Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 30 juni 2025, over Suppletoire begroting samenhangende met de Voorjaarsnota
36 725 XVII Wijziging van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 53
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Vastgesteld 21 juli 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft op 30 juni
2025 overleg gevoerd met mevrouw Boerma, Staatssecretaris Buitenlandse Handel, en
de heer Veldkamp, Minister van Buitenlandse Zaken, over:
– het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
(XVII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (Kamerstuk
36 725-XVII);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 juni 2025 inzake verslag houdende
een lijst van vragen en antwoorden inzake Wijziging van de begrotingsstaat voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met
de Voorjaarsnota) (Kamerstuk 36 725-XVII) (Kamerstuk 36 725-XVII, nr. 8);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp d.d. 28 mei
2025 inzake kabinetsreactie op het AIV-briefadvies Een stabiel en voorspelbaar ODA-budget
(Kamerstuk 36 600-XVII, nr. 79);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 27 juni 2025 inzake beleidskader
voor samenwerking met maatschappelijke organisaties in ontwikkelingshulp 2026–2030
(Kamerstuk 36 180, nr. 168).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, De Vries
De griffier van de commissie, Meijers
Voorzitter: Ellian
Griffier: Van der Graaf
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Bamenga, Ceder, Dobbe, Ellian,
Hirsch, De Korte en Ram,
en mevrouw Boerma, Staatssecretaris Buitenlandse Handel, en de heer Veldkamp, Minister
van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 15.00 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, goedemiddag. Ik open deze vergadering van de vaste commissie voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Ik ben vandaag uw voorzitter omdat ik een
woordvoerder van de VVD vervang én omdat er geen voorzitter beschikbaar was. Ik heb
gezegd dat ik dat dan graag doe. Je zou dus kunnen zeggen dat ik de vervanger van
de vervanger ben, maar ik ga mijn best doen om dit in goede banen te leiden. Daar
ga ik straks wat meer over zeggen.
Ik heet de twee bewindspersonen natuurlijk van harte welkom: de Minister van Buitenlandse
Zaken, de heer Veldkamp, en de Staatssecretaris Buitenlandse Handel, mevrouw Boerma.
Volgens mij zijn ze nieuw in deze commissie. Welkom beiden. Ik kan niks zeggen over
deze commissie, want ik ben hier dus op zich nooit aanwezig, maar het zal vast een
hele prettige commissie zijn en het wordt vast een goed, inhoudelijk debat. Ik heet
natuurlijk alle aanwezige collega's van harte welkom, net als alle geïnteresseerden
in de zaal en iedereen die anderszins kennisneemt van deze vergadering.
Op de agenda staat de suppletoire begroting samenhangende met de Voorjaarsnota. Er
zijn spreektijden geïnventariseerd; daar kom ik zo op. Ik wil beginnen met de volgende
vraag aan de collega's. We kunnen twee dingen doen: we kunnen de begrotingsvolgorde
hanteren en handhaven – dat is een vastgestelde spreekvolgorde – of we kunnen gewoon
de volgorde hanteren van hoe u nu zit. Het maakt mij niet uit; het is aan u. Ik zie
dat het niemand iets uitmaakt. Dan hanteren we gewoon de volgorde van hoe u nu zit.
Ik ga mijn best doen om het in goede banen te leiden. Ik ga als allerlaatste, zodat
ik me helemaal kan focussen op het debat. Het is een wetgevingsoverleg. Op zich zouden
we dus met elkaar kunnen afspreken dat we elkaar onbeperkt mogen interrumperen, maar
gelet op de tijd kunnen we dat echt niet doen, ook omdat de Minister van Buitenlandse
Zaken om 19.30 uur echt weg moet. We moeten dit ook afronden, zodat we er donderdag
over kunnen stemmen. We moeten dus proberen om het een beetje gedisciplineerd te doen.
Ik wil daarom voorstellen om in de eerste termijn, dus onderling, maximaal drie interrupties
toe te staan. Afhankelijk van hoe voortvarend het gaat, kunnen we wat meer ruimte
nemen voor de interrupties richting het kabinet. Ik kan me voorstellen dat daar het
zwaartepunt ligt.
Ik moet zelf om 18.30 uur echt weg, omdat ik ervan uitging dat het tot 18.30 uur zou
duren, maar het is met een uur verlengd. Jullie moeten dus onderling kijken hoe dat
opgelost wordt.
Ik kijk even naar de griffier: ben ik iets vergeten? Nee, we hebben we alle plichtplegingen
gehad. Dan beginnen we bij mevrouw De Korte namens Nieuw Sociaal Contract. U heeft
vijftien minuten. Let op: die vijftien minuten gelden in totaliteit en ik ga proberen
om iedereen aan de opgegeven tijd te houden. Mevrouw De Korte, het woord is aan u
voor de eerste termijn.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Van Oekraïne tot Sudan, van Gaza tot Myanmar, overal laaien
gewelddadige conflicten op, met gevolgen: meer vluchtelingen, meer humanitaire nood
en meer geld naar defensie. Maar waar blijft de inzet op vrede? We investeren veel
geld in humanitaire hulp. We investeren miljarden in defensie, maar bemiddeling bij
conflicten of het voorkomen ervan blijft achter. Dat moet anders, vindt Nieuw Sociaal
Contract. Als we vrede willen, moeten we ook echt investeren in conflictbemiddeling.
Daarom stel ik iets concreets voor: een topinstituut voor internationale conflictbemiddeling.
Daarvoor heb ik namens Nieuw Sociaal Contract een amendement ingediend voor een startfinanciering
van € 500.000 vanuit het budget voor veiligheid en rechtsstaatontwikkeling. Nederland
en Europa geven terecht geld uit aan veiligheid, maar het ontbreekt aan een krachtige
inzet voor vrede. Waarom laten we vredesonderhandelingen over aan Amerika, Qatar of
Saudi-Arabië? Ik vroeg aan een hoge VN-ambassadeur of Europa aan tafel zit bij vredesonderhandelingen.
Hij vertelde dat Europa te weinig aan tafel zit. Drie maanden geleden heb ik dat probleem
al aangekaart. Ik diende een motie in. Die heb ik aangehouden omdat de vorige Minister
zei dat zij met een brief zou komen, maar die brief is niet gekomen, terwijl conflicten
oplaaien.
Voorzitter. Ondertussen zijn er meer mensen die zeggen dat er geïnvesteerd moet worden
in conflictpreventie en bemiddeling. Ook de oud-generaals Van Uhm en De Kruif en oud-minister
Ollongren pleiten voor structurele investeringen in conflictpreventie en stabiliteit.
Zij wezen erop dat Nederland meer moet doen om conflicten aan de voorkant te voorkomen,
in plaats van steeds achter de feiten aan te lopen. Het topinstituut voor conflictbemiddeling
moet zich volgens ons richten op het topniveau, track I. Dat wil zeggen: onderhandelingen
tussen regeringen, staatshoofden en leiders, wapenstilstanden, nationale dialogen
en politieke transities. Daar gaat het om. Bestaande Europese initiatieven voor conflictbemiddeling
zijn vaak indirect. Ze adviseren en beïnvloeden, maar ze bemiddelen zelden actief.
Dat worden track II-besprekingen genoemd.
Wat we nu missen, is een internationaal erkend centrum dat zich specifiek toelegt
op het bemiddelen bij complexe, grensoverschrijdende conflicten, een plek waar landen
en internationale organisaties terechtkunnen voor onafhankelijke ondersteuning bij
onderhandelingen en vredesprocessen. Dit instituut zou een platform kunnen bieden
waar juridische expertise, diplomatieke expertise en bemiddelingsexpertise samenkomen.
Het zou ondersteuning kunnen bieden bij formele en informele onderhandelingen, het
trainen van bemiddelaars en het ontwikkelen van innovatieve methoden voor conflictpreventie.
De voorkeur van Nieuw Sociaal Contract gaat uit naar een vestiging in het Vredespaleis
in Den Haag. Den Haag is dé internationale stad van vrede en recht. Hoewel het Vredespaleis
al onderdak biedt aan instellingen als het Internationaal Gerechtshof en het Permanent
Hof van Arbitrage, is hun rol in de actieve bemiddeling tussen en binnen landen beperkt.
Een aanvullend topinstituut kan de leemte opvullen en bijdragen aan duurzame vredesoplossingen.
Nederland kan dit niet alleen en zal dit samen met de Europese Unie moeten doen.
Ik besef dat het moeilijk is om conflicten op te lossen, maar alles aan andere partijen
overlaten is geen optie. Wat Nieuw Sociaal Contract betreft zou inzetten op vrede
in de wereld topprioriteit nummer een moeten zijn in Nederland en Europa. We vragen
aan het kabinet of het bereid is om dit voorstel serieus te verkennen. Kan de Minister
aangeven hoe hij aankijkt tegen de oprichting van een dergelijk instituut? Is het
mogelijk om een deel van de ruimte binnen de suppletoire begroting te reserveren voor
een verkenning en een startinvestering? Kan een dergelijk topinstituut een bijdrage
leveren aan vredesprocessen?
Dan de bni-koppeling. De koppeling van het ODA-budget aan het bni steekt als een graat
in onze keel. Voor de kijkers thuis wil ik het kort uitleggen. Het ODA-budget bestaat
uit een paar onderdelen, waaronder het geld voor ontwikkelingshulp. Internationaal
is afgesproken dat landen 0,7% van het bruto nationaal inkomen aan het ODA-budget
uitgeven. Vorig jaar maakte Minister Klever de koppeling onverwacht niet. Dit jaar
leek bij de Voorjaarsnota de bni-koppeling hersteld. Bij narekening bleek het niet
zo te zijn. Ik noem het maar een «ODA-truc» die Minister Heinen en voormalig Minister
Klever hebben uitgehaald. Ze hebben een andere rekenmethode gebruikt, waardoor het
ODA-budget op een lager bedrag uitkwam. Nieuw Sociaal Contract is er zeer verbaasd
over. Van deze Minister willen we weten of hij en het kabinet bekend waren met deze
ODA-truc. Is Minister Veldkamp bereid zich tot het uiterste in te spannen om de bni-koppeling
te herstellen in de begroting voor 2026? Als Nieuw Sociaal Contract blijven we staan
voor de koppeling van het ODA-budget aan het bni.
Dan het maatschappelijk middenveld. Er heeft een grote verandering plaatsgevonden
in de verdeling van het geld voor ontwikkelingshulp. Nieuw Sociaal Contract is het
eens met de grote lijnen: inzetten op voedselzekerheid, watermanagement en gezondheidszorg.
Maar het maatschappelijk middenveld werd sterk gekort. Ik heb namens Nieuw Sociaal
Contract in twee moties al gepleit voor de essentiële rol van het maatschappelijk
middenveld in ontwikkelingslanden. Maatschappelijke organisaties hebben een jarenlang
opgebouwd netwerk en expertise. Zij weten wat er speelt in ontwikkelingslanden. Hun
jarenlang opgebouwde netwerken kunnen niet zomaar vervangen worden. Ook bedrijven
en banken geven aan dat zij het maatschappelijk middenveld nodig hebben om inzicht
te krijgen in de stabiliteit van het land, voordat zij gaan investeren. Het maatschappelijk
middenveld werd door Minister Klever binnen een paar jaar met twee derde gekort. Wij
vinden dit echt te ver gaan. In het amendement dat we mede met mevrouw Hirsch en andere
partijen indienen, willen we het bedrag voor het maatschappelijk middenveld jaarlijks
met 22 miljoen verhogen. Hiermee repareren we een substantieel deel van de korting
die eerder is opgelegd. Wat vindt de Minister van dit voorstel? Hoe ziet de Minister
de invulling van dit geld?
Daarnaast nemen we aan dat het maatschappelijk middenveld een grote rol blijft houden
in het nieuwe budgettaire kader voor voedselzekerheid, watermanagement en gezondheidszorg,
zoals we eerder in een motie hebben bepleit. Wat vindt de Minister hiervan? Hoe ziet
de Minister de invulling van dit geld?
Dan de vrouwenrechten en gender. Vrouwenrechten dreigen te verdwijnen in het budget.
Dat is onacceptabel, want we weten dat veel vrouwen worden onderdrukt. Vrouwen mogen
niet naar school. Vrouwen zijn vaak uitgesloten van politiek en economie. We weten
dat landen waar vrouwenrechten goed geregeld zijn, veiliger en stabieler zijn. De
onderwerpen vrouwen en gender verdienen onze steun. Daarom dienen we samen met mevrouw
Hirsch een amendement in voor 20 miljoen extra per jaar, zodat een deel van de bestaande
programma's behouden kan blijven. Ik vraag aan de Minister hoe hij kijkt naar dit
amendement, waarmee meer geld wordt vrijgemaakt voor vrouwenrechten en gender. Wil
hij deze rechten blijven beschermen?
Vervolgens een vraag over gezondheid en kinderen. De gezondheid van kinderen is de
basis van ontwikkelingshulp. Nieuw Sociaal Contract vindt vooral de vaccinaties van
kinderen in ontwikkelingslanden essentieel. Bill Gates en de organisatie Gavi luidden
de noodklok. Steeds minder kinderen in ontwikkelingslanden krijgen vaccinaties, vaccinaties
die voor ons heel gewoon zijn. Kinkhoest, difterie, polio: we komen deze ziektes gelukkig
niet meer tegen in Nederland. Ook is er nu een malariavaccin op de markt. Gezonde
kinderen kunnen naar school en kunnen later werken. Werken in het thuisland voorkomt
migratie. Kan de Minister toezeggen om vooral in te zetten op kindervaccinaties en
hierop geen drastische bezuiniging toe te passen?
Voorzitter. Dit debat gaat over meer dan geld. Het gaat erom wie we als Nederland
willen zijn in deze wereld. Zetten we in op vrede in de wereld? Steken we als rijk
Nederland de ander de helpende hand toe? Of denken we alleen aan onszelf? Hoewel,
het is ook in ons voordeel als landen stabiel zijn, vrouwenrechten en gender beschermd
zijn, en de kinderrechten niet geschonden worden. Wij kunnen als Nederland echt het
verschil maken.
Dank u wel.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank aan mevrouw De Korte voor haar inbreng in dit debat. Het is goed om te horen
dat er een goede inzet is voor de bni-koppeling. Ik steun ook de vraag die ze stelt
aan de Minister. Ik zou ’m zelfs wat urgenter willen stellen, dus niet alleen maar
kijken wat er mogelijk is, maar gewoon herstellen die boel. Ik steun ook wat mevrouw
De Korte zei over de waarde van het maatschappelijk middenveld. Het gaat niet alleen
om de kennis en expertise, die mevrouw De Korte ook aanhaalde, maar bijvoorbeeld ook
om de bedrijven die die kennis en expertise heel goed kunnen gebruiken. Dat geldt
ook voor ons als Kamerleden. Ik heb hier twee boeken meegenomen, een van Oekraïense
activisten die langs zijn geweest en een van een mevrouw uit Kenia die mij heeft verteld
over hoe het eraan toegaat in Kenia met genitale verminking. Precies dat wordt nu
uitgesloten in de nieuwe beleidskaders van dit kabinet, want een nationale lobby mag
niet meer. Wat vindt mevrouw De Korte daarvan?
Mevrouw De Korte (NSC):
Nou haalt mevrouw Dobbe er een heel specifiek onderdeel uit. Als het gaat om vrouwenrechten,
gaat het ook over politieke interventies. Dus wat ons betreft hoort dat er gewoon
bij. We beseffen als Nieuw Sociaal Contract – dat heb ik net ook genoemd – dat vrouwen
echt een essentiële rol hebben in heel veel landen. Ja, natuurlijk ook in Nederland,
maar zeker in ontwikkelingslanden. Dat willen we zeker ondersteunen. Daarom hebben
we dat amendement ook mede-ingediend.
Mevrouw Dobbe (SP):
Sorry, ik denk dat mevrouw De Korte mijn vraag niet helemaal goed heeft begrepen.
Dat zal aan mijn vraagstelling liggen. Het ging mij erom dat in het nieuwe beleidskader
de nationale lobby wordt uitgesloten. Op het moment dat het maatschappelijk middenveld
of organisaties in aanmerking willen komen voor Nederlandse financiering, mogen zij
ons of bedrijven niet «belobbyen». «Belobbyen» klinkt een beetje viezig, maar het
gaat dan vooral om het delen van kennis en expertise. Mensenrechtenactivisten hebben
wat betreft dat soort landen veel meer kennis en expertise dan wij. Dit wordt nu uitgesloten.
Ik vroeg mij af wat mevrouw De Korte daarvan vindt. Wil ze ons steunen door in ieder
geval te zeggen: beoordeel financiering op inhoud, maar sluit dit soort dingen niet
uit, omdat je dan ook een heleboel goede dingen verliest?
Mevrouw De Korte (NSC):
Nogmaals, er wordt hier dus een heel specifiek onderdeel uit gehaald. Ik ben ook erg
benieuwd hoe de Minister dat ziet. We gunnen het maatschappelijk middenveld inderdaad
wel hun plek in de wereld. We moeten even kijken hoe de Minister tegen dat lobbyen
aankijkt. Als er te veel geld aan lobby wordt uitgegeven, vinden wij dat ook een probleem.
Maar wij denken dat kennisuitwisseling wel mogelijk moet zijn.
De voorzitter:
Oké. Dan gaan we naar mevrouw Dobbe. O, sorry, er is nog een interruptie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Excuses, voorzitter, voor het laat opsteken van mijn vinger. Ik wil toch nog even
doorvragen naar die bni-koppeling. We hebben van de collega's van NSC de afgelopen
maanden natuurlijk wel de belofte gehoord dat die zou worden hersteld of gerepareerd.
Bij de Voorjaarsnota is een voorzichtige stap gezet, maar dat was niet datgene waar
wij op gehoopt hadden. Maar toen zat NSC nog in een missionaire coalitie; dat is nu
niet meer het geval. Mijn vraag is of dat leidt tot een ander standpunt en tot wat
meer indringendheid als het gaat om het herstellen van die koppeling. Want zoals u
weet, is dit op termijn misschien wel de allergrootste bezuiniging die ooit op OS
gedaan is. Juist daarom is het des te urgenter om die volledig te herstellen.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik heb net ook genoemd dat de nieuwe berekening, waar we zelf erg van geschrokken
zijn, anders is uitgevoerd dan in het verleden. Wij zijn daar ook heel erg verbaasd
over. Daarom heb ik zelf ook in mijn inbreng gevraagd: hoe wil de Minister dit nu
echt terugbrengen naar de oude berekening? Wij zijn hier ook zeer bezorgd over en
we nemen aan dat deze Minister hier wel werk van gaat maken.
De heer Ceder (ChristenUnie):
«Aannemen» is mooi. Ook ik geloof in de goedheid van de heer Veldkamp. Maar we zijn
ook controleurs en medewetgevers. We zitten bij een wetgevingsoverleg waarin het volgens
mij juist nu belangrijk is dat parlementariërs zich uitspreken. Mijn vraag is of wij
op de steun van NSC kunnen rekenen. Er ligt een motie voor een herstelkoppeling. Die
dient mevrouw Hirsch mede namens de ChristenUnie in. Daarnaast ligt er ook een amendement
van mijn kant – volgens mij heeft die ook een aantal mede-indieners – om die te herstellen.
Kunnen we verwachten dat NSC die parlementaire rol ook pakt? Kunnen we verwachten
dat dit niet over de schutting wordt gegooid richting de bewindspersoon? Wij weten
allemaal dat dingen rond een begroting altijd vloeibaar en inzet van onderhandeling
zijn. Laten wij dit als parlementariërs nu regelen.
Mevrouw De Korte (NSC):
We laten het voorlopig even bij de toezegging die wij verwachten van deze Minister.
We verwachten ook een grote inzet van hem als het gaat om het herstellen van de oude
bni-koppeling.
De voorzitter:
Even kijken. Was er nog een interruptie van mevrouw Hirsch?
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Nee, toch niet.
De voorzitter:
Oké. Dan kijk ik even rond. Ik zie geen interrupties meer.
Mevrouw Dobbe (SP):
Mag ik één vraag stellen? Vindt u het goed als mevrouw Hirsch eerst spreekt en daarna
ik?
De voorzitter:
Als de rest het geen probleem vindt, vind ik het allemaal prima hoor. Mij maakt het
niet uit. Dan gaan we luisteren naar de eerste termijn van mevrouw Hirsch. Zij spreekt
namens GroenLinks-PvdA. Het woord is aan u.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel. Voorzitter. De wereld staat in brand. Autocratische leiders lappen internationale
spelregels aan hun laars. Macht gaat boven recht. Het gevolg is onrust en onveiligheid.
Ondertussen neemt het geweld tegen vrouwen en hulpverleners in conflictgebieden schrikbarende
vormen aan en lossen we mondiale problemen zoals armoede en klimaatverandering niet
op. Het is goed dat er vorige week overeenstemming is bereikt over onze gezamenlijke
verdediging, maar het is ontzettend onverstandig om te denken – en dat denken sommige
landen, net als sommige partijen in dit parlement – dat dit het beste bekostigd kan
worden uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking. In de Voorjaarsnota volhardt
het kabinet in historische bezuinigingen. Dat is uiterst zorgwekkend. Terwijl Poetin
zijn investeringen in Afrika verdubbelt, beknibbelt de coalitie op onze aanwezigheid
in strategische buurregio's in Afrika en het Midden-Oosten, terwijl de veiligheid
van Nederlanders begint bij veiligheid en stabiliteit in de regio's die Europa omcirkelen.
Oud-commandant De Kruif schreef recent in het AD: «Investeren in stabiliteit en conflictpreventie
is effectief en goedkoop. Elke euro die in fragiele landen wordt geïnvesteerd in economische
groei en overheidsdiensten, kan tot € 90 aan toekomstige conflictkosten voorkomen.»
Onderschrijft de Minister dat?
Voorzitter. Met het afbreken van ontwikkelingssamenwerking heeft het kabinet-Wilders/Yeşilgöz
niet alleen risico's genomen met de veiligheid, maar ook met onze economie. Wat is
de reactie van de Minister op het vandaag verschenen onderzoek van de Universiteit
van Göttingen waaruit blijkt dat met elke euro ontwikkelingssamenwerking de Nederlandse
export groeit met bijna € 4?
Voorzitter. Wat goed is voor mensen elders, is goed voor Nederland. Toch bezuinigt
dit kabinet een historische 2,4 miljard. Daar kwam nog eens een extra bezuiniging
bij toen Minister Heinen de koppeling met de economie, een politiek commitment waar
ons land zich al een halve eeuw aan houdt, wegmoffelde. Keer op keer wordt ons voorgehouden
dat deze kapitale fout, die ook nog eens niet in het hoofdlijnenakkoord stond, hersteld
zou worden in het voorjaar. Die eis is ook in de Eerste Kamer neergelegd. Niet alleen
de oppositie en de Eerste Kamer vragen hierom, maar ook de collega's van NSC. De heer
Kahraman sprak van «een bedrijfsongeluk» en beloofde als een leeuw te gaan vechten
voor het herstel van de koppeling. Nog daarvoor was mevrouw Zeedijk voorzichtig optimistisch
over het herstel bij de Voorjaarsnota. Ook de heer Van Oostenbruggen zei toen, als
woordvoerder Financiën, dat de koppeling hersteld moest worden. Toch ligt er nu een
Voorjaarsnota waarin volgens een totale nieuwe logica wordt gewerkt. Dit constateert
ook de Rekenkamer. Ik citeer: «Met de voorjaarsbesluitvorming is deze werkwijze verlaten
en gaat het demissionaire kabinet niet meer uit van (...) een ankerpunt van 0,7% (...).»
Mijn fractie gaat niet akkoord met deze nepkoppeling. Daarom dien ik straks met de
rest van oppositie een motie in om deze systematiek van de koppeling echt te herstellen.
Voorzitter. In een onrustige en onveilige wereld toont onderzoek aan dat landen waar
vrouwenrechten geborgd zijn, stabieler en veiliger zijn. Erkent de Minister dit? Het
kabinetsbesluit om het budget voor vrouwenrechten geheel af te schaffen, is buitengewoon
onverstandig, maar dat niet alleen. Het is een klap in het gezicht van vrouwen wereldwijd
die opkomen voor een leefbaar loon of voor hun recht op land en water. Daarom stel
ik in een amendement voor dit besluit terug te draaien.
Voorzitter. Afgelopen weekend was ik, samen met collega's van andere partijen, in
Boedapest. Daar konden wij in de praktijk zien en voelen hoe een sociale meerderheid
samenkwam om op te staan tegen autocratie. Complimenten aan onze ambassadeur Désirée
Bonis, en aan deze Minister, dat zij als enige ambassadeur voorin de mars meeliep
met de Nederlandse pridevlag in de hand. Dank voor haar wijze woorden over het belang
van het recht op samenkomen en demonstreren. Ik hoop dat de Minister ook in de coalitie
waakzaam is voor coalitiepartijen die aan het demonstratierecht tornen. De Boedapestpride
illustreert waarom een sterk maatschappelijk middenveld essentieel is als waakhond
tegen autocratische krachten. Daarom is het goed dat het subsidiekader voor het versterken
van het maatschappelijke middenveld er op de valreep voor het reces nog is gekomen.
Maar waarom is er, in een wereld waarin de democratie zo onder druk staat, geen thema
gemaakt van goed bestuur, democratie en rechtsstaat? Als we lokaal eigenaarschap serieus
nemen, waarom is er dan voor gekozen ook het thema klimaat te schrappen? Dit zijn
thema's waarvan we weten dat ze voor zuidelijke organisaties enorm belangrijk zijn.
Voorzitter. Het is goed dat schone en eerlijke handel een thema blijft in het kader.
Nederland drijft immers handel met de hele wereld, ook veel met Zuid-Amerika. Denk
alleen al aan de aanleg van infrastructuur en de import van soja en vlees, waardoor
Nederland een van de grootste importeurs van ontbossing ter wereld is. Waarom ligt
de geografische focus van het kader als het gaat over het bevorderen van eerlijke
en schone handel dan enkel in Afrika en Azië? Waarom is dit het enige thema waarbij
internationale beleidsbeïnvloeding, in strijd met de aangenomen motie-Dobbe, is uitgesloten?
Tot slot over het kader, voorzitter. Met de tijdlijn in de brief lijkt het onmogelijk
dat er op 1 januari 2026 programma's kunnen beginnen. Hoe voorkomt de Minister dat
dit er in de praktijk op neer gaat komen dat lokale organisaties die nu in een partnerschap
zitten, dan door een sterk vertraagd proces in Den Haag in de problemen komen?
Voorzitter. Ik begon mijn inbreng met de constatering dat de wereld in brand staat.
Nergens lijkt de vlam zo in de pan te slaan als op dit moment in het Midden-Oosten,
waar de genocidale oorlog tegen Gaza een regionaal conflict lijkt te worden. Miljoenen
Palestijnen in de Palestijnse gebieden, in Libanon en Jordanië zijn afhankelijk van
UNRWA voor hun basisbehoeften. De aanval op UNRWA past in een bredere trend van de
ondermijning van de VN en van de internationale orde.
Terwijl de spanningen in de regio toenemen, volhardt het kabinet in het afbouwen van
de Nederlandse bijdrage aan UNRWA. De financiële nood bij die organisatie is enorm.
Erkent de Minister dat een niet-functionerend UNRWA zal leiden tot de ineenstorting
van de humanitaire hulpverlening in het gebied? Erkent de Minister de essentiële rol
van UNRWA voor de stabiliteit in de Palestijnse gebieden en in de omringende landen?
Samen met D66 dienen wij een amendement in om de Nederlandse bijdrage aan UNRWA op
peil te houden.
Voorzitter. Ik verwelkom graag de nieuwe Staatssecretaris Buitenlandse Handel bij
haar eerste debat in de Kamer. Leuk om u weer terug te zien. Ik zou haar meteen willen
vragen om haar visie op handel met ons te delen. Ik vraag dat omdat we een beleidsbrief
Handel hebben van de vorige Minister, die een behoorlijke breuk aankondigde in het
Nederlandse handelsbeleid: Nederland zou niet langer op basis van waarden handel moeten
drijven. Gaat de Staatssecretaris daarin mee? Of kiest zij voor een handelssysteem
gebaseerd op waarden en afspraken? Ook in de wereldhandel zien we immers dat het recht
van de sterkste steeds meer geldt. Juist door naar de belangen van de landen in het
globale Zuiden te luisteren en te zorgen dat handel bijdraagt aan het welzijn van
mensen elders, onderscheidt Europa zich van andere machtsblokken en is het een aantrekkelijke
handelspartner, ook voor nieuwe handelspartners. Graag de reactie van de Staatssecretaris.
Voor Nederland handelsland is het van belang om oog te hebben voor het effect van
onze handel op het mondiale Zuiden. Uit de nationale SDG-rapportage blijkt immers
dat het Nederlandse handelsbeleid een enorme voetafdruk achterlaat op ontwikkelingslanden.
