Schriftelijke vragen : De voorgestelde wijzigingen in de Regeling vrijstellingen Wet Bpf 2000
Vragen van het lid Joseph (BBB) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de voorgestelde wijzigingen in de Regeling vrijstellingen Wet Bpf 2000 (ingezonden 14 augustus 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het opinieartikel van VNO-NCW en MBK-Nederland1 en het artikel in PensioenPro2, waaruit blijkt dat er sprake is van brede kritiek op de voorgestelde wijzigingen
in de Regeling vrijstellingen Wet Bpf 20003?
Vraag 2
Verschillende consultatiereacties en werkgevers wijzen op het risico dat de voorgestelde
wijzigingen de vrijstellingsmogelijkheid voor werkgevers mogelijk beperken of zelfs
onmogelijk maken, onder meer door de hoge uitvoeringscomplexiteit en kosten, bent
u het ermee eens dat dit niet wenselijk is?
Vraag 3
De rode draad in de reacties op de internetconsulatie is dat het in een stelsel met
uitsluitend premieregelingen volstaat om te toetsen op financiële gelijkwaardigheid
en dat een toets op actuariële gelijkwaardigheid overbodig is, deelt u dit standpunt?
Vraag 4
Bent u het ermee eens dat de solidaire premieregeling en de flexibele premieregeling
in beginsel gelijkwaardige regelingen zijn, die bewust anders zijn vormgegeven qua
solidariteit en keuzevrijheid?
Vraag 5
Bent u het ermee eens dat bij een premieregeling het uiteindelijke pensioenresultaat
op moment van pensionering niet voorspelbaar is, maar met name afhankelijk is van
het rendement dat wordt gemaakt op de premie-inleg, en de rekenrente en levensverwachting
op pensioendatum?
Vraag 6
In welke situatie kan een actuariële toets, waarbij het uiteindelijke pensioenresultaat
wordt doorgerekend, naar uw mening van toegevoegde waarde zijn in een vergelijking
tussen twee premieregelingen?
Vraag 7
Bent u het eens met verschillende consultatiereacties, die stellen dat als er al redenen
aanwezig zijn om de actuariële gelijkwaardigheid te berekenen, het effect van verschil
in beleggingsbeleid daarin geëlimineerd zou moeten worden, omdat de in de basis voorgestelde
actuariële toets het voeren van een meer offensief beleggingsbeleid beloont zonder
dat de keerzijde, namelijk het risico op tegenvallende beleggingsresultaten, tot uiting
komt? Zo niet, waarom niet?
Vraag 8
Bent u het eens met de verschillende consultatiereacties, dat de voorgestelde actuariële
toets ook voorbij gaat aan het feit dat een meer defensief beleggingsbeleid en keuzevrijheid
meer passend kan zijn voor deelnemers? Zo niet, waarom niet?
Vraag 9
Kunt u uitleggen waarom u van mening bent dat de voorgestelde vormgeving van de actuariële
gelijkwaardigheidstoets past bij het uitgangspunt van de Wet toekomst pensioenen dat
het risicoprofiel van de regeling zodanig wordt vastgesteld dat het aansluit bij de
preferenties van de deelnemers?
Vraag 10
Bent u bereid gehoor te geven aan de brede oproep om het effect van het verschil in
beleggingsbeleid te elimineren uit een actuariële gelijkwaardigheidstoets?
Vraag 11
De voorgestelde wijzigingen zijn impactvol voor de systematiek van vrijstellingen,
waarom is er gekozen voor een ministeriële regeling? Bent u bereid dat anders te doen
zodat er ruimte is voor advies?
Vraag 12
Als u toch voornemens bent de actuariële gelijkwaardigheidstoets te handhaven, deelt
u dan de mening dat het gezien de potentiële impact en het controversiële karakter
hiervan, passend zou zijn hierover met de Kamer te overleggen?
Vraag 13
Bent u, gezien de breed geuite zorgen, bereid om advies te vragen aan het Actuarieel
Genootschap, toezichthouders en de Raad van State, alvorens de Regeling te publiceren?
Vraag 14
Kunt u deze vragen 1 voor 1 en binnen 2 weken beantwoorden, in ieder geval voordat
u de gewijzigde Regeling publiceert?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Agnes Joseph, Tweede Kamerlid