Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bikker over de uitputtingsziekte ME/CVS
Vragen van het lid Bikker (ChristenUnie) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de uitputtingsziekte ME/CVS (ingezonden 11 juni 2025).
Antwoord van Minister Danielle Jansen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
            15 augustus 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2649.
         
Vraag 1
            
Wat is uw reactie op de berichten over therapieën voor de ziekte ME/CVS en de twijfel
               die steeds breder ontstaat over de wetenschappelijke basis voor deze therapieën1 en het leed dat jonge patiënten met ME/CVS en hun ouders ervaren door dwang op behandelingen
               die soms schadelijk zijn?
            
Antwoord 1
            
Ik voel mee met de kinderen – en hun ouders en verzorgers – die te kampen hebben met
               ME/CVS. Het gezamenlijk optrekken van ouders en patiënten met zorgprofessionals in
               het zoeken naar passende zorg, met respect voor verschillende perspectieven en met
               behoud van professionele ruimte, zie ik als dé basis voor goede en veilige zorg. Als
               Minister ga ik niet over de diagnose of de behandeling van patiënten, want dat is
               het terrein van de arts. De overheid bemoeit zich niet met de manier waarop zorgverleners
               zorg verlenen, voor zover het medisch-inhoudelijke overwegingen betreft. Het is aan
               het zorgveld om gezamenlijk, middels professionele standaarden en richtlijnen, invulling
               te geven aan de vraag wat goede zorg is en aan de manier waarop zij medisch inhoudelijke
               zorg verlenen.
            
Vraag 2
            
Wat is de internationale wetenschappelijke consensus over effectieve behandeling van
               ME/CVS bij kinderen, in het bijzonder over de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie
               (CGT)?
            
Antwoord 2
            
Ik verwijs u voor deze informatie door naar de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
               (NVK). De kinderartsen zijn de deskundigen op dit terrein. Zij handelen in het belang
               van het kind op basis van de best beschikbare medische kennis en houden wetenschappelijke
               ontwikkelingen in de gaten, dragen hieraan bij en staan open voor voortschrijdend
               inzicht. De NVK heeft mij laten weten dat er geen internationale consensus bestaat
               dat CGT/Graded Excercise Therapy (GET) inherent schadelijk is. Het is volgens de kinderartsen
               een complexe wetenschappelijke discussie waarbij nuance essentieel is om recht te
               doen aan zowel de patiëntbelangen als behandelkeuzes in de praktijk.
            
Vraag 3
            
Waarom wordt CGT niet toegepast bij kinderen met long covid maar wel bij kinderen
               met ME/CVS?
            
Antwoord 3
            
Kinderartsen zijn samen met de patiënt (en zijn/haar ouders) verantwoordelijk voor
               de behandeling. Het is volgens de NVK nog steeds mogelijk dat – ook aan kinderen met
               post-COVID – CGT aangeboden wordt als een ondersteunende interventie. Uiteraard gaat
               dit in goed overleg met de patiënt en blijft dit een vrijwillige keuze. Ik ga daar
               als Minister van VWS echter niet over.
            
Vraag 4
            
Als de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) in haar reactie benoemt
               dat CGT voor meer dan de helft van de kinderen een effectieve behandelvorm is, bedoelt
               de NVK dan dat dit een ondersteunende therapie kan zijn om met ME/CVS om te gaan,
               of ziet zij het CGT ook als therapie om de energiegrenzen van patiënten op te zoeken/op
               te rekken?
            
Antwoord 4
            
Ik heb de NVK om een reactie gevraagd en zij heeft mij geïnformeerd dat CGT als behandeling
               kan worden aangeboden als een ondersteunende interventie gericht op het omgaan met
               symptomen, mits afgestemd op de patiënt en vrijwillig gekozen.
            
Vraag 5
            
Op welke manier is het advies van de Gezondheidsraad uit 2018 over ME/CVS verwerkt
               in de richtlijnen van artsen? Waarom is het advies dat CGT in combinatie met het opbouwen
               van conditie geen adequate behandeling is, niet op die manier in de richtlijnen teruggekomen?
            
Antwoord 5
            
De Gezondheidsraad ziet CGT en GET niet als schadelijk op zichzelf, maar pleit voor
               zorgvuldige, vrijwillige toepassing, passend bij de individuele patiënt. Ze neemt
               afstand van generalisaties in beide richtingen: noch als panacee, noch als per definitie
               schadelijk.
            
Het veld is zelf verantwoordelijk voor het aanpassen van de richtlijnen en is daar
               ook voortdurend mee bezig. De NVK heeft mij laten weten dat zij erkent dat het wetenschappelijke
               veld in ontwikkeling is, en dat voortschrijdend inzicht aanleiding kan zijn tot herijking
               van aanbevelingen. Zij volgt de wetenschappelijke ontwikkelingen met grote aandacht.
               Het Ministerie van VWS heeft geen inhoudelijke rol bij de ontwikkeling van richtlijnen.
               Het Ministerie van VWS stimuleert wel onderzoek. Zie verder hierover het antwoord
               op vraag 9.
            
Vraag 6
            
Is bij u bekend hoeveel minderjarige patiënten CGT hebben ontvangen die schade toebracht
               aan hen? Zo nee, bent u bereid zich daarover te laten informeren, door bijvoorbeeld
               patiëntenverenigingen?
            