Slechts vijf andere landen hebben een negatievere impact op de rest van de wereld.
Hoe gaat de Staatssecretaris, nu haar portefeuille is losgeknipt van het ontwikkelingsbeleid,
zorgen dat Nederland zijn enorme voetafdruk verkleint? Erkent zij dat het juist op
het terrein van de handel belangrijk is dat maatschappelijke organisaties kunnen meepraten
over haar beleid, zodat de stem van bijvoorbeeld boeren en vissers die land en voedsel
verliezen door de activiteiten van Nederlandse infrastructuurbedrijven, of van textielarbeiders
die een leefbaar loon eisen van kledingbedrijven, ook doorklinkt in ons beleid?
Voorzitter. Ik rond af. De regering-Wilders/Yeşilgöz zet het mes in de internationale
samenwerking. Door zich op dit cruciale moment van de wereld af te keren, verzwakt
zij de veiligheid en de welvaart van Nederland. Het gaat goed moet Nederland als het
goed gaat met de rest van de wereld. In een onrustige wereld staan we immers samen
sterker. Laten we daar vandaag nog voor kiezen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Oké, dank u wel, mevrouw Hirsch. Ik kijk even of er interrupties zijn. Ja, de heer
Ram namens de PVV.
De heer Ram (PVV):
Dank aan mevrouw Hirsch voor de inbreng. Ik heb een vraag over het rapport waarnaar
u verwijst, Domestic effects of foreign aid, waaruit zou blijken dat er ongeveer 11.000
banen bij komen vanwege de ontwikkelingshulp. Realiseert mevrouw Hirsch zich ook dat
dan uiteindelijk de kosten per baan ongeveer € 260.000 zijn? Als je immers 4 miljard
uitgeeft en dat levert maar 10.000 of 11.000 banen op, dan zijn dat in feite supermelkertbanen.
Hoe kijkt mevrouw Hirsch hiertegen aan?
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de vraag. De 11.000 banen hebben niet alleen te maken met... Misschien moet
ik even uitleggen hoe ik de vraag begrijp. Ik hoor mijn collega het bestaande ontwikkelingsbudget,
overigens na de bezuiniging, omrekenen naar het aantal banen dat dat budget volgens
dit rapport oplevert. Nu is natuurlijk het hele punt van dit rapport – daarom zei
ik in mijn inbreng ook bewust dat de export met 400% toeneemt per euro die in ontwikkelingssamenwerking
wordt geïnvesteerd – dat ontwikkelingssamenwerking veel meer economische effecten
heeft dan puur het betalen van banen in de ontwikkelingssector. Dat zeg ik nog even
los van het feit dat van die 4 miljard slechts heel weinig terechtkomt in Nederland
zelf. Of ik interpreteer mijn collega dus niet helemaal goed, of hij blijkt een berekening
te maken die heel erg kort door de bocht is, terwijl het rapport juist iets totaal
anders zegt, namelijk dat investeren in mensen daar ook investeren is in Nederland
handelsland.
De heer Ram (PVV):
Nou, waar ik op duid, is dat het banenargument erg misleidend is. De hele Nederlandse
handel is ongeveer een derde van het bruto nationaal product, namelijk 350 miljard.
Dat levert 2,6 miljoen banen op. Met andere woorden, handel is de motor van onze economie.
Die 11.000 banen, die 4 miljard zou je dus veel beter kunnen besteden als je banen
wilt. Je zou dan veel beter programma's op handel kunnen maken. Ontwikkelingshulp
levert immers maar 11.000 banen op. Ziet mevrouw Hirsch dat ook zo met deze uitleg?
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de vraag. Meneer Ram heeft natuurlijk gemerkt dat ik in mijn inbreng constant
de link leg tussen internationale samenwerking en ontwikkelingssamenwerking enerzijds
en Nederland handelsland anderzijds. Het rapport toont aan dat die link heel sterk
is en dat door te investeren in goede relaties met allerlei landen om ons heen, ver
weg en dichtbij, ook onze economie groeit en bloeit. Het rapport constateert bijvoorbeeld
dat per euro die wordt geïnvesteerd in ontwikkelingssamenwerking er voor € 4 meer
export is. Die € 4 meer export betekent heel veel banen in de handelseconomie. Ik
deel de conclusie, die nogal rechtlijnig is – een budget wordt aan een getal gekoppeld
– dus niet. Het rapport gaat erover dat ontwikkelingssamenwerking niet op zich staat,
maar een hele belangrijke positieve impact heeft op onder andere de handelseconomie,
die meneer Ram net als ik heel belangrijk vindt.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, mevrouw Hirsch, voor de inbreng. Fijn dat u ook de urgentie van conflictpreventie
noemde. U heeft gezien dat wij een amendement hebben over een topinstituut voor conflictpreventie.
Wij zijn benieuwd hoe u daartegen aankijkt.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de vraag. We hebben het in de debatten al vaker over het voorstel van mevrouw
De Korte gehad. Ik zit met een groot dilemma, namelijk dat we met gigantische bezuinigingen
te maken hebben en we dus moeten kiezen in schaarste. Dat is een van de redenen waarom
we het zo ontzettend belangrijk vinden dat de systematiek achter de koppeling wordt
hersteld, zodat we ook weer weten hoeveel geld er beschikbaar kan zijn voor internationale
samenwerking en we bredere visies, zoals de visie van mevrouw De Korte op een dergelijk
instituut, kunnen gaan ontwikkelen. Het probleem is dat we nu alle zeilen moeten bijzetten
om de meest urgente zaken goed te kunnen financieren. Dan gaat het ook over humanitaire
hulp en steun aan al die mensen in conflictgebieden die nu enorm te lijden hebben
onder geweld en grootschalig onrecht. Ik moet dus kiezen in schaarste. Ik probeer
met een aantal voorstellen – die doe ik overigens samen met mevrouw De Korte – het
ergste te herstellen. Maar ik zit heel erg met het belang van de systematiek van de
koppeling. Daarmee kunnen we ruimer kiezen op het ontwikkelen van nieuwe ideeën.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dit stelt me wat teleur, want we vragen maar een relatief klein bedrag: € 500.000.
Dat is echt maar een klein bedrag ten opzichte van wat we uitgeven aan humanitaire
hulp en zeker ook ten opzichte van wat we uitgeven aan defensie. Ziet zij daarin geen
duidelijke kans om al die conflicten enigszins te keren? Ik weet ook wel dat we niet
alles kunnen, maar vindt u ook niet dat we hiervan prioriteit nummer één moeten maken,
opdat we minder conflicten in de wereld hebben en daarbij ook een rol kunnen spelen
als Nederland en als Europa?
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Het tegengaan van conflicten is ontzettend belangrijk. Tegelijkertijd, teleurstellend
is het natuurlijk... Ik vind het heel vervelend om in een debat elkaars woorden te
gaan herhalen. Wij hopen heel erg op volledige steun van mevrouw De Korte en NSC voor
het herstellen van de systematiek van de koppeling. Onze voorgangers hebben zich daar
hard voor gemaakt. Dat even vooropgesteld. Daar zijn wij al een aantal keren op teleurgesteld,
om het maar even in die woorden te zeggen, dus ik zou dat echt heel graag willen zien.
€ 500.000 is voor vrouwenorganisaties, ook in Congo en ook in Sudan, zeker geen minimaal
bedrag. Ik moet dus gewoon even kijken hoe de Minister omgaat met een aantal van de
suggesties die wij hebben gedaan, om te zien waar de ruimte hierin zit. Ik zeg dus
ook niet: nee, daar zijn we echt tegen. Ik wil duidelijk maken dat de schaarste die
we nu hebben zeker niet is veroorzaakt door mijn partij of door de oppositiepartijen
en dat we al heel erg lang praten over herstel van het budget. Ook voor mij is dit
wel voorwaardelijk om andere dingen, nieuwe dingen, in gang te gaan zetten.
De voorzitter:
Oké. Ik kijk even. Er zijn geen interrupties. Dan gaan we nu over naar mevrouw Dobbe
voor haar inbreng namens de SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik kan mij aansluiten bij de woorden van mevrouw Hirsch over
het bni en ook over UNRWA. Dat scheelt dan alweer.
Ik heb ontwikkelingsstudies gestudeerd, alweer een tijdje geleden. Daar leerden we
de lessen van tientallen jaren ontwikkelingshulp, de voorbeelden van 50 jaar geleden
van hulp waarvan de hulpgever vond dat het nodig was of waarvan de hulpgever vooral
zelf profiteerde. Lucratief, maar niet effectief. Samenwerking, en dus ontwikkelingssamenwerking,
was het antwoord op al die lessen. Het is daarom zo treurig dat we het afgelopen jaar
hebben moeten aanzien hoe al die geleerde lessen worden genegeerd en hoe we redeneringen
hebben teruggekregen van 50 jaar geleden. Effectiviteit wordt eraan afgemeten of het
lucratief is voor het Nederlandse bedrijfsleven. En: geen geld meer voor vredesopbouw,
democratisering en het voorkomen van conflict, wel geld voor de NAVO van daddy Trump.
Er wordt volledig aan voorbijgegaan dat het bereiken van stabiliteit in andere landen
niet alleen solidair is, maar ook een binnenlandse veiligheidskwestie is. Daarom zullen
we verschillende voorstellen doen om dit kortzichtige beleid weer te repareren.
Vandaag – mijn collega Hirsch verwees er al naar – is er een onderzoek uitgekomen
dat zegt dat de Nederlandse economie juist baat heeft bij ontwikkelingssamenwerking.
Voor elke euro die Nederland in ontwikkelingssamenwerking investeert, groeit de Nederlandse
export met € 2. Wat is de reactie van de Minister hierop? Is dat dan niet genoeg reden
om de bezuinigingen te schrappen?
Voorzitter. In een tijd waarin wereldwijd vrouwenrechten en vrouwenrechtenactivisten
onder druk staan, wordt de inzet op vrouwenrechten wegbezuinigd. Dit gaat onder andere
over vrouwen die zich inzetten voor onderwijs voor meisjes, gelijke arbeidsrechten
voor mannen en vrouwen of gelijke economische rechten en participatie. Afgelopen donderdag
kwam er een rapport uit van het European Parliamentary Forum, genaamd The Next Wave.
Hierin wordt beschreven dat religieus-extremisten strategisch een mondiale antirechten-
en antigendercampagne financieren, voor in ieder geval 1,18 miljard dollar in de afgelopen
jaren. Aanvallen op vrouwenrechten worden gecoördineerd en gefinancierd door conservatieve
en religieuze organisaties in de Verenigde Staten, in Europa en in Rusland. In die
context, waarin vrouwenrechten zwaar onder druk staan, kiest de regering ervoor te
stoppen met het steunen van vrouwenrechten. Wij zullen dus ook voorstellen doen om
deze bezuinigingen terug te draaien.
Dan het feministisch buitenlandbeleid. Dat blijkt door dit kabinet te zijn geschrapt,
terwijl het zo belangrijk is om gelijke rechten en gelijkwaardigheid tussen mannen
en vrouwen centraal te stellen binnen de onderdelen van het Nederlandse buitenlandbeleid.
Is de Minister bereid om dit beleid weer in te voeren? Samen met mevrouw Hirsch hebben
we hier ook een voorstel voor.
Ik ben blij om te lezen dat in het beleidskader direct is verwerkt dat internationale
lobby niet meer wordt uitgesloten als criterium voor financiering. Maar lobby op nationaal
niveau wordt dat wel; ik had het daar net ook al even over. Ik had onlangs bijvoorbeeld
een aantal Oekraïense vrouwenrechtenactivisten op bezoek, die superindrukwekkende
verhalen vertelden over de gevolgen van de oorlog voor vrouwen, de toename van huiselijk
geweld en ook de gevolgen van het wegvallen van financiering door bijvoorbeeld USAID.
Een Keniaanse mensenrechtenactiviste vertelde over de strijd tegen genitale verminking.
Dat kon alleen maar omdat dit ook gefinancierd werd; anders hadden we die mensen nooit
kunnen spreken. Zij krijgen wel financiering van Nederland, en gelukkig maar, maar
zij mogen dat straks niet meer doen. Ze mogen niet meer langskomen bij Kamerleden
of op het ministerie om te bespreken wat zij nodig hebben of wat de effecten zijn
van beleid, terwijl dit juist zo nuttig is. Dat lijkt me niet de bedoeling. Wat vindt
de Minister hiervan? Moeten we niet veel meer beoordelen op inhoud als het gaat over
de financiering, in plaats van allerlei criteria op te tuigen en dit soort goede initiatieven
juist uit te sluiten?
Voorzitter. Dan de mondiale gezondheid. Als hiv wordt behandeld, kunnen mensen een
normaal leven leiden en wordt het virus niet meer overgedragen. Het feit dat infectieziekten
zoals mazelen, polio en nu ook malaria voorkomen kunnen worden is fantastisch, zodat
geen ouder meer een kind hoeft te verliezen aan een ziekte die voorkomen had kunnen
worden. De bezuinigingen van USAID, van de ene op de andere dag, hebben een catastrofaal
effect. Klinieken moesten ineens sluiten, preventie en behandeling moesten worden
teruggeschroefd en werden soms ineens gestopt. Mondiale gezondheidsinitiatieven zoals
Gavi, The Global Fund en UNAIDS zijn cruciaal om het gevecht tegen voorkombare infectieziekten
voort te zetten. Het is ontzettend belangrijk dat zo veel mogelijk landen, ook Nederland,
wel hierop blijven inzetten. Voormalig Minister Klever gaf aan dat ze dit wilde doen,
maar een motie die opriep tot continuïteit van financiering van deze instituten werd
weggewuifd, want dat was overbodig. Daarom snap ik niet dat we nu horen dat er voor
de komende periode ruim driekwart minder toegezegd wordt aan bijvoorbeeld Gavi, The
Vaccine Alliance. De financiering voor bijvoorbeeld UNAIDS is ook nog steeds niet
bekend. Klopt dit, vraag ik aan de Minister, want driekwart eraf is op geen enkele
manier uit te leggen als continuïteit en een overbodigheid om hiertoe op te roepen.
Dan het maatschappelijke middenveld. In het nieuwe beleidskader, dat vanaf 1 januari
ingaat, wordt fors bezuinigd op maatschappelijke organisaties. Daarnaast is het zo
dat het invoeren van het nieuwe beleidskader vertraging oploopt en veel organisaties
pas in de loop van 2026 financiering zullen ontvangen op basis van het nieuwe beleidskader.
Zo ontstaat een financieringsgat. Volgens mij wil niemand hier dat. Daarom stellen
wij voor om het oude beleidskader in ieder geval nog een halfjaar te verlengen, zodat
het nieuwe beleidskader kan worden uitgewerkt, organisaties duidelijkheid hebben,
en een nieuwe Kamer en ook de regering tijd hebben om te bepalen wat ze hiermee willen.
Is de Minister het daarmee eens?
Dan humanitaire hulp. Die staat zwaar onder druk. Daarom stellen we ook voor om de
bezuinigingen hierop terug te draaien. 2024 was het gevaarlijkste jaar ooit voor humanitairehulpverleners.
Begin dit jaar werden in Gaza 15 mensen, duidelijk herkenbaar als hulpverleners, door
het Israëlische leger doodgeschoten en met hun ambulance begraven. En nog steeds zijn
de daders niet ter verantwoording geroepen. Dat geldt ook voor geweld tegen hulpverleners
in Oekraïne, in Congo en Sudan. Dit ondermijnt niet alleen de naleving van het oorlogsrecht,
maar ook de humanitaire hulp in zijn geheel. Het is dus goed dat er een spoedadvies
komt van AIV en CAVV, en ook een actieplan voor de bescherming van hulpverleners,
dat ons is toegezegd door deze Minister. Maar wat doet deze Minister op dit moment
om straffeloosheid aan te pakken, om te zorgen dat daders worden opgespoord en voor
het gerecht worden gebracht? En welke rol ziet de Minister voor de Wet internationale
misdrijven, waarbij Nederlandse rechters, in tegenstelling tot andere landen, geen
universele jurisdictie hebben over internationale misdrijven zoals geweld tegen hulpverleners?
Ik ben daar heel benieuwd naar, dus graag een reactie. En we hebben het al vaak gehad
over Gaza, en deze Minister weet dat wij vinden dat hij echt veel en veel te weinig
doet om daar straffeloosheid van oorlogsmisdaden en genocide te voorkomen. Deze week
dienen we daar weer voorstellen voor in.
Maar dan Sudan en Congo. We hebben al een heel aantal voorstellen gedaan om bijvoorbeeld
de fact-findingsmissies te steunen, om een voorlopersrol te spelen in humanitaire
hulp in Sudan, om journalisten te steunen. Toch lukt het nog steeds onvoldoende om
humanitaire hulp op de plek te krijgen waar die moet zijn, terwijl 25 miljoen mensen
daar afhankelijk zijn van voedselhulp. En dat is óók zo omdat er onvoldoende financiering
is. Daarom dienen we ook een amendement in om extra geld beschikbaar te stellen voor
noodhulp in Sudan. En als laatste hierover: in principe kent elk sanctieregime humanitaire
uitzonderingen, maar wij horen van humanitaire organisaties dat deze uitzonderingen
er niet altijd zijn in de praktijk. Kan de Minister garanderen dat humanitaire organisaties
altijd onder sanctiemaatregelen uitkomen?
Voorzitter. Dan wapens. De vreselijke oorlog in Sudan kan alleen plaatsvinden omdat
de strijdende partijen worden bewapend. De RSF wordt bewapend vanuit de Verenigde
Arabische Emiraten en begaat daarmee de meest vreselijke oorlogsmisdaden. Hier waren
al eerder rapporten over verschenen, maar een nieuw rapport van april dit jaar van
VN-experts laat weer zien dat de Emiraten via Tsjaad wapensteun leveren aan de RSF.
Alle strijdende partijen in Sudan begaan oorlogsmisdaden. Het is dus cruciaal dat
die toestroom aan wapens stopt, om het conflict daar te stoppen. In 2024 exporteerde
Nederland nog wapens en wapenonderdelen voor 5,7 miljoen aan de Emiraten, 1,1 miljoen
naar Saudi-Arabië en 91 miljoen naar Egypte, waarvan de laatste twee landen wapens
sturen aan de SAF in Sudan. En wat zegt het over onze wapenexportcontrole dat Nederland
wapens exporteert naar deze landen? Gaat deze wapenexport naar deze landen ook stoppen?
En hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie van de heer Van der Burg
en mijzelf om maatregelen te nemen richting de Verenigde Arabische Emiraten en andere
landen die wapens of financiële steun leveren aan de strijdende partijen in Sudan?
We hebben ook eerder gevraagd om het instellen van sancties tegen de netwerken en
bedrijven die de RSF financieren, zoals de Al Junaid company. Daar hebben we het eerder
met deze Minister ook over gehad. Dat bedrijf staat op een sanctielijst, maar heeft
bijvoorbeeld al acht holdings die niet op die sanctielijst staan. Ik heb daarom eerder
de Minister gevraagd om de bedrijven en de netwerken die dit doen en die staan beschreven
in een rapport uit 2023 van het VN-Panel of Experts, op de sanctielijst te zetten.
Is dat inmiddels gelukt?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Oké. Ik kijk even of er interrupties zijn. Die zijn er niet. Dan gaan we naar de volgende
spreker: de heer Ram, namens de PVV.
De heer Ram (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De PVV is glashelder: ontwikkelingshulp moet stoppen en handel
moet groeien. Nederland is geen pinautomaat voor de wereld. Deze suppletoire begroting
is een eerste stap in de goede richting. Jarenlang verdwenen miljarden naar corrupte
regimes, onzinnige klimaatprojecten en ideologische hobby's van ngo's. Daar komt nu
grotendeels een einde aan. Het Nederlandse belang staat weer centraal. De vorige Minister
zette een goede stap; klimaat, gender en onderwijs verdwenen als aparte artikelen
uit de begroting. De PVV steunt dit. Buitenlandse handel en ontwikkelingshulp moeten
draaien om Nederlandse belangen als stabiliteit, opvang in de regio en bescherming
van onze grenzen, en niet om woonprojecten in verre landen.
Maar dit is pas een begin, voorzitter. De PVV wil helemaal stoppen met dit beleid.
Geen euro meer naar foute regimes, geen geld meer naar UN-organisaties, zoals UNRWA,
die haatzaaien, geen steun aan hulpindustrieën die mislukt beleid al decennia rekken.
Dat geld moet terug naar de Nederlander. Daarom zeggen wij: schrap de bni-koppeling.
De automatische stijging van de ODA-uitgaven is niet uit te leggen aan mensen die
hun boodschappen al nauwelijks kunnen betalen.
Voorzitter. Dan de revolverende fondsen. Er zit meer dan 2,5 miljard van ons belastinggeld
in deze constructies, die buiten het zicht van de Kamer vallen. Het valt bijna buiten
het budgetrecht van de Kamer. Dit is oncontroleerbaar en onwenselijk. De PVV wil dat
er voor elk fonds een exitplan komt en dat elk fonds regelmatig wordt geëvalueerd.
De PVV wil een volledige rapportage over de resultaten en de revolverendheid van het
fonds, en ook geen automatische bijstorting meer bij tekorten.
Voorzitter. Het handelsbeleid. De PVV is positief na de beleidsbrief van de Minister.
Handel moet weer draaien om Nederlandse belangen, niet om mensenrechtenpropaganda
of gendertraining in Zuidoost-Azië of Afrika. De focus moet liggen op ons mkb, onze
industrie, onze soevereiniteit, wat tegenwoordig «strategische autonomie» heet; die
term is door zo'n beetje elke partij overgenomen.
Voorzitter. De eerste stappen zijn gezet, maar de PVV wil verder. Wij willen ontwikkelingshulp
afschaffen, sterkere controle op de fondsen en investeren in wat echt telt: veiligheid,
weerbaarheid, welvaart en de toekomst van de Nederlander.
Dank u wel.
De voorzitter:
Oké, dat was wel heel ruim binnen de tijd.
De heer Ram (PVV):
Kort en krachtig.
De voorzitter:
Ja. Een interruptie van mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
We kennen natuurlijk het verhaal van de PVV. Toch is er kennelijk een blinde vlek,
want wij hebben ook banken en bedrijven gesproken. Die zeggen: we hebben informatie
nodig uit landen om te kunnen investeren, anders kunnen wij niet investeren. Daar
komt juist het maatschappelijk middenveld bij kijken, dat al jarenlang contacten heeft
en dat kan aangeven of het veilig is om te investeren of niet. Als u zegt «we stoppen
met ontwikkelingshulp», dan stopt ook die informatievoorziening aan bedrijven en banken.
Hoe ziet de heer Ram dat?
De heer Ram (PVV):
We zouden er beter aan doen om weer een handelspostensysteem op te zetten, zoals ABN
Amro voorheen deed, voor de crisis van 2008. Die hadden een gigantisch netwerk in
de wereld, waardoor heel veel informatie over handel tot hun beschikking kwam. Dat
is helaas weggevallen. Dat is voornamelijk overgenomen door de Nederlandse ambassades
en consulaten. Daar wordt uiteraard door deze regering op bezuinigd, maar daarvan
krijgen we wel nog steeds cruciale informatie. Maar mijn pleidooi zou zijn om te investeren
in een echt handelsnetwerk, in plaats van alleen maar in maatschappelijke organisaties,
die wat mij betreft niet de belangen van Nederland, maar vooral hun eigen ideologische
belangen vertegenwoordigen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
De heer Ram verkleint – dat gebeurde net ook even in een interruptie op mij – de realiteit
van het ontwikkelingssamenwerkingsbudget wel heel erg tot een van zijn stokpaardjes,
namelijk het maatschappelijk middenveld. Is de heer Ram zich ervan bewust dat een
groot deel van wat hij de «handelsposten» noemt of wat nu de ambassades zijn, mede
door dit budget worden gefinancierd en dat door de bezuinigingen dus een aantal van
die posten wegvallen? Maar dat is het niet alleen. Is de heer Ram, als hij een vraag
stelt of zijn zorgen uit over onze strategische afhankelijkheden, zich ervan bewust
dat relaties met landen waarvan wij afhankelijk zijn – of we het nou willen of niet;
we zijn een relatief klein land – juist gezond, goed of positief voor onze belangen
blijven door activiteiten die onder andere met dit budget worden ontwikkeld? Kan de
heer Ram mij uitleggen hoe hij zijn behoefte om handelsposten op te zetten en onze
strategische belangen onder controle te houden, rijmt met zijn vurige pleidooi om
juist dit essentiële budget gewoon maar even af te schaffen?
De heer Ram (PVV):
Wat ons betreft moet er meer geïnvesteerd worden in handel. Als daar meer geld naartoe
gaat, dan is dat een prioriteit van ons. Wat betreft de hele geopolitieke situatie
in de wereld, die nu aan het veranderen is, moeten we kijken naar diversifiëring van
ons handelsbeleid en niet meer alleen afhankelijk zijn van China en Amerika, maar
ook kijken naar bijvoorbeeld Zuid-Amerika, landen in Afrika en in Zuidoost-Azië. Daar
zijn wel degelijk kansen. Kijk bijvoorbeeld naar India. Dat is nu een combinatieland.
Laten we dat nou opwaarderen tot een echt handelsland. Laten we daar een investeringsprogramma
van maken waarin we elkaars wederzijdse belangen erkennen en waarin we onze wederzijdse
behoeften kennen qua economische groei. Laten we dan een mooie handelsdeal sluiten.
Daar zie ik dan meer accenten op. De reden daarvoor is dat handel uiteindelijk een
derde van ons bruto nationaal product is en meer dan 2,6 miljoen banen voor z'n rekening
neemt. Dat is wat mij betreft vele malen belangrijker dan de ontwikkelingshulp die
we nu geven via het maatschappelijk middenveld. Het is dus een politieke afweging.
Daar kunt u anders in staan, maar zo kijken wij ernaar.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank voor het antwoord. Ik vind het opvallend dat meneer Ram allerlei activiteiten
voorstelt, zoals het landenbeleid – hij noemde een combinatieland – het creëren van
vooruitgeschoven handelsposten en het veiligstellen van strategische autonomie. Die
activiteiten vallen juist allemaal onder dat ene budget waarop hij dus voortdurend
enorm af zit te geven. In een komma en bijzin doet hij dan alsof dat allemaal naar
maatschappelijke organisaties gaat. Die spelen, zoals mevrouw De Korte al zei, een
heel erg essentiële rol in het gezond houden van die relaties. Ik kan alleen maar
constateren dat de heer Ram en ik qua activiteiten misschien dichter bij elkaar staan
dan ik dacht, maar dat de frustratie vooral zit in de naam, dus dat het «ontwikkelingssamenwerking»
heet, want hij stelt precies voor wat in het budget juist al jaren- en jarenlang gedaan
wordt.
De heer Ram (PVV):
Ik hoorde niet echt een vraag. Mevrouw De Korte begon over het maatschappelijk middenveld.
Dat is de reden waarom ik daarop inging. Wat mij betreft moeten we dus op handel focussen
en moeten we af van ontwikkelingshulp an sich. Dat is de focus waar de PVV voor staat.
Dan heb je dus een handelsbudget, een budget voor buitenlandse handel. Daar moet je
dan de budgetten onder zetten, en niet de hele tijd onder ontwikkelingshulp. Dat is
een andere visie.
De voorzitter:
Oké. Er zijn geen interrupties meer. Dan gaan we over naar de heer Van Baarle namens
DENK voor zijn eerste termijn.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. We hebben vandaag het eerste grote debat met de nieuwe bewindspersonen
die verantwoordelijk zijn voor ontwikkelingshulp en buitenlandse handel. DENK is er
absoluut niet rouwig om dat Minister Klever, de politieke belichaming van de egoïstische
«eigen volk eerst»-politiek, is verdwenen. Wat DENK betreft biedt dat ook de kans
om afscheid te nemen van het asociale PVV-beleid op deze portefeuille, van de bezuinigingen
die ervoor zorgen dat de allerarmste mensen in de wereld de dupe worden, en van het
alleen maar willen inzetten van hulp als middel om het eigenbelang te dienen. In de
huidige wereld, waarin oorlogen en honger helaas zo wijdverbreid zijn, mogen we ons
als Nederland niet egoïstisch terugtrekken achter onze dijken. Wat gaan deze bewindspersonen
nu anders doen, is mijn eerste vraag. Zijn ze bereid om afstand te nemen van de «eigen
volk eerst»-politiek van Klever en de PVV? Zijn ze bijvoorbeeld bereid om die ontzettend
pijnlijke bezuiniging, namelijk die bezuiniging op UNRWA – dat was gewoon een voorbeeld
van politiek handjeklap over de rug van de Palestijnen – terug te draaien? Je kan
niet bezuinigen op hulp aan de Palestijnen op dit verschrikkelijke moment voor de
Palestijnen.
Voorzitter. Als eerste wil ik het graag hebben over de Oeigoeren. De Oeigoeren worden
door China op verschrikkelijke wijze onderdrukt. Ze worden opgesloten in concentratiekampen.
