Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Mohandis over de Nederlandse audiovisuele sector
Vragen van het lid Mohandis (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de Nederlandse audiovisuele sector (ingezonden 30 juni 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 14 augustus
2025).
Vraag 1
Wat is de stand van zaken in het toegezegde onafhankelijke sectorbrede onderzoek naar
relevante (markt)ontwikkelingen in de Nederlandse audiovisuele sector en kunt u de
(voorlopige) onderzoeksresultaten met de Kamer delen? Zo nee, wanneer kan de Kamer
de uitkomsten van dit onderzoek tegemoet zien?1
Antwoord 1
Het sectorbrede onderzoek dat ik heb toegezegd in mijn brief van 7 november 20242 gaat in Q3 2025 van start. Het onderzoek moet op periodieke basis meer inzicht geven
in het financieringslandschap van de Nederlandse AV-sector en relevante ontwikkelingen
daarbinnen. Publieke en private geldstromen worden hiermee beter in kaart gebracht,
alsmede de omvang, omzet en waarde van de Nederlandse productie-, distributie- en
exploitatieketen.
De aanbestedingsprocedure voor het onderzoek, dat zal worden uitgevoerd door een onafhankelijk
onderzoeksbureau, is inmiddels gestart. Het onderzoek is belangrijk als basis voor
het cultuur en audiovisueel beleid. Daarnaast is het ook waardevol voor de sector
zelf. De publieke en private stakeholders worden betrokken bij (de aanpak van) het
onderzoek. Het onderzoeksbureau wordt gevraagd om rekening te houden met bestaande
(periodieke) onderzoeken zoals de Film Facts & Figures van het Nederlands Filmfonds, de VOD- en Bioscoopmonitor van de NVPI en relevante
onderzoeken van het Europees Audiovisueel Observatorium. De eerste editie van het
onderzoek wordt in Q2 2026 verwacht. Ik zal het onderzoeksrapport te zijner tijd met
uw Kamer delen.
Vraag 2
Kunt u bij dit sectoronderzoek laten analyseren wat de succesfactoren zijn van de
Belgische Tax Shelter in samenhang met het hele Belgische financieringslandschap om
te bezien welke concrete lessen ons land daaruit kan trekken en bent u bereid om vooruitlopend
op de eindrapportage tussentijds informatie over stimuleringsmaatregelen in andere
landen in kaart te laten brengen, of hoe kan dit proces worden versneld? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 2
In mijn brief van november 2024 heb ik, naar aanleiding van een motie van het Tweede
Kamerlid Mohandis (GroenLinks-PvdA) en voormalig Tweede Kamerlid Kwint (SP), de Vlaamse
stimuleringsmaatregelen voor audiovisuele producties in kaart gebracht. In de bijlage
van voornoemde brief wordt onder meer een beschrijving gegeven van de Vlaamse Tax
Shelter. In vervolg hierop zal ik – in het kader van een beschrijving van het Belgische
financieringslandschap in brede zin – het onderzoeksbureau vragen om een analyse te
maken van de werking van de Belgische Tax Shelter. Dit zal onderdeel zijn van een
landenvergelijking waarin naast België ook Duitsland, Ierland en het Verenigd Koninkrijk
worden meegenomen. Op deze manier wil ik inzicht krijgen in de complementariteit van
de beschikbare financieringsmogelijkheden voor de film/AV-sector in die landen en
de eventuele invloed daarvan op Nederlandse sector.
Vooruitlopend op de eindrapportage van het onderzoeksbureau zal ik niet tussentijds
informatie over stimuleringsmaatregelen in andere landen in kaart laten brengen. Het
proces kan wel op een andere wijze worden versneld. Zoals ik in het antwoord op de
eerste vraag heb vermeld, zullen publieke en private partijen worden betrokken bij
het onderzoek. Indien partijen over informatie en data beschikken die belangrijk zijn
voor het onderzoek, bijvoorbeeld over financieringsinstrumenten in andere landen,
dan kunnen zij dit meegeven aan het onderzoeksbureau. Ik heb begrepen dat er al een
brede coalitie van vertegenwoordigers in de audiovisuele keten is gevormd die al de
nodige informatie aan het samenbrengen is. Naast dat dit de kwaliteit van het onderzoek
kan vergroten, zal dit het onderzoeksbureau ook helpen bij de snelheid van het opstellen
van een eindrapport.
