Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kathmann over de schijnveiligheid van jongeren op sociale media
Vragen van het lid Kathmann (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretarissen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de schijnveiligheid van jongeren op sociale media (ingezonden 24 maart 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Van Marum (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties),
mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 11 augustus
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht van de Consumentenbond «Tieneraccounts maken Instagram
niet direct «veilig»»1?
Antwoord 1
Ja, hier zijn wij mee bekend.
Vraag 2
Deelt u de conclusies van het onderzoek? Kunt u afzonderlijk in gaan op de conclusies
van de Consumentenbond?
Antwoord 2
Het kabinet vindt het belangrijk dat sociale mediaplatforms maatregelen nemen om minderjarigen
op hun platforms te beschermen. Tieneraccounts kunnen een stap in de goede richting
zijn, maar ook Tieneraccounts nemen niet alle risico’s weg. Zo moet er rekening mee
worden gehouden dat kinderen vaak een andere leeftijd invullen dan dat ze daadwerkelijk
zijn. Platforms kunnen daarom niet blind vertrouwen op Tieneraccounts en moeten ook
aanvullende maatregelen nemen om te voorkomen dat kinderen worden blootgesteld aan
schadelijke content, schadelijk contact of worden aangezet tot gedrag dat schadelijk
voor hen is door bijvoorbeeld gebruik te maken van verslavende ontwerptechnieken om
gebruikers zo lang mogelijk online te houden.
De Digitaledienstenverordening (DSA) verplicht onlineplatforms die toegankelijk zijn
voor minderjarigen om passende en evenredige maatregelen te nemen om een hoog niveau
van privacy, veiligheid en bescherming van minderjarigen binnen hun dienst te waarborgen.
Zeer grote online platforms moeten daarnaast op grond van de DSA ook de systeemrisico’s
in kaart brengen en mitigeren. Het gaat hierbij onder andere om de werkelijke of voorzienbare
negatieve effecten op de bescherming van minderjarigen.
Het is uiteindelijk aan de toezichthouders om vast te stellen of er sprake is van
schending van wettelijke verplichtingen. Het is daarom ook aan de onafhankelijke toezichthouders,
en daarna eventueel de rechter, om vast te stellen of de bevindingen van de Consumentenbond
kloppen.
Vraag 3
Wat is uw reactie op de problemen die de Consumentenbond schetst rondom schermverslaving,
een negatief zelfbeeld, en continue privacyschending door Instagram?
Antwoord 3
Het kabinet vindt het belangrijk dat de risico’s voor minderjarigen van online diensten
zo veel mogelijk worden ingeperkt. Het is zorgelijk dat steeds meer minderjarigen
te veel online zijn en beelden zien die slecht zijn voor hun zelfbeeld. Om de negatieve
effecten van online diensten voor minderjarigen te beperken, wordt er ook in nieuwere
wetgeving steeds meer rekening gehouden met de kwetsbare positie van kinderen, juist
ook bij het gebruik van onlinediensten. Een voorbeeld daarvan is de onder vraag 2
genoemde DSA. De Europese Commissie is vorig jaar in dat kader ook een onderzoek gestart
naar de naleving van de DSA door Meta bij hun dienst Instagram. Dit ziet het kabinet
als een goede stap in de bescherming van kinderen tegen de schadelijke effecten van
bijvoorbeeld sociale mediadiensten. Tegelijkertijd zijn de problemen nog niet opgelost.
De Europese Commissie is vorig jaar in het kader van de DSA een nalevingsonderzoek
gestart naar de maatregelen die Meta heeft genomen om minderjarigen te beschermen
tegen de risico’s van verslavende ontwerpkeuzes en ongepaste content, o.a. door te
kijken naar de manieren van leeftijdsverificatie die Meta gebruikt. Ook kijkt de Commissie
naar de standaard privacy instellingen voor minderjarigen als onderdeel van het ontwerp
en de werking van hun aanbevelingssystemen. De resultaten van dit onderzoek zijn nog
niet gepubliceerd. Het kabinet houdt dit nauwlettend in de gaten.