Ze worden cultureel onderdrukt. De Oeigoeren worden ook ingezet door China voor dwangarbeid.
Veel van de producten die tot stand zijn gekomen met Oeigoerse dwangarbeid vinden
ook hun weg naar Europa. Hiermee verdienen bedrijven dus letterlijk geld aan Oeigoers
bloed en Oeigoers leed. Mijn motie die vraagt om maatregelen om producten die tot
stand zijn gekomen met Oeigoerse dwangarbeid te weren, is onlangs in de Tweede Kamer
aangenomen. Welke stappen heeft de Minister sindsdien genomen om producten die met
dwangarbeid van Oeigoeren zijn gemaakt, te weren? Kan de Minister ook nationaal al
stappen zetten om die producten te weren? Welke steun geeft de Nederlandse regering
aan organisaties die zich wereldwijd inzetten voor de mensenrechten van Oeigoeren?
Graag een reactie.
Dan de Israëlische misdaden, die gestopt moeten worden. Volgens zo'n beetje alle mensenrechtenorganisaties
maakt het zionistische regime in Israël zich schuldig aan illegale rassenscheiding
en apartheid. Israël vernietigt Gaza, pleegt een genocide en rooft steeds meer land
van de Palestijnen. Dit moet stoppen. Maar nog altijd wordt er vanuit Nederland vrolijk
zakengedaan met Israël. Zo importeerde Nederland volgens de meest recente cijfers
minstens 154 miljoen euro aan groente en fruit uit Israël en de bezette Palestijnse
gebieden, 77 miljoen aan toestellen voor communicatie, 99 miljoen aan diverse machines,
132 miljoen aan elektrische apparaten, 211 miljoen aan anorganische chemische producten
en 308 miljoen aan ruwe aardolie en aardolieproducten. In totaal ging er 1,71 miljard
euro uit Nederland naar Israël. Het is dus letterlijk business as usual met een staat
die genocide pleegt. Wat DENK betreft moet er een totaalboycot van Israël komen. Wat
DENK betreft mag er geen Israëlisch product meer binnenkomen en moeten bedrijven die
winst maken met een genocidestaat een sanctie opgelegd krijgen. De tijd dat er verdiend
wordt aan Palestijns bloed moet voorbij zijn. Kunnen de Ministers uitleggen wat zij
vinden? Is het voor deze Ministers oké dat er zo ontzettend veel geld wordt verdiend
aan bedrijvigheid in de genocidestaat Israël?
Er komen ook producten op de Nederlandse markt uit illegale Israëlische nederzettingen.
Hiermee wordt er letterlijk geld verdiend aan landroof en kolonistengeweld tegen de
Palestijnen. Het Internationaal Gerechtshof stelt dat landen zoals Nederland stappen
moeten zetten om handels- en investeringsrelaties met bedrijven in de illegaal bezette
Palestijnse gebieden niet alleen te ontmoedigen, maar ook proactief te voorkomen.
Wat gaat de regering doen met deze duidelijke oproep van het Internationaal Gerechtshof?
En waarom hebben we nog steeds louter een slap ontmoedigingsbeleid waarin bedrijven
een adviesje krijgen om maar alsjeblieft niet te handelen in Palestijns land dat illegaal
door Israëlische bezettingstroepen bezet wordt? Waarom wordt dit niet gewoon veel
steviger aangepakt door de Nederlandse regering? Welke initiatieven bepleit de Nederlandse
regering op Europees gebied om de handel in producten uit illegale nederzettingen
aan banden te leggen, bijvoorbeeld door het gewoon te verbieden? Ik word er echt misselijk
van dat er Nederlandse bedrijven en organisaties zijn die bijvoorbeeld lekker «Israëlische»
wijn, die is gemaakt op land dat is afgepakt van de Palestijnen, proberen te verkopen
met een verkooppraatje. Neem bijvoorbeeld wijn van de Westelijke Jordaanoever, waarbij
ook nog eens in een propagandapraatje op de website staat hoe die kolonisten zo aardig
zouden zijn voor de Palestijnen, waarvan ze het land hebben afgepakt. Het is ronduit
walgelijk dat we dit soort producten en dit soort websites in Nederland hebben. Het
is walgelijk hoe schendingen van het internationaal recht zo recht worden gepraat.
Het is walgelijk hoe er gewoon dik geld wordt verdiend aan de vernietiging van Palestina,
en walgelijk hoe extremistisch zionisme gewoon vermarkt wordt en er verdiend wordt
aan de onderdrukking van de Palestijnen.
Waarom wordt dat niet gestopt, vraag ik aan de regering. Waarom wordt de tactiek van
BDS, boycot, desinvesteringen en sancties, nog altijd door de Nederlandse regering
verworpen? We moeten toch gewoon stoppen met toestaan dat er verdiend wordt aan de
vernietiging van Palestina? Weet de Minister überhaupt wat de omvang is van de handel
met illegale nederzettingen? Erkent de Minister dat het slappe etiketteringsbeleid
gewoon niet werkt? Waarom zijn er talloze Nederlandse bedrijven die direct of indirect
bijdragen aan de bezetting van Palestina? Waarom staat de Nederlandse regering dit
toe? Zouden die bedrijven in plaats van een ontmoedigingsadvies niet gewoon een sanctie
moeten krijgen? Waarom dat slappe beleid?
Maar het ergste van alles is nog dat Nederland aan zo veel handelsbevorderende activiteiten
met Israël doet, in het licht van het feit dat Israël een genocide pleegt. Waarom
moedigt het ministerie Nederlanders bijvoorbeeld aan om hun kansen op de Israëlische
markt te ontdekken? Israël pleegt een genocide en we moeten daar vooral onze kansen
op de markt gaan ontdekken! Het is ziekelijk. Waarom zien we zelfs dat de overheid
er alles aan gelegen is om die genocide geen enkele invloed te laten hebben op de
handel met Israël? Waarom zegt de rijksoverheid bijvoorbeeld dat RVO-adviseurs persoonlijk
ter beschikking staan voor advies, ook als de geopolitieke situatie de handel met
Israël bemoeilijkt? En ik heb het al eerder tegen de Minister gezegd: waarom wordt
Nederlanders door de rijksoverheid geadviseerd dat ze beter niet over politieke zaken
zoals de Palestijnse kwestie kunnen spreken? Dat wordt gewoon geadviseerd door de
Nederlandse overheid. Zwijg maar over de onderdrukking van Palestijnen, want poen
verdienen aan Israël is blijkbaar voor de Nederlandse regering belangrijker.
Waarom heeft de Nederlandse Ambassade in Tel Aviv meerdere handelsadviseurs? Waarom
organiseert Nederland netwerkbijeenkomsten en handelsmissies in Israël? Waarom heeft
Nederland een Israeli Dutch Innovation Center om innovatieve R&D-samenwerking tussen
de Nederlandse en Israëlische organisaties te bevorderen? Waarom staan er allemaal
ronkende praatjes op sites van de rijksoverheid over dat Israël zo'n fantastisch land
zou zijn voor technologie? Dat is technologie die is uitgetest op Palestijnen, op
weerloze Palestijnen. Hoe misselijkmakend is het dat je hieraan wil verdienen en dat
je dat als Nederlandse overheid ook nog eens wil faciliteren met beleid? Ik vind het
schrikbarend. Het is volslagen vanzelfsprekend dat Nederland dit soort activiteiten
nooit zou ontplooien met andere landen waar mensenrechten op zo'n flagrante wijze
worden geschonden als Israël doet. Waarom gaat de Nederlandse regering hier wel mee
door? Waarom neemt de Nederlandse regering voor de verandering niet eindelijk een
keer concrete maatregelen om te stoppen dat er verdiend wordt aan de genocidestaat
Israël? Waarom kunnen ze bijvoorbeeld in Ierland wel zoeken naar nationale wetgeving
om de handel met illegale nederzettingen aan banden te leggen? Wil de Nederlandse
regering hier zelf niet aan denken? Waarom zien we ook geen innovatievere voorstellen
vanuit Nederland om het beleid aan te scherpen, anders dan alleen het hebben van een
slap etiketteringsbeleid en een ontmoedigingsbeleid? Waarom sluiten we die hele handelspost
bij de ambassade in Tel Aviv niet? Waarom knikkeren we Israëlische bedrijven niet
uit het SWIFT-systeem?
Wat DENK betreft – dat is onze oproep – moet de onderdrukkende zionistische apartheidsentiteit
die Israël heet, afgebroken worden, want apartheid, genocide en onderdrukking moeten
gestopt worden. De enige manier om dat te doen, is het op geen enkele manier ondersteunen
van het staatsbestel dat daarvoor zorgt. Sterker nog, dat staatsbestel moet worden
tegengewerkt. Dat betekent geen enkele euro meer voor zionistische bedrijven en zakenlieden
die verdienen aan Palestijns bloed, zodat er uiteindelijk een staat kan ontstaan met
gelijke rechten voor iedereen. Of je nou joods bent, christelijk of moslim dat maakt
niet uit. Het moet een staat zijn met gelijke rechten voor iedereen. Die staat heet
niet Israël.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Ik kijk even of er interrupties zijn. Nee, dan gaan we naar de volgende spreker. Dat
is de heer Ceder, die spreekt namens de fractie van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil allereerst de nieuwe Staatssecretaris veel succes en
zegen toewensen bij haar werk.
Voorzitter. Vorige week stond Den Haag op zijn kop vanwege de NAVO-top. De NAVO-lidstaten
hebben zich gecommitteerd aan de 5%-norm en beloven de komende jaren miljarden meer
uit te geven aan defensie. Dat is een flinke prestatie, en ook terecht. Maar waar
dit kabinet de 5%-norm heeft omarmd, is de 0,7%-norm uit het raam gegooid. Ondanks
de aangenomen motie-Huizinga-Heringa in de Eerste Kamer heeft dit kabinet in de Voorjaarsnota
de koppeling van ontwikkelingssamenwerking met het bni niet hersteld. President Trump
gaf Spanje een flinke veeg uit de pan omdat het minder wil uitgeven, maar welke wereldleider
geeft andere landen ervan langs als ze juist willen bezuinigen op de allerkwetsbaarsten,
op de meest arme in deze wereld? Dan is het helaas stil.
Voorzitter. Het is nog wranger dat, hoewel dit kabinet al een historische bezuiniging
doorvoert, er partijen zijn die menen dat er nog wel wat extra kan worden bezuinigd
op de medemens. Dat heb ik vandaag ook weer gehoord. Dat is niet alleen onbarmhartig;
het is ook, zoals een rapport vandaag uitwijst, niet in het Nederlands belang. Het
is gewoon oliedom. Voor de ChristenUnie gaan investeringen in defensie hand in hand
met investeringen in diplomatie en ontwikkelingssamenwerking. Dat is niet alleen vanuit
solidariteit; het is ook in het Nederlands belang om te investeren in ontwikkelingssamenwerking
en in relaties met andere landen. Dat is in deze onzekere wereld van groot belang.
Als we ons terugtrekken, staan landen als China klaar om onze positie en de invloed
die die met zich meebrengt, over te nemen.
Voorzitter. Om die reden heb ik een amendement ingediend om de koppeling met het bni
volledig te herstellen. Wat dit kabinet bij de Voorjaarsnota naliet, kunnen we als
Kamer op deze manier alsnog uitvoeren. Hoe kijkt de Minister zelf naar het feit dat
de motie-Huizinga-Heringa nog niet is uitgevoerd en de koppeling maar half is hersteld?
Is de Minister bereid om de koppeling volledig te herstellen, in lijn met de motie?
Ik hoop op een positief oordeel op het amendement.
Voorzitter. De 5%-norm betekent voor ons ook diplomatie, solidariteit en inzet. Het
is mede daarom dat ik samen met de heer Bamenga vandaag een actieplan heb overhandigd
aan de heer Veldkamp dat specifiek over Congo gaat, met de titel Van een vergeten
conflict naar duurzame vrede. Het is vandaag ook Onafhankelijkheidsdag voor Congo.
In het actieplan leggen we een aantal concrete punten voor. We zullen daar ook gezamenlijk
wat moties over indienen, omdat we vanuit daar samen het gesprek willen aangaan, maar
ook daadkracht willen tonen. Ook dat hoort bij de NAVO.
Voorzitter. Dan de rol van maatschappelijke organisaties. De bezuiniging op maatschappelijke
organisaties is een stuk steviger dan die op OS in het algemeen. Is de Minister bereid
om de bezuiniging op maatschappelijke organisaties nog meer te verlichten in de begroting
voor 2026? We zien dat de financiering van programma's via maatschappelijke organisaties
al per 31 december van dit jaar stopt, terwijl het nieuwe beleidskader nog niet per
1 januari 2026 ingaat. Is de Minister daarom bereid toe te zeggen dat hij met een
overbrugging zal komen?
Voorzitter. Tot slot humanitaire hulp. Er wordt flink bezuinigd, terwijl de nood in
de wereld toeneemt, onder meer door het stopzetten van USAID. Kan de Minister uiteenzetten
hoe opvolging is gegeven aan de motie-Ceder c.s. die het kabinet oproept te verkennen
hoe via verschillende kanalen en ngo's zo veel mogelijk levensreddende hulp kan worden
voortgezet in EU-verband en daarbuiten? Kan de Minister aangeven dat hij bereid is
deze bezuiniging nog te verzachten? Specifiek ten aanzien van Sudan: kan de Minister
een update geven over de uitvoering van de aangenomen motie over toegang voor humanitaire
organisaties tot beide hoofdregio's van Sudan?
Tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Oké. Ook geen interrupties voor u. Dan gaan we naar de heer Bamenga namens D66, voor
zijn eerste termijn.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil graag de nieuwe Staatssecretaris bedanken voor
het feit dat zij hier is. Ik wil haar ook heel veel succes wensen bij al haar werkzaamheden.
Voorzitter. Er zijn van die dagen die in het collectieve geheugen gegrift staan, dagen
waarop een volk zegt: vandaag zijn we vrij. Voor Congo was dat 30 juni 1960. De vlag
van de kolonisatoren werd gestreken. De belofte van zelfbeschikking werd uitgesproken.
Maar wie echt kijkt, wie door de symboliek heen prikt, ziet: Congo werd nooit echt
vrij. Het werd niet vrij van buitenlandse inmenging, niet vrij van uitbuiting en niet
vrij om zijn eigen koers te bepalen. Vandaag, in 2025, is Congo nog steeds niet vrij,
want vrijheid is meer dan een vlag. Vrijheid is een moeder die haar kinderen zonder
angst naar school stuurt. Vrijheid is een vader die niet hoeft te kiezen tussen vluchten
of vechten. Vrijheid is een volk dat mag bouwen aan vrede en niet iedere generatie
opnieuw moet overleven.
Voorzitter. Ik sta hier niet alleen als Kamerlid. Ik sta hier ook als zoon van het
Afrikaanse continent, als kind van een gedeeld verleden en als vertegenwoordiger van
een gedeelde toekomst. Want wat daar gebeurt, in Goma, in Bukavu, raakt ook ons, niet
alleen omdat we mensen zijn, maar ook omdat onze handen nooit helemaal schoon zijn.
Congo is rijk, maar rijkdom heeft er nooit vrede gebracht, alleen maar oorlog. Grondstoffen
die in onze telefoon zitten, worden daar met bloed betaald. Daarom biedt D66 samen
met de ChristenUnie vandaag een actieplan aan, niet omdat we alles kunnen oplossen,
maar omdat wegkijken geen optie meer is. We zeggen tegen dit kabinet: trek je niet
terug uit het Grote Merengebied. Juist waar de hoop het kwetsbaarst is, moet Nederland
blijven, niet omdat het makkelijk is, maar omdat het juist is. De geschiedenis zal
ons niet vragen of het efficiënt was. Ze zal vragen of we er waren en er alles aan
deden om het tij te keren. We zeggen: steun de miljoenen mensen in Oost-Congo die
nu geen water, geen voedsel, geen zorg hebben; steun de mensen die vluchten met kinderen
op de rug, zonder iets dan hoop.
Extra humanitaire hulp is geen liefdadigheid. Het is een kwestie van beschaving. We
zeggen: stop de hypocrisie, stop met mooie woorden over mensenrechten en tegelijk
deals sluiten met regimes die actief bijdragen aan het lijden van mensen. Rwanda kan
geen partner in vrede zijn zolang het oorlog financiert. Zolang rebellen in Oost-Congo
wapens hebben en bescherming vinden over de grens, is elk strategisch partnerschap
een verraad aan onze waarden.
Dan die grondstoffen. Als je weet dat goud, tin en tantaal worden gewonnen in kinderkracht
en bloedzweet, dan mag je niet blijven doen alsof je het niet weet. Bedrijven moeten
hun keten op orde hebben, punt. Ja, Europa moet landen als Rwanda en Uganda aanwijzen
als risicogebieden. Geen winst uit geweld. Geen telefoons ten koste van levens.
Voorzitter. Er is zo veel kracht in de diaspora, in mensen hier in Nederland met wortels
in Congo. Ze bouwen bruggen, sturen geld, starten projecten. Ze brengen hoop waar
de wereld het laat afweten. Maar wij gebruiken die kracht nog veel te weinig. Daarom
pleiten wij voor een Europese diasporastrategie, niet als bijzaak, maar als pijler
van beleid.
Voorzitter. Vrede is geen luxe; het is een plicht, geen geschenk, maar een opgave.
Ja, het is moeilijk, maar het alternatief is erger. Het alternatief is meer geld,
meer vluchtelingen, meer uitzichtloosheid, voor Congo, voor Afrika, voor ons allemaal.
De belofte van 1960 is toch niet waargemaakt, maar vandaag kunnen wij kiezen om een
stukje van die belofte opnieuw te doen door te zeggen: Congo mag niet vergeten worden,
niet door ons, niet door Europa, niet door de geschiedenis. Daarom komen wij, D66
en ChristenUnie, met het actieplan «Van vergeten conflict naar duurzame vrede». Daarom
komen we ook met een amendement om dit jaar 6 miljoen extra vrij te maken voor humanitaire
noden in Congo. Ik kijk uit naar de reactie van de Minister op ons actieplan.
De voorzitter:
Momentje. Nog even de interruptie van meneer Ram.
De heer Ram (PVV):
Een vraag aan de heer Bamenga. Het conflict in Oost-Congo is natuurlijk een verschrikkelijk
conflict met heel veel humanitair leed. Nu heeft president Trump van de VS een vredesakkoord
gesloten met Congo en Rwanda. Ik ben wel benieuwd hoe de heer Bamenga tegen deze ontwikkeling
aankijkt. Op zich lijkt mij dat een positieve ontwikkeling, aangezien de Europese
Unie en de Afrikaanse Unie het niet voor elkaar hebben gekregen. Hoe kijkt meneer
Bamenga daartegen aan?
De heer Bamenga (D66):
Dank voor de vraag van de heer Ram. Inderdaad, er is sprake van verschrikkelijk leed.
Al meer dan 30 jaar is er sprake van verschrikkelijk leed. Er zijn in die 30 jaar
ook vaker akkoorden geweest. Nu is er inderdaad ook weer een akkoord. Ieder akkoord
is wat mij betreft een hoopvolle beweging, maar ik denk dat we wel oplettend moeten
blijven. Een van de grondoorzaken wordt daar bijvoorbeeld niet in benoemd. Dat is
de discriminatie in Oost-Congo. De rebellen hebben aangegeven dat die een van de redenen
is waarom ze doen wat ze doen. Die worden daar bijvoorbeeld niet benoemd. Er is ook
nog steeds sprake van straffeloosheid met betrekking tot het geweld en de verkrachtingen
die er de afgelopen periode zijn geweest. Mensen hebben ook behoefte aan rechtvaardigheid.
Dat wordt daarin ook niet benoemd. Er zijn dus een aantal dingen die niet benoemd
worden. Het gaat ook niet over de relatie met M23. Die heeft daar niet aan tafel gezeten.
Hoe zit dat dan precies? Die zit nog steeds in dat gebied. Ook dat wordt niet benoemd.
Een aantal aspecten worden dus niet benoemd, waardoor wij oplettend moeten zijn en
echt moeten toewerken naar een duurzame vrede. We moeten dit niet maar aannemen en
denken dat we hiermee duurzaam vrede hebben bereikt.
De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Wat heeft de Minister gedaan naar aanleiding van onze aangenomen motie die oproept
voor het behouden van het Grote Merenprogramma? Wat heeft de Minister gedaan naar
aanleiding van onze aangenomen motie over het opschorten van de MoU met Rwanda? Wat
heeft de Minister gedaan naar aanleiding van onze aangenomen motie over het stoppen
van Europese steun voor het Rwandese leger? Wat is er gebeurd naar aanleiding van
de toezeggingen over het betrekken van de diaspora bij beleid?
Voorzitter. Er komt een dag waarop het Palestijnse volk in vrijheid zal leven. Vrij
van angst, vrij van onderdrukking, vrij om te ademen, te bouwen en te dromen, zonder
beperkingen die zijn opgelegd door buitenstaanders. Er komt een dag waarop Palestijnse
kinderen opgroeien met hoop in plaats van met trauma, waarop families samen kunnen
leven, werken, reizen en liefhebben, met de vanzelfsprekende rechten die ieder mens
toekomen.
De bevrijding van het Palestijnse volk is een morele noodzaak. Het betekent een einde
aan de Israëlische bezetting, apartheid, geweld en ontzegging van fundamentele rechten.
Het betekent dat de door de internationale gemeenschap erkende Israëlische staat zich
aan alle verplichtingen houdt die voortvloeien uit het internationaal recht en relevante
VN-resoluties. Het betekent ook de erkenning van het recht van het Palestijnse volk
om zich geweldloos te verzetten tegen de staat die hun land bezet. Het betekent dat
mensen zelf mogen beslissen over hun toekomst, hun grond en hun cultuur. Het betekent
dat mensen niet langer onderworpen worden aan Israëlische controle, vernedering en
verdringing, maar dat zij in staat worden gesteld om hun leven op te bouwen in waardigheid
en met autonomie, met een bestuur van Palestijnse vertegenwoordigers, niet van een
bezetter of een andere buitenlandse partij. Daarbij moeten de fundamentele collectieve
en individuele rechten van het Palestijnse volk worden hersteld.
De bevrijding van het Palestijnse volk is geen vijandige daad. Het is geen oproep
tot wraak. Het is een vastberaden oproep tot gerechtigheid, tot de noodzakelijke truth
and reconciliation, tot gelijkwaardigheid, tot het herstellen van wat generaties lang
is ontkend: het recht van het Palestijnse volk om te bestaan, om te floreren, om terug
te keren en om in vrijheid te leven. Wie opstaat voor de bevrijding van de Palestijnen,
staat op voor universele waarden, voor mensenrechten, voor rechtvaardigheid, voor
de erkenning dat geen enkel volk gedoemd is om voor altijd onderdrukt te blijven.
Vrijheid is niet voorbehouden aan sommigen. Ze behoort toe aan iedereen. Laten we
ons uitspreken en verantwoordelijkheid nemen, ons uitspreken tegen onderdrukking en
voor rechtvaardigheid, ons uitspreken en opstaan tegen genocide en voor mensenrechten.
Nederland mag niet blind zijn voor het eigen aandeel in de decennialange onderdrukking
van Palestijnse rechten. Wie gaat staan voor Palestijnse bevrijding, gaat ook staan
voor de pijnlijke stappen die daaruit volgen, die van grote invloed zullen zijn op
de Nederlandse relatie met de huidige Israëlische regering en de Nederlandse inzet
in de Europese Unie. Laten we ons met alle middelen – diplomatiek, politiek, juridisch
– inspannen om tot rechtsherstel te komen, niet uit haat maar uit liefde voor rechtvaardigheid,
niet om te verdelen, maar om ruimte te maken voor een gedeelde toekomst, waarin ook
het Palestijnse volk eindelijk vrij kan zijn, vrij om te leven. Daarom komen we met
andere partijen ook met een amendement, om de eerste bezuinigingen op UNRWA voor dit
jaar helemaal terug te draaien.
Voorzitter. Ieder jaar betreden 10 miljoen jongeren de Afrikaanse arbeidsmarkt zonder
perspectief. Dit kabinet wil nog 8 miljoen euro bezuinigen op het perspectief voor
deze jongeren, terwijl duurzaam perspectief juist zorgt voor stabiliteit en migratie
tegengaat. Daarom komen we met een amendement om deze bezuiniging op het perspectief
van jongeren terug te draaien. Dat is niet alleen cruciaal voor jongeren daar, maar
ook voor onze gezamenlijke toekomst, voor stabiliteit, handel en migratie. Laten we
onze belofte aan Afrika waarmaken: geen woorden, maar structurele daden. Ook hoor
ik graag van de Minister hoe er tot op heden opvolging is gegeven aan onze motie voor
een ambassadeur voor kinderen in conflictgebieden.
Voorzitter. Onder druk van de PVV dreigen meisjes, vrouwen en lhbti-personen het grootste
slachtoffer te worden van het OS-beleid van dit kabinet. Als we nu geen actie ondernemen,
verdwijnt het artikel over vrouwenrechten niet alleen uit de begroting, maar ook uit
het zicht van dit kabinet. Overal ter wereld kijken vrouwen, meisjes en lhbti'ers
naar landen als Nederland om hun rechten te beschermen. Hun noodkreet om hulp mag
niet onbeantwoord blijven. Daarom roep ik de Minister op: gooi het roer om nu de PVV
overboord is gegaan. Herstel deze fout nu het nog niet te laat is. Samen met GroenLinks-PvdA
zal ik een amendement indienen om het verplichtingsbudget op peil te houden. Zo behoeden
we meisjes, vrouwen en lhbti'ers wereldwijd voor PVV-wanbeleid.
Tot slot, voorzitter. Eerder heeft de Kamer een motie aangenomen die het kabinet verzoekt
het nieuwe subsidiekader voor maatschappelijke organisaties voor de zomer van 2025
te publiceren en maatschappelijke organisaties uiterlijk in oktober 2025 zekerheid
te geven over financiering vanuit het subsidiekader, zodat er voor de implementatie
voldoende ruimte blijft voor eventuele aanpassingen aan het kader. Uit een recente
brief over het maatschappelijk middenveld blijkt dat het kabinet deze motie naast
zich neerlegt en het maatschappelijk middenveld in de kou laat staan; er is sprake
van een gat in hun financiering. Dit kan toch niet waar zijn, vraag ik aan de Minister.
Dit zou toch onbehoorlijk bestuur zijn, vraag ik aan de Minister. Hoe gaat u alsnog
opvolging geven aan deze aangenomen motie?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Bamenga. Ik kijk of er interrupties zijn. Die zijn er niet. Dan kijk
ik even naar mijn linkerzijde. Wil iemand even het voorzitterschap overnemen? Mevrouw
De Korte, zou u dat willen doen? Dank.
Voorzitter: De Korte
De voorzitter:
Hierbij geef ik het woord aan de heer Ellian van de VVD.
De heer Ellian (VVD):
Dank, voorzitter. Een korte inbreng van mij vandaag, als invaller.
Voorzitter. Gedegen beleid op het gebied van handel staat voor de VVD centraal. Met
die handelsgeest is ons kleine land immers groot geworden. De wereld is flink veranderd.
De oorlog op ons continent, migratiedruk en de dreigende handelsoorlogen tonen ons
hoe snel de wereld kan veranderen en dat wij weerbaar moeten zijn voor de geopolitiek
van vandaag en morgen en veel meer naar de lange termijn zullen moeten kijken.
Daarom vindt de VVD het belangrijk dat we strategischer gaan kijken naar de middelen
die we inzetten voor het buitenlandbeleid, zodat we ons handels- en ontwikkelingsbeleid
beter kunnen vormgeven. De VVD omarmt de aangekondigde trendbreuk in het ontwikkelingsbeleid
door in te zetten op thema's waar Nederland in uitblinkt, zoals watermanagement, gezondheidszorg
en voedselzekerheid en door ons meer te richten op Nederlandse belangen, door te investeren
in handel, economie en veiligheid. Ik ben benieuwd hoe deze Minister deze nieuwe focus
concreet gaat vertalen naar projecten en programma's. Hoe zorgen we ervoor dat de
nadruk komt te liggen op de gebieden waar Nederland in uitblinkt? Hoe kijkt de Minister
vanuit zijn verantwoordelijkheid voor buitenlandse handel en ontwikkelingshulp naar
de vraag hoe we ervoor zorgen dat Nederland voldoende weerbaar is, juist wat betreft
de huidige geopolitieke ontwikkelingen? Hoe kijkt de Minister aan tegen het meer in
Europees verband aanbieden van onder andere noodhulp, maar uiteindelijk ook van ontwikkelingshulp?