Vraag 3
Wat vindt u van de uitkomsten van het PPMC-advies over de meerkosten van fair pay
in de film- en audiovisuele sector?3
Antwoord 3
Het rapport van PPMC over de meerkosten van fair pay, dat is opgesteld in opdracht
van Kunsten ’92, laat een verontrustend beeld zien van een loonachterstand van gemiddeld
42%. De Universiteit Utrecht heeft daarnaast een ruwe genderloonkloof van 18,5% in
beeld gebracht.4 De achterstanden in de film en audiovisuele sector zijn daarmee hoog. Aan de zogenoemde
ketentafel Film/AV van het Platform Arbeidsmarkt Culturele en Creatieve Toekomst (Platform
ACCT) is een aantal praktijkinstrumenten ontwikkeld voor betere arbeidsvoorwaarden
en collectieve afspraken in de sector. De sectorbrede invoering en toepassing van
die praktijkinstrumenten kan deels bijdragen aan het inhalen van deze achterstand.
Daarnaast bevelen de onderzoekers van PPMC aan: (1) toereikende productiebudgetten
op basis van eerlijke afspraken en structurele financiering, (2) de gezamenlijke inzet
van alle betrokken financiers en jaarlijkse indexatie van bijdragen en (3) de inzet
van aanvullende financieringsinstrumenten via fiscale stimuleringsmaatregelen zoals
die in andere Europese landen al bestaan. In het antwoord op vraag vijf ga ik hier
nader op in. De praktijkinstrumenten bieden een basis voor eerlijke betaling aan creatieve
professionals in de sector. Zonder creatieve professionals – zowel op artistiek, als
technisch en productioneel vlak – komen bijzondere en kwalitatief sterke producties
van Nederlandse bodem immers niet tot stand. De professionals in de sector verdienen
het om eerlijk betaald te krijgen.
De stap naar fair pay beschouw ik als een proces met een gedeelde verantwoordelijkheid
voor publieke financiers (rijksoverheid, mede-overheden, Filmfonds, (bis-)filmfestivals
en de publieke omroep) en de private fondsen en partijen in de productie-, distributie-
en exploitatieketen in de film/AV-sector, zoals distributeurs, commerciële omroepen
en streamingsdiensten. Toereikende budgetten zijn belangrijk voor de kwaliteit, productiewaarde
en zichtbaarheid van producties en bovendien nodig om fair pay gestalte te kunnen
geven.
Vraag 4
Onderschrijft u de noodzaak van publiek-private samenwerking én een gelijk speelveld
met landen om ons heen om kwalitatief sterke en aansprekende producties mogelijk te
maken waarbij Fair Pay en Fair Chain het uitgangspunt zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
In mijn brief van 7 november 2024 heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn integrale,
sectorbrede aanpak die zich richt op het versterken van de Nederlandse audiovisuele
sector.5 Het doel is een divers, eigenzinnig en kwalitatief aanbod met hoge productiewaarde
dat een breed publiek bereikt in eigen land en zich internationaal onderscheidt en
zichtbaar is.6 De gehele Nederlandse audiovisuele sector draagt hieraan bij maar tegelijkertijd
staat met name de onafhankelijke productiesector voor grote uitdagingen. Productiekosten
worden steeds hoger, er moet geconcurreerd worden met het enorme internationale aanbod
met hoge budgetten, de snelle opkomst van AI-toepassingen brengt zorgen mee voor de
creatieve bescherming van auteursrechtelijk beschermde werken en de hoogte van de
bezuinigingen op de publieke omroep raken onvermijdelijk ook de programmering. In
dat licht én om goed inzicht te krijgen in de huidige stand van het Nederlandse audiovisuele
landschap en de financiering hiervan, laat ik het voornoemde onafhankelijke sectorbrede
onderzoek doen. In dit onderzoek zullen aanbevelingen worden gedaan voor een toekomstbestendig
publiek-privaat financieringsmodel voor de Nederlandse film en audiovisuele sector.
