
in de uitoefening van de wettelijke taken van individuele gerechten.
Ik ben met de rechtspraak in gesprek over mijn inzet dat kinderen altijd in kindvriendelijke
ruimtes worden gehoord, zoals ook in de motie van het lid Bruyning en het lid Ceder
over het horen van kinderen in kindvriendelijke ruimtes en een pedagogische omgeving
is verzocht.6 In het najaar 2025 verwacht ik u nader te kunnen informeren over de wijze waarop
ik invulling geef aan deze motie.
Vraag 7
Kunt u gespecificeerd aangeven welke gerechten kinderen een andere dag oproepen voor
het kinderverhoor en dus niet dezelfde dag als de ouders? Kunt u aangeven welke gerechten
kinderen nog horen op dezelfde dag als dat ouders een zitting hebben? Kunt u ook aangeven
welke afwegingen de gerechten maken als zij kinderen wel voorafgaand aan de zitting
willen horen, met het risico op mogelijke onwenselijke confrontaties? Hebben ouders
zelf invloed op het laten horen voorafgaand aan de zitting?
Antwoord 7
Binnen de rechtspraak wordt landelijk ingezet op het zoveel mogelijk loskoppelen van
het kindgesprek van de zitting. Volgens de rechtspraak kunnen kindgesprek en zitting
eventueel wel op dezelfde dag plaatsvinden, maar dan wel op een verschillend dagdeel.
Dit om eventuele onwenselijke confrontaties zoveel mogelijk te voorkomen. In gezag-
en omgangszaken gebeurt dit bij (vrijwel) alle gerechten al. In de civiele jeugdzaken
is men hier druk mee bezig en is de afspraak dat dit per 1 oktober 2025 overal de
praktijk zal zijn (behoudens wellicht een incidentele uitzondering).
In de gevallen dat er wel voorafgaand aan de zitting wordt gehoord kan dit zijn vanwege
grote reisafstand (en de daaraan verbonden kosten) voor de ouder(s), die dan in korte
tijd twee keer naar het gerecht moeten komen (een keer om hun kind naar het kindgesprek
te brengen en een keer voor de zitting). Het kan ook zijn dat de rechter, die eerst
met het kind heeft gesproken, de beslissing na afloop van de zitting mondeling aan
de minderjarige wil vertellen en uitleggen. De rechter doet dan dus uitspraak in aanwezigheid
van het kind. Ook kan er sprake zijn van capaciteitsproblemen ten aanzien van rechters,
juridisch adviseurs, bodes, zittingzalen en/of kindvriendelijke ruimtes.
Een minderjarige krijgt een uitnodiging voor het kindgesprek voor een bepaalde datum
en tijd. Als de minderjarige en/of ouder(s) hiertegen bezwaren hebben, kunnen zij
dit aan de rechtbank of het hof laten weten.
Vraag 8
Kunt u aangeven waarom er onderscheid gemaakt is in civiele jeugdrechtzaken en gezag-
en omgangszaken voor de planning van een kindverhoor? Vindt u dit onderscheid niet
vreemd, omdat een kind in zowel een civiele jeugdrechtzaak als een gezags- en omgangszaak
opgeroepen kan worden en de minderjarige de ene keer dus wel op een juiste wijze gehoord
wordt en de andere keer niet?
Antwoord 8
Zoals bij het antwoord op vraag 7 reeds aangegeven is de landelijke aanbeveling binnen
de rechtspraak om de kindgesprekken zowel in civiele jeugdrechtzaken als in gezag-
en omgangszaken losgekoppeld van de zitting te voeren. In gezag- en omgangszaken gebeurt
dit (vrijwel) overal al en in de civiele jeugdzaken is de afspraak dat dit per 1 oktober
2025 zal gebeuren.
Vraag 9
Klopt het dat u ondanks meerdere toezeggingen nog altijd niet in gesprek geweest bent
met de initiatiefnemers van de in de aanvullende vragen7 vermelde brandbrief van 2 september 2024 over het participatierecht van kinderen
en het kindgesprek bij de rechters? Hoe kijkt u aan tegen het feit dat er meer dan
een halfjaar later nog altijd geen gesprek is geweest met de initiatiefnemers over
een brandbrief?
Antwoord 9
Dat het plannen van dit gesprek vertraging heeft opgelopen, betreur ik ten zeerste.
Inmiddels heeft een verdiepend gesprek op ambtelijk niveau plaatsgevonden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.