Voorzitter. De VVD steunt de extra 15 miljoen die tijdens de voorjaarsbesluitvorming
is vrijgemaakt voor een cruciale investering wat betreft handel. Handels- en tariefoorlogen
zorgen ervoor dat vrijhandel steeds meer onder druk komt te staan. Ik vraag de Minister
dan ook: maakt hij zich zorgen over deze handels- en tariefoorlogen? Hoe kijkt hij
daartegen aan? Wat denkt hij dat er nodig is om vrijhandel te kunnen garanderen? Deze
middelen moeten niet alleen worden ingezet voor algemene handelsbevordering, maar
ook voor het weerbaar maken van ondernemers tegen deze schokken, die continu kunnen
optreden. Hoe is de Minister van plan om de extra middelen onder artikel 1 specifiek
in te richten, zodat Nederlandse ondernemers beter ondersteund worden bij bijvoorbeeld
tariefmuren? Is de Minister bereid om te onderzoeken hoe een deel van deze middelen
als schokdemper kan dienen? Denk aan het ondersteunen van ondernemers bij het opvangen
van een eerste klap en aan het ondersteunen bij het versneld aanboren van alternatieve
afzetmarkten. Wij denken dat we ons met deze stappen beter kunnen voorbereiden op
een veranderende wereld, zodat hulp, handel en investeringen elkaar versterken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord als eerste aan mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank voor de inbreng van de heer Ellian. Ik heb een vraag over vrouwenrechten. Wij
trekken met meerdere collega's van de heer Ellian van de VVD samen op als het gaat
om onze zorgen over de mondiale beweging die plaatsvindt, die antirechtenbeweging
die ook gefinancierd wordt vanuit een hele conservatieve hoek. Ik weet dat de VVD
die zorgen ook deelt. Binnen die context, waarin vrouwenrechten enorm worden aangevallen
en onder druk staan, wordt op dit moment het onderdeel vrouwenrechten helemaal wegbezuinigd
uit de begroting. Nu liggen er meerdere amendementen voor. Ik zal u niet vragen of
u voor of tegen gaat stemmen, want dan gaat u zeggen dat u die nog moet bestuderen.
Dat is ook heel goed. Daarom is mijn vraag wat principiëler: vindt de VVD niet ook
dat wij de financiering van vrouwenrechten – en dit is niet de grootste kostenpost
binnen deze begroting – moeten behouden, juist gelet op deze vijandige context rond
vrouwenrechten?
De heer Ellian (VVD):
Dank voor de vraag. Ik weet dat mevrouw Dobbe veel optrekt met mijn fractiegenoot,
mevrouw Becker, wat betreft dit onderwerp. Het is duidelijk dat de rechten van vrouwen,
waar dan ook, ons aan het hart gaan. Dan kom je natuurlijk op de politieke vraag wat
je het beste middel of instrument vindt om uiteindelijk die rechten te waarborgen,
te beschermen of te verbeteren waar nodig. Dan kom je uiteindelijk – daar ben ik eerlijk
over, mevrouw Dobbe – op het maken van keuzes. Je kunt je afvragen of het instrument
van ontwikkelingshulp het beste instrument is daarvoor. Volgens mij is wat ik zeg
redelijk consistent met de lijn van de VVD-woordvoerders. Dat neemt niet weg dat ik
het wel wat gek vind dat het zo rigoureus ... Het komt bijna niet eens meer voor in
de stukken van het kabinet. Dat is natuurlijk wel gek, want dat je ergens geen hulp
aan geeft, betekent niet dat je het niet belangrijk vindt. Dat viel me eerlijk gezegd
wel op. Er zijn een hoop amendementen; daar heb ik zo meteen als voorzitter nog wel
een ordeopmerking over, want we hebben zo wel een klus te doen met elkaar. We gaan
uiteraard kijken naar de amendementen. Ik zie dat het niet om een groot bedrag gaat.
De vraag is natuurlijk wel of je het wenselijk vindt om op onderdelen te gaan schuiven.
Dat roept de vraag op: waarom bij het ene wel en bij het andere niet? Dat is mijn
antwoord voor nu.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank voor uw inbreng en voor het voorzitten, natuurlijk. De heer Ellian spreekt in
zijn inbreng over een trendbreuk, omdat er nu eindelijk geïnvesteerd gaat worden in
water, voedselzekerheid en gezondheid. Dat is natuurlijk iets wat dit ministerie al
jaren-, zo niet decennialang, doet. De enige trendbreuk die ik zie, zijn eerlijk gezegd
juist de enorme bezuinigingen die plaatsvinden op dit goede werk. Daarom heb ik een
vraag aan de heer Ellian, die zich ook uitspreekt over het belang van de weerbaarheid
van ons land. Er is echt een heel scala aan defensie-experts geweest, generaals buiten
dienst, commandanten, mensen van het Ministerie van Defensie zelf, experts van verschillende
instituten, dat benadrukt dat juist ontwikkelingssamenwerking een essentieel onderdeel
is van conflictpreventie en van het beheersbaar houden van conflicten, mochten die
alsnog uitbreken. Hoe rijmt de heer Ellian dat met de grote bezuinigingen die mede
dankzij de Minister van Financiën van zijn partij nu doorgevoerd zijn en die wat ons
betreft tot grote schade gaan leiden?
De heer Ellian (VVD):
Prettig dat er een koppeling wordt gemaakt met de portefeuille die ik doe, namelijk
Defensie. Daar kan ik op zich zeker iets over zeggen, alhoewel de wereldpolitiek en
de veranderingen in de wereld op dit moment natuurlijk bijna elke portefeuille in
dit huis raken. In mijn antwoord zojuist zei ik ook: je kunt ... Ik denk dat de meesten
hier misschien nog wel beter dan ik weten wat er in ons verkiezingsprogramma staat.
Het is volgens mij geen geheim dat de VVD twijfels heeft bij de effectiviteit van
ontwikkelingshulp zoals die de afgelopen decennia is ingezet. Ik denk, mevrouw Hirsch,
dat dat meer met een principiële kijk op het vraagstuk te maken heeft: vind je dat
de beste manier? Volgens mij heeft Minister Heinen toen hij nog Kamerlid was ook uitgelegd
dat het de vraag is of je dat niet meer in Europees verband zou moeten doen. Je kunt
je ook echt afvragen of het op lange termijn gaat helpen de wereld stabieler te maken.
Dan kom ik op uw vraag ten aanzien van deskundigen vanuit Defensie. Ik noem ook iemand
als Mart de Kruif, voor wie ik veel waardering heb. Ik denk dat dat uiteindelijk ook
te maken heeft met je kijk op de wereld. In de Defensiecommissie, waar ik nu een halfjaar
in zit, na vier jaar J&V gedaan te hebben, vertel ik altijd dat ik meer het type ben
van «het glas is half leeg». Dat maakt je leven niet per se veel vrolijker, maar dan
kun je wel beter tegen alle teleurstellingen in de wereld; laat ik het maar zo zeggen.
Als je kijkt naar de geopolitieke dreigingen, ook van de grotere actoren, en als je
bijvoorbeeld ziet wat er op het Afrikaanse continent gebeurt, kun je je wel echt afvragen
of de vormen van ontwikkelingshulp die we tot nu toe geboden hebben echt gaan helpen
bij het voorkomen van conflicten en, belangrijker nog, of die ons veiliger gaan houden.
Ik heb daar eerlijk gezegd wel echt twijfels bij. Maar even los van die twijfels –
want daar kun je op meerdere manieren naar kijken – is het ook keuzes maken. Daar
wil ik best duidelijk over zijn, mevrouw Hirsch, want u stelt volgens mij een normale
vraag. Dan geven wij op dit moment toch echt prioriteit aan harde defensie-investeringen
boven investeringen in allerlei ontwikkelingsprogramma's die misschien ooit effectief
zouden kunnen zijn, maar waarvan wij ons afvragen of ze de veiligheid direct concreet
ten goede gaan komen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dan vinden wij elkaar er in ieder geval in dat het glas halfleeg is, want daar ben
ik ook enorm van. Maar ik hoor in het antwoord van de heer Ellian toch echt een mening.
Ik probeer iets van de VVD te begrijpen. Ik hoorde van uw voorganger in deze commissie
ook altijd: wij vinden nou eenmaal dat die keuze gemaakt moet worden. Ik zie een heel
panorama van experts aan mij voorbijtrekken die zeggen dat dit een heel onverstandige
beslissing is die niet goed is voor de veiligheid en de weerbaarheid van ons land.
Ik ben dan toch heel erg nieuwsgierig. Kan de heer Ellian dan toelichten, misschien
ook vanuit zijn andere portefeuille, op welke rapporten, studies of experts hij die
positie baseert? Anders blijven we toch een beetje in de lucht praten. Ik probeer
te zoeken naar de experts, want ik ben zelf geen enorme expert op dit gebied. Ik probeer
te luisteren naar wat experts uit de samenleving tegen ons zeggen. Ik ben zo benieuwd
waar de heer Ellian zich op baseert als hij zegt: nee, onze weerbaarheid heeft die
ontwikkelingssamenwerking helemaal niet nodig.
De voorzitter:
U heeft vier interrupties gehad; ik heb er per ongeluk eentje te veel gerekend. Ik
geef de heer Ellian de ruimte om kort antwoord te geven – niet zo uitgebreid als zonet;
anders geven we iedereen te veel ruimte.
De heer Ellian (VVD):
Ja, heel goed dat u als vervangend voorzitter even streng bent, want we moeten inderdaad
op de tijd letten. Ik ga mijn best doen om het kort te doen, voorzitter. Als deskundigen
of onderzoekers iets zeggen, is het altijd de vraag of je dat als politicus dan moet
doen of niet. In de commissie voor J&V had ik hier vaak mooie maar ook felle debatten
over met collega's. Zij zeiden dan «het WODC zegt dat het niet effectief is» en dan
zei ik «ja, maar ik vind als volksvertegenwoordiger namens de VVD dat bijvoorbeeld
vergelding belangrijker is dan die effectiviteit». Daar kun je dan een debat over
voeren. Ik vind het dus altijd ingewikkeld als er wordt gezegd: deskundigen zeggen
dit, dus de politiek moet dat ook doen. Je moet goed luisteren en uiteindelijk moet
je een keuze maken. Als iemand me bevraagt, zoals mevrouw Hirsch nu doet, en zegt
«meneer Ellian, die deskundigen zeggen a, maar u zegt toch b», dan zeg ik: ja, omdat
er volgens mij ook voldoende ander onderzoek is. Laatst stond er volgens mij een mooi
stuk in The Economist. Je kunt wel degelijk op meerdere manieren kijken naar ontwikkelingshulp
en de effectiviteit ervan. Er is een stroming die zegt: dat helpt uiteindelijk de
stabiliteit van gebieden en dat helpt uiteindelijk bij het voorkomen van conflicten.
Ik zeg: nee, ik denk dat bepaalde regimes zich niks zullen aantrekken van die hulp
en uiteindelijk de dreiging in stand zullen houden in de komende decennia. Als de
VVD dan kijkt naar de dreigingen nu, dan zeggen wij: dit is minder belangrijk voor
ons; investeren in concrete zaken die de huidige weerbaarheid vergroten ten opzichte
van actoren als Rusland, Iran en China, is belangrijker. Dat is inderdaad een keus
die we maken, uiteraard die deskundigen gehoord hebbende. Het was stiekem toch een
beetje lang.
De voorzitter:
Nou, het was wel weer aardig lang. Ik geef het voorzitterschap weer ... O, er is nog
een interruptie van de heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Wellicht ter verduidelijking, want ik weet niet zeker of ik goed gehoord heb wat de
VVD zojuist heeft gezegd. Klopt het dat de VVD erover twijfelt of het het waard is
om te investeren in de stem van meisjes, vrouwen en lhbti'ers? Heb ik het zo goed
begrepen?
De heer Ellian (VVD):
Nee, dat heb ik zo helemaal niet gezegd. Volgens mij zei mevrouw Dobbe tegen mij:
ik trek op dit onderwerp veelvuldig op met de VVD-fractie, maar het is totaal geen
onderdeel meer van de begrotingsvoorstellen van het kabinet, dus goh, hoe ziet de
VVD dat? Ik heb toen aangegeven, volgens mij letterlijk: dit is een onderwerp dat
ons aan het hart gaat; het is wel gek dat er geen woorden aan gewijd worden door deze
bewindspersonen, maar je kunt je afvragen of ontwikkelingshulp daartoe het geëigende
instrument is. Dát is volgens mij de vraag die hier voorligt. Ben je ervan overtuigd
dat ontwikkelingshulp, vaak door middel van het financieren van bepaalde projecten,
uiteindelijk die rechten gaat verbeteren? Dat raakt eigenlijk de hele principiële
vraag die mevrouw Hirsch net stelde.
De heer Bamenga (D66):
Dank voor de toelichting. Ik wil even kijken of we inderdaad steun van de VVD kunnen
krijgen. Want er zijn inderdaad ook wel wat voorstellen gedaan om te zorgen dat wij
nog steeds blijven investeren in vrouwenrechten. In het verleden heb ik ook aangegeven
dat we dat niet zomaar kunnen schrappen, omdat er ook Europese afspraken zijn gemaakt
met betrekking tot vrouwenrechten. We moeten een bepaald percentage daarin blijven
investeren. Kunnen we daarvoor ook steun krijgen vanuit de VVD, aangezien het toch
wel belangrijk is voor de VVD? Dat hoor ik de heer Ellian althans zeggen.
De heer Ellian (VVD):
Ik wil er... Kijk, ik zeg dit niet om flauw te doen, maar het onderwerp vrouwenrechten
– daar vind ik als mens echt van alles van; ik zeg altijd dat ik echt feministisch
ben opgevoed – ligt bij een andere woordvoerder. Dat is dus altijd lastig. Daar komt
nog bij dat een andere woordvoerders eigenlijk hier nu had moeten zitten. Laat ik
dit zeggen, maar ik heb nog niet naar alle amendementen en moties gekeken: ik wil
er open naar kijken. Maar ik hoop dat de heer Bamenga ook mijn dilemma begrijpt. Als
je als VVD principieel doet op ontwikkelingshulp – dat is het korte interruptiedebatje
dat ik met mevrouw Hirsch had – dan moet je natuurlijk wel uitkijken dat je dan niet
één vraagstuk eruit licht, want dat roept natuurlijk meteen de vraag op: waarom doe
je dan de andere niet? Daar kan je best als antwoord op geven: maar dit ene vraagstuk
vinden we ononderhandelbaar. Ik sluit dat dus niet uit. Ik wil ernaar kijken, want
iedereen weet hoe zeker mijn collega mevrouw Becker zich al jaren heeft ingespannen
voor de rechten van vrouwen. Ook mevrouw Roelien Kamminga, mijn voorganger, die vandaag
overigens geïnstalleerd wordt als burgemeester van Groningen, heeft in haar inbrengen
meerdere malen aandacht gevraagd hiervoor, als ik het goed heb. Dus dat verplicht
mij er bijna toe om uw vraag te beantwoorden met: ik wil er open naar kijken. Dat
betekent niet dat ik ongedekte voorstellen ga steunen en zo, maar op dít onderwerp
wil ik er echt wel even naar kijken.
De voorzitter:
Ik geef het woord terug.
Voorzitter: Ellian
De voorzitter:
Dank dat u even wilde voorzitten, collega De Korte. Volgens mij hebben we het heel
behoorlijk met elkaar gedaan. Ik kijk even naar de griffier. We hebben nu vijftien
amendementen, waarvan er dertien geapprecieerd moeten worden. Maar dat gaan de bewindspersonen,
want die zijn fris in deze commissie, vliegensvlug doen. Laat ik beginnen met de vraag
hoeveel tijd u nodig heeft ter voorbereiding. Het verzoek van de Minister voor 45
minuten schorsing zou ons brengen op 17.25 uur. Poeh... Mag ik u het volgende vragen?
Mijn ervaring met voorzitten leert dat er zo meteen nog een heleboel vragen aan u
gesteld gaan worden, omdat ik vermoed dat sommigen het niet eens gaan zijn met wat
u gaat zeggen. En ik vind wel dat je een debat moet hebben met elkaar. Kunnen we 35
minuten afspreken? Snel tempo erin, en dan... Oké, 35 minuten. Ik schors tot 17.15
uur en dan gaan we als de wiedeweerga verder. Ik zeg even tegen de collega's: er is
geen dinerschorsing of zo, dus als iemand wil eten, dan adviseer ik om dat nu te doen
of zo een broodje mee te nemen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp net dat u om 18.30 uur weggaat, maar gaan we wel door tot 19.30 uur?
De voorzitter:
Uiteraard gaat u gewoon door tot 19.30 uur. De bewindspersonen gaan snel werken aan
de beantwoording. Ik schors de vergadering tot 17.15 uur.
De vergadering wordt van 16.39 uur tot 17.17 uur geschorst.
De voorzitter:
Gelet op de tijd ga ik de vergadering heropenen. We zijn nog steeds bij de suppletoire
begroting samenhangende met de Voorjaarsnota. We hebben precies twee uur en tien minuten
om dit af te ronden, waarvan ik nog één uur en tien minuten uw voorzitter kan zijn.
Ik ga dat streng doen. Dat betekent dat ik nu ook ga toezien op de interrupties, zodat
die echt megakort zijn. Ik zou eigenlijk tegen de Kamerleden willen zeggen: probeer
echt alleen te interrumperen waar nodig, want ik zie aan de hoeveelheid amendementen
en moties dat velen van u uw standpunt al bepaald hebben. Tegen de bewindspersonen
zeg ik, ook al zijn ze nieuw in deze commissie: geen inleidingen. U bent van harte
welkom, iedereen vindt het fijn dat u er bent en u vindt het mooi om hier te zijn,
maar we doen het gewoon met vraag en antwoord, dus zonder lange beschouwingen. Anders
gaan we het echt niet redden. Dan ga ik het woord geven aan de Minister van Buitenlandse
Zaken.
Minister Veldkamp:
Voorzitter, dank. Ik begin met een aantal opmerkingen die ook al meteen ingaan op
de vragen die zijn gesteld. Ik heb een aantal tussenkopjes: veiligheid en stabiliteit,
bni-koppeling – die term is een aantal malen gevallen – maatschappelijk middenveld,
vrouwen, UNRWA en andere belangrijke thema's die aan de orde zijn gekomen. Ik probeer
daar staccato doorheen te gaan.
Ik wil de commissie danken voor de getoonde flexibiliteit om de behandeling iets te
verschuiven vanwege het plaatsvinden van de NAVO-top vorige week. Ontwikkelingshulp
is nu tijdelijk ook het vakgebied van de Minister van Buitenlandse Zaken. Daar ben
ik trots op. Ik ben niet de ultieme expert op dit terrein, maar ik ben altijd wel
van mening geweest dat ontwikkelingshulp of ontwikkelingssamenwerking een belangrijk
element is van het extern beleid van Nederland. Zoals mevrouw De Korte al aangaf,
kunnen we daar ook een verschil mee maken. Het ontwikkelingsbeleid onderstreept ook
de verwevenheid van diplomatie, internationale betrekkingen, veiligheid en stabiliteit.
Je hoorde een aantal van die dingen ook verweven zijn in de diverse inbrengen van
Kamerleden. Als zodanig kwamen die dus ook aan de orde.
Ik ben blij om hier samen met de Staatssecretaris te zitten. Dat benadrukt dat hulp
en handel met elkaar verbonden zijn. Ik wijs op de beleidsbrief, die mevrouw Klever
nog heeft gestuurd. Het beleid in die brief zet ik op zich voort, want het beleid
is ingezet en wij zijn een demissionair kabinet dat roeit met de riemen die het heeft.
Tegelijkertijd zal iedere bewindspersoon er op eigen wijze invulling aan geven. Zo
zal ik dat ook doen. We zetten in op de thema's waar we goed in zijn: voedselzekerheid,
watermanagement en gezondheid. Daarbij houden we ook steeds oog voor de meest kwetsbare
groepen, bijvoorbeeld vrouwen en meisjes, lhbtiq+, religieuze minderheden en andere
gemarginaliseerde groepen. Uiteraard blijft Nederland zich met humanitaire hulp inzetten
voor mensen in nood. Dat thema kwam al een aantal maal aan de orde. Ook levert Nederland
zijn aandeel in internationale klimaatfinanciering, en dat blijft het doen, zeg ik
tegen mevrouw Hirsch.
De eerste suppletoire begroting, die we vandaag bespreken, vormt de financieel-technische
uitwerking van de beleidsagenda. Het is van belang om met die uitvoering aan de slag
te gaan. De gewijzigde begroting bevat budgetverhogingen en prioritaire thema's, zoals
86 miljoen euro voor humanitaire hulp, 100 miljoen euro voor handel, 312 miljoen euro
voor migratie en opvang in de regio en 90 miljoen euro voor veiligheid en stabiliteit.
In deze begroting komt ook de blijvende steun voor Oekraïne tot uitdrukking. Het kabinet
heeft bij de Voorjaarsnota voor 2026 aan de niet-militaire steun, die je op deze begroting
terugziet, 252 miljoen toegevoegd. Het kabinet staat in de startblokken om die uitgaven
te doen en zo ook voor Nederland te werken aan concrete inkomens en sociaaleconomische
groei in lage en middeninkomenslanden, en de daarbij horende stabiliteit. Een versterking
van deze vaak instabiele landen draagt, zeg ik ook tegen de heer Ram, ook in bredere
zin bij aan de belangen van Nederland: handel en economie, veiligheid en stabiliteit
en, ja, ook migratie. De situatie in de wereld is ernaar. Dat behoeft geen betoog.
Als je hecht aan ontwikkeling, hecht je daarmee ook aan vooruitgang. Dat acht ik in
het bredere belang van Nederland. Ik hoor de duidelijke oproep vanuit de Kamer over
de koppeling. Daar kom ik zo op terug.
Om te beginnen had mevrouw De Korte een aantal opmerkingen over de inzet op vrede,
preventie en bemiddeling, naast natuurlijk de grote resultaten van bijvoorbeeld de
NAVO-top van vorige week. Ik steun dat. Ik onderken dat de wereld meer gefragmenteerd
is geraakt. Er zijn meerdere machtscentra. Het is een multipolaire wereld. Mathematisch
gezien heb je dan meer frictiepunten tussen landen. Mathematisch gezien heb je dan
dus ook meer diplomatie nodig om met die frictiepunten om te gaan. Een deel van die
diplomatie zal altijd voor de schermen en een deel zal achter de schermen zijn. Ik
worstel ermee, zeg ik tegen mevrouw De Korte, dat een deel van die conflictbemiddeling
en preventie op dit moment plaatsvindt door juist kleinere, rijke, autocratisch bestuurde
landen, zoals Qatar of Oman. Dat is op zich prima, maar de traditie is ook altijd
geweest dat landen als Noorwegen, Zweden of Nederland dat ook doen. Ik vind dat open,
westerse, Europese democratieën ook die rol toekomt. Die zouden ook die rol moeten
kunnen invullen. We hebben in het verleden vaak gezien dat zij die rol pakten. Denk
even aan het Midden-Oosten en de Oslo-akkoorden. Denk aan de Den Haag-overleggen die
voorafgingen aan de Oslo-akkoorden. Er zijn altijd Nederlanders geweest – ik kijk
ook naar mevrouw Hirsch, want dat gebeurde bijvoorbeeld ook vanuit een sociaaldemocratische
traditie – die dat actief hebben vormgegeven.
Ik worstel met de vraag waarom landen als Nederland dat nu kennelijk moeilijker lukt.
Misschien komt het doordat we meer gepolariseerd raken over internationaal beleid.
Misschien komt het doordat we minder tevreden zijn met diplomatie achter de schermen
en we ook graag die normstelling willen zien en onze verontwaardiging willen uiten
over dat wat we verschrikkelijk of schandelijk vinden in de wereld, en vaak ook terecht.
Maar de diplomatie achter de schermen zou een kans moeten krijgen. Ik kijk daarom
met enige sympathie naar wat mevrouw De Korte heeft gezegd over het belang van conflictbemiddeling,
conflictpreventie en het verschaffen van de middelen daartoe. Ik waardeer de aandacht
voor hoe we daarmee omgaan.
Mevrouw Hirsch vroeg of ik de uitspraak van oud-generaal De Kruif onderschrijf dat
investeren in stabiliteit en conflictpreventie effectief en goedkoop is. Ik onderschrijf
die uitspraak. Ik apprecieer ook rapporten van het IMF, de Wereldbank en de VN die
laten zien dat conflictpreventie ook kostenefficiënt kan zijn. We zetten daarom ook
blijvend in op die conflictpreventie, bijvoorbeeld via onze inzet op hulp en veiligheid
in diverse regio's, zoals West-Afrika, de Hoorn van Afrika, Noord-Afrika en het Midden-Oosten.
Daar zit je al heel dicht rond ons continent, waardoor je daarmee tevens een breder
eigenbelang behartigt. Daarmee dragen we bij aan het doorbreken van geweldspiralen
en de opbouw van landen in vrede. Functionerende instituties in de veiligheids- en
justitiesector zijn daarvoor van belang.
De heer Bamenga vroeg specifiek aandacht voor het Grote Merengebied en Congo, onder
andere via het actieplan dat hij vanuit D66 samen met de ChristenUnie, de heer Ceder,
heeft opgesteld en voorafgaand aan dit overleg heeft overhandigd. Uw Kamer is door
mijn voorganger geïnformeerd over het voornemen om te stoppen met het regionale Grote
Merenprogramma. Dat betekent niet dat het kabinet zich geheel terugtrekt uit die regio.
Nederland blijft politiek actief middels onze ambassades. Nederland blijft ook humanitaire
hulp bieden. Ik wil ook nader bestuderen hoe we daar onze betrokkenheid, onze rol,
op een goede manier kunnen blijven invullen. Ik zal het actieplan van de heren Bamenga
en Ceder bestuderen. Ik kan de heren Bamenga en Ceder ook verzekeren dat wij bezig
zijn met de opvolging van in het verleden aangenomen moties, ook andere moties die
eerder zijn ingediend over de situatie in die regio. Daar zullen we uw Kamer op korte
termijn over informeren middels een Kamerbrief. Daarin zal ik ook ingaan op andere
vragen die u stelde over Congo en Rwanda, en ik zal specifiek op het actieplan ingaan.
Ik ben ook voornemens, zeg ik erbij, om binnenkort in Brussel te overleggen met de
EU-gezant voor de Grote Meren, de Zweedse diplomaat Johan Borgstam.
Daarmee kom ik aan bij nog enkele algemene opmerkingen. Mevrouw Hirsch vroeg naar
het rapport van de universiteit van Göttingen, dat aantoont dat iedere € 1 ontwikkelingshulp
leidt tot € 2 handel; ik geloof dat dat het is. Nee, het is € 4 handel. Dat is inderdaad
een multiplier. Het rapport verscheen vandaag, geloof ik. Ik heb het dus nog niet
kunnen bestuderen, maar ik bestudeer dat wel degelijk. Het past ook bij gegevens van
het IMF over return on investment die we hebben gezien. Het IMF noemde dat de return
on investment van elke in preventie geïnvesteerde euro € 25 tot € 75 is. We gaan kijken
wat het rapport precies oplevert, maar ik vind het zeker interessant en boeiend om
hiernaar te kijken.
De heer Van Baarle vroeg op welke wijze ik er anders in sta dan mijn ambtsvoorganger.
Nogmaals, ik zal roeien met de riemen die ik heb qua beleidsagenda en beleidsbrief.
Tegelijkertijd mag het duidelijk zijn dat ik een ander politiek persoon ben dan mijn
ambtsvoorganger. Ik zal bijvoorbeeld heel goed kijken naar wederkerigheid met het
globale Zuiden, zoals tot uiting komt in de Afrikastrategie van het kabinet, en naar
sociale ontwikkeling als kern van inzet.
Voorzitter. Er is een aantal vragen gesteld over de zogeheten bni-koppeling.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik hoor nu dat het onderdeel stabiliteit en veiligheid afgerond is. Ik hoor dat de
Minister nog een beetje een innerlijke strijd heeft over hoe er omgegaan moet worden
met conflictbemiddeling. Wij hebben juist een amendement ingediend om op dat vlak
wat concreter aan de slag te gaan door middel van een topinstituut, waarin echt grote
expertise aanwezig is voor conflictbemiddeling. Misschien zegt hij daar straks meer
over bij de appreciatie van de amendementen, maar wat hij zei over hoe hij tegen zoiets
aankijkt, vond ik een beetje algemeen.