Antwoord 6
            
Ik ben niet bekend met het aantal kinderen dat CGT heeft ontvangen en/of hiervan al
               dan niet schade heeft ondervonden. Ik vind dat ieder geval er één teveel is. Het is
               niet aan mij maar aan de betrokken beroepsgroepen om te adviseren en te overleggen
               met de patiënten en hun ouders/verzorgers over de inhoud van de behandeling. Juist
               de beroepsgroepen moeten goed geïnformeerd zijn. Het Ministerie van VWS draagt zorg
               voor het beleid. Het lijkt mij niet zinvol om mij te informeren, maar ik roep de patiënten,
               hun ouders/verzorgers, en de betrokken zorgprofessionals op om constructief met elkaar
               in gesprek te blijven opdat de beste behandeling plaats kan vinden. De diverse patiëntenverenigingen
               en de NVK kunnen daar een voortrekkersrol in spelen.
            
Vraag 7
            
Bent u bekend met de onterechte meldingen die aan Veilig Thuis zijn gedaan als ouders
               hun kinderen geen CGT willen laten volgen? Wat is uw reactie daarop in het licht van
               de twijfel die er bestaat over de wetenschappelijke basis voor deze therapieën?
            
Antwoord 7
            
Nee. Gemeenten zijn de opdrachtgever van de Veilig Thuis-organisaties. Ik ben niet
               bekend met de meldingen. Graag wijs ik u op de reactie van Veilig Thuis op deze discussie,
               die te vinden is in het NOS artikel van 30 mei jl.2
Vraag 8
            
Herkent u dat ME/CVS net als onder andere long covid en q-koorts een post-acuut infectiesyndroom
               is (PAIS)?
            
Antwoord 8
            
ME/CVS is een ernstige, chronische multisysteemziekte waar nog geen effectieve behandeling
               voor is. Er is nog maar weinig bekend over de oorzaken van ME/CVS. Ook een diagnose
               stellen is erg moeilijk. Omdat er nog veel onduidelijkheid is over de oorzaken van
               ME/CVS, richt een behandeling zich nu op het bestrijden van symptomen. Het biomedisch
               onderzoek naar ME/CVS is in volle gang. Verder onderzoek moet uitwijzen of en in welke
               mate het ziektebeeld van ME/CVS overeenkomsten vertoont met post-acute infectieuze
               syndromen (PAIS), zoals post-COVID, QVS en Lyme ziekte.
            
Vraag 9
            
Op welke manier wilt u inzichten die er momenteel over de behandeling van long covid
               zijn en worden opgedaan, bijvoorbeeld dat inspanning eerder tot verslechtering van
               de conditie leidt dan verbetering, laten toepassen op de behandelrichtlijnen van ME/CVS?
            
Antwoord 9
            
Kennisuitwisseling en kruisbestuiving en open staan voor innovatieve ideeën en innovaties
               zijn voorwaardelijk om kennis te bevorderen en te versnellen. Zowel binnen en tussen
               domeinen, in de kliniek en in de labs, als ook met internationale partners. Het Ministerie
               van VWS financiert onderzoek naar ME/CVS, naar post-COVID en financiert de vorig jaar
               geopende post-COVID expertisecentra. De zorgprofessionals dragen de verantwoordelijkheid
               voor de integratie van nieuwe inzichten en kennis in de behandelingen die zij adviseren.
            
Vraag 10
            
Wilt u in gesprek gaan met de NVK over het aanpassen van de richtlijnen ten aanzien
               van de behandeling van ME/CVS?
            
Antwoord 10
            
Nee, daarin zie ik geen rol voor mij als Minister. Richtlijnen bevatten evidence-based
               aanbevelingen voor de dagelijkse praktijk. Deze worden opgesteld door de verantwoordelijke
               beroepsgroep, in dit geval de NVK. Het is aan de zorgprofessionals om richtlijnen
               te ontwikkelen en bij te houden. De Patiëntenfederatie Nederland is altijd betrokken
               bij medisch specialistische richtlijnontwikkeling.
            
Vraag 11
            
Kunt u toelichten wat de uitwerking is van het amendement Drost3, dat middelen vrijmaakte voor extra biomedisch onderzoek naar de ziekte ME/CVS?
Antwoord 11
            
In overleg met de vertegenwoordiging van ME/CVS-patiëntenorganisaties (de klankbordgroep
               van het onderzoeksprogramma), heeft ZonMw verkend hoe de gelden van het amendement
               Drost kunnen worden ingepast in het lopende biomedische onderzoeksprogramma ME/CVS.
               Uitkomst van dit overleg is dat het merendeel van de gelden wordt toegekend aan het
               uitvoeren van geneesmiddelenonderzoek. Een verkenning van potentieel veelbelovende
               geneesmiddelen bepaalt de focus van het geneesmiddelenonderzoek. Als, en voor zover,
               uit de verkenning blijkt dat geneesmiddelenonderzoek minder opportuun is dan verwacht,
               dan worden de gelden toegekend aan biomedisch onderzoek naar ME/CVS volgens de programmatekst
               van het onderzoeksprogramma. Dit zorgt ervoor dat er meer biomedisch onderzoek kan
               worden uitgevoerd. De verkenning naar geneesmiddelen wordt in 2025 uitgevoerd.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
D.E.M.C. Jansen, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.