Vraag 4
Zijn de conclusies van het Consumentenbond-onderzoek voor u aanleiding om Meta aan
te spreken op haar verantwoordelijkheid om jongeren daadwerkelijk te beschermen? Indien
Meta «tieneraccounts» niet daadwerkelijk veilig maakt, welke gevolgen moet dat wat
u betreft hebben?
Antwoord 4
Het kabinet vindt het belangrijk om in gesprek te blijven met de aanbieders van grote
sociale mediaplatforms, zoals Meta, om hen te wijzen op hun verantwoordelijkheden
en zorgplicht tegenover hun jonge gebruikers. Dit zijn stevige gesprekken. Het is
echter uiteindelijk aan de toezichthouders om eventuele schendingen van wettelijke
verplichtingen vast te stellen en hier waar nodig sancties aan te verbinden. Tijdens
de (informele) EU-Gezondheidsraad heeft de voormalig Staatssecretaris van Jeugd, Preventie
en Sport (JPS) nog benadrukt dat er op Europees niveau meer moet worden ondernomen
om grote platforms te dwingen een gezonde en veilige online omgeving te bieden en
zich aan Europese wet- en regelgeving te houden.
Vraag 5
Deelt u de mening van de indiener dat de online gezondheid van jongeren niet aan techgiganten
moet worden overgelaten, maar een verantwoordelijkheid is van deskundigen en de overheid?
Antwoord 5
Het kabinet erkent dat commerciële belangen van deze bedrijven niet altijd in lijn
zijn met de belangen van jongeren. De verantwoordelijkheid voor de online gezondheid
van jongeren kan dan ook niet eenzijdig bij techbedrijven worden neergelegd. Het is
een gezamenlijke opgave om minderjarigen online beter te beschermen. Gedeelde verantwoordelijkheid
is echter geen excuus om niet het maximale te doen om het welzijn en de gezondheid
van jongeren te beschermen. Het kabinet zet zich daarom actief in voor strenge kaders
en toezicht op dit gebied. De eerder besproken verplichtingen uit de DSA zijn hiervan
een goed voorbeeld. Deze regels zijn niet vrijblijvend, maar zijn afdwingbaar. De
Europese Commissie en de ACM en de AP zien toe op de naleving hiervan. Naast handhaving
zet de overheid ook in op het de ontwikkeling van instrumenten om ontwikkelaars van
onlinediensten te ondersteunen bij het creëren van leeftijdsgeschikte ontwerpen, waarbij
de risico’s op schending van kinderrechten zoveel mogelijk worden beperkt. Zo heeft
het vorige kabinet een kinderrechten impact assessment (KIA) ontwikkeld en een geactualiseerde
Code voor kinderrechten opgesteld. Deze KIA is toegepast op de drie grote sociale
mediaplatforms Instagram, Snapchat en TikTok. De resultaten hiervan zullen binnenkort
met uw Kamer worden gedeeld.
Ook ouders spelen een belangrijke rol bij de gedeelde opgave om minderjarigen online
beter te beschermen. Om hen hierbij te ondersteunen zet het kabinet in op meer bewustwording
en het versterken van opvoedvaardigheden. Er is een richtlijn voor gezond en verantwoord
scherm- en sociale mediagebruik opgesteld om ouders te ondersteunen bij de online
opvoeding van hun kinderen. Deze richtlijn is 17 juni aan uw Kamer aangeboden2. Na de zomer gaat ook een publiekscampagne van start die zich primair richt op ouders/
opvoeders (zie meer hierover onder vraag 8).
Vraag 6
Welke verslavende ontwerpkeuzes kent Instagram? Kunt u deze op basis van onderzoek
benoemen?
Antwoord 6
Het is niet bekend van welke verslavende ontwerpkeuzes precies gebruik wordt gemaakt
op Instagram. De Europese Commissie doet echter, zoals toegelicht onder vraag 3, onderzoek
naar o.a. verslavende ontwerpkeuzes en de werking van de aanbevelingsalgoritmen. Bij
dit onderzoek kijkt de Commissie of de ontwerpkeuzes en aanbevelingsalgoritmen negatieve
gevolgen hebben voor de veiligheid van minderjarigen. Dit onderzoek loopt nog en op
dit moment is nog niet bekend wanneer dit wordt afgerond.