Minister Veldkamp:
Op de appreciatie van de diverse amendementen en moties kom ik natuurlijk terug in
de tweede termijn. Ik heb willen aangeven dat ik wel met sympathie naar een dergelijk
voorstel kijk, omdat we natuurlijk ook wel zien dat conflictpreventie en conflictbemiddeling
echt van belang zijn. We weten ook hoe vaak conflicten zijn voorkomen. Niemand heeft
het meer over het risico op burgeroorlog in het land dat nu Noord-Macedonië heet en
inmiddels een NAVO-lidstaat is. Ik kan me als de dag van gisteren herinneren dat het
in 2001 wel leek op te vlammen tot een burgeroorlog in dat land en dat er Nederlanders
in verschillende organisaties Nederlanders, de EU, de NAVO en de OVSE, waren die zich
toen hebben ingezet om te voorkomen dat dat conflict oplaaide: Robert Serry, Pieter
Feith en Daan Everts. Ik noem gewoon de namen van deze mensen, die ik soms nog weleens
in het nieuws zie langskomen. Zij hebben zich daar daadwerkelijk voor ingezet. Talloze
anderen hebben dat elders ook gedaan. Het is ook soms de belangstelling van vorige
Ministers van Buitenlandse Zaken geweest. Ik denk even aan Bert Koenders, die grote
aandacht had voor Colombia. Ik denk ook aan mensen van internationale organisaties.
We kennen misschien allemaal wel het boek van Samantha Power over VN-gezant Vieira
de Mello, waarin staat wat hij deed om in tal van regio's in de wereld conflicten
te voorkomen of om het einde van een conflict te bemiddelen. Dat lukt lang niet altijd,
maar soms lukt dat. Ik vind dat belangrijk en ik hoop dat Nederland daar ook aan zal
bijdragen, continu zal bijdragen. Ik kijk dus met sympathie naar het initiatief van
mevrouw De Korte.
Ik zeg er wel bij dat er natuurlijk instellingen zijn die wat dat betreft al een rol
hebben, zoals het European Institute of Peace en het Centre for Humanitarian Dialogue
in Genève. Dat zijn organisaties die soms juist heel erg achter de schermen opereren
en waarover niets of nauwelijks iets in de kranten lezen, maar die zeer waardevol
werk doen om erger te voorkomen, want er is al te veel ellende om ons heen. Ik kijk
daar dus met sympathie naar.
De voorzitter:
Gaat u dan verder, want ik zie geen verdere vragen.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Dan de zogeheten bni-koppeling. Excuses voor de vakterminologie daarbij.
Het kabinet heeft in de voorjaarsbesluitvorming besloten om het zogeheten ODA-budget,
het ontwikkelingsbudget, te koppelen aan de ontwikkeling van het bruto nationaal inkomen,
het bni. Dat is in lijn met een verzoek uit de Eerste Kamer. De zogeheten ODA-prestatie
blijft hiermee voor Nederland langjarig op peil. Het bruto nationaal inkomen is natuurlijk
gegroeid sinds afgelopen zomer. Daardoor wordt er structureel aanvullend budget beschikbaar
gesteld voor ontwikkelingshulp. Het gaat om cumulatief circa 770 miljoen extra tot
en met 2030. Daarmee blijft Nederland internationaal ook een substantiële donor. Die
ODA-prestatie komt dit jaar naar verwachting uit op 0,59% van het bni. Vanaf 2029
komt die uit op 0,44% van het bni. Die blijft ongeveer gelijk op dat percentage. Ik
vind dat Nederland als welvarend land een verantwoordelijkheid heeft om bij te dragen
aan de sociaaleconomische ontwikkeling van andere landen. Daarom is het budget voor
ontwikkelingshulp gekoppeld aan onze welvaart.
Ja, er is door het kabinet-Schoof bezuinigd via het hoofdlijnenakkoord. Daarvoor is
2,4 miljard verschoven van ontwikkelingshulp naar Defensie, per 2027. Tegelijkertijd
wil ik er wel aan herinneren dat er per 2027 een maximering ingaat van 10% vanuit
de pot voor ontwikkelingshulp als bijdrage aan de eerstejaarsasielopvang. Ik heb daar
zelf in de formatie nog hard aan gewerkt. Daarbij was het erg prettig dat er in het
voorjaar van vorig jaar een advies lag van de Adviesraad Internationale Vraagstukken
dat een dergelijke maximering ook voorstelde. Vanaf 2027 wordt dat geld vrijgespeeld.
U moet het zich indenken: in 2025 gaat ongeveer een vijfde van de ontwikkelingshulp
rechtstreeks naar de eerstejaarsasielopvang. Voor volgend jaar is dat ongeveer een
kwart. Dat zou verder kunnen oplopen als die maximering er niet was geweest. Die maximering
gaat in 2027 in en speelt geld vrij. Dan kom je per 2027 onder een bijdrage van 10%
uit aan de eerstejaarsasielopvang. Ik hoop – hiermee laat ik misschien toch iets van
een verschil met mijn voorganger blijken – dat diverse partijen die maximering ook
in hun verkiezingsprogramma willen opnemen als blijvend.
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel voor de beantwoording. Ik merk dat er vaker heel erg wordt gesproken over
de financiële middelen als het over de koppeling gaat, maar de motie die ik met meerdere
woordvoerders indiende, ging over de systematiek. Dat was ook de aard van de motie
die in de Eerste Kamer is aangenomen, want er is ook door een meerderheid in de Eerste
Kamer gevraagd om die systematiek te herstellen. We moeten, ook op basis van een rapport
van de Rekenkamer, concluderen dat die systematiek niet hersteld is naar de manier
waarop over in het hoofdlijnenakkoord onderhandeld is. Ik ben dus toch benieuwd naar
de reactie van de Minister op de motie, die vraagt om het herstel van de systematiek
van de koppeling, dus terug naar het ankerpunt van 0,7%. Daarbij hebben wij het dus
nog helemaal niet over of dat ook financiële consequenties zal hebben. Het gaat ons
er gewoon om dat de systematiek die we altijd hanteerden, en die ook in het hoofdlijnenakkoord
nog gehanteerd werd, echt weer teruggebracht wordt, zodat we op dezelfde voet verder
kunnen gaan met de onderhandelingen over wat uiteindelijk de bezuinigingen zijn.
Minister Veldkamp:
We hebben het op dit moment, vandaag, over de suppletoire begroting voor 2025. De
begroting voor 2026 ligt nu nog niet voor. Ik kan dus nog niet echt vooruitlopen op
de inhoud daarvan. Ik kan nu wel toezeggen dat ik me vanuit mijn huidige rol zal inspannen
voor het belang van ontwikkelingshulp en om een goed resultaat neer te zetten. Wat
dat betreft wil ik me inzetten voor de bni-koppeling zoals die altijd heeft gegolden,
namelijk met die systematiek waarin die 0,7% uiteindelijk de doelstelling is. Daarmee
kan ik geen garantie afgeven. Het is niet makkelijk met een strenge Minister van Financiën.
Ik vind dat landen ook een strenge Minister van Financiën moeten hebben voor een verantwoordelijke
overheidshuishouding. Ik zet me er verder ook voor in dat juist wij als welvarend
land een duidelijke inzet op ontwikkelingshulp plegen. Dat kan ik hier ook toezeggen.
En daar hoort wat mij betreft een systematiek bij voor een bni-koppeling zoals mevrouw
Hirsch die heeft uitgelegd.
De voorzitter:
Oké, mooi. Gaat u verder. Sorry, ik zie dat er toch een interruptie is. Ik ga het
nog niet timen, maar we moeten het wel echt kort houden.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik zie de griffier geen toezegging opschrijven en daarom wil ik toch echt vragen of
ik een toezegging hoor van de Minister, namelijk dat hij zich zal inspannen om de
bni-koppeling, zoals die tot nu toe gold, te herstellen.
De voorzitter:
Daar wordt druk overleg over gepleegd. Minister, is het een toezegging?
Minister Veldkamp:
Ik zeg toe dat ík mij daar in het kabinet voor zal inspannen. Die toezegging kan ik
geven.
De voorzitter:
Oké, dan gaan we dat zo noteren. Ik kijk naar de griffier ... We komen er aan het
einde op terug! Minister, gaat u verder.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Daarmee kom ik aan bij het blokje maatschappelijk middenveld en maatschappelijke
organisaties. Afgelopen vrijdag, 27 juni, heb ik de Kamer geïnformeerd over de nadere
uitwerking van het nieuwe beleidskader voor de samenwerking met maatschappelijke organisaties
voor ontwikkelingshulp en de focus. Daarvoor is 490 miljoen euro beschikbaar in de
periode 2026–2030. In dat nieuwe kader zetten we in op efficiëntie, lokaal eigenaarschap,
capaciteitsversterking en meer ruimte voor dienstverlening. We willen concrete resultaten
bereiken en daarom werken we zo direct als mogelijk samen met lokale organisaties.
Het nieuwe beleidskader focust op maatschappelijke organisaties binnen voedselzekerheid,
watermanagement en gezondheid. Maatschappelijke organisaties blijven daarvoor een
belangrijke partner, zeg ik ook tegen mevrouw De korte, die daar specifiek naar vroeg.
Daar zijn talloze voorbeelden van te geven, denk aan het Netherlands Food Partnership.
Die organisatie initieert en begeleidt samenwerkingsverbanden van bedrijven, kennisinstellingen,
maatschappelijke organisaties en overheden, zowel Nederlandse overheden als overheden
uit lage- en middeninkomenslanden. Daarbij wordt weleens de Dutch Diamond Approach
genoemd. Het is niet meer de triple helix, maar het is iets breder. En daarin werken
die instellingen dus samen aan het oplossen van uitdagingen, waar nodig ook met Nederlandse
kennis en kunde.
Het nieuwe beleidskader wordt zorgvuldig voorbereid. Ik zeg dat mede naar aanleiding
van een opmerking van mevrouw Hirsch. We hebben dat ter hand genomen, maar dat kost
tijd. Het nieuwe beleidskader start naar verwachting in de eerste helft van 2026 en
wordt daarna getrapt ingezet.
Mevrouw Dobbe vroeg naar de verlenging van bestaande subsidiekaders. Dat stuit op
juridische bezwaren, want die kaders zijn gebonden aan een subsidieplafond dat niet
zomaar kan worden verhoogd. Dat kan alleen door een nieuw kader te publiceren. Ik
wil daarom echt in 2026 aan het werk gaan met een nieuw kader.
De voorzitter:
Punt. Mevrouw Dobbe, heel kort.
Mevrouw Dobbe (SP):
De Minister zegt: het is juridisch niet mogelijk. Ik moet dat toch in twijfel trekken.
Ik denk dat het met een beetje creativiteit wel mogelijk is. Je zou er bijvoorbeeld
ook voor kunnen kiezen om het huidige kader als een nieuw halfjaarlijks kader te publiceren.
Dan heb je gewoon precies hetzelfde, maar dan in het jasje van een nieuw kader. Het
gaat erom dat wij voorkomen dat organisaties in de problemen komen, doordat een en
ander vertraagd is. Daardoor ontstaan er spanningen en problemen. Dat willen we niet.
Volgens mij kan het prima zo en daarom zou ik graag wat meer creativiteit bij de Minister
willen zien.
Minister Veldkamp:
We willen echt zo snel mogelijk aan de slag, maar verlenging van het huidige kader
betekent wel weer nieuwe activiteiten binnen dat kader. Die plannen moeten aangeleverd
en goedgekeurd worden. Dat is voor een verlenging met zes maanden echt wel veel bureaucratie.
Het is daarom beter om te beginnen met een vijfjarig nieuw kader en om nu eerst vertraging
te voorkomen. Dus ja, dat lijkt mij toch echt de verstandigste inzet.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ja, dat denk ik ook. Dat nieuwe kader is alleen vertraagd, dus er ontstaan zo meteen
problemen in de uitvoering. Ik denk dat het maatschappelijk middenveld en iedereen
die nu subsidies ontvangt prima in staat zijn om een nieuw plan aan te leveren voor
zes maanden en dat zij om de bureaucratie te helpen ook in staat zijn om dat heel
beknopt te doen en niet in 88 pagina's. Hoewel we allemaal willen dat er een nieuw
kader komt waar we nog heel veel jaren wat aan hebben, moeten we dit doen, omdat het
nu gewoon te laat is. Er ontstaan uitvoeringsproblemen. Ik vraag de Minister nogmaals
om daarin mee te denken.
Minister Veldkamp:
Het aflopen van het huidige kader is heel tijdig aangegeven, meer dan een jaar van
tevoren. Ik begrijp dat het verlengen van het huidige kader 50 miljoen tot 60 miljoen
kost. Dan krijg je twee kaders naast elkaar en is er het risico van een heleboel bureaucratie.
Je kunt dus beter getrapt een nieuw kader inzetten. Ik hoor wat mevrouw Dobbe zegt,
maar de inzet zal toch echt moeten zijn om dat nieuwe kader zo snel mogelijk in te
zetten. Een verlenging van de huidige kaders vergt tijd en capaciteit. Ik denk dat
het voor de maatschappelijke organisaties zelf van belang is dat we zo snel mogelijk
dat instrument onder het nieuwe kader van de grond krijgen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Mevrouw Dobbe maakte nog een opmerking dat lobby op nationaal niveau uitgesloten
zou zijn. Ik kan mevrouw Dobbe verzekeren dat maatschappelijke organisaties nog steeds
binnen Nederland kunnen lobbyen. Er is niks wat hun dat verbiedt. Maar inderdaad niet
met financiering uit het nieuwe beleidskader. Die keuze is gemaakt. Mede naar aanleiding
van eerdere opmerkingen en activiteiten en initiatieven van mevrouw Dobbe is het wel
internationaal, maar we financieren vanuit het nieuwe kader geen specifieke lobby
meer in Nederland. Organisaties kunnen dat zelf wel doen, maar niet met diezelfde
financiën. Het staat organisaties vrij om hun opvattingen te uiten, hun mening te
geven en op de deur te kloppen, ook bij Kamerleden. Het is geenszins verboden. Ik
kijk even naar de topambtenaar of ik dat goed zeg. Ik denk dat ik het goed zeg.
De voorzitter:
Dat is dan uw derde interruptie, mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel. We hebben natuurlijk kunnen en kunnen. Deze Minister zegt dat ze het nog
wel kunnen doen, maar in de praktijk zal dat niet het geval zijn. Dan kunnen ze het
niet doen. Om dit te kunnen doen, heb je financiering nodig. Ik noem als voorbeeld
de Oekraïense dames die bij mij langs zijn geweest en dit boekje hebben afgegeven
en die andere dame die uit Kenia kwam om te vertellen hoe het gaat met genitale verminking
daar. Superwaardevolle informatie, niet alleen voor Kamerleden van de Eerste en Tweede
Kamer, maar ook voor beleidsmakers, voor iedereen. Die hebben daar geld voor nodig.
Zij komen niet bij ons of bij het ministerie op bezoek als er geen andere organisaties
zijn die geld vrijmaken om dat te faciliteren. Dit zijn de effecten van de keuze die
dit kabinet nu maakt. Daarom wil ik vragen: doe dat nu niet. Zorg ervoor dat je niet
op basis hiervan misschien hele mooie initiatieven uitsluit, maar beoordeel op inhoud
wat je de moeite waard vindt om te financieren en wat je niet de moeite waard vindt
om te financieren. Maar ga nou niet dit als voorwaarde stellen en deze hele mooie
dingen uitsluiten.
Minister Veldkamp:
Maatschappelijke organisaties, Nederlandse maatschappelijke organisaties, kunnen ook
fondsen werven uit andere bronnen, bijvoorbeeld particuliere bijdragen. Dat doen ze
ook in de praktijk. Daaruit kunnen ze zonder meer de lobby in Nederland blijven financieren.
De uren die ze daarvoor schrijven en maken, zijn wel degelijk mogelijk. Wij willen
alleen dat het geld van de Nederlandse belastingbetaler dat we inzetten op ontwikkelingshulp,
zo veel mogelijk in ontwikkelingslanden zelf wordt besteed, in die landen zelf. In
die landen zelf zullen deze organisaties nog steeds financiering kunnen ontvangen
voor hun pleiten, bijvoorbeeld voor veilige abortus of voor vrouwenrechten, lhbt-rechten
en dergelijke, en ook, mede naar aanleiding van een initiatief van mevrouw Dobbe zelf,
bij een internationale organisatie, bijvoorbeeld in VN-kader. Dat acht ik ook van
waarde. Maar de keuze is gemaakt om niet de financiering te doen voor specifieke lobbyactiviteiten
van maatschappelijke organisaties in Nederland.
De voorzitter:
Oké, gaat u verder. Sorry, u heeft nog een vraag van mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Toch even over de reactie van de Minister. Ik ben het namelijk wel met mevrouw Dobbe
eens. Als we – zo lees ik uw beleidskader – steun willen geven aan maatschappelijke
organisaties in het Zuiden om voor een aantal thema's op te komen, dan is juist een
van de allerbelangrijkste dingen dat zij kunnen spreken met overheden, onder andere
die van Nederland, die heel veel invloed hebben op hun omgeving. Die hebben invloed
op de manier waarop zij voedsel kunnen verbouwen, om maar eens een voorbeeld te noemen,
of op het water waarvan zij gebruik kunnen maken. Als je naar de statistieken kijkt
van waar die financiering vandaan kwam – als ik het goed begrepen heb, was dat ook
een van de redenen waarom het vorige kader ooit tot stand is gekomen – dan zie je
dat juist daarvoor enorm weinig financiering vanuit private donoren kwam. Daar is
ook een reden voor, want die private donoren vertegenwoordigen over het algemeen dezelfde
belangen als waar deze organisaties tegen opstaan. Ik snap de redenering vanuit een
feitelijk ... Het is een interessante gedachte, maar het is gewoon bewezen dat er
juist vanuit private donoren heel erg weinig geld is voor deze activiteiten. Daar
zou ik toch nog even de reactie van deze Minister op willen hebben, omdat de meerwaarde
van het beleid van Nederland tot nu toe was dat Nederland juist bereid was om deze
stemmen wél mogelijk te maken.
Minister Veldkamp:
Als ik kijk naar organisaties die actief zijn in landen in het mondiale Zuiden, in
ontwikkelingslanden, dan zie ik dat zij wel degelijk, ook met Nederlandse financiering,
kunnen spreken met de vertegenwoordiging van de overheidsdonoren daar. Onze ambassades
in die landen staan daar ook voor open. De bredere donoroverleggen van internationale
organisaties en dergelijke die daar actief zijn, staan daar ook voor open. Dat is
mogelijk. Ook in bijvoorbeeld New York, als ik kijk naar UNDP, UNICEF en dergelijke,
is het, met Nederlandse financiering, wel degelijk mogelijk dat die organisaties daar
op de deur kloppen. Wat dat betreft zijn we ruimhartig. Alleen, de keuze is gemaakt
om niet meer hun activiteiten hier in Nederland te financieren. Maar het is voor die
organisaties nog steeds mogelijk om dat met andere fondsen wel degelijk te doen, zoals
met particuliere donaties, fondsen die ze van talloze begunstigers, leden en dergelijke
kunnen krijgen. Ik zie dus geen enkel verbod voor organisaties om dat te doen, integendeel.
De internationale financiering, in het buitenland, is dus nog steeds mogelijk.
De voorzitter:
Oké. Gaat u verder, Minister.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Mevrouw Hirsch vroeg ook nog naar het thema klimaat. Vanwege de forse
bezuinigingsopdracht op ontwikkelingshulp zijn er scherpe keuzes gemaakt. We schrappen
het thema klimaat echter niet. Klimaat is belangrijk. Nederland blijft bijdragen aan
internationale klimaatfinanciering. Ook erkennen we de problematiek met de ketens
in Latijns-Amerika, die zij noemde. Maar we moeten focus aanbrengen. Daarom hebben
we voor dit instrument gekozen, voor handelsketens die belangrijk zijn voor Nederland
en partnerlanden waar we breder mee samenwerken, die met name in Afrika en Azië liggen.
Buiten dit instrument om zijn we bijvoorbeeld wel actief als het gaat om het tegengaan
van ontbossing in de Amazone. Als het gaat over klimaat, wijs ik ook even op wat er
in Nederland gebeurt met betrekking tot het mobiliseren van privatesectorkapitaal.
U weet dat Nederland bijvoorbeeld grote pensioenfondsen en aanverwante organisaties
heeft. Ik zie dat Nederland ook juist vrij geavanceerd is als het gaat om het proberen
te benutten van het kapitaal van die organisaties voor de Sustainable Development
Goals. PGGM en dergelijke organisaties hebben ook, al dan niet via organisaties als
ILX, die echt de technische kennis in huis hebben ... Het zijn echt de voormalige
CFO's van multilaterale ontwikkelingsbanken die daarin actief zijn, die echt technische
kennis hebben. Op die manier kunnen we die Nederlandse privatesectorfondsen heel erg
mobiliseren, met name richting middeninkomenslanden, voor ontwikkelingsdoelen, onder
andere op het gebied van klimaat. Het thema klimaat is dus niet weg. We kijken wel
naar een andere invulling hiervan.
Voorzitter. De heer Ceder vroeg of ik bereid was om de bezuinigingen op maatschappelijke
organisaties nog meer te verlichten in de begroting van ’26. Als demissionair Minister
ben ik natuurlijk beperkt in mijn mogelijkheden op dit moment. Ik weet dat de diverse
kaders subsidieplafonds hebben. Maar we willen wel degelijk blijven inzetten – dat
blijkt ook uit het nieuwe focuskader – op het werken met en via maatschappelijke organisaties.
Wij waarderen hun kennis, hun expertise, hun rol, hun betrokkenheid en datgene wat
zij ook in bredere zin kunnen mobiliseren.
Dan iets over de aangenomen motie van de heer Bamenga over het voor de zomer publiceren
van het kader. Ja, daar was ik van op de hoogte. In het nieuwe beleidskader wordt
invulling gegeven aan een aantal moties en toezeggingen. We hebben op 27 juni de brief
over de maatschappelijke organisaties verstuurd. Wat betreft de publicatie van de
subsidiekaders, de subsidiebeleidskaders: we proberen dat zo snel als mogelijk te
doen. Maar die zullen getrapt worden ingevoerd.
Daarmee heb ik de vragen uit het blokje maatschappelijke organisaties volgens mij
ingevuld. Dan kom ik op ...
De voorzitter:
Dat roept allerlei vragen op. Ik wil voorstellen dat ... Hoeveel blokjes heeft de
Minister nog?
Minister Veldkamp:
Even kijken; een, twee, drie. Er zijn drie blokjes voordat we naar de Staatssecretaris
gaan luisteren.
De voorzitter:
Dat gaat redelijk vlot. Als we het kort houden, gaat het de goede kant op. Meneer
Ceder. O, meneer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
We lijken een heel klein beetje op elkaar.
De voorzitter:
Ik dacht dat ik beide handen omhoog zag gaan.
De heer Bamenga (D66):
Dank voor de reactie. De Minister gaf net iets aan wat betreft de publicatie van die
subsidiekaders. Die worden getrapt ingevoerd. Ik had net ook een vraag gesteld in
het kader van goed bestuur, omdat ik denk dat de organisaties hierdoor, als er geen
aanvullende maatregelen komen, wellicht in de problemen komen. Ik vraag me af hoe
de Minister daarin staat. Welke zorgen heeft de Minister als het gaat om de zaken
waar maatschappelijke organisaties mee te maken hebben nu dit pas zo laat wordt gepubliceerd?
Minister Veldkamp:
Het feit dat het geldende, huidige kader afloopt ... Is dat het VVM-kader? O, ik hoor
naast me dat dat het VMM-kader is. Natuurlijk: Versterking Maatschappelijk Middenveld.
Het feit dat het VMM-kader afloopt, is tijdig bekend gesteld, namelijk dertien maanden
van tevoren. Dat weten de organisaties dus. Over het nieuwe kader en over de invoer
van het nieuwe kader kunnen we met de individuele organisaties in gesprek. We voeren
het getrapt in, maar dat doen we vanuit het departement. Vanuit het Directoraat-generaal
Internationale Samenwerking, het DGIS, zal men het gesprek voeren met die maatschappelijke
organisaties, zodat die precies weten waar die aan toe zijn. Wat dat betreft hoeven
er ook geen verrassingen te zijn. Ik had de Kamerbrief nog eerder willen versturen,
maar ik trad toen net aan. En dan krijg je in deze rol ook nog eens te maken met de
NAVO-top. We hebben wel echt getracht om de Kamerbrief nog in juni te sturen.
De heer Bamenga (D66):
Dank voor de reactie van de Minister. Hij geeft aan dat er toch gesprekken zullen
plaatsvinden met individuele organisaties. Ik beschouw het antwoord zo: er wordt dus
een vorm van maatwerk toegepast afhankelijk van wat de situatie is per organisatie.
Kan ik dit antwoord inderdaad als zodanig beschouwen?
Minister Veldkamp:
Ja, maatwerk. Zeker. Altijd. Dat kan ik tegen de heer Bamenga zeggen.
De voorzitter:
Gaat u verder, Minister.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Mevrouw De Korte vroeg, en zij niet alleen, naar vrouwenrechten en gendergelijkheid.
Dat blijft wel degelijk een prioriteit binnen het beleid voor ontwikkelingshulp. Ook
multilateraal gezien staat Nederland voor vrouwenrechten en gendergelijkheid als onderdeel
van ons mensenrechtenbeleid. Ik begrijp de wens om daar een separaat budget voor beschikbaar
te houden. Dat is ook in lijn met die inzet.
Mevrouw Hirsch wees erop dat onderzoek aantoont dat landen waarin vrouwenrechten geborgd
zijn, stabieler en veiliger zijn. Zij vroeg of de Minister dit erkent. Dat erken ik
volmondig. Daarom wil het kabinet ook investeren in vrouwenrechten en gendergelijkheid,
zowel in stabiele landen als in conflictgebieden. Zo zijn er binnen dat nieuwe focuskader
voor de versterking van maatschappelijke organisaties financieringsinstrumenten op
het thema geweld tegen vrouwen, het thema vrouwelijk ondernemerschap en het thema
vrouw, vrede en veiligheid. Dit wordt ook meegenomen in de programmering binnen het
bredere ontwikkelingsbeleid.
Mevrouw Dobbe vroeg naar het feministisch buitenlandbeleid. We hebben een bezuinigingsopdracht.
Daarom is het opnieuw invoeren van dat beleid nu niet realistisch, maar we staan wel
pal voor de rechten van vrouwen en meiden. Een aantal jaren geleden is een slinger
gegeven aan het feministisch buitenlandbeleid, ook aan het bewustzijn binnen het eigen
departement van het belang van dergelijk beleid. Daar blijven we natuurlijk ook echt
aandacht aan besteden. Dat doe ik overigens ook buiten ontwikkelingshulp om, zoals
vorige week op en rond de NAVO-top.
Dan kom ik toe aan een volgend blokje, voorzitter. Er zijn enkele vragen gesteld en
opmerkingen gemaakt over de VN-organisatie UNRWA. Het is een hele bewogen tijd voor
UNRWA. Ik noem de verschrikkelijke oorlog in Gaza, de discussies over de neutraliteit
van UNRWA en onderzoek daarnaar – het is een soort Colonna-rapport – tijdelijke opschortingen
van bijdragen door veel donoren, ook tijdelijk in Nederland, en de Israëlische wetgeving.
Zo goed en zo kwaad als het kan werkt UNRWA door aan hulpverlening en basisdiensten.
Conform een wens van de meerderheid van de Kamer – ik wijs even op het amendement-Stoffer/Eerdmans
– is het bedrag voor 2025 voor de bijdrage aan UNRWA naar beneden bijgesteld, naar
15 miljoen dit jaar. Dit is onlangs, na goedkeuring van de begroting door de Eerste
Kamer, op 26 maart overgemaakt. De vrijgevallen middelen worden ingezet om humanitaire
noden te verlichten, ook ten behoeve van diversificatie. Er is sowieso 4 miljoen gecommitteerd
om via UNICEF in de Gazastrook te besteden.
De heer Van Baarle (DENK):
Was dit de beantwoording van de Minister over UNRWA?
Minister Veldkamp:
Ja.
De heer Van Baarle (DENK):
De Minister geeft een zakelijk antwoord. Het klopt inderdaad dat op basis van politiek
handjeklap is besloten om te bezuinigen op UNRWA en daarmee de hulp aan Palestijnen
onder druk te zetten. Ik vraag deze Minister nu de coalitie geen stand meer houdt
en de PVV geen onderdeel meer uitmaakt van de regering, of hij als bewindspersoon
vindt dat die afspraak nog nagekomen dient te worden in het licht van de verschrikkelijke
positie waar de Palestijnen op dit moment in verkeren. Of vindt hij als bewindspersoon
dat we naar mogelijkheden moeten zoeken om die bijdrage aan UNRWA toch op peil te
houden?
Minister Veldkamp:
De situatie van de Palestijnen in de Gazastrook is verschrikkelijk. Dat gaat ook aan
mij niet voorbij. Ik zie ook dat het kabinet zich blijft inzetten voor hulp, juist
daar. Inmiddels is daarvoor een bedrag van 82 miljoen ingezet. Op allerlei manieren
is er ook, niet via geld maar op andere manieren, aandacht voor de situatie in de
Gazastrook en voor de noodhulp die daar echt keihard moet worden gelenigd. Specifiek
wat betreft UNRWA ben ik in ieder geval blij dat we voor dit jaar een donatie doen
van 15 miljoen. Het gaat om 15 miljoen, plus 4 miljoen die via UNICEF wordt besteed.
