Schriftelijke vragen : Het Handelingsperspectief en veldnorm bij onderbezetting gecertificeerde instellingen (GI’s)
Vragen van het lid Bruyning (Nieuw Sociaal Contract) aan staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het Handelingsperspectief en veldnorm bij onderbezetting gecertificeerde instellingen (GI’s) (ingezonden 25 juli 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de artikelen van Marten van der Wier op de website van Dagblad
Trouw van 21 juli 2025 onder de titels «Jeugdbescherming moet al jaren kiezen welke
kinderen ze als eerste helpt» en «Waarom gebruikt jeugdbescherming al drie jaar een
noodregeling?»?1
2
Vraag 2
Bent u bekend met het «Handelingsperspectief en Veldnorm bij onderbezetting Gecertificeerde
Instellingen (GI’s)»? Sinds wanneer bent u hiervan op de hoogte? Op welke wijze bent
u betrokken bij de ontwikkeling van dit handelingsperspectief? Wat zijn uw de formele
standpunten? Wanneer is de Kamer hierover geïnformeerd en geconsulteerd? Als de Kamer
niet is geïnformeerd of geconsulteerd, had dit in uw ogen niet gemoeten?
Vraag 3
Kunt u aangeven op welk moment de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) is geïnformeerd
en betrokken bij het «Handelingsperspectief en Veldnorm bij onderbezetting Gecertificeerde
Instellingen (GI’s)»? Op welke wijze is de IGJ betrokken? Heeft de IGJ inhoudelijke
bemoeienissen gehad met het opstellen van «Handelingsperspectief en Veldnorm bij onderbezetting
Gecertificeerde Instellingen (GI’s)»? Zo ja, op welke wijze? Kunt u aangeven wat het
formele standpunt van de IGJ is geweest en hoe deze is verwoord naar de GI’s?
Vraag 4
Heeft de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) hier nog een rol gespeeld, en zo
ja hoe? Kunt u aan aangeven wat de visie was van de IJenV op dit «Handelingsperspectief
en Veldnorm bij onderbezetting Gecertificeerde Instellingen (GI’s)»?
Vraag 5
Was u ervan op de hoogte dat maar liefst zes van de dertien GI’s structureel in strijd
handelen met wettelijke bepalingen uit de Jeugdwet (JW), zoals het tijdig koppelen
van een jeugdbeschermer binnen vijf dagen na beschikking van de rechter?
Vraag 6
Heeft u nog weet van de Kamervragen van 25 maart 2025 over de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen
en falen van gecertificeerde instellingen en uw beantwoording op 16 mei 2025?3 Staat u nog steeds achter de beantwoording van de vragen 6 en 7 uit die set Kamervragen?
Vraag 7
Bent u het er nog steeds mee eens dat bij het niet binnen vijf dagen benoemen van
een jeugdbeschermer de GI de minderjarige niet adequaat kan beschermen en dat de kinderbeschermingsmaatregel
dan geen doel (meer) dient en dat daardoor de grond voor overheidsingrijpen en daarmee
voor een kinderbeschermingsmaatregel ontbreekt? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Onderschrijft u dat het niet binnen vijf dagen benoemen van een vaste jeugdbeschermer
en dus het niet uitvoeren van een wettelijke verplichting wegens personele onderbezetting
in strijd is met het legaliteitsbeginsel en de kern van de rechtsstaat?
Vraag 9
Acht u het juridisch en moreel aanvaardbaar dat GI’s zich structureel beroepen op
«overmacht», terwijl het hier geen tijdelijke calamiteit betreft, maar een jarenlang
bekend personeelsprobleem? Indien u het hiermee eens bent, wat gaat u hieraan doen
om dit op een zo’n kort mogelijke termijn te veranderen?
Vraag 10
Kunt u uitsluiten dat hierdoor de rechten van kinderen en ouders onder artikel 8 Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) (recht op familieleven) worden geschonden,
mede gelet op de afwezigheid van rechtsbescherming en effectieve uitvoering? Zo nee,
wat zijn de gevolgen die er kunnen ontstaan en wat ziet u hier al van?
Vraag 11
Vindt u dat de IGJ haar onafhankelijkheid als toezichthouder in gevaar brengt door
vooraf «begrip» uit te spreken voor het handelingsperspectief en vervolgens drie jaar
lang niet handhavend op te treden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 12
Op welke juridische grondslag baseert de IGJ haar keuze om overtredingen van wettelijke
normen niet langer te handhaven indien deze voortkomen uit onderbezetting?
Vraag 13
Is er sprake van een formele beleidsregel die deze selectieve handhaving legitimeert,
of betreft dit een feitelijke gedoogconstructie zonder juridische borging?
Vraag 14
Deelt u de zorg dat hierdoor een systeem is ontstaan waarin toezicht en handhaving
feitelijk zijn opgeschort en daarmee de rechtspositie van kinderen en ouders ernstig
wordt ondermijnd?
Vraag 15
Kunt u bevestigen dat het handelingsperspectief jarenlang niet openbaar is geweest
en dat rechters, advocaten en gemeenten niet op de hoogte konden zijn van het feit
dat maatregelen structureel niet werden uitgevoerd?
Vraag 16
Hoe verhoudt deze geheimhouding zich tot de transparantieverplichtingen van overheidsorganisaties
en het parlementaire recht op informatie?
Vraag 17
Acht u het democratisch aanvaardbaar dat zo’n ingrijpend alternatief uitvoeringskader
buiten parlementaire controle tot stand is gekomen?
Vraag 18
Bent u het eens met de stelling dat in het kader van de rechtsbescherming alle richtlijnen
en protocollen binnen de jeugdzorg en jeugdbescherming centraal gepubliceerd zouden
moeten zijn zodat kinderen, ouders en advocaten zich hierop kunnen beroepen indien
zij zich geconfronteerd zien met een beroep op richtlijnen en protocollen door de
sector? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe kunt u ervoor zorgen dat deze richtlijnen
en protocollen op de kortst mogelijke termijn openbaar worden?
Vraag 19
Bent u ermee bekend dat gemeenten contractueel verplicht zijn om jeugdbescherming
beschikbaar te stellen en dat GI’s op basis van die contracten bekostigd worden –
ook wanneer er geen feitelijke jeugdbeschermer aan een zaak is gekoppeld? Bent u het
ermee eens dat dit een onwenselijke situatie is? Zo nee, waarom niet?
Vraag 20
Deelt u de gedachte dat dit «Handelingsperspectief en veldnorm bij onderbezetting
Gecertificeerde Instellingen (GI’s)» een perverse prikkel creëert, waarbij wachtlijsten
financieel aantrekkelijk worden en de publieke middelen niet doelmatig worden besteed?
Deelt u de gedachte dat het bedrijfseconomisch aantrekkelijk kan zijn de status quo
te laten voortbestaan, zeker als er toch niet gehandhaafd wordt?
Vraag 21
Bent u het eens met de stelling dat, met de wetenschap dat de gecertificeerde instellingen
privaat rechtelijke partijen zijn, een onderbezetting een normaal bedrijfsrisico is
waarvan de gevolgen niet mogen worden afgewenteld op kinderen, ouders, gemeenten en
daarmee op de samenleving? Zo nee, waarom niet?
Vraag 22
Acht u het wenselijk dat verlengingsverzoeken aan de rechter worden ingediend op basis
van dossiers waarin maandenlang geen contact is geweest met het gezin en dat dit tot
verlengde maatregelen leidt zonder actuele beoordeling?
Vraag 23
Bent u bereid hier onderzoek naar te laten doen en in kaart te brengen hoe vaak verlengingen
plaatsvinden zonder inhoudelijke toetsing van de actuele situatie? Hoe verhoudt een
verlenging zonder inhoudelijke toetsing van de actuele situatie zich tot artikel 3.3JW
waarin van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming geëist wordt dat alle van belang
zijnde feiten volledig en naar waarheid moeten worden aangeleverd? Bent u het met
eens met de stelling dat niet aan deze voorwaarde voldaan kan worden als er geen vaste
jeugdbeschermer is die het kind en ouders niet gesproken heeft?
Vraag 24
Acht u het verantwoord dat een «tijdelijke noodmaatregel» inmiddels drie jaar lang
als standaardpraktijk wordt toegepast? Zo ja, waarom?
Vraag 25
Waarom is er na drie jaar nog steeds geen wettelijk kader of structurele oplossing
gerealiseerd, terwijl de fundamentele rechten van kinderen in het geding zijn?
Vraag 26
Bent u bereid het handelingsperspectief per direct in te trekken en de uitvoering
van jeugdbeschermingsmaatregelen weer volledig onder het vigerende wettelijke kader
te brengen? Bent u bereid de IGJ en IJV te verzoeken om hierop te gaan handhaven?
Zo nee, op welke juridische en morele gronden kunt u verantwoorden dat dit parallelle
systeem nog langer in stand blijft?
Vraag 27
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Gericht aan
J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Indiener
Faith Bruyning, Kamerlid