Vraag 7
Vindt u dat een Digitale Kijkwijzer voor sociale media, die de vertrouwde methodiek
volgt van het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM),
een effectieve methode zou zijn om verslavende ontwerpkeuzes te onderzoeken en gebruikers
te behoeden voor de gezondheidsrisico’s daarvan?
Antwoord 7
Het rapport op basis waarvan de Gamecheck ontworpen kan worden, wordt in het najaar
verwacht. De Staatssecretaris van BZK bekijkt in overleg met NICAM of de Gamecheck
en de Gamewijzer van NICAM geïntegreerd kunnen worden. De daarmee opgedane ervaring
wordt benut om te bezien of dit (geïntegreerde) instrument kan worden verbreed tot
een digitale kijkwijzer. De richtlijn voor gezond en verantwoord scherm- en sociale
mediagebruik wordt daarin meegenomen.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het adverteren van een «tieneraccount» dat niet daadwerkelijk
doet wat het belooft een vorm van schijnveiligheid biedt, en daarmee jongeren en ouders
verkeerd informeert?
Antwoord 8
We zijn van mening dat het geen goede ontwikkeling is als ouders het idee hebben dat
door gebruik te maken van Tieneraccounts alle risico’s zijn weggenomen. Daarom vindt
het kabinet het belangrijk dat ouders en kinderen handvatten wordt geboden hoe de
risico’s online te herkennen en hiermee om te gaan. Na de zomer starten we daarom
met een meerjarige publiekscampagne. Bij deze campagne worden ouders gestimuleerd
om hun kinderen online te beschermen en hen hierbij te ondersteunen met praktische
tips, bijvoorbeeld over hoe ze afspraken maken en met hun kinderen in gesprek kunnen
gaan over de digitale wereld, hoe ze apps zo kunnen instellen dat hun kinderen zo
veilig mogelijk zijn en hoe ze met hun kind kunnen praten over risico’s. We geven
ouders een duidelijke richtlijn mee over gezond smartphone- en schermgebruik.
Vraag 9
Erkent u dat het commerciële belang van techbedrijven om zo lang mogelijk de aandacht
van een gebruiker te trekken, fundamenteel in strijd is met de belangen van (mentale)
gezondheid en online veiligheid?
Antwoord 9
Het kabinet erkent dat het commerciële belang van techbedrijven in strijd kan zijn
met de belangen van (mentale) gezondheid en online veiligheid.
Jongeren besteden steeds meer tijd op sociale media, zoals Instagram, TikTok en Snapchat3. Onderzoek laat zien dat er steeds meer jongeren zijn die een risico lopen op problematisch
social mediagebruik4. Van problematisch gebruik is sprake als het sociale media gebruik bijvoorbeeld leidt
tot controleverlies, slaaptekort of een sociaal conflict. Deze toename is zorgwekkend,
omdat jongeren die sociale media op een problematische manier gebruiken ook meer negatieve
gevolgen ervaren, zoals angst, depressieve gevoelens en slaapproblemen.
Het kabinet vindt het daarom belangrijk om schadelijk en ongezond scherm- en sociale
mediagebruik te ontmoedigen en gezond en positief gedrag te stimuleren. Dit doen we
door, zoals in vraag 5 ook genoemd, inzet op meer bewustwording en het versterken
van de online opvoedvaardigheden o.a. via de richtlijn voor «gezond en verantwoord
scherm- en social mediagebruik» en de meerjarige publiekscampagne.
Vraag 10
Vindt u het uitlegbaar dat techbedrijven überhaupt zelf de voorwaarden voor een tieneraccount
mogen stellen, nu blijkt dat het niet doet wat het belooft en de belangen in de kern
tegenstrijdig zijn?
Antwoord 10
Bedrijven kunnen zelf afwegingen maken bij het inrichten van hun diensten. Uiteraard
dient hierbij wel altijd te worden voldaan aan toepasselijke regelgeving, zoals de
DSA, het consumentenrecht en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Commerciële
belangen mogen hierbij niet zwaarder wegen dan de rechten van kinderen.