Daarmee is Nederland een serieuze donor en besteedt Nederland ook meer dan het aan
jaarlijkse bijdrage jarenlang heeft besteed. Ik kan me herinneren dat dat jarenlang
op 13 miljoen stond, tot en met 2021, geloof ik. Daarna is het omhooggegaan. Ook dit
jaar besteden we er dus meer aan dan dat het jarenlang in vorige kabinetten is geweest.
We blijven een serieuze donor. We zijn echt een substantiële donor in de Gazastrook.
Daarnaast zetten we ons op talloze andere manieren in. We hebben ons in het huidige
kabinet ervoor ingezet dat er daadwerkelijk hulp in kan en dat hulp kan worden gedistribueerd.
Daar kan ik talloze voorbeelden bij geven. Op dit moment is de voornaamste inzet –
dat weet de heer Van Baarle, denk ik – het opheffen van de blokkade, die Israël sinds
2 maart heeft ingesteld. Het zogeheten GHF-systeem dat nu wordt toegepast, wijs ik
af. Ik vind dat een verschrikkelijk systeem. Het schendt niet alleen humanitaire principes,
maar het werkt ook niet. We zien talloze dodelijke slachtoffers als gevolg, door Tsahal,
door Shahab, door Hamas en anderen. Ik blijf mij ervoor inzetten, ook deze dagen,
dat er zo snel mogelijk een staakt-het-vuren komt in de Gazastrook, zodat er massaal
humanitaire hulp geleverd kan worden.
De heer Van Baarle (DENK):
Dat was geen antwoord op mijn vraag. Mijn vraag was of deze Minister nog achter de
bezuiniging staat die wordt doorgevoerd op de bijdrage aan UNRWA. Ik doelde niet alleen
op de situatie in Gaza, waar mensen afhankelijk zijn van UNRWA, maar ook op die in
de andere gebieden waar Palestijnen wonen en afhankelijk zijn van UNRWA voor dienstverlening.
Die staat gewoon onder druk. We hebben gesprekken gevoerd met de organisatie van UNRWA.
Het is elke maand uiterst onzeker of zij het nog redden tot het einde van die maand
met de financiering die hun ter beschikking wordt gesteld. Ze moeten medewerkers ontslaan
omdat ze die gewoon niet kunnen betalen, terwijl de Palestijnen verdikkeme gewoon
creperen op dit moment. Staat de Minister nog achter die bezuiniging of niet?
Minister Veldkamp:
Deze bezuiniging is veroorzaakt door een amendement dat hier in de Tweede Kamer is
aangenomen, een amendement van de heren Stoffer en Eerdmans. Door een meerderheid
is een amendement aangenomen om de jaarlijkse bijdrage aan UNRWA te verminderen. Daar
houd ik mij aan. In dat amendement staat ook vastgelegd dat het resterende bedrag
beschikbaar blijft voor noodhulp. Ook daar houd ik mij aan; dat resterende bedrag
hebben we inmiddels al ingezet voor noodhulp, via UNICEF. Direct na de goedkeuring
van de begroting in de Eerste Kamer is ook de bijdrage voor 2025 aan UNRWA ook overgemaakt.
Mocht de Kamer het anders zien, dan heeft de Kamer natuurlijk het recht om een amendement
in te dienen. Op dit moment hebben we het over 15 miljoen voor UNRWA. Nogmaals, daarmee
is Nederland een substantiële donor.
De voorzitter:
Minister, gaat u verder.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Dan kom ik aan andere belangrijke thema's...
De voorzitter:
Meneer Bamenga heeft nog een vraag. Het is wel uw derde interruptie, meneer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Is dat meteen de laatste?
De voorzitter:
Yes.
De heer Bamenga (D66):
Dat is dan maar zo. Ik hoor de redenering van de Minister natuurlijk. En toch, als
ik iedere dag de beelden zie van wat er in Gaza gebeurt en van wat er met de Palestijnen
gebeurt, kan ik het gewoon niet geloven dat wij niet meer kunnen doen. We hebben hier
in de Tweede Kamer verschillende keren met z'n allen moties aangenomen waarin we aangeven
dat er meer hulp geboden moet worden en dat er ongehinderd toegang moet zijn tot humanitaire
hulp in Gaza. UNRWA is natuurlijk een belangrijke organisatie om die hulp te bieden.
De Minister geeft aan dat middels een amendement een bezuiniging is veroorzaakt. Nu
willen wij dus ook middels een amendement een bezuiniging terugdraaien om zo te zorgen
dat UNRWA wel degelijk meer financiële middelen heeft, zodat de mensen die letterlijk
op zoek zijn naar water, medicijnen enzovoort de hulp kunnen krijgen die zij nodig
hebben. Zou de Minister er nog even op willen reflecteren dat dit een manier is om
te voldoen aan al die moties die we eerder hebben aangenomen?
De voorzitter:
De Minister. Ik denk overigens dat hij nog komt te spreken over het amendement op
stuk nr. 29.
Minister Veldkamp:
Ik kom daar graag in de tweede termijn op terug, maar ik zeg wel dat het mij erom
gaat welke inspanning we leveren; het gaat mij er minder om via welke organisatie
we precies die inspanning leveren. Die inspanning staat. Die 82 miljoen staat. Wat
ook staat, zijn al die inspanningen die zijn geleverd, bijvoorbeeld het ondersteunen
van de landbrug die via Jordanië plaatsvond, het ondersteunen van de luchtbrug met
helikopters waar Nederland via militaire planners aan heeft geleverd en het ondersteunen
van de opening van diverse overgangen. Allemaal dingen die niet meteen in geldbedragen
zijn uit te drukken, maar die wel staan.
Ik zie de verschrikkelijke oorlog in Gaza. Het is frustrerend hoe langzaam het allemaal
gaat, maar ik zet mij er heel erg voor in om met de beperkte invloed die Nederland
heeft ten minste te helpen opdat er een einde komt aan die verschrikkingen. Dat is
veel meer dan alleen de financiële inzet via humanitaire hulp. Maar die humanitaire
hulp leveren we wel. Ik werk binnen de kaders van het aangenomen amendement, maar
we leveren die hulp. Kijk naar de bijdrage van 15 miljoen die Nederland via UNRWA
levert dit jaar. Ik noemde Nederland al een substantiële donor. We zijn als donor
dit jaar vijf keer zo groot als China. Vijf keer zo groot als China. Dat betekent
dat we ook andere landen oproepen om meer te doen. Dus het is niet alleen Nederland
dat zijn ding moet doen, maar ook andere landen kunnen soms meer doen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik wil toch heel even ingaan op de uitspraak van de Minister dat UNRWA een van de
organisaties is. UNRWA is níét «een van de» organisaties. UNRWA is een hele specifieke
organisatie. En dat weet de Minister ook, want ik heb dat zelfs voor het eerst van
hem gehoord. UNRWA is opgericht voor het steunen van Palestijnen na de oprichting
van de staat Israël. De Palestijnen hebben een aparte status binnen het VN-stelsel.
Daarmee is UNRWA de enige organisatie die hen mág ondersteunen in al hun basisbehoeften,
zoals onderwijs, water en allerlei vormen van dienstverlening. Waarom we iedere keer
terugkomen op de financiering van UNRWA en het leiderschap van deze bijzondere VN-organisatie
dat juist op dit gebied zo hard nodig is, is omdat het wegvallen van UNRWA een heel
erg slecht signaal afgeeft richting alle Palestijnen – niet alleen in Gaza en niet
alleen in de bezette gebieden, maar ook in Jordanië, ook in Libanon – dat wij ze in
de kou laten staan. Daarom is UNRWA zo belangrijk. Ik zou toch even van de Minister
willen horen waarom hij, gegeven het belang van juist deze organisatie, toch niet
bereid lijkt te zijn om voor deze organisatie te gaan staan, juist nu.
Minister Veldkamp:
Mevrouw Hirsch zou ook kunnen kijken naar waar ik me wel voor inzet en heb ingezet.
Het aangenomen amendement – daartoe heb ik niet het initiatief genomen, ook niet in
mijn rol als Minister van Buitenlandse Zaken, maar ik heb me er wel voor ingezet –
kon alleen worden geapprecieerd met oordeel Kamer als er ten minste ook voor dit jaar
nog een stevige bijdrage in zou zitten, hoger dan wat Nederland jarenlang achtereenvolgens
heeft bijgedragen. Dat is deze 15 miljoen. Ik zie hoe belangrijk UNRWA is, ook als
basis voor andere organisaties in zijn netwerk, en wat het levert. Ik zie dat UNRWA
natuurlijk ook buiten de Gazastrook actief is en ook elders actief is, zoals in Jordanië,
in Syrië, in Libanon, op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem. Ik zie ook,
zeg ik erbij, de problematiek die er in de loop der jaren rond UNRWA is ontstaan.
Er ligt niet toevallig een rapport van mevrouw Colonna van 50 bladzijden, met 50 aanbevelingen,
waarin zaken aan de orde komen die toch al jarenlang problematisch waren binnen UNRWA.
Het gebrek aan het adresseren van het thema neutraliteit bijvoorbeeld wordt nu een
vast onderwerp op de agenda. Denk ook aan het feit dat UNRWA werkte met een adviescommissie
en niet met een vaste bestuursraad zoals UNICEF en dergelijke dat wel doen. Denk aan
de arbeidsverhoudingen binnen UNRWA, waarin een hele grote scheefgroei had plaatsgevonden.
Het is een heel nuchter rapport van mevrouw Colonna. Ik vind het heel goed dat die
elementen, die hervormingen die moeten worden doorgevoerd, worden doorgevoerd. Ik
vind dat heel belangrijk. Die problematiek speelt en kan ik niet uitwissen, maar Nederland
is een substantiële donor. Wat UNRWA betreft kijk ik ook uit naar de verkiezingsprogramma's
van diverse partijen richting de verkiezingen van 29 oktober.
De voorzitter:
De Minister gaat nu vaart maken met de rest van de beantwoording. Dat doet hij al
behoorlijk, hoor.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Dan heb ik een aantal andere belangrijke thema's. Ik wil ze niet als overig
beschouwen, maar het zijn een aantal andere belangrijke thema's die ik heel moeilijk
in specifieke categorieën kon vatten.
Mevrouw De Korte vroeg naar kindervaccinaties. Nederland draagt dit jaar 40 miljoen
euro bij aan kindervaccinatie, zoals via Gavi, de Global Alliance for Vaccines and
Immunization. Dit is een belangrijk thema voor Nederland op gezondheid. We hebben
minder geld, bezuinigingen zijn onvermijdelijk. Maar ik zeg toe dat ik bij de invulling
van die bezuinigingen rekening zal blijven houden met uw wens om niet drastisch te
bezuinigen op kindervaccinaties.
Ik kan tegen mevrouw Dobbe zeggen over Gavi dat er geen enkele sprake is van een driekwartsbezuiniging.
Dat is niet het geval. De berichtgeving daarover is onjuist. Nederland geeft dit jaar
40 miljoen aan Gavi en deed dat ook voorgaande jaren. 15 miljoen euro van die langlopende
bijdrage loopt eind 2025 af. Deze bijdrage zal worden voortgezet, maar de exacte hoogte
ervan is een onderwerp van een bredere afweging. Daarover zult u na de zomer worden
geïnformeerd. De bijdrage van 25 miljoen loopt nog door tot 2030.
Mevrouw Dobbe vroeg naar sanctieregimes en humanitaire uitzonderingen. Het kabinet
zet zich in om alle mogelijke onbedoelde negatieve neveneffecten van sanctiemaatregelen
op het gebied van humanitaire hulp tegen te gaan. Alle VN-sanctieregimes bevatten
een humanitaire uitzondering. Daarnaast beschikken alle EU-sanctieregimes mede dankzij
Nederlands aandringen daarop over humanitaire uitzonderingen. Sinds de invoering van
een breed model humanitaire uitzonderingen, sinds eind ’22, rapporteren humanitaire
organisaties dat ze betere financiële toegang tot gesanctioneerde regio's hebben gekregen.
Blijft er een risico van overcompliance? Ja, natuurlijk. Uiteraard. Maar mochten mevrouw
Dobbe daar specifieke berichten over bereiken, staat Buitenlandse Zaken als organisatie
er zeker voor open omdat we daarop willen kunnen handelen.
Voorzitter. De heer Bamenga vroeg nog naar de motie over de ambassadeur voor kinderen
in conflictgebieden. Zoals de Kamer per brief, heb ik begrepen, op 24 april is geïnformeerd,
zal de ambassadeur voor jongeren, onderwijs en werk op het Ministerie van Buitenlandse
Zaken, de heer Jurriaan Middelhoff, het belang van de rechten van kinderen uitdragen.
Ook zal ik dit onderwerp, waar relevant en opportuun, onder de aandacht brengen binnen
internationale overleggen. Deze ambassadeur voor jongeren, onderwijs en werk heeft
onlangs nog overleg gevoerd met kinderrechtenorganisaties over verdere invulling.
Ik heb verder ook de Youth Advisory Committee onlangs ontvangen, kan ik mij herinneren.
Voor dat onderwerp blijven we aandacht hebben.
Mevrouw Dobbe vroeg ook naar Sudan, waar ze telkens aandacht voor vraagt, en de verschrikkingen
daar. Ik ben ook heel blij dat ze dat doet. Ze vroeg ook naar het rapport uit 2023
van het VN-Panel of Experts en de netwerken die de zogeheten RSF financieren. Het
kabinet deelt de zorgen over de ontwikkelingen in Sudan en maakt zich in EU-verband
sterk voor het zoeken naar oplossingen. Sancties zijn een van de instrumenten die
de EU tot haar beschikking heeft. Nederland steunt de uitbreiding van EU-sancties
gerelateerd aan mensenrechtenschendingen in Sudan en zal zich blijven inzetten voor
het verder uitbreiden van sancties richting partijen die het conflict faciliteren.
Dat doen wij en dat blijven wij doen.
De heer Ceder vroeg ook aandacht voor de humanitaire toegang in verschillende gebieden
in Sudan. Ook daar blijven we aan werken. Zowel in de EU alsook bij de VN in New York
werkt Nederland samen met andere landen om druk te leggen op de strijdende partijen
en hun supporters. Die diplomatieke druk heeft er al mede toe geleid dat de grensovergang
bij Adré, in Tsjaad, ook de komende maanden open is voor humanitaire hulp, om die
bijvoorbeeld naar Darfur te krijgen. Dat is typisch een voorbeeld van: ja, wat kunnen
we wat dat betreft doen?
Ook het geweld tegen hulpverleners is natuurlijk een heel belangrijk en verschrikkelijk
thema. Nederland zet zich in voor de documentatie en bewijsgaring in multilateraal
verband, zoals het steunen van de mechanismen, zoals de fact-finding missions en bewijzenbanken.
Het Internationaal Strafhof vervolgt en berecht individuen voor internationale misdrijven.
Nederland heeft het Strafhof de afgelopen jaren financieel gesteund met 6 miljoen
euro, specifiek voor dit kader. Nederland heeft verschillende internationale misdrijven
strafbaar gesteld. De Nederlandse rechter heeft daarbij ook rechtsmacht als de verdachte
of het slachtoffer Nederlands is of zich op ons grondgebied bevindt.
Tot slot – ik moet er inderdaad met tempo doorheen, voorzitter. De heer Ellian vroeg
naar de nieuwe focus op thema's waar Nederland in uitblinkt. Hoe vertalen die zich
in programma's? We kijken hoe we het effectiefst kunnen bijdragen aan sociaaleconomische
ontwikkeling in landen daar waar het ook Nederlandse belangen raakt: handel, economie,
veiligheid, stabiliteit, migratie. We verkennen de wederzijdse meerwaarde van die
Nederlandse thema's ook voor zo'n partnerland. We onderzoeken ook hoe we directer
kunnen samenwerken met organisaties in zo'n land zelf, zodat we hun initiatieven kunnen
steunen.
Hoe kijkt de Minister dan, vroeg de heer Ellian, vanuit meer Europees verband naar
het aanbieden van noodhulp en ontwikkelingshulp? Een deel van onze middelen voor ontwikkelingshulp
en humanitaire hulp zetten we in via de Europese Unie. Die moeten strategisch en doelgericht
worden ingezet. Het kabinet hecht eraan dat humanitaire hulp binnen de EU gebaseerd
is en blijft op de humanitaire principes en ingezet wordt daar waar de noden het hoogst
zijn. Bij ontwikkelingssamenwerking zet het kabinet in op een aanpak die zowel de
Europese belangen als de behoeften van de partnerlanden dient. Alleen als die twee
dimensies beide worden meegenomen, is het beleid effectief. We benutten onze ervaringen
bij het combineren van hulp en handel om ook in EU-verband bij te dragen aan bredere
partnerschappen, onder meer via de Global Gateway-strategie.
De heer Bamenga vroeg naar het betrekken van de diaspora in het beleid. Onder het
Focus-beleidskader voor maatschappelijke organisaties zit ook een instrument dat specifiek
gericht is op Nederlandse particuliere ontwikkelingsinitiatieven. Daarbij kunnen zulke
organisaties, diasporaorganisaties – ik weet nooit waar ik de klemtoon moet leggen,
voorzitter – ook hun rol spelen en gesteund worden vanuit ons beleid. Dat kan dus
zeker ook de Congolese diaspora betreffen. Vaak zijn mensen in dergelijke diaspora
bruggenbouwers en kennen ze hun wegen. Verder krijgt de Kamer, conform de eerdere
toezegging aan de heer Bamenga, ook een brief over de algemene inzet ten aanzien van
de diaspora.
Voorzitter. Tot slot een vraag van de heer Ceder. Dat is een van de laatste vragen.
Hij had het over verkennen hoe via verschillende kanalen ... Hij had het over USAID.
De oorspronkelijke bezuinigingen op humanitaire hulp – de heer Ceder vroeg naar de
humanitaire sector en humanitaire hulp – zijn voor 2026 en 2027 in de Voorjaarsnota
sterk gedempt. Misschien is de heer Ceder dat opgevallen in de stukken en de schriftelijke
beantwoording van de vragen.
De heer Ellian vroeg nog naar de geopolitieke context en weerbaarheid. We zijn een
relatief klein land. We zijn in Nederland gebaat bij weerbaarheid, zodat niet het
recht van de sterkste overwint. Andere landen en groepen mensen zijn ook gebaat bij
die weerbaarheid in deze wereld vol conflicten. Onze inzet op hulp en veiligheid is
er echt op gericht dat we niet alleen als Nederland profiteren. Het moet namelijk
ook leiden tot meer veiligheid voor de meest kwetsbare groepen daar en uiteindelijk
ook tot meer veiligheid voor ons Koninkrijk.
Tot slot een vraag van de heer Bamenga, over Afrikaanse jongeren en bezuinigingen
op perspectief voor Afrikaanse jongeren. De 8 miljoen waar de heer Bamenga aan refereerde
was een reservering voor mogelijke voortzetting van het programma Local Employment
for African Development, LEAD, gericht op jeugdwerkgelegenheid. Dat heeft in totaal
twee fases gehad en een looptijd van negen jaar. Dat is niet voortgezet met een derde
fase. Een aantal programma's dat specifiek is gericht op jeugdwerkgelegenheid, wordt
afgebouwd. Mijn appreciatie van het amendement komt aan de orde in de tweede termijn.
We blijven aandacht houden voor jongeren, stabiliteit en migratie, maar ook voor kansen
voor jongeren, jong ondernemerschap, creativiteit en de rol van jongeren in particuliere
initiatieven. Ik denk bijvoorbeeld even aan het fenomeen Orange Corners. Op tal van
ambassades in Afrikaanse landen hebben we Orange Corners. Er zijn dus werksituaties
met talloze initiatieven waarbij juist jongeren worden betrokken, ook bij ons ontwikkelingsbeleid.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Oké. Dan gaan we naar de Staatssecretaris. Hoeveel mapjes heeft u?
Staatssecretaris Boerma:
Nou, dan moet ik tellen. Het zijn er een stuk of vijf.
De voorzitter:
Pf, dan gaat u vliegens...
Staatssecretaris Boerma:
Ik probeer uw vragen ook nog ergens te beantwoorden voordat u vertrekt.
De voorzitter:
Oké. Dan gaat u vliegensvlug van start. Ik heb net even geïnventariseerd: er komen
rond de twintig moties, minimaal. Die moeten voorzien worden van een appreciatie,
en de amendementen ook, want anders kunnen we daar donderdag niet over stemmen. De
Minister moet om 19.30 uur weg. Ik doe echt een beroep op de collega's om zo meteen
moties voor te lezen ... Ik weet dat de ondersteuning in opperste staat van paraatheid
is, dus we moeten het snel doen. Staatssecretaris, brand los.
Staatssecretaris Boerma:
Voorzitter, dank u wel. Allereerst dank voor het warme welkom in deze commissie. Ik
ga nog graag kennismaken met uw commissie, maar ik ben blij dat ik hier alvast met
u in gesprek mag, samen met mijn collega van Buitenlandse Zaken. Ik ben nu tien dagen
in functie. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is niet nieuw voor mij, maar deze
rol wel. Mij is verteld dat deze commissie enorm betrokken is. Sommigen van u heb
ik al eens eerder ontmoet, en dat bevestigt dat beeld. Ik kijk dan ook uit naar het
debat met u en ook naar de samenwerking. Ik hoop u ook individueel te spreken de komende
weken, nog voor het einde van het reces. Dat is vrij ambitieus. Dat geeft mij energie
om hier samen met u een mooie periode van te maken. We weten niet hoelang die duurt,
maar het zal afgebakend zijn in tijd, ook als demissionair Staatssecretaris.
Voorzitter. Ik hoop dat ik in deze functie een constructieve samenwerking met de commissie
kan bewerkstelligen. Ik luister graag naar uw inzichten en ideeën. De geopolitiek
gaat door, de wereld staat niet stil. De komende periode hoop ik van gedachten te
wisselen over belangrijke dossiers als EU-VS-handelstarieven, Mercosur, wapenexport
en -controle, en exportcontrole. Ik kijk uit naar een aantal interessante en relevante
debatten, ook in dit najaar.
De Minister heeft reeds uitvoerig gesproken over het ontwikkelingsbeleid. Ik spreek
dus graag nog met uw commissie over de handelsagenda van het kabinet. Ik hecht eraan
om te onderstrepen dat ik ook erg hecht aan de link tussen hulp en handel. Die hopen
we komend jaar te onderstrepen. We trekken daarin samen met elkaar op. Ik zal me daarvoor
blijven inzetten.
Voorzitter. Ik ga over tot de beantwoording van de vragen die door de Kamer zijn gesteld.
Daar heb ik een drietal blokjes bij: handel algemeen, handel in relatie tot Israël
en de Palestijnse gebieden, en andere belangrijke thema's elders in de wereld.
Er werd al gevraagd naar de betekenis van de recente Kamerbrief. De vraag was hoe
ik het voortzet als Staatssecretaris. Met de recente handelsbrief hebben we meer focus
aangebracht in het handelsbeleid. Als demissionaire Staatssecretaris zal ik dat grotendeels
voortzetten, maar soms wel met andere accenten. Ik ben van een andere partij. Ik ga
er later met u van gedachten over wisselen, misschien als we een keer een debat hebben
over de handelsbrief. Dan zult u vanzelf zien waar eventuele accentverschuivingen
zijn. In ieder geval focust dit kabinet op welvaart en economische weerbaarheid, waarbij
onze waarden belangrijk zijn. In die driehoek zal ik mogelijkerwijs weleens andere
accenten leggen.
Ik ga nu door op de vragen van mevrouw Hirsch. Zij stelde terechte vragen over waarden
en handel. Omstandigheden dwingen ons te focussen. De wereldhandel zit in turbulent
vaarwater. We hebben beperkte capaciteit om de uitdagingen op te pakken. Dit kabinet
focust daarom op welvaart en weerbaarheid, bijvoorbeeld door in te zetten op nieuwe
vormen van handelsafspraken in plaats van brede, veelomvattende verdragen, en door
sterk in te zetten op reductie van regeldruk voor ons bedrijfsleven. Tegelijkertijd
blijven die waarden belangrijk. OESO-richtlijnen voor internationaal ondernemen en
ILO-standaarden blijven belangrijke pijlers onder ons beleid. Daarnaast helpen we
ondernemers met het voldoen aan imvo-regels en werken we aan imvo-sectorovereenkomsten,
bijvoorbeeld voor de textielsector. Ik ga graag het debat hierover met u aan, als
we over de handelsbrief spreken. Nu is de begroting aan de orde.
Mevrouw Hirsch vroeg eveneens naar de rol van maatschappelijke organisaties in het
handelsbeleid. Bij het uitwerken van het handelsbeleid hebben we altijd contact met
maatschappelijke organisaties. Zo heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken voorafgaand
aan elke Raad Buitenlandse Zaken Handel een Breed Handelsberaad over de Nederlandse
inzet voor deze Raad. In het Breed Handelsberaad nemen vertegenwoordigers deel vanuit
het bedrijfsleven, werkgeversorganisaties, vakbonden en ngo's. Dat blijven we doen.
Via multistakeholderinitiatieven krijgen we van maatschappelijke organisaties signalen
uit de keten, onder andere over arbeidsomstandigheden. Deze inbreng is waardevol en
nemen we mee in onze beleidsontwikkeling. Bij het beleid voor internationaal maatschappelijk
verantwoord ondernemen worden maatschappelijke partijen nauw betrokken. Denk aan sectorale
samenwerking. Ik hoop hierover later met u te spreken, ook met het oog op de tijd,
als we nog de gelegenheid krijgen om van gedachten te wisselen over de handelsbrief.
Mevrouw Hirsch stelde eveneens een vraag over de voetafdruk die het Nederlandse handelsbeleid
achterlaat in ontwikkelingslanden. Het kabinet is zich bewust van de ongewenste, negatieve
effecten van internationale handel en de Nederlandse voetafdruk. Daarom zetten we
in het handelsbeleid, naast onze focus op verdienvermogen en weerbaarheid, in op het
tegengaan van deze effecten. In de handelsbrief is dit ook bevestigd. Handel vindt
plaats, met of zonder handelsakkoorden. Door afspraken te maken in handelsakkoorden
over duurzaamheid wil het kabinet eraan bijdragen dat deze handel minder belastend
is voor het klimaat, en ook op andere fronten. Naast deze duurzaamheidaspecten wil
ik ook graag benadrukken dat handel ook in ontwikkelingslanden bijdraagt aan economische
groei en welvaartsontwikkeling. Daarom zet het kabinet ook in op het combinatiebeleid.
Er is dus ook aandacht voor de positieve effecten van handel voor ontwikkelingslanden.
Vervolgens heeft de heer Ellian ook vragen gesteld over het handelsbeleid en zorgen
geuit over de tariefoorlogen. Ik ben blij dat u er nog bent. Nog een paar minuten,
hoor ik. Wij maken ons ook zorgen over de huidige ontwikkelingen. 9 juli is uiteraard
een belangrijke datum, waar we nu naartoe werken met onze Amerikaanse handelspartner.
De manier waarop landen handeldrijven is de laatste jaren sterk veranderd. Invoerheffingen
en subsidies van andere landen maken het speelveld voor onze bedrijven ongelijker.
Nationale veiligheidsoverwegingen zijn steeds vaker onderdeel van handelsdiscussies.
Onze ondernemers hebben veel last van de toegenomen onzekerheid. Juist een open economie
als Nederland kan veel verliezen. Daarom hecht Nederland ook zo veel waarde aan vrije
en op regels gebaseerde wereldhandel. Zoals beschreven in de handelsbrief, dwingen
de veranderende internationale verhoudingen ons om meer focus aan te brengen in ons
handelsbeleid. Om de effecten van de toegenomen spanningen in de wereldhandel aan
te gaan, maakt het kabinet welvaart en economische weerbaarheid belangrijke pijlers
in het buitenlandse handelsbeleid.
De heer Ellian stelde ook een vraag over de extra 15 miljoen gebruiken als een schokdemper.
In het algemeen is het kabinet terughoudend met de compensatie van ondernemers. Deze
handelsontwikkelingen vallen binnen het ondernemersrisico. Tegelijkertijd zetten we
uiteraard in op een akkoord met de Verenigde Staten, juist om deze effecten te voorkomen.
We kijken ook naar nieuwe handelsakkoorden. Daar gaan we dit najaar ook over door
spreken, als er concreet een aantal nieuwe handelsakkoorden op tafel komen te liggen.
Wat we wel kunnen doen, is handelsbevordering, gericht op nieuwe markten en het aanboren
van nieuwe markten. Daar zullen we het komende jaar op inzetten, ook via nieuwe handelsmissies
en nieuwe handelsakkoorden. De EU, Brussel, werkt daar ook hard aan. Diversificatie
is enorm belangrijk, ook voor de Nederlandse ondernemers.
U spreekt hier over 15 miljoen. Op artikel 1.3 is een bedrag van 10 miljoen toegevoegd.