Publiek-private samenwerking is belangrijk voor het creëren van Nederlands cultureel
AV-aanbod dat aansprekend, toegankelijk en concurrerend is. Het wegnemen van belemmeringen
voor deze samenwerking is een aandachtspunt, evenals een gelijk speelveld met landen
om ons heen om te voorkomen dat investeringen en werkgelegenheid verdwijnen naar het
buitenland. Ook de fair pay en fair chain gedachten uit de Fair Practice Code zijn
daarbij uitgangspunten met als doel alle partijen in de Nederlandse audiovisuele sector
op basis van samenwerking en onder eerlijke en gelijke condities te laten bijdragen
aan kwalitatief sterke producties. Zodat het publiek in binnen- en buitenland – wordt
geïnspireerd, geïnformeerd en ontroerd. Want mooie, eigenzinnige en betekenisvolle
verhalen laten de kijker genieten maar houden ons ook een spiegel voor en bieden nieuwe
perspectieven. Zeker in deze tijd is dat enorm belangrijk en waardevol.
Vraag 5
Welke stappen onderneemt u om dit proces aan te jagen?
Een aantal jaar geleden is al vastgesteld dat de arbeidsmarkt in de culturele en creatieve
sector behoorlijke problemen kent. De sector is in 2017 daarom zelf tot een gedragscode
gekomen voor eerlijke en duurzame arbeidsverhoudingen ten behoeve van een toekomstbestendige
arbeidsmarkt en beroepspraktijk, de Fair Practice Code. Deze code werd onderdeel van
de «Arbeidsmarktagenda Culturele en Creatieve Sector 2017- 2023». De audiovisuele
sector heeft vervolgens zelf het initiatief genomen en een nadere vertaling gemaakt
in de Intentieverklaring Audiovisuele sector.7 Om fair pay verder te ondersteunen, zijn culturele instellingen die vanuit de basisinfrastructuur
(bis) subsidie van OCW ontvangen vanaf 2025 verplicht zich te houden aan fair pay.
Voor deze instellingen geldt dat zij zich per 1 januari 2025 moeten aansluiten bij
een cao of – als deze niet bestaat – bij een honorariumrichtlijn zoals afgesproken
aan de ketentafel Film/AV. Voor het stimuleren van fair pay heeft het vorige kabinet
– per 2025 – 36,4 miljoen euro structureel extra beschikbaar gesteld. In 2026–2027
wordt de fair pay verplichting geëvalueerd.
Daarnaast subsidieert OCW sinds 2020 de projectorganisatie Platform ACCT. Vanaf 2025
wordt Platform ACCT – een instelling die zich inzet voor de arbeidsmarkt van alle
culturele sectoren – gefinancierd vanuit de bis. Een van de programma’s bij Platform
ACCT is fairPACCT, dat is gestart in 2021 en betere arbeidsvoorwaarden en collectieve
afspraken in de sector stimuleert via zogenaamde ketentafels zoals die voor Film/AV.
Het versterken van de inkomenspositie en de ontwikkeling van toekomstbestendige arbeidsvoorwaarden
stimuleert een bloeiende audiovisuele sector en is ook van waarde voor de economie
en maatschappij als geheel. Ruim twintig vertegenwoordigers van producenten, de publieke
omroep, regisseurs, scenaristen, cast en crew en belangenbehartigers zijn aan deze
tafel in gesprek en hebben samen praktijkinstrumenten ontwikkeld om de Fair Practice
Code te vertalen naar de praktijk.8 Aan de ketentafel Film/AV zijn verschillende praktijkinstrumenten ontwikkeld zoals
een honorariumrichtlijn en een leidraad veilig en gezond werken. Deze instrumenten
zijn van toepassing op korte films, speelfilms, animatie, documentaires, innovatieve
mediaproducties en series. Op dit moment is de ketentafel gestart met de fase van
implementatie en borging waarbij de instrumenten worden ingebed in de sector.
Er is dus al een aantal belangrijke stappen gezet: per 2025 is voor fair pay structureel
€ 36,4 miljoen extra toegevoegd aan de bis, Platform ACCT is toegetreden tot de bis
2025–2028 en er zijn praktijkinstrumenten ontwikkeld door de ketentafel Film/AV. Ik
zal bezien hoe de borging van de praktijkinstrumenten in de sector kan worden gestimuleerd.
Ik wil daarbij nogmaals benadrukken dat ik fair pay en fair chain beschouw als een
proces met een gedeelde verantwoordelijkheid voor zowel publieke financiers als private
partijen in de sector.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.