Vraag 11
Is de voorwaarde dat ouders zelf ook een Instagram-account moeten hebben om een tieneraccount
in te stellen redelijk volgens u? Wat betekent dit voor ouders zonder Instagram-account?
Antwoord 11
Naast wetgeving en toezicht ziet het kabinet een belangrijke rol voor ouders. Zij
hebben de verantwoordelijkheid om hun kinderen te begeleiden en het goede voorbeeld
te geven. Wanneer ouders zelf actief zijn op een sociale mediaplatform, kunnen zij
beter inzicht krijgen in de werking, gebruikersvoorwaarden, ouderlijke toezicht-instrumenten
en risico’s van de dienst. Op deze manier kunnen ze hun kinderen begeleiden bij veilig
en verantwoord sociale mediagebruik. Omdat ouders niet altijd goed weten hoe zij hun
kinderen moeten begeleiden, start na de zomer een uitgebreide campagne hierover.
Tegelijkertijd ligt de verantwoordelijkheid zeker niet alleen bij de ouders. Niet
alle ouders beschikken over voldoende digitale vaardigheid of hebben toegang tot de
benodigde technologie. Ook staat het ouders natuurlijk vrij om zelf de keuze te maken
om niet actief te zijn op sociale media. Het is belangrijk dat platforms ook rekening
houden met deze ouders. Platforms moeten daarom niet enkel op Tieneraccounts leunen,
maar er ook op toezien dat hun platforms in algemene zin veilig zijn voor minderjarigen
en vrij zijn van schadelijke content en verslavende elementen.
Vraag 12
Hoe bent u van plan om nationaal de schermtijd te verlagen? Welke maatregelen nemen
andere EU-landen om hier op te sturen? Zijn deze maatregelen effectief?
Antwoord 12
Het kabinet wil jongeren beschermen, gezond opgroeien van jeugdigen in de digitale
wereld stimuleren en opvoeders meer handelingsperspectief bieden op dit gebied. Dat
betekent ook de negatieve effecten van overmatig schermgebruik tegengaan. Op 17 juni
jl. is door de voormalig Staatssecretaris van JPS de richtlijn voor gezond en verantwoord
scherm- en sociale mediagebruik aan uw Kamer aangeboden. Deze richtlijn bevat ook
adviezen ten aanzien van schermtijd. De richtlijn wordt meegenomen bij de publiekscampagne
die in het najaar start. Deze publiekscampagne is gericht op bewustwording bij ouders
omtrent het gebruik van digitale middelen en diensten door hun kinderen.
Het kabinet heeft hiernaast onderzoek laten doen naar maatregelen van andere landen
om van te leren. EU-landen zetten verschillende maatregelen in rondom schermtijd.
Denk daarbij aan adviezen en richtlijnen, informatie-platforms met betrouwbare informatie
over ongewenst gedrag online en inzet op mediavaardigheden en kennis over digitale
balans. De verschillende maatregelen zijn over het algemeen onderdeel van een breder
pakket van maatregelen gericht op (mentaal) gezond online opgroeien en veelal zijn
deze maatregelen recent geïmplementeerd of moeten nog geïmplementeerd worden. Er kan
daarom vooralsnog geen uitspraak worden gedaan over de resultaten van deze maatregelen.
Vraag 13
Hoe gaat u de motie-Kathmann [Kamerstuk 26 643, nr. 1302], die vraagt om een Europees totaalverbod op polariserende en verslavende ontwerpkeuzes,
uitvoeren?
Antwoord 13
Momenteel beziet het kabinet wat nodig is om verslavende ontwerpkeuzes verder aan
te pakken.
We hebben onderzoek laten verrichten naar het huidige juridische kader op verslavende
ontwerptechnieken. De uitkomsten van dit onderzoek zullen deze zomer nog met uw Kamer
worden gedeeld. Mede op basis van dit onderzoek beziet het kabinet op welke wijze
deze motie wordt uitgevoerd.
Vraag 14
Welke EU-lidstaten delen de opvatting van de Tweede Kamer dat er een Europees totaalverbod
op polariserende en verslavende ontwerpkeuzes moet komen? Hoe trekt u samen met hen
op?
Antwoord 14
De problematiek over verslavend ontwerp staat bij verschillende lidstaten op het netvlies.