Deze middelen zullen worden ingezet op artikel 1.3 voor onder andere het versterken
van het ondernemersklimaat in partnerlanden. Dus dat is ODA, geen extra middelen of
compensatie. Er is ook geen ruimte bij non-ODA, maar het versterken van het ondernemersklimaat
zal ook zeker mogelijkheden bieden voor Nederlandse ondernemers, niet zozeer als compensatie
maar als nieuwe kansen. Daarmee heb ik uw vraag hopelijk beantwoord.
Dan ga ik door naar het blokje handel met Israël en de Palestijnse gebieden.
De voorzitter:
Heeft u een momentje, mevrouw de Staatssecretaris? Dank voor het feit dat de vragen
beantwoord worden. Ik schors enkele seconden. Dan wisselen mevrouw De Korte en ik
even; zij wordt voorzitter. Ik moet me namelijk excuseren. Zou u even op knop van
de microfoon willen drukken, mevrouw de Staatssecretaris? Perfect. Dan wens ik alle
collega's een prettige voortzetting. Ik dank beide bewindspersonen voor hun beantwoording.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Voorzitter: De Korte
De voorzitter:
Dan heropen ik de vergadering en geef ik de Staatssecretaris het woord.
Staatssecretaris Boerma:
Dank, voorzitter. Ik was aangekomen bij het blokje handel met Israël en de Palestijnse
gebieden. Ik ben me bewust van de zeer gevoelige kwestie die voorligt. Ik weet ook
dat deze Kamer de afgelopen periode al vele debatten heeft gevoerd. Dit onderwerp
verdient die aandacht ook. De heer Van Baarle ging hier in zijn interventie ook uitvoerig
op in. Hij ging ook in op andere onderwerpen. Daar kom ik zo ook aan toe.
De humanitaire situatie in de Gazastrook is catastrofaal. Ook de ontwikkelingen op
de Westelijke Jordaanoever zijn zorgelijk. Mijn collega, de Minister van Buitenlandse
Zaken, is hier al vaak op ingegaan. Ik sluit me dan ook aan bij het kabinetsbeleid
en bij de woorden van de Minister van Buitenlandse Zaken. Ik ga die hier niet verder
herhalen.
Zoals bekend, is het kabinet niet voor een boycot van Israël. Het kabinet spant zich,
binnen de grenzen van 1967, in voor de versterking van de economische betrekkingen
met Israël. Dat is ook conform Kamermoties. Ik moet nu allemaal papiertjes wisselen;
vergeef me. Nederland ontmoedigt daarbij al jaren economische relaties met bedrijven
in Israëlische nederzettingen in de door Israël bezette Palestijnse gebieden. Dat
betekent dat de Nederlandse overheid geen diensten aan Nederlandse bedrijven verleent
als het gaat om activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische
nederzettingen. Het is echter aan Nederlandse bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten
zij ontplooien met welke partners.
Naast het ontmoedigingsbeleid hebben bedrijven een eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Het kabinet verwacht dan ook van alle Nederlandse bedrijven dat zij internationaal
maatschappelijk verantwoord ondernemen door invulling te geven aan de OESO-richtlijnen
voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Gezien de ernst van de huidige situatie in de illegaal bezette gebieden, is het kabinet
evenwel voornemens om het ontmoedigingsbeleid actiever te formuleren. Over de exacte
invulling informeer ik uw Kamer op een later moment. Voor de zomer kunt u informatie
verwachten over een nadere invulling.
De voorzitter:
Nog even een vraag aan de Staatssecretaris: u zegt voor de zomer, maar we gaan eigenlijk
volgende week al met reces. Wat is dan het precieze tijdstip?
Staatssecretaris Boerma:
Het voornemen is om erop terug te komen in het verslag van de RBZ van 14 juli.
Daarmee heb ik dit onderwerp volgens mij behandeld. Dan ga ik door, ook met het oog
op de tijd, naar de vragen van de heer Van Baarle. Hij had ook belangrijke vragen
over de positie van de Oeigoeren. De situatie van de Oeigoeren in China is buitengewoon
zorgelijk...
De voorzitter:
Ik onderbreek u even, want ik zie een interruptie.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, dank. Laat ik het zo zeggen: het is positief dat we een aanscherping van
het ontmoedigingsbeleid kunnen verwachten. Het doet me wel ontzettend veel pijn dat
daar blijkbaar twintig maanden aan genocide voor nodig waren, maar dat terzijde. Ik
heb ook vragen gesteld over de handelsbevorderende activiteiten die vanuit Nederland
verricht worden, de dienstverlening. De Staatssecretaris gaf net aan: de Nederlandse
regering zoekt naar bevordering van de handelsbetrekkingen met Israël binnen de grenzen
van 1967. U weet hoe ik over die grenzen denk, maar dat ook terzijde. In Europees
verband vraagt de Minister van Buitenlandse Zaken naar een review van het associatieverdrag.
Dus: laten we kijken of het nog wel gepast is om met de staat Israël de handelsbetrekkingen
in Europees verband te hebben zoals we die nu hebben. En over de Nederlandse activiteiten
zegt de Staatssecretaris eigenlijk: ja, daar gaan we gewoon lekker mee door om die
handel te bevorderen. Dit is een land dat genocide pleegt. Dit is een land dat land
van de Palestijnen illegaal annexeert. Is de Staatssecretaris bereid om ook op de
Nederlandse handelsbevorderende activiteiten, net als de Minister voor Buitenlandse
Zaken in Europees verband heeft bepleit, op zijn minst een review toe te passen, op
zijn minst te gaan herzien op basis van de mensenrechten of het nog wel gepast is
wat we als Nederland doen?
Staatssecretaris Boerma:
Allereerst denk ik dat juist dat het ontmoedigingsbeleid tegen het licht houden en
erover nadenken over hoe we dat verder invullen deels dekt wat u aangeeft. Daar kom
ik bij u op terug. We gaan dan bijvoorbeeld kijken naar de website van RVO. Ik kan
me ook voorstellen dat we daarbij kijken naar de website van onze ambassade in Israël.
De voorzitter:
Kunt u vaart maken? De Minister van Buitenlandse Zaken wil echt straks weg en straks
komen er nog heel veel moties.
Staatssecretaris Boerma:
Dank u. De heer Van Baarle had ook vragen over de Oeigoeren. Daar was ik inderdaad
aan begonnen. De situatie van de Oeigoeren in China is buitengewoon zorgelijk. Op
13 december 2024 is de anti-dwangarbeidverordening in werking getreden. Deze verordening
bevat een verbod om goederen vervaardigd met dwangarbeid op de Europese markt aan
te bieden. Vanaf december 2027 worden de verplichtingen daadwerkelijk toegepast. Dit
is een belangrijke stap om dwangarbeid tegen te gaan en oneerlijke concurrentie te
bestrijden. Het kabinet zal inzetten op effectieve implementatie en handhaving van
de anti-dwangarbeidverordening en is reeds begonnen met implementatie van de verordening.
In lijn met de eerder ingediende moties van het lid Van Baarle zal het kabinet in
Brussel aandacht blijven vragen voor het tegengaan van staatsgeleide dwangarbeid,
waaronder in China. Dit ook met het oog op de richtsnoeren en de database die de Commissie
voor de anti-dwangarbeidverordening gaat ontwikkelen.
Dan ga ik meteen door naar een ander conflict, dat ook grote aandacht behoeft: de
vragen van het Kamerlid Van Dobbe over Sudan. O, Dobbe. Sorry. Vergeef me. Het kabinet
deelt de zorgen over de situatie in Sudan. Ik ondersteun ook de wens om de wapenstroom
naar Sudan in te dammen. Het kabinet toetst zoals u weet alle vergunningaanvragen
voor uitvoer van militaire goederen zeer zorgvuldig aan de geldende Europese criteria.
Daarbij wordt ook heel nauwkeurig gekeken naar het risico op omleiding. Dat geldt
ook in het geval van mogelijke omleiding naar Sudan. In het geval van de door u genoemde
vergunning voor uitvoer naar de Emiraten, Saudi-Arabië en Egypte is een dergelijk
risico op basis van de uit te voeren goederen niet vastgesteld. Niettemin heeft Nederland
eerder in RBZ-verband opgeroepen tot uitbreiding van het VN-embargo naar het gehele
land Sudan, conform de motie-Dobbe. Het draagvlak daarvoor is op dit moment nog onvoldoende.
We hebben ook op andere momenten in de RBZ gepleit voor het indammen van de stroom
van wapens en financiën naar de strijdende partijen in Sudan. Voor ons is hiermee
voldaan aan de motie van Dobbe en Van der Burg.
Ik ga door naar de vraag van het lid Bamenga over het aanwijzen van risicogebieden
als Rwanda en Uganda in de grondstoffenketen. Hier is ook een motie van het lid Hirsch
over aangenomen. Ik informeer de Kamer zo spoedig mogelijk over de opvolging van deze
motie.
Dan ga ik door naar de volgende vraag van de heer Bamenga, over het strenger controleren
van bedrijven die grondstoffen uit conflictgebieden gebruiken. De controle op handel
in conflictmineralen is al Europees geregeld in de Verordening conflictmineralen.
Deze is sinds 2022 in Nederland geïmplementeerd. De verordening bevat gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen
voor bedrijven die boven een bepaalde drempelwaarde conflictmaterialen importeren.
Dat betekent dat zij risico's in hun productieketen moeten identificeren en waar mogelijk
moeten aanpakken. De Inspectie Leefomgeving en Transport houdt hier onafhankelijk
toezicht op.
Dan ben ik door mijn laatste blokje heen van verschillende belangrijke onderwerpen.
Dank u.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat we direct doorgaan naar de tweede termijn, zodat er snel daarna
appreciaties kunnen worden gegeven. Ik kijk als eerste naar mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik heb sowieso vier moties en nog een opmerking en een vraag. Dat zal ik maar snel
doen dan.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de VS USAID hebben wegbezuinigd;
constaterende dat daarbovenop volgens Gavi de Nederlandse financiering van Gavi met
77% wordt teruggebracht en continuïteit van Nederlandse financiering aan UNAIDS en
The Global Forum nog ongewis is en hier in ieder geval onduidelijkheid over bestaat;
constaterende dat hiermee mondiale bestrijding van voorkombare infectieziekten, waaronder
hiv/aids, ernstig in gevaar komt;
overwegende dat dit een direct gevaar vormt voor de mondiale en Nederlandse volksgezondheid;
verzoekt de regering de steun voor mondiale gezondheidsinitiatieven, zoals Global
Fund, Gavi en UNAIDS, te waarborgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe, Hirsch, Bamenga en Van Baarle.
Zij krijgt nr. 30 (36 725-XVII).
Mevrouw Dobbe (SP):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering een nieuw subsidiekader voor samenwerking met maatschappelijke
organisaties heeft gepubliceerd;
constaterende dat de regering beleidsbeïnvloeding op internationaal niveau niet langer
uitsluit, maar op nationaal niveau wel;
overwegende dat hiermee onbedoeld het werk van veel organisaties wordt bemoeilijkt,
zoals Oekraïense mensen- en vrouwenrechtenactivisten, in het spreken met bijvoorbeeld
Nederlandse beleidsmakers;
verzoekt de regering nationale beleidsbeïnvloeding niet uit te sluiten van het subsidiekader,
maar organisaties inhoudelijk te beoordelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe, Bamenga, Hirsch, Ceder en Van Baarle.
Zij krijgt nr. 31 (36 725-XVII).
Mevrouw Dobbe (SP):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de beleidsbrief Ontwikkelingshulp van voormalig Minister Klever
vanaf 2026 bezuinigingen zijn aangekondigd op onder andere vrouwenrechten, klimaatfinanciering
en multilaterale samenwerking van in totaal 260 miljoen euro;
overwegende dat deze bezuiniging de meest kwetsbare personen in de wereld het hardste
raakt en het de Nederlandse positie in het buitenland verzwakt;
verzoekt de regering het beleid in de brief Ontwikkelingshulp terug te draaien, inclusief
alle aangekondigde bezuinigingen, en de dekking hiervoor te zoeken in het beperken
van het rijksbrede budget voor externe personeels- en adviseringsinhuur, ook wel de
Roemernorm genoemd;
verzoekt de regering deze teruggedraaide bezuiniging in de begroting voor 2026 te
verwerken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dobbe.
Zij krijgt nr. 32 (36 725-XVII).
Mevrouw Dobbe (SP):
En tot slot.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat met het nieuwe beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld
een groot deel van de financiering voor maatschappelijke organisaties vanaf 31 december
2025 wegvalt;
constaterende dat de financiering op basis van het nieuwe beleidskader voor maatschappelijke
organisaties vertraging oploopt, waardoor veel organisaties pas in de loop van 2026
financiering ontvangen;
overwegende dat dit nieuwe beleidskader ook onderwerp is van de komende verkiezingen
en de daaropvolgende coalitieonderhandelingen;
verzoekt de regering een overbruggingsfonds op te richten voor organisaties die tussen
het verlopen van het oude beleidskader en het ingaan van het nieuwe beleidskader met
een financieringsprobleem zitten, in de vorm van een verlenging van het huidige subsidiekader
voor een periode van minimaal een halfjaar;
verzoekt de regering de kosten hiervan te dekken uit een beperking van het rijksbrede
budget voor externe personeels- en adviseringsinhuur, ook wel genoemd de Roemernorm,
en dit in de begroting voor 2026 te verwerken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dobbe.
Zij krijgt nr. 33 (36 725-XVII).
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel. Dan heb ik nog een aantal opmerkingen, in ieder geval over wapenexport.
We hebben het vaker gehad over de wapenexport richting Sudan, omdat wij ons daar zorgen
over maken, overigens niet alleen met betrekking tot Sudan maar ook met betrekking
tot allerlei andere verschrikkelijke conflicten in de wereld die alleen maar uitgevochten
kunnen worden omdat er zo veel wapens naartoe geëxporteerd worden. Die wapens komen
ergens vandaan, maar als niemand toegeeft dat ze die wapens daarnaartoe exporteren,
is dat wel een beetje een lastig verhaal. Nederland exporteert wapens richting de
Emiraten, richting Egypte en richting Saudi-Arabië. Van al die landen is in ieder
geval bekend is dat zij wapens exporteren naar een van de strijdende of soms zelfs
beide strijdende partijen in Sudan. Dan vind ik het zorgelijk dat de Staatssecretaris
zegt dat het risico dat Nederlandse wapens daar terechtkomen, niet is aangetoond.
Hoe wordt dat dan beoordeeld? Want «dat het niet is aangetoond ...» Zou het niet andersom
zo moeten zijn dat het risico wordt uitgesloten doordat echt bekend is dat de wapens
absoluut niet terechtkomen bij die strijdende partijen? Kunnen we niet dan pas zeggen
dat er echt geen risico is en dat we geen wapens exporteren?
De voorzitter:
Ik grijp even in, want dit is best een lange vraag. We moeten deze tweede termijn
echt kort houden.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik had nog tijd, hè?
De voorzitter:
Dit vond ik wel een héle lange vraag. De heer Ram heeft nog een interruptie.
Mevrouw Dobbe (SP):
Voorzitter, ik had toch gewoon nog mijn spreektijd?
De voorzitter:
Hoeveel spreektijd had ...
Mevrouw Dobbe (SP):
Ja hoor, daar zat ik volgens mij keurig binnen.
De voorzitter:
Ik ga even naar de heer Ram.
De heer Ram (PVV):
Een korte vraag aan mevrouw Dobbe. Mevrouw Dobbe geeft aan dat zou blijken dat er
vanuit de genoemde landen wapenleveranties aan Sudan zijn. Kunt u de Kamer of andere
fracties op de hoogte stellen van de onderzoeken waaruit dat blijkt? Als dat daadwerkelijk
zo is, wil ik dat namelijk ook echt graag weten. Kunt u dat dus onderbouwen?
Mevrouw Dobbe (SP):
Zeker, hoor. Dat heb ik niet zelf bedacht. Er zijn gewoon onderzoeken, ook van de
Verenigde Naties. Die wil ik best naar de heer Ram sturen als hij dat wenst. Dat is
allemaal gewoon onderzocht en het zijn allemaal ook niet heel erg schimmige bronnen.
Het zijn gewoon goede, gedegen bronnen. Volgens mij moeten wij heel serieus omgaan
met dit soort signalen en dit soort informatie, omdat we moeten zorgen dat die bloedige
conflicten stoppen. Dat kunnen we niet doen op het moment dat die wapens daar terecht
blijven komen.
De heer Ram (PVV):
Alvast dank voor het toesturen.
De voorzitter:
Oké. Dan gaan we naar mevrouw Hirsch toe.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel. Dank ook voor het beantwoorden van de 70 vragen die we hadden gesteld.
Ik heb met belangstelling naar de Staatssecretaris geluisterd. Ik had geen interrupties
meer. Ik ben ook blij dat zij bevestigt dat de rol van maatschappelijke organisaties
en vakbonden in de verschillende convenanten en het Breed Handelsberaad ongelofelijk
belangrijk is. Daarom dien ik de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet pleiten en beïnvloeden in Nederland niet meer wil financieren;
constaterende dat uit de Nationale SDG-rapportage blijkt dat Nederlands (handels)beleid
een grote impact heeft op het mondiale Zuiden en dat organisaties uit het mondiale
Zuiden dus moeten kunnen meepraten over beleid dat effect op hen heeft;
overwegende dat het belang van dit soort dialoog door tal van experts, waaronder de
SER, wordt onderkend en uitgedragen;
verzoekt de regering in gesprek te blijven met stakeholders die door Nederlands handelsbeleid
worden geraakt, door pleiten en beïnvloeden op nationaal niveau als instrument in
het beleid voor samenwerking met maatschappelijke organisaties niet uit te sluiten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsch, Dobbe, Bamenga en Ceder.
Zij krijgt nr. 34 (36 725-XVII).
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
De volgende.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat rechtsstatelijkheid, mensenrechten, bestuurlijke kwaliteit en democratisering,
die onder goed bestuur vallen, voor Nederland belangrijke waarden zijn;
overwegende dat landen met goed bestuur bovendien stabieler en veiliger zijn, en ontvankelijker
voor handel en investeringen;
verzoekt de regering om ook maatschappelijke organisaties die werken aan goed bestuur
te versterken vanuit het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsch en De Korte.
Zij krijgt nr. 35 (36 725-XVII).
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet het feministisch buitenlandbeleid, ingevoerd in 2022,
weer heeft afgeschaft;
overwegende dat het feministisch buitenlandbeleid zorgt dat gelijke rechten en gelijkwaardigheid
van vrouwen en mannen centraal staan binnen alle onderdelen van het Nederlandse buitenlandbeleid;
overwegende dat Duitsland, Spanje, Frankrijk, Luxemburg, Canada, Mexico en Chili ook
een feministisch buitenlandbeleid hebben;
verzoekt de regering weer een feministisch buitenlandbeleid te voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsch, Dobbe en Bamenga.
Zij krijgt nr. 36 (36 725-XVII).
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
En dan de laatste.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering bij de Miljoenennota brak met de systematiek die vanaf
1975 het ontwikkelingsbudget aan het Nederlandse bni en aan de 0,7%-doelstelling van
de Verenigde Naties koppelt;
constaterende dat de regering de motie-Huizinga-Heringa c.s. om die systematiek weer
structureel te waarborgen, niet uitvoert, en bij de Voorjaarsnota volgens een ongebruikelijke
systematiek heeft gekoppeld, zoals blijkt uit de brief van de Rekenkamer;
constaterende dat het ontwikkelingsbudget hierdoor 2,2 miljard euro misloopt tot en
met 2030;
overwegende dat internationale samenwerking in deze onrustige wereld van groot belang
is voor wereldwijde veiligheid en stabiliteit;
verzoekt de regering om bij de Miljoenennota voor 2026 het ontwikkelingsbudget structureel
aan het bni en de 0,7%-doelstelling te koppelen volgens de gebruikelijke systematiek,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsch, Bamenga, Ceder, Stoffer, Dobbe en
Dassen.
Zij krijgt nr. 37 (36 725-XVII).
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dat was het.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik door naar de heer Ram.
De heer Ram (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik bedank de Minister en de Staatssecretaris voor de beantwoording
van alle vragen. Mijn eerste motie dien ik ook namens de andere rapporteur in, mevrouw
Hirsch. Staatsrechtelijk is het niet mogelijk om namens de rapporteurs of namens de
commissie iets in te dienen, omdat alleen een Kamerlid een motie kan indienen. Vandaar
dat we deze motie op deze manier indienen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Algemene Rekenkamer oordeelt dat de informatie over de revolverende
fondsen tekortschiet;
voorts constaterende dat de Algemene Rekenkamer kritisch is over de wijze waarop de
Kamer haar budgetrecht rond de revolverende fondsen goed geïnformeerd kan uitoefenen;
constaterende dat in de gesprekken met de rapporteurs de informatiepositie van de
Kamer ten aanzien van de revolverende fondsen regelmatig ter sprake is gekomen;
overwegende dat het verantwoordings- en toezichtkader voor de revolverende fondsen
structureel kan worden verbeterd, waarbij de Tweede Kamer voortaan jaarlijks wordt
geïnformeerd over de prestaties, risico's en het vervolgbeleid, de mate van revolverendheid
en de uitvoeringskosten per fonds;
verzoekt de regering om samen met de rapporteurs in overleg te verkennen hoe de Kamer
beter geïnformeerd kan worden over de ontwikkelingen en besluitvorming rond de revolverende
fondsen, zodat de Kamer het budgetrecht goed geïnformeerd kan uitoefenen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ram en Hirsch.
Zij krijgt nr. 38 (36 725-XVII).
De heer Ram (PVV):
Dan een motie die in het verlengde ligt. Die dien ikzelf in omdat die iets verstrekkender
is.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Algemene Rekenkamer oordeelt dat de informatie over de revolverende
fondsen tekortschiet en dat er geen afspraken zijn gemaakt met de Kamer bij beëindiging
van een revolverend fonds;
overwegende dat ontbreken van afspraken het budgetrecht van de Kamer raakt;
verzoekt de regering om voor alle twaalf revolverende fondsen uiterlijk in 2025 een
heldere exitstrategie op te stellen waarin een einddatum en afspraken worden opgenomen
over wat er moet gebeuren bij beëindiging,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ram.
Zij krijgt nr. 39 (36 725-XVII).
De heer Ram (PVV):
Daar wil ik graag twee argumenten aan toevoegen. Deze problematiek speelt al sinds
2019, dus al zes jaar, en er zijn nog steeds geen stappen gemaakt rondom afspraken
over een exitstrategie. Daarbij wordt het budgetrecht van de Kamer aangetast. Het
andere punt is dat we, als we nu wachten met een einddatum, dit pas ergens in de formatie,
met de begroting voor 2027, kunnen behandelen. Dan zijn we weer twee jaar verder.
Daarom hecht ik aan die datum van eind 2025.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ram. Dan gaan we over naar de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Allereerst: aangezien er een toezegging is gedaan om het ontmoedigingsbeleid
aan te scherpen, maar we voor het reces niet de mogelijkheid krijgen om nog over het
verslag te debatteren dien ik hierbij een motie in om dat in ieder geval concreet
te maken.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om het ontmoedigingsbeleid zodanig aan te scherpen dat economische
activiteiten door Nederlandse bedrijven in illegaal bezet Palestijns gebied op concrete
wijze verhinderd worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 40 (36 725-XVII).
De heer Van Baarle (DENK):
Voorts heb ik de volgende moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland via de ambassade en dienstverlening aan bedrijven actief
bijdraagt aan bedrijvigheid en handelsbevordering met Israël;
overwegende dat Israël zich structureel schuldig maakt aan ernstige schendingen van
het internationaal recht en mensenrechten;
verzoekt de regering om alle vormen van Nederlandse overheidsinitiatieven die gericht
zijn op handelsbevordering met Israël te onderwerpen aan een mensenrechtenreview,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 41 (36 725-XVII).
De heer Van Baarle (DENK):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Israël structureel het internationaal recht schendt en een apartheidsregime
handhaaft ten opzichte van de Palestijnse bevolking;
overwegende dat druk via boycot, desinvestering en sancties (BDS) een legitiem en
effectief middel is om staten tot naleving van het recht te dwingen;
verzoekt de regering om de inzet van de BDS-beweging te omarmen en boycot, desinvesteringen
en sancties tot het beleid tegen Israël te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 42 (36 725-XVII).
De heer Van Baarle (DENK):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Israël zich stelselmatig schuldig maakt aan ernstige schendingen
van het internationaal recht, waaronder oorlogsmisdaden en apartheid;
overwegende dat economische relaties met Israël bijdragen aan de instandhouding van
deze situatie;
verzoekt de regering om per direct een totaal economisch embargo tegen Israël in te
stellen, waardoor alle handel met Israël verboden wordt, waarbij humanitaire hulp
van dit verbod wordt uitgezonderd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 43 (36 725-XVII).
De heer Van Baarle (DENK):
Tot slot.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat financiële sancties een effectief instrument zijn om het internationaal
recht na te leven;
overwegende dat het SWIFT-systeem een centrale rol speelt in de wereldwijde financiële
infrastructuur;
verzoekt de regering zich in te zetten voor het uitsluiten van Israëlische banken
en bedrijven van het SWIFT-systeem,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 44 (36 725-XVII).
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Baarle. We gaan over naar de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties. Daarna moet ik helaas de zaal verlaten,
niet uit desinteresse, maar vanwege een vervolgafspraak. Allereerst een motie naar
aanleiding van het actieplan dat ik met de heer Bamenga heb ingediend ten aanzien
van Congo.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat diasporagemeenschappen met wortels in conflictgebieden zoals Congo
beschikken over unieke kennis, verbondenheid en initiatieven die bijdragen aan humanitaire
hulp, wederopbouw en duurzame ontwikkeling;
overwegende dat deze krachten nog onvoldoende worden benut;
verzoekt de regering om zich in Europees verband in te zetten voor een gezamenlijke
diasporastrategie, waarin de bijdragen van diasporagemeenschappen structureel worden
verankerd, met bijzondere aandacht voor conflictgebieden zoals de Grote Merenregio,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Bamenga.
Zij krijgt nr. 45 (36 725-XVII).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Dan eentje ten aanzien van de inzet van noodhulp bij eventuele financiële
meevallers. Die dien ik ook in met de heer Bamenga.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet van plan is om de komende jaren 206 miljoen euro te
bezuinigen op levensreddende noodhulp;
constaterende dat volgens de VN vorig jaar slechts 50% van de benodigde financiële
middelen voor noodhulp is opgehaald en voor dit jaar de teller momenteel pas op 13%
staat;
constaterende dat meevallers uit de eerste suppletoire begroting deels worden ingezet
voor humanitaire hulp;
overwegende dat de ontmanteling van USAID als grootste wereldwijde humanitaire donor
nu al grote consequenties heeft voor de mate waarin noodhulporganisaties mensenlevens
kunnen redden en lijden kunnen verlichten;
verzoekt de regering om bij eventuele financiële meevallers binnen de BHO-begroting,
ook voor 2026, allereerst te kijken of deze kunnen worden ingezet om het noodhulpbudget
op peil te houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Bamenga.
Zij krijgt nr. 46 (36 725-XVII).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Als laatste de heer Ceder. Sorry! De heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
We worden vandaag wel vaak door elkaar gehaald.
Voorzitter. Ik heb drie moties, waarvan twee in het kader van het actieplan en een
namens een collega van mij, de heer Paternotte. Om te beginnen de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in Oost-Congo oorlogsmisdaden, van massamoorden tot seksueel geweld,
worden gepleegd met volledige straffeloosheid;
overwegende dat duurzame vrede onmogelijk is zonder gerechtigheid;
verzoekt de regering om in EU-verband te pleiten voor het investeren in slachtofferbescherming
en juridische ondersteuning voor vervolging van daders in Congo,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga en Ceder.
Zij krijgt nr. 47 (36 725-XVII).
De heer Bamenga (D66):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering ervoor kiest om de diplomatieke posten in Burundi en
Zuid-Sudan te sluiten;
overwegende dat gezien de geopolitieke spanningen, klimaatverandering en groeiende
ongelijkheid de diplomatieke aanwezigheid van Nederland in Afrika van cruciaal belang
is;
verzoekt de regering om het besluit van de sluiting van de diplomatieke posten in
de omgeving Grote Meren zoals Burundi en Zuid-Sudan te heroverwegen, en hierover de
Kamer voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van BHO te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga en Ceder.
Zij krijgt nr. 48 (36 725-XVII).
De heer Bamenga (D66):
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in een tijd van toenemende geopolitieke onzekerheid de diversificatie
van handelsrelaties essentieel is om risico's voor Nederlandse ondernemers te beperken
en onze economische weerbaarheid te vergroten;
overwegende dat handel met de Mercosur-landen een duurzamere bijdrage levert aan de
welvaart en ontwikkeling van deze landen dan ontwikkelingshulp;
overwegende dat de Mercosur-landen een aanzienlijk aandeel hebben in de productie
van kritieke grondstoffen die essentieel zijn voor onze defensie- en energiesector;
verzoekt de regering steun uit te spreken voor de totstandkoming van het EU-Mercosur-verdrag,
met inachtneming van de belangen van Nederlandse strategische soevereiniteit, landbouw
en voedselveiligheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga, Paternotte en Van Campen.
