Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Stultiens over het schrappen van 80 tot 100 banen door Universiteit Utrecht
Vragen van het lid Stultiens (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het schrappen van 80 tot 100 banen door Universiteit Utrecht (ingezonden 26 juni 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 14 augustus
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2701.
Vraag 1
Kent u het bericht dat Universiteit Utrecht door de aangekondigde kabinetsbezuinigingen
tussen 2025 en 2029 structureel tientallen miljoenen moet besparen, met als gevolg
dat 80 tot 100 banen worden geschrapt en de dienstverlening zal worden versoberd,
in aanvulling op eerdere bezuinigingen die leidden tot het schrappen van de opleidingen
Duits, Frans, Islam en Arabisch, Italiaans, Keltisch en religiewetenschappen? Zo ja,
wat vindt u van dit bericht?1
Antwoord 1
Ik ben bekend met het bericht. De Universiteit Utrecht geeft aan dat maatregelen nodig
zijn om de instelling op termijn financieel gezond te houden. Universiteiten melden
dat er meerdere redenen zijn voor bezuinigingen zoals een (verwachte) daling van de
studentenaantallen en gestegen kosten. Universiteit Utrecht verwijst naast de bezuinigingen
vanuit dit kabinet op onderwijs onder andere naar het aflopen van de tijdelijke middelen
voor het Nationaal Programma Onderwijs. Met deze tijdelijke middelen hebben onderwijsinstellingen
extra personeel aangenomen om de gevolgen van de coronacrisis op te vangen. Met het
aflopen van deze middelen heeft de universiteit keuzes moeten maken.
Ik vertrouw erop dat instellingen weloverwogen keuzes maken. De UU heeft de autonomie
om het budget naar eigen inzicht in te zetten en deze keuzes behoren tot de verantwoordelijkheid
van instellingen. Ik begrijp dat dergelijke besluiten grote impact kunnen hebben op
de UU en diens medewerkers.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat studierichtingen worden geschrapt uit financiële overwegingen?
Antwoord 2
Instellingen hebben autonomie over het starten, stoppen en het vormgeven van hun onderwijs
en onderzoek. Het onderwijs en onderzoek is daarbij altijd in beweging. Daar kunnen
allerlei beweegredenen aan ten grondslag liggen, ook financiële. Instellingen bepalen
zelf hoe ze de middelen voor onderwijs en onderzoek inzetten: ze hebben bestedingsvrijheid.
Overigens betekent het stoppen van een studierichting niet per definitie dat het onderwijs
en onderzoek in die richting ook verdwijnt van de universiteit. Soms wordt dit voortgezet
in andere vormen. Met het aangekondigde beleid uit mijn beleidsbrief wil ik daarnaast
bewerkstelligen dat universiteiten en hogescholen gezamenlijk verantwoordelijkheid
dragen voor de ontwikkeling van het opleidingsaanbod en in samenhang keuzes maken
over bijvoorbeeld het starten dan wel stoppen van opleidingen.
Vraag 3
Wat vindt u van de ontwikkeling dat universiteitsgebouwen minder vaak zullen worden
opengesteld, vaker gekozen moet worden voor online overleggen en buitenlandse reizen
moeten worden verminderd?
Antwoord 3
Om hun organisatie financieel gezond te houden, moeten instellingen soms ook lastige
keuzes maken. Dit sluit aan bij de hoge mate van autonomie van de hogescholen en universiteiten.
Ik vertrouw erop dat de UU, maar ook andere instellingen, dergelijke keuzes weloverwogen
nemen.
Vraag 4
Welke gevolgen heeft dit naar uw oordeel voor de onderwijs- en onderzoekskwaliteit?
Antwoord 4
Zoals aangegeven hebben hogescholen en universiteiten een hoge mate van autonomie
en is het aan de instellingen zelf om keuzes te maken over het primaire proces, de
inhoud van onderwijs en onderzoek en de ondersteunende diensten. De universiteit geeft
aan te bezuinigen op de ondersteunende (staf- en bestuurs)diensten, zoals de afdelingen
facilitair en huisvesting, IT, communicatie, beleid, human resources (HR) en financiën.
Ik begrijp dat dit ingrijpende keuzes zijn voor de universiteit en dat dit ook zeer
vervelend is voor de medewerkers van Universiteit Utrecht. Ik heb er tegelijkertijd
vertrouwen in dat instellingen weloverwogen keuzes maken. Instellingen moeten hiernaast
– ongeacht de bezuinigingen – ervoor zorgdragen dat alle opleidingen in het hbo en
wo (blijven) voldoen aan de kwaliteitseisen die volgen uit het accreditatiekader.
Dat blijft onverminderd het uitgangspunt. De NVAO borgt de kwaliteit van opleidingen
via het 6 jaarlijkse accreditatieproces.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de door de aangekondigde bezuinigingen op het hoger onderwijs
ingegeven beslissingen kennisvernietiging in de hand werkt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De achtergrond van de bezuinigingen op de instellingen is vaak divers en niet één
op één te relateren aan de bezuinigingen van het kabinet. Naast de bezuinigingen worden
instellingen bijvoorbeeld geconfronteerd met dalende studentenaantallen en stijgende
kosten. Dat vraagt keuzes van de instellingen die ze weloverwogen maken. Zoals ook
eerder aangegeven, is bovendien het veld van onderwijs en onderzoek altijd in beweging.
Er komen opleidingen bij en er stoppen opleidingen en dat geldt eveneens voor onderzoek.
Vraag 6
Bent u bereid om in overleg te gaan met hoger onderwijsinstellingen om te bezien hoe
zo veel mogelijk kennis kan worden behouden en het serviceniveau van hoger onderwijsinstellingen
op peil kan worden gehouden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De hogescholen en universiteiten hebben een hoge mate van autonomie. Hierbij hoort
ook de verantwoordelijkheid om dergelijke keuzes te maken om de instelling financieel
gezond te houden. Ik vertrouw erop dat de instelling zorgvuldig tot haar keuzes komt
en hierbij de medezeggenschap en het interne toezicht betrekt. Wanneer het gaat om
het stoppen van opleidingen ga ik er tot slot van uit dat er overleg wordt gevoerd
met collega-instellingen met soortgelijke opleidingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.