Het is echter niet bekend of deze lidstaten ook voorstander zijn van een totaalverbod.
Nadat de onder vraag 13 genoemde onderzoeksresultaten zijn geapprecieerd, zal het
kabinet een strategie op EU-niveau gaan bepalen. Hierin zal ook een verkenning naar
de standpunten van andere lidstaten op dit thema worden gedaan. Zodra deze strategie
is bepaald zal uw Kamer hiervan op de hoogte worden gesteld.
Vraag 15
Steunt u de komst van een ambitieuze en sterke Digital Fairness Act (DFA) zoals voorgesteld
door de Europese Commissie?5 Zou deze volgens u een verbod op verslavende ontwerpkeuzes moeten bevatten?
Antwoord 15
Ja, het kabinet steunt de komst van een sterke DFA om specifieke consumentenproblemen
aan te pakken en hiermee ook duidelijkheid voor ondernemers te creëren. Verslavend
ontwerp van digitale diensten maakt hier onderdeel van uit. We weten nog niet of een
totaalverbod een geschikte oplossing is voor de aanpak van verslavend ontwerp. Zoals
aangegeven in de beantwoording van vraag 13, hebben we een onderzoek naar het huidige
juridische kader laten uitvoeren. Voor de zomer komen we hierop terug.
Vraag 16
Hoe reageert u op de uitspraken van de regering-Trump dat de Digital Services Act
(DSA) niet verenigbaar is met Amerikaanse waarden?6
Antwoord 16
De DSA is gestoeld op de bescherming van grondrechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting.
De DSA schrijft expliciet voor dat bij contentmoderatie rekening moet worden gehouden
met alle relevante belangen en fundamentele rechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting.
Niets in de DSA verplicht bedrijven om legale informatie te verwijderen. Nederland draagt daarom actief de boodschap uit dat de
DSA geen «institutionalisering van censuur» is, dat alle partijen, en dus ook Amerikaanse
bedrijven zich in Europa aan de Europese regels moeten houden en dat zij handhaving
van de DSA jegens zeer grote online platforms door de Commissie ondersteunt.
Vraag 17
Zal u in Europees verband blijvend en ondubbelzinnig aandringen op maximale naleving,
handhaving en waar nodig versteviging van digitale wetgeving, ongeacht politieke druk
vanuit de Verenigde Staten?
Antwoord 17
Ja, daar blijven we op aandringen, met dien verstande dat het kabinet op dit moment
nog geen aanleiding ziet om aan te dringen op versteviging van de digitale wetgeving
Vraag 18
Indien de regering-Trump wél aandringt op het afzwakken van Europese regelgeving,
welke conclusie verbindt u daar in het uiterste geval aan? Bent u bereid om sociale
media apps die willens en wetens EU-wetten niet naleven in het uiterste geval geheel
te verbieden?
Antwoord 18
Dat is niet aan het kabinet. De DSA voorziet in een uitgebreid systeem van onafhankelijk
toezicht op nationaal en Europees niveau. In Nederland zijn de Autoriteit Consument
& Markt en de Autoriteit Persoonsgegevens aangewezen als bevoegde toezichthouders.
De Europese Commissie houdt primair toezicht op aangewezen zeer grote online platforms-
en zoekmachines. Het kabinet vertrouwt erop dat dit toezichtssysteem zijn werk doet.
Vraag 19
Bent u van mening dat het verhogen van de minimumleeftijd voor sociale media, nationaal
of Europees, ook een vorm van schijnveiligheid biedt? Deelt u de mening van de indiener
dat de oplossing ligt in een combinatie van niet-bindend wetenschappelijk advies en
keiharde Europese regulering van sociale media apps?
Antwoord 19
De overheid is, naast o.a. ouders en het onderwijs, medeverantwoordelijk voor het
beschermen jeugdigen, alsmede hen te stimuleren en te faciliteren om gezond en veilig
(online) op te groeien.
