Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Baarle over het bericht ‘Europese Unie stelt in gelekt rapport zélf oorlogsmisdaden in Gaza vast, toch blijft het stil over sancties tegen Israël’
Vragen van het lid Van Baarle (DENK) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht «Europese Unie stelt in gelekt rapport zélf oorlogsmisdaden in Gaza vast, toch blijft het stil over sancties tegen Israël» (ingezonden 6 juni 2025).
Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 7 augustus 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Europese Unie stelt in gelekt rapport zélf oorlogsmisdaden
in Gaza vast, toch blijft het stil over sancties tegen Israël»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3, 4 en 5
Kunt u reconstrueren wanneer het eerste moment was dat u op de hoogte werd gebracht
van het bestaan van een Europees rapport over grove Israëlische schendingen van het
internationaal humanitair recht in Gaza?
Kunt u in het bijzonder reflecteren op de Raad Buitenlandse Zaken van 22 juli 2024
die u voor het eerst bijwoonde als Minister van Buitenlandse Zaken? Was u toen al
bekend met het bestaan van het rapport?
Kunt u met name ingaan op het feit dat er in het gelekte rapport staat dat het rapport
geschreven is in november 2024, maar dat het een «update» is van het paper dat reeds
op 22 juli 2024 voor de Raad Buitenlandse Zaken was gedeeld?
Klopt het dus dat u vanaf het prille begin van uw ambtstermijn op de hoogte was van
het rapport en de inhoud ervan?
Antwoord 2, 3, 4 en 5
In juli 2024 gaf de EU Speciaal Vertegenwoordiger voor mensenrechten, Olaf Skoog,
in de Raad Buitenlandse Zaken aan dat zijn compilatie van door m.n. VN-organisaties
verzamelde data over mensenrechtenschendingen kan helpen bij het bepalen van een positie.
De Hoge Vertegenwoordiger van de EU wees in november jl. op een herziene versie.
Vraag 6
Is dit rapport daarnaast opgesteld in aanloop naar de voorbereiding van de EU-Israël-Associatieraad,
zoals in het Verslag Raad Buitenlandse Zaken van 22 juli 2024 te lezen valt? Zo ja,
klopt het dan dat dit rapport nota bene is opgesteld als gevolg van het bijeenroepen
van de EU-Israël Associatieraad door Nederland op 27 mei 2024? Zo ja, waarom heeft
u er al die tijd niets mee gedaan?
Antwoord 6
Het eerste rapport is besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van juli 2024.
Zoals in het verslag van deze Raad staat vermeld2, is tijdens de Raad ook gesproken over de voortgang op de voorbereidingen van de
EU-Israël Associatieraad. De bevindingen van het rapport hebben voor veel lidstaten
nogmaals het belang onderstreept dat de Associatieraad spoedig bijeen zou moeten komen.
Het kabinet benadrukt nogmaals dat het bijeenroepen van de Associatieraad met Israël
om de zorgelijke situatie te bespreken, mede op initiatief van Nederland gebeurde
en onder andere vanwege zorgwekkende rapporten van de VN, waarop ook de heer Skoog
zijn rapporten heeft gebaseerd.
Vraag 7, 8 en 9
Wat vindt u ervan dat het rapport spreekt van «zeer serieuze aantijgingen» door «legitieme,
onafhankelijke en onpartijdige organisaties» dat Israël internationale misdrijven
begaat? Wat vindt u, als gastland van het Internationaal Strafhof en het Internationaal
Gerechtshof, van de constatering op dezelfde pagina dat er een «overheersend klimaat
van straffeloosheid» is? Is een dergelijke constatering voldoende voor u om te zeggen
dat de EU een onderzoek naar naleving van het Associatieakkoord met Israël moet starten?
Wat vindt u ervan dat het rapport constateert dat de oproepen van de EU om het internationaal
humanitair recht te respecteren, niet in acht zijn genomen door Israël? Denkt u dat
daar wellicht mee gesuggereerd wordt dat er acties in plaats van oproepjes nodig zijn?
Vreest u anders ook, in lijn met het rapport, dat «zonder onmiddellijke actie, Gaza
dreigt uit te groeien tot de grootste door mensen veroorzaakte catastrofe van deze
eeuw»?
Wat vindt u ervan dat het rapport spreekt van schendingen van het internationaal humanitair
recht die oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid kunnen constitueren?
Antwoord 7, 8 en 9
Het kabinet nam en neemt de constateringen van de rapporten van de Speciaal Vertegenwoordiger
voor mensenrechten zeer serieus. In elk conflict worden schendingen van het humanitair
oorlogsrecht begaan. Dit conflict is daar helaas geen uitzondering op. Het is van
groot belang dat feitenonderzoek wordt gedaan naar de vermeende schendingen zodat
de rechter deze schendingen kan vaststellen. Nederland veroordeelt schendingen van
het internationaal recht, ongeacht wie de schending begaat. Het kabinet heeft en blijft
zich naar vermogen, en met partners, inzetten om de situatie aldaar te verbeteren.
Het kabinet heeft de inhoud van de rapporten meegewogen bij het besluit om een evaluatie
van Israëls naleving van artikel 2 van het Associatieakkoord te initiëren. Deze evaluatie
is reeds uitgevoerd en besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni jl.
De Kamer is hierover o.a. via het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van juni
2025 geïnformeerd.3
De Hoge Vertegenwoordiger heeft deze uitkomst gedeeld met Israël en daarbij met klem
aangedrongen op onmiddellijke verbetering van de situatie op de grond. De EU en Israël
bereikten daarna een overeenkomst over de toegang van humanitaire hulp tot de Gazastrook.
Het kabinet zag het akkoord als een stap in de goede richting, maar heeft meteen aangegeven
dat het zo snel mogelijk zou moeten worden geïmplementeerd en dat het cruciaal is
dat Israël de met de EU gemaakte afspraken nakomt.
Nederland wil dat de bereikte overeenkomst effect heeft op de grond en blijft daarover
met betrokkenen in contact. Uit de laatste statusupdate van Europese Dienst voor Extern
Optreden (EDEO) en de Europese Commissie over de implementatie van het akkoord aan
de Permanente Vertegenwoordigers op 29 juli jl. is gebleken dat Israël zich vooralsnog
in onvoldoende mate aan de afspraken van het gesloten humanitaire akkoord houdt. Conform
de Kamerbrief van 28 juli jl.4 heeft het kabinet besloten over te gaan tot concrete maatregelen. Op EU-niveau zet
Nederland zich in voor opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord met
Israël en steunt het de voorgestelde beëindiging van de samenwerking met het Accelerator programma van de European Innovation Council, als onderdeel van Horizon Europe. Tevens zal het kabinet in samenwerking met gelijkgestemde
partners aandringen op een voorstel van de Europese Commissie voor handelspolitieke
maatregelen ten aanzien van goederenimport uit de illegale nederzettingen in bezet
gebied, conform de motie van Campen en Boswijk.5 Nationaal is de Israëlische ambassadeur op 29 juli jl. op ministerieel niveau ontboden,
waarbij de Minister van Buitenlandse Zaken met klem heeft aangedrongen op naleving
van het internationaal humanitair recht. Tevens heeft het kabinet besloten de Israëlische
Ministers Smotrich en Ben-Gvir persona
non grata te verklaren en zet het in op hun registratie als ongewenste vreemdelingen in het
Schengeninformatiesysteem (SIS), vanwege hun herhaalde aanzetten tot geweld door kolonisten,
hun oproepen tot etnische zuivering in Gaza en hun actieve steun voor de uitbreiding
van illegale nederzettingen. Het kabinet deelt tevens de zorgen over de catastrofale
humanitaire situatie in de Gazastrook. De Gaza Humanitarian Foundation (GHF), gesteund door Israël en de Verenigde Staten, brengt burgers in gevaarlijke
situaties met ook doden tot gevolg, bereikt te weinig mensen en sluit een deel van
de bevolking van de Gazastrook uit van humanitaire hulp. Het verlenen van humanitaire
hulp moet verenigbaar zijn met het humanitair oorlogsrecht en humanitaire principes.
Nederland blijft benadrukken dat naast het opheffen van de humanitaire blokkade van
de Gazastrook het van belang blijft om, middels de artikel 2 procedure, druk op Israël
te houden richting een staakt-het-vuren en om geen stappen te zetten die een tweestatenoplossing
nog verder op afstand zetten.
Vraag 10
Wat vindt u ervan dat er wordt verwezen naar de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof
(IGH) uit 2004 en de conclusie dat Israël zich niet op «het recht op zelfverdediging»
kan beroepen als het te maken krijgt met een gewapende aanval vanuit de gebieden die
het zelf illegaal bezet?
Antwoord 10
Deze conclusie deelt het kabinet niet, en die conclusie kan ook niet worden afgeleid
uit het advies van het Internationaal Gerechtshof uit 2004. Hamas is een terroristische
organisatie die onder andere door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal
van geweld heeft ontketend. Het standpunt van Nederland is dat het recht op zelfverdediging
ook kan worden ingeroepen in reactie op een gewapende aanval van een niet-statelijke
actor, zoals Hamas.
Vraag 11
Wat vindt u er bovendien van dat er staat dat zelfs als er een beroep op zelfverdediging
gedaan wordt, dit proportioneel en noodzakelijk moet zijn omdat het anders verboden
represailles betreft? Kunt u daarop reflecteren in het licht van de uitspraken die
de Nederlandse Commandant der Strijdkrachten al in juni 2024 deed over «disproportioneel»
gebruik van geweld door Israël?
Antwoord 11
Het kabinet heeft voortdurend benadrukt dat het recht op zelfverdediging moet worden
uitgeoefend in overeenstemming met het internationaal recht, hetgeen onder meer betekent
dat Israël moet voldoen aan de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Alle partijen hebben zich te houden aan het internationaal humanitair recht. Het kabinet
heeft meermaals aangegeven dat de wijze van oorlogsvoering disproportioneel is. Uw
Kamer is op verschillende momenten over het kabinetstandpunt geïnformeerd, meest recent
in de brief van 18 juni 2025.6
Vraag 12
Kunt u reageren op het feit dat het rapport uitgebreid reflecteert op Israëls collectieve
bestraffing van Palestijnen; het inzetten van uithongering als oorlogswapen; marteling
en inhumane behandeling van Palestijnse gevangenen; ernstige misdrijven tegen Palestijnse
kinderen; het blokkeren van internationale humanitaire hulp; aanvallen op Palestijnse
ziekenhuizen; grootschalige en systematische aanvallen op de Palestijnse burgerbevolking
met een disproportioneel aantal dode vrouwen en kinderen; gedwongen verplaatsing van
Palestijnen; gedwongen verdwijning van Palestijnen; aanvallen op internationale en
Palestijnse humanitaire hulpverleners; dehumaniseren van Palestijnen door uitspraken
van politieke en militaire leiders in Israël; etc.?
Antwoord 12
Zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 13
Wat vindt u ervan dat het rapport reflecteert op de plicht van EU-lidstaten in het
licht van de Advisory Opinion van het IGH en zegt dat ze zich dienen te onthouden
van het aangaan van economische handelsbetrekkingen met Israël met betrekking tot
de illegaal bezette Palestijnse gebieden of delen daarvan die de onwettige aanwezigheid
van Israël in het gebied kunnen versterken; zich te onthouden van het vestigen en
onderhouden van diplomatieke missies in Israël die bijdragen aan de erkenning van
Israëls illegale aanwezigheid in de illegaal bezette Palestijnse gebieden; stappen
te nemen om handels- of investeringsrelaties te voorkomen die bijdragen aan het in
stand houden van de illegale situatie die door Israël in de illegaal bezette Palestijnse
gebieden is gecreëerd; de verplichting om alle noodzakelijke maatregelen te nemen
om de verkoop en levering van militair materieel aan Israël te voorkomen; en de verplichting
om ervoor te zorgen dat Israël het internationaal humanitair recht naleeft?
Antwoord 13
Dit komt overeen met hetgeen het kabinet u hierover eerder mededeelde in de brief
van 10 september 2024. Het Internationaal Gerechtshof (IGH) heeft onder meer bepaald
dat staten zoals Nederland onder het internationaal recht de verplichting hebben om
de situatie die is ontstaan door de onrechtmatige bezetting van Israël van de Palestijnse
Gebieden niet te erkennen en om geen hulp of assistentie te bieden die bijdraagt aan
het handhaven van de onrechtmatige situatie. Het kabinet houdt zich aan dit niet-juridisch
bindende advies van het IGH. Middels een brief aan uw Kamer op 28 juli jl. heeft het
kabinet zowel nationale- als Europese maatregelen aangekondigd. Zo pleit Nederland
in Europees verband voor een opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord
tussen de EU en Israël. Tevens dringt het kabinet, in samenwerking met gelijkgestemde
partners, aan op een voorstel van de Europese Commissie voor handelspolitieke maatregelen
ten aanzien van goederenimport uit Israëlische illegale nederzettingen in bezet gebied
(conform motie van Campen en Boswijk). Daarnaast is recentelijk met uw Kamer, in het
verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli jl., gecommuniceerd dat het kabinet
heeft besloten om over te gaan tot het actiever uitdragen van het ontmoedigingsbeleid
en het verkennen of de toepassing van dit aangepaste ontmoedigingsbeleid kan worden
uitgebreid, bijvoorbeeld naar Nederlandse pensioenfondsen. Ten aanzien van Nederlandse
wapenexport is het kabinet helder: zoals de situatie in Gaza nu is, is het vrijwel
uitgesloten dat een vergunning wordt verleend voor de uitvoer naar Israël van wapens
die kunnen bijdragen aan de activiteiten van de Israëlische krijgsmacht in de Gazastrook
of op de Westelijke Jordaanoever. Hierbij zijn onderdelen ten behoeve van de Israëlische
zelfverdediging – onderdelen van het Iron Dome-luchtafweersysteem – uitgezonderd.
Ook bepaalde het IGH dat alle staten op basis van het Vierde Verdrag van Genève verplicht
zijn te verzekeren dat Israël de regels van het humanitair oorlogsrecht zoals neergelegd
in dat verdrag eerbiedigt. Daartoe roept het kabinet Israël bij voortduring op, zowel
bilateraal als in Europees en breder multilateraal verband.
Vraag 14 en 15
Kunt u bevestigen dat er op 23 juni gestemd zal worden over opschorting van het akkoord
met Israël?
Kunt u bevestigen dat Nederland voor een opschorting zal stemmen?
Antwoord 14 en 15
Zie het antwoord op vragen 7, 8 en 9.
Vraag 16
Kunt u bevestigen of het artikel 2-onderzoek al is afgerond en door Nederland is ingezien?
Zo ja, wat is de samenvatting ervan?
Antwoord 16
Ja. De uitkomsten van de evaluatie zijn met uw Kamer gedeeld, o.a. middels het verslag
van de eerdergenoemde Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni jl.
Vraag 17
Indien het onderzoek waar u om heeft gevraagd nog niet af is, denkt u dan dat het
iets wezenlijk anders zal bevatten dan een review van alle bestaande documentatie
van schendingen van het internationaal recht door Israël? Zo nee, waarom was dit rapport
dan niet afdoende om de opschorting van het associatieakkoord te bepleiten? Wat wilde
u nog exact onderzocht hebben terwijl de omvang van het leed van de mensen in Gaza
met de dag kolossaler werd?
Antwoord 17
Zie het antwoord op vraag 16. Daarnaast verwijs ik u naar de Kamerbrief van 28 juli
jl.
Vraag 18
Gaat u maatregelen met gelijkgezinde EU-landen tegen Israël treffen indien landen
zoals Duitsland of Hongarije tegen opschorting van het akkoord stemmen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 18
Graag verwijs is u naar de Kamerbrief van 28 juli jl.
Vraag 19
Klopt het dat achter de schermen gewerkt wordt aan een verzachtende tussenoplossing
waarbij Israël extra humanitaire toegang verleent in aanloop naar 23 juni, waarna
de EU kan zeggen dat er «vooruitgang» is en er tegen de opschorting wordt gestemd?
Vindt u dit ook immorele en duivelse diplomatie?
Antwoord 19
Het is noodzakelijk dat de humanitaire blokkade volledig wordt opgeheven en dat hulporganisaties
waaronder de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de VN-organisaties volledig en ongehinderde
toegang krijgen. Het is duidelijk dat Israël vooralsnog de in de overeenkomst gemaakte
afspraken tussen de EU en Israël over de toegang tot humanitaire hulp niet nakomt.
Nederland verbindt hieraan consequenties, conform de Kamerbrief van 28 juli jl.7
Vraag 20
Vreest u niet alleen voor de geloofwaardigheid van Europa op het gebied van mensenrechten,
maar ook voor die van Nederland en die van uzelf indien u niet duidelijk stelt dat
het associatieakkoord opgeschort moet worden?
Antwoord 20
Het kabinet benadrukt consistent het belang van het respecteren van mensenrechten.
Het verzoek aan de Hoge Vertegenwoordiger van de EU om artikel 2 van het EU-Israël
Associatieakkoord te evalueren is daarmee ook in lijn.
Zie verder het antwoord op vragen 7, 8 en 9.
Vraag 21
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden, maar in ieder geval vóór het plenaire
debat over de Staat van de Europese Unie?
Antwoord 21
De Kamervragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.