Zij krijgt nr. 49 (36 725-XVII).
Dank u wel, meneer Bamenga. Ik heb zelf geen moties en ik zie af van mijn spreektijd.
Ik kijk naar de Minister. Is twintig minuten genoeg? Volgens mij moet de Minister
weg. Waarschijnlijk komt hij daar dan later. Er zijn twintig moties en vijftien amendementen.
Er moeten er dertien geapprecieerd worden.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik wil toch even zeggen dat wij echt heel erg weinig debatten hebben in deze commissie
en dat we dit iedere keer krijgen. We kunnen er ook niet zo heel veel aan doen. Ik
hoop dus echt dat we dit vandaag gewoon netjes af kunnen maken.
De voorzitter:
Ik schors voor twintig minuten, tot 19.20 uur.
De vergadering wordt van 19.01 uur tot 19.20 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Ik weet dat Minister Veldkamp haast heeft, maar ik ben
blij dat hij nog is gekomen voor de appreciaties. Ik vraag de leden om korte interrupties
te plegen, als die er zijn. Minister Veldkamp, wilt u beginnen met de appreciaties
of de moties?
Minister Veldkamp:
U bedoelt eerst de moties, voorzitter?
De voorzitter:
Dan gaan we over naar de moties.
Minister Veldkamp:
Ja, uw wil is wet. De wil van de Kamer is wet, uiteraard. Ik ga er met een tempo doorheen,
als het mag. De motie op stuk nr. 30 van mevrouw Dobbe en anderen gaat onder andere
over Gavi en UNAIDS. Als ik de motie zo mag lezen dat we de steun aan die organisaties
voortzetten, zonder dat ik me nu precies kan committeren aan de exacte hoogte van
de bedragen – daar kom ik na de zomer op terug – zeg ik: oordeel Kamer.
De voorzitter:
Oordeel Kamer voor de motie op stuk nr. 30.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 31 van mevrouw Dobbe en anderen, over nationale beleidsbeïnvloeding
niet uitsluiten, ontraad ik, onder verwijzing naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 31 wordt ontraden.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 32 van mevrouw Dobbe verzoekt de regering de korting op ontwikkelingshulp
terug te draaien en deze teruggedraaide bezuiniging in de begroting te verwerken.
Deze ontraad ik, onder verwijzing naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 32 wordt ontraden.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 33, over een overbruggingsfonds, ontraad ik, onder verwijzing
naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 33 wordt ontraden.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 34, over stakeholders die door Nederlands beleid worden geraakt,
et cetera, ontraad ik, onder verwijzing naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 34 wordt ontraden.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. De motie op stuk nr. 35 verzoekt de regering om maatschappelijke organisaties
die werken aan goed bestuur te versterken vanuit het beleidskader Versterking Maatschappelijk
Middenveld. Een heel aantal organisaties wordt hiervoor al gefinancierd uit subartikel
4.3, zoals PAX, Oxfam, NIMD en VNG. We financieren ze dus wel, maar niet via dit kader.
Daarmee ontraad ik de motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 35 wordt ontraden. Ik zag een interruptie. Nee, toch niet? Oké.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
De vorige motie, op stuk nr. 34, had ik eigenlijk ... Maar misschien gaat u alle moties
doen, ook al zijn ze gericht aan de Staatssecretaris.
Minister Veldkamp:
Maar het ging over beïnvloeden, over pleiten en beïnvloeden.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
«... en beïnvloeden op nationaal niveau als instrument in het beleid ...»
De voorzitter:
Het gaat nu even heen en weer.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
O, sorry.
De voorzitter:
Mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Deze motie had ik eigenlijk in de inleiding voorgelegd aan de Staatssecretaris, omdat
het wat mij betreft samenhangt met het handelsbeleid. Ik wil voorkomen dat «pleiten
en beïnvloeden» door het héle beleid ... Ik snap dat het beleidskader van voormalig
Minister Klever gaat over maatschappelijke organisaties, maar ik denk dat het binnen
het handelsbeleid wel degelijk noodzakelijk is dat die organisaties hun werk kunnen
blijven doen.
Minister Veldkamp:
Dan zal die worden geapprecieerd door de Staatssecretaris.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 35 is dus ontraden. Mevrouw Dobbe? O, dat gaat over de motie
op stuk nr. 33.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ja, de Minister ging er zo vlot doorheen; hartstikke goed. Die motie is ontraden,
maar dat ging wel heel snel. Hij verwees naar het debat, maar volgens mij hebben we
het debat hierover niet zó uitgebreid gevoerd. Er ontstaat nu onzekerheid bij organisaties,
wat eventueel ook leidt tot onnodige ontslagen, ook in ontwikkelingslanden. Als je
pas in 2026 begint, ontstaat er een gat. Ik heb nog geen antwoord van de Minister
daarop gehoord. Wat gaan we dan doen met dat gat? Is dit niet de manier om dat gat
op te vullen?
Minister Veldkamp:
De organisaties wisten al meer dan een jaar van tevoren dat dit huidige kader ten
einde zou lopen. Het nieuwe voeren we getrapt in. We passen maatwerk toe. Daarover
overleggen we ook met de organisaties. Ik denk dat de organisaties er daardoor prima
mee kunnen werken. We doen dat op tempo. Dat meen ik ook in het debat te hebben gezegd.
De voorzitter:
Heel kort.
Mevrouw Dobbe (SP):
Mag ik dan vragen wat dat maatwerk is? Ik kan me namelijk niet voorstellen dat maatwerk
nu de onduidelijkheid wegneemt bij die organisaties.
Minister Veldkamp:
Maatwerk betekent dat we in ieder geval met de betreffende organisaties in gesprek
gaan. Er wordt met die organisaties gekeken hoe we dit het beste kunnen vormgeven.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 36.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 36 wordt ontraden, onder verwijzing naar het debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 36 wordt ontraden.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 37 gaat over de bni-koppeling. Ik zie het signaal vanuit deze
Kamer en vanuit de Eerste Kamer. Zoals ik heb aangegeven, ga ik mijn best doen om
me in te zetten richting de augustusbesluitvorming. Ik ontraad deze motie omdat die
een resultaatverplichting vraagt die ik uw Kamer niet kan toezeggen. Ik kan u wel
toezeggen dat ik me zal inzetten voor de systematiek van de originele koppeling, die
telkens een doelstelling van 0,7% had. Daar zal ik me zeker voor inzetten.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 37 wordt ontraden. Mevrouw Hirsch heeft een interruptie.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Als wij ’m zo interpreteren, geeft u ’m dan oordeel Kamer?
Minister Veldkamp:
Dat staat er niet, toch? Dan krijg ik echt meteen gedoe met de Minister van Financiën.
Met hoe het hier staat, moet ik ’m ontraden. Maar de inspanningsverplichting ga ik
zeker aan.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 38.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 38 over verkennen hoe de Kamer beter geïnformeerd kan worden
over revolverende fondsen: oordeel Kamer.
De voorzitter:
Oordeel Kamer voor de motie op stuk nr. 38. De motie op stuk nr. 39.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 39 van meneer Ram betreft een exitstrategie. Die exit steun ik
niet, en daarom: ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 39 wordt ontraden. De heer Ram met een interruptie.
De heer Ram (PVV):
Het raakt aan het budgetrecht. Als er geen exitstrategie is, kunnen dingen voor onbepaalde
tijd doorlopen. Het hele budget valt dan buiten het zicht van de Kamer. Wat is precies
de argumentatie van de Minister om hiertegen te zijn?
Minister Veldkamp:
Informatie over revolverende fondsen verschaf ik graag. Ik steun daarom de voorgaande
motie, de motie-Ram/Hirsch om in gesprek te gaan met de rapporteurs. Die motie ziet
toe op een specifiek onderdeel dat ik graag meeneem in de gesprekken met de rapporteurs,
als onderdeel van de integrale informatieverschaffing over revolverende fondsen. Maar
ik kan niet toezeggen dat ik voor al die fondsen op zo'n korte termijn een exitstrategie
wil en kan formuleren. Daarom moet ik deze motie op stuk nr. 39 ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 39 wordt ontraden. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 40.
Minister Veldkamp:
Ja. Dan hebben we een heel aantal moties waarbij ik naar de Staatssecretaris kijk:
de moties op de stukken 40 tot en met 44. Die zal daar dus op terugkomen. Dan kom
ik uit bij de motie op stuk nr. 45, als ik het goed heb.
De voorzitter:
We gaan naar de motie op stuk nr. 45.
Minister Veldkamp:
Ja. Die verzoekt de regering in Europees verband in te zetten op een gezamenlijke
diasporastrategie. Oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 45: oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 46 verzoekt de regering bij eventuele financiële meevallers binnen
de begroting ook voor 2026 allereerst te kijken of ze kunnen worden ingezet om het
noodhulpbudget op peil te houden. Die kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 46: oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 47 verzoekt de regering om in EU-verband te pleiten voor investeren
in slachtofferbescherming en juridische ondersteuning voor vervolging van daders in
Congo. Die ga ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 47: oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 48, van de heren Bamenga en Ceder, over het heroverwegen van
het besluit over het sluiten van diplomatieke posten, moet ik ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 48 is ontraden.
Minister Veldkamp:
Ja. De motie op stuk nr. 49 laat ik graag aan de Staatssecretaris, als het van haar
mag.
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Dobbe (SP):
Mag ik vragen waarom de motie op stuk nr. 48 is ontraden? Ik hoor daar namelijk geen
argumentatie bij.
Minister Veldkamp:
Ik heb een taakstelling uit te voeren op het departement en op posten. Wij hebben,
ik heb mij er zeer voor ingezet dat die taakstelling voor het postennet beperkt is:
in plaats van 22% nu nog 10%. Een taakstelling van 10% voor het postennet blijft een
pittige taakstelling; dat merk je echt. Maar helaas hebben we een aantal harde keuzes
moeten maken. Daar is een heel zorgvuldig besluitvormingsproces aan voorafgegaan.
Er is gekeken naar Nederlandse belangen en expertise, zoals ook is toegelicht in de
beleidsbrief Ontwikkelingshulp. Dat gaan we niet heroverwegen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat waren de moties voor Minister Veldkamp. We gaan nu door naar de Staatssecretaris
en beginnen bij de motie op stuk nr. 41, meen ik.
Staatssecretaris Boerma:
Dank u, voorzitter. Volgens mij zijn we al bij de motie op stuk nr. 34 over het focuskader.
Die krijgt oordeel Kamer. Ik kan echter niet garanderen dat we steeds met iedereen
...
De voorzitter:
Ik zie dat ... De motie op stuk nr. 34 is ontraden, maar nu zegt u ... O ja, de motie
op stuk nr. 34 is inderdaad naar deze Staatssecretaris gegaan. Dus de motie op stuk
nr. 34 krijgt nu oordeel Kamer.
Staatssecretaris Boerma:
Maar wel met dien verstande dat ik niet kan garanderen dat we altijd met iedereen
overleg kunnen hebben.
Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 40 van de heer Van Baarle. Die moet ik ontraden,
want gezien de huidige situatie in de illegaal bezette gebieden is het kabinet al
voornemens om het ontmoedigingsbeleid tegen het licht te houden en iets actiever te
maken. Over de exacte invulling informeer ik uw Kamer in het RBZ-verslag. Ik wil hier
niet op vooruitlopen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 40 wordt ontraden. We gaan naar de motie op stuk nr. 41.
Staatssecretaris Boerma:
De motie op stuk nr. 41 moet ik ontraden, want we gaan stap voor stap. Hierover wordt
ook in EU-verband nagedacht. Er is een advies aan de JDR, de Juridische Dienst, gevraagd.
Dus: ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 41 wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 42.
Staatssecretaris Boerma:
De motie op stuk nr. 42 moet ik ook ontraden. Het kabinet is geen voorstander van
een boycot. Zie eerder debat.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 42 wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 43.
Staatssecretaris Boerma:
De motie op stuk nr. 43 moet ik ook ontraden onder verwijzing naar het debat: geen
voorstander van een boycot.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 43 wordt ontraden. Er is een interruptie van ... O, nee. Sorry.
Staatssecretaris Boerma:
De motie op stuk nr. 44 wordt ontraden. Zoals reeds aangegeven, is het kabinet geen
voorstander van een boycot van Israël. In dit geval betreft het ook een competentie
van de Minister van Financiën.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 44 wordt ontraden. Nu is er wel een interruptie van de heer Van
Baarle. Klopt dat?
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, dat klopt, voorzitter. Het is best wel apart. In de motie op stuk nr. 40 wordt
gewoon gevraagd om de herziening van het ontmoedigingsbeleid concreet te maken. De
Staatssecretaris ontraadt dat. Dan is het toch moeilijk om er als Kamer vertrouwen
in te hebben, ook omdat het verslag in het zomerreces komt, dat het ook daadwerkelijk
een wijziging wordt die iets concreets gaat behelzen. De Staatssecretaris zou deze
motie dus ook gewoon kunnen zien als een inspanningsverplichting. Zorg ervoor dat
het een wijziging is die ook concreet iets betekent, zodat wij als Kamer – we hebben
niet de mogelijkheid om dit straks nog bij te sturen – daarover ook een uitspraak
kunnen doen. Misschien kan de Staatssecretaris in dat licht verleid worden om deze
motie toch de appreciatie oordeel Kamer te geven. Ja, dat is het.
Staatssecretaris Boerma:
Er staat «verhinderd». Wij kijken naar het ontmoedigingsbeleid. Ik zou u aanraden
om even het verslag van de RBZ af te wachten. Daarin zullen we toelichten hoe we het
actiever gaan maken.
De voorzitter:
Dit waren de moties. Hebben we de motie op stuk nr. 49 nog niet gehad? Dat is de laatste.
Staatssecretaris Boerma:
Door naar de motie op stuk nr. 49. Die wordt ook ontraden. We verwachten ieder moment
het voorstel van de Europese Commissie over Mercosur te ontvangen. We moeten ons verhouden
tot dit voorstel. U ontvangt snel na de zomer een kabinetsappreciatie. Deze appreciatie
is de basis om met elkaar in debat te gaan. We zullen dat ook doen. Dus de motie op
stuk nr. 49 wordt dus nu ontraden.
De voorzitter:
De laatste motie, de motie op stuk nr. 49, wordt ontraden. We gaan gauw naar de Minister.
O, ik hoor dat de Staatssecretaris nog het antwoord op één vraag heeft. Zullen we
die als laatste doen? Want Minister Veldkamp kan na de appreciaties van de amendementen
vertrekken naar de volgende bijeenkomst, denk ik. Dus we doen eerst even de appreciaties,
als iedereen dat goedvindt.
Minister Veldkamp:
Ja, de appreciatie van de amendementen. Ik hoop dat ik alle amendementen goed heb
kunnen opstapelen en dat we ze allemaal in beeld hebben. Ik heb hier het amendement
op stuk nr. 9 van Stoffer en Flach. Dat ontraad ik vanwege de ondeugdelijke dekking,
de VRO-begroting.
De voorzitter:
Ik heb nog het amendement op stuk nr. 7, van Kostić en Teunissen, staan.
Minister Veldkamp:
Kennen wij dat amendement? We zullen er even naar zoeken.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 9 wordt in ieder geval ontraden.
Minister Veldkamp:
Dan het amendement op stuk nr. 11 van de heer Eerdmans. Hij wil de ODA-prestatie omlaagbrengen
en het geld overhevelen naar de IND. Daar ben ik niet voor. Ik wil de ODA-prestatie
juist op peil houden. Daarmee ontraad ik het amendement.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 11 wordt ontraden.
Minister Veldkamp:
Dan het amendement op stuk nr. 14, van de heer Ceder. Dat gaat over de bni-koppeling
in 2025. Dat geld is niet beschikbaar. Voor 2026 zal ik me ervoor inzetten, maar voor
2025 kunnen we dit niet realiseren. Daarom ontraad ik het amendement.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 14 wordt ontraden.
Minister Veldkamp:
Dan heb ik hier het amendement op stuk nr. 19, van mevrouw De Korte. Dat is dus van
uzelf, voorzitter. Ik heb er al van aangegeven dat ik daar sympathiek tegenover sta.
Dat gaat over een verkennende activiteit ter grootte van 0,5 miljoen. Dat amendement
geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 19 heeft oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Dan het amendement op stuk nr. 20 van mevrouw Hirsch en mevrouw De Korte:
maatschappelijke organisaties wereldwijd en 22 miljoen, met een dekking die wordt
gevonden in de vrije ruimte op artikel 3.1. Dit amendement kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 20 heeft oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
Voorzitter. Dan heb ik het amendement op stuk nr. 21, van mevrouw Hirsch, mevrouw
Dobbe, de heer Bamenga, mevrouw De Korte en de heer Dassen. Vrouwenrechten en gendergelijkheid
blijven een prioriteit. Ik begrijp de wens om hier in 2026 en 2027 ook separaat budget
voor beschikbaar te houden. Ter ondersteuning van de inzet zeg ik: oordeel Kamer.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 21 heeft oordeel Kamer.
Minister Veldkamp:
Dan het amendement op stuk nr. 22, van mevrouw Hirsch, over duurzame handelsketens,
misstanden, kinderarbeid en dwangarbeid. De dekking die wordt gezocht, is nodig voor
andere activiteiten. Ik sta er niet negatief tegenover, maar ik kom op basis daarvan
tot het oordeel ontraden.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 22 is ontraden.
Minister Veldkamp:
Het amendement op stuk nr. 23, van mevrouw Dobbe, heeft betrekking op Sudan. Nederland
verleent humanitaire hulp aan Sudan en is momenteel een van de grootste ontvangers
van crisisspecifieke humanitaire hulp van Nederland. Dat doen we daarnaast via een
flexibele bijdrage, onder andere via de Dutch Relief Alliance, Rode Kruis, VN en andere
reguliere partners. Ik ontraad het amendement, ook vanwege de dekking. De BHO-begroting
heeft geen apparaatsbudget. Dit staat op de BZ-begroting. Daarmee ontraad ik het amendement.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 23 is ontraden. Ik zag een interruptie van mevrouw Hirsch,
misschien over het vorige punt.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik ben ook zelf een beetje in de war, omdat we natuurlijk één Minister hadden met
een budget waar Handel en Ontwikkelingssamenwerking in zaten. Mijn amendement op stuk
nr. 22 zou denk ik strikt genomen betrekking hebben op het Handelsartikel. Ik ga ervan
uit dat de Staatssecretaris daarover gaat. Ik zoek ook een beetje naar hoe het werkt,
dus ik zou toch even willen vragen of de Staatssecretaris hier wat over kan aangeven.
Zij gaf net bij een motie aan waarin ik zei dat die organisaties zeker betrokken zijn,
dat die organisaties belangrijk zijn. Dit amendement is eigenlijk een voorstel om
dit ook in financiële termen te beleggen binnen haar eigen beleid. Ik vroeg me even
af of de Staatssecretaris hier ook een oordeel over kan geven. Het kan hetzelfde oordeel
zijn als dat van de Minister, hoor, maar ik wil het toch even horen.
De voorzitter:
Dan wachten we even totdat de Staatssecretaris aan het woord komt.
Minister Veldkamp:
Dan is die hiermee met genoegen overgedragen aan de Staatssecretaris. Is het wel mijn
dekking? Wij moeten nog even zoeken, begrijp ik van mijn ambtelijke ondersteuning,
hoe dat precies zit. Maar daar zijn we hier nu voor. Het gaat wel om de dekking et
cetera. Het maakt eigenlijk niet uit of die bij de Minister of de Staatssecretaris
ligt; dat gaat uiteraard in goede samenwerking. Maar ik kom hierbij tot een ontraden.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Kan ik u niet vragen ... O sorry, voorzitter!
De voorzitter:
Nog een interruptie van mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Mijn laatste interruptie. Mag ik u vragen om nog even naar de beoordeling te kijken
samen met de Staatssecretaris en dan te bekijken of er misschien een ander oordeel
uit komt?
De voorzitter:
Dat doen we even in de volgende ronde, wanneer de appreciaties worden gegeven door
de Staatssecretaris. Maar bij het amendement op stuk nr. 22 staat voorlopig «ontraden».
Dan gaan we nu naar het amendement op stuk nr. 24.
Minister Veldkamp:
Dan het amendement-Dobbe op stuk nr. 24, over vrouwenrechten en gendergelijkheid.
Ik ontraad het amendement vanwege de dekking. Dit staat op een andere begroting.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 24 wordt ontraden.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik wil even nagaan of de Minister de dekking van het amendement op stuk nr. 23 goed
begrijpt. Misschien geldt dat ook wel op het amendement op stuk nr. 24. Het gaat namelijk
om het rijksbrede budget voor externe inhuur. Bij 23 zei de Minister: het kan niet,
want de dekking wordt gezocht binnen de begroting en er is geen apparaatsbudget. Maar
het gaat dus om het rijksbrede budget voor externe inhuur. Dat kan wel. Dat hebben
we laten controleren. Dus het is technisch mogelijk. Dat even ter verduidelijking.
Nu wordt de Minister natuurlijk wel razend enthousiast nu ik dit heb gezegd.
Minister Veldkamp:
Ik zou bijna willen dat mevrouw Dobbe de Minister van Financiën was, maar de huidige
Minister van Financiën zegt: nee, dit kan niet. Daar houd ik mij dan aan.
De voorzitter:
Goed. Daar moet u het mee doen, mevrouw Dobbe. We gaan naar het amendement op stuk
nr. 25.
Minister Veldkamp:
Is dat niet vervangen door dat op stuk nr. 26?
De voorzitter:
Er wordt nog even gediscussieerd over nr. 26.
Minister Veldkamp:
Ik sla het even over.
De voorzitter:
Dan gaan we naar stuk nr. 27.
Minister Veldkamp:
Het amendement van de heer Bamenga met betrekking tot jeugd. Door de gekozen focus
binnen ontwikkelingshulp is jeugdwerkgelegenheid dus geen zelfstandige beleidsprioriteit
binnen het nieuwe beleid, zoals ik eerder uitlegde in de eerste termijn. Daarmee kom
ik op de appreciatie «ontraden», onder verwijzing naar het debat.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 27 wordt ontraden. Dan gaan we naar 28.
Minister Veldkamp:
Dan het amendement op stuk nr. 28 van mevrouw Dobbe. Ik heb met een glimlach gekeken
naar de voorgestelde dekking, die ik ideologisch wel begrijp van mevrouw Dobbe, maar
dan moet de dekking worden gevonden aan de uitgavenkant, terwijl deze nu aan de inkomstenkant
staat. Daarmee kom ik tot «ontraden».
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 28 wordt ontraden.
Minister Veldkamp:
Dan het amendement op stuk nr. 29 van de heer Bamenga en anderen. Als gevolg van het
door de Kamer aangenomen amendement-Stoffer/Eerdmans op de begroting is die bijdrage
verlaagd. De 4 miljoen die daardoor vrijviel voor dit jaar is alsnog ingezet voor
de hulp in Gaza, maar dan via UNICEF. Het gaat in 2025 nog steeds om 15 miljoen euro
aan UNRWA. Onder verwijzing naar het debat ontraad ik dit amendement. Ik laat het
aan een volgend kabinet.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 29 wordt dus ontraden.
Minister Veldkamp:
Dan hadden we nog het amendement op stuk nr. 26.
De voorzitter:
Ja, we gaan naar het amendement op stuk nr. 26.
Minister Veldkamp:
Ontraden. We doen veel op Congo. Er is dit jaar 10 miljoen extra toegezegd aan humanitaire
fondsen. Ik kom op die grond tot ontraden.
De voorzitter:
Dat waren de amendementen. Ik had zelf nog de amendementen op stukken nrs. 7 en 10
staan, maar die zijn tijdens het debat ingetrokken, begrijp ik. Nou, dan hebben we
in ieder geval wat Minister Veldkamp betreft de moties en amendementen gehad. Ik denk
dat u nu wilt vertrekken. Ik ben blij dat u nog even gebleven bent. Alle leden zijn
akkoord. We willen u hartelijk danken voor uw inbreng en uw toelichtingen.
Minister Veldkamp:
Hartelijk dank, voorzitter en dank voor dit debat, zeg ik tegen de leden.
De voorzitter:
Dan gaan we luisteren naar de Staatssecretaris. Er was nog een vraag blijven liggen.
Staatssecretaris Boerma:
Dank u, voorzitter. Ik reageer op de vraag van het lid Dobbe over Sudan. Binnen de
wapenexporttoets wordt altijd een inschatting gemaakt van de risico's op ongewenst
eindgebruik, zoals omleiding. Het kabinet kijkt daarbij zorgvuldig naar het soort
goederen dat wordt uitgevoerd, de eindgebruiker en het eindgebruik. Als daaruit een
duidelijk risico naar voren komt, wordt het afgewezen. Niet alle invoer naar de Verenigde
Emiraten, Saudi-Arabië en Egypte is per definitie omleidingsgevoelig. De kans dat
bijvoorbeeld radarapparatuur voor een groot marineschip in Sudan belandt acht het
kabinet zeer gering. Het is vaak hoogtechnologisch, bijvoorbeeld radarapparatuur.
Ik hoop dat ik uw vraag beantwoord heb. We nemen het zeker zeer serieus en we kijken
daar echt naar. Dat was het antwoord op de vraag.
Dan ga ik door naar het amendement op stuk nr. 22. Wat u voorstelt, is een ophoging
van artikel 1.1 met 4 miljoen. Die dekking moet gevonden worden binnen artikel 1.
Dat betekent de facto dat het uit 1.2 of 1.1 moet komen, of uit 1.3. Er is geen vrije
ruimte meer. We kunnen het niet dekken, dus daarmee ontraden we ’m.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik zit even te dubben over het antwoord van de Staatssecretaris over de export richting
de Emiraten. We zien nu net een nieuw rapport van de VN. Hoe wordt dat dan gewogen?
Want nu doet de Staatssecretaris net alsof we vooral radarapparatuur richting de Emiraten
exporteren, maar het zal toch ook wel om wapens of onderdelen van wapens gaan, die
best wel moeilijk te volgen zijn? Ik kan me voorstellen dat dat bij radarapparatuur
van een marineschip redelijk simpel is, maar het zal toch niet alleen daarom gaan?
En hoe wordt dan dat rapport gewogen?
Staatssecretaris Boerma:
Er wordt gewoon een serieuze afweging gemaakt. Nederland voert vaak hoogtechnologische
wapensystemen uit. Dat is misschien iets anders dan wat we in Sudan zien. We kijken
natuurlijk serieus naar zo'n VN-rapport. We zullen dat ook weer meenemen in de volgende
toetsingen. Dus ik kan u wel verzekeren dat we dat echt heel serieus meenemen.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van mevrouw Hirsch.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Nog even over het amendement op stuk nr. 22. Dank voor het antwoord. De Voorjaarsnota
geeft natuurlijk een realiteit weer nu we het kader van het maatschappelijk middenveld
kennen. Het maatschappelijk middenveld, ook de organisaties die meedoen met het Breed
Handelsberaad, met de SER, et cetera, werd altijd gesteund door dat maatschappelijk
kader. Dat valt nu weg. De vraag is nu of gegeven het feit dat het hele artikel 1
er 100 miljoen bij heeft gekregen, het echt niet mogelijk is om toch wel iets te reserveren
voor de activiteiten die die organisaties doen.
Staatssecretaris Boerma:
Dank. Ik hoor u. Die ruimte is er niet op dit moment. Ik kan helaas niet anders dan
het amendement ontraden. Dus bij dezen.
De voorzitter:
Daar moeten we het mee doen natuurlijk. Dank aan de Staatssecretaris voor de toelichting.
Het was de eerste keer. De kop is eraf, zou ik zeggen. We kijken uit naar de verdere
samenwerking.
We hebben nog een aantal toezeggingen.
– De eerste toezegging is aan de heer Bamenga en gaat over moties over de situatie
in de regio's Congo en Sudan. De stand van zaken wordt per brief aan de Kamer bekendgemaakt.
Ik hoor iemand vragen: op welke termijn? Dan moet ik de Staatssecretaris aankijken.
Zit daar een termijn aan vast? Wanneer komt die brief? De Minister is er niet, maar
misschien kunt u er iets over zeggen.
Staatssecretaris Boerma:
Ik zeg «zo spoedig mogelijk», maar ik denk niet dat dit nog voor het begin van het
reces lukt. Maar ik praat hier voor de Minister.
De voorzitter:
Ik kan me ook voorstellen dat het aan het einde van het reces komt, want wij hebben
toch ook gewoon reces. Is dat akkoord? Ja. Aan het eind van dit zomerreces, eind augustus