Het stellen van een aanvullende wettelijke minimumleeftijd voor sociale media is als
maatregel op zichzelf onvoldoende om een gezonde en veilige online omgeving voor jeugdigen
te garanderen. Een minimumleeftijd is op dit moment nog eenvoudig te omzeilen en niet
te handhaven. Er bestaat bovendien al wetgeving die van toepassing is op de toegang
van minderjarigen tot sociale media. Uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG) en uit de Uitvoeringswet (UAVG) volgt dat minderjarigen jonger dan 16 jaar,
gebaseerd op de grondslag toestemming, geen gebruik mogen maken van internetdiensten
als sociale media die persoonsgegevens verwerken, zonder toestemming of machtiging
van de persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid voor de minderjarige draagt.
Het stellen van een aanvullende wettelijke minimumleeftijd voor sociale media is daarom
niet wat het kabinet beoogt.
Het kabinet is van mening dat de oplossing ligt in een combinatie van maatregelen
waaronder meer bewustwording en het vergroten van mediawijsheid, een duidelijke richtlijn
en het versterken van online opvoedvaardigheden en duidelijke Europese regelgeving
en toezicht voor de Tech-industrie in relatie tot het naleven van online kinderrechten
en het bieden van een gezonde en veilige online omgeving.
Om ouders en opvoeders te ondersteunen bij het online opvoeden is, zoals hierboven
al een paar keer genoemd de richtlijn voor gezond en verantwoord scherm- en sociale
mediagebruik aan uw Kamer aangeboden. De richtlijn is gebaseerd op wetenschappelijke
kennis, alsmede praktijkkennis en de hulpvraag van ouders.
Op Europees niveau wordt op meerdere fronten ingezet op het beschermen van online
kinderrechten en het tegengaan van de negatieve effecten van sociale media. Dit doen
we bijvoorbeeld binnen de Telecomraad en de Gezondheidsraad. In dit laatste gremium
is ook aandacht gevraagd voor eenduidige leeftijdsadviezen voor sociale media.
Vraag 20
Hoe gaat u komen tot nationale adviesleeftijden voor verschillende sociale media apps?
Welke expertise betrekt u bij het maken van deze adviezen?
Antwoord 20
De voormalig staatsecretaris van JPS heeft onderzoekers Ina Koning (Vrije Universiteit)
en Hellen Vossen (Universiteit Utrecht) de opdracht gegeven om in afstemming met andere
wetenschappers en experts waaronder bijvoorbeeld het Trimbos Instituut, het NJi en
Netwerk Mediawijsheid, ouders en jongeren tot een gedragen en (wetenschappelijk) onderbouwde
richtlijn en adviezen voor gezond en verantwoord scherm- en sociale mediagebruik.
Adviesleeftijden voor sociale media en eventuele differentiatie lopen mee als onderdeel
van de bredere insteek van het onderzoek. Om tot de richtlijn te komen zijn een literatuuronderzoek
en een Delphi-studie uitgevoerd. Ook wordt parallel een implementatieplan opgesteld,
opdat de richtlijn goed gebruikt en opgevolgd gaan worden door ouders/opvoeders en
partners in de praktijk.
Vraag 21
Wat is de rol van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in het
maken van gezaghebbend gezondheidsadvies over schermtijd bij verschillende leeftijden
en verschillende soorten schermtijd? Bent u bereid om het RIVM nauw te betrekken bij
het maken van de nationale adviezen?
Antwoord 21
Er zijn veel partijen betrokken bij het opstellen van de richtlijn voor gezond- en
verantwoord scherm- en social media gebruik. Het RIVM is een relevante partij op het
terrein van een veilige en gezonde leefomgeving en onderdeel van de adviesgroep met
diverse experts.
Vraag 22
Hoe gaat u de gezaghebbende adviezen van Nederlandse experts inzetten om tot een uniforme
Europese informatievoorziening over de gezondheidseffecten van sociale media apps
te komen?
Antwoord 22
De richtlijn waaraan wordt gewerkt is voornamelijk bedoeld voor de Nederlandse opvoeders.
Wel zijn deze gebaseerd op internationaal en nationaal onderzoek en richtlijnen opgesteld
in andere landen. Daarnaast zet de Staatsecretaris van JPS zich ook op Europees niveau
in om te komen tot uniforme adviezen aan opvoeders.
Vraag 23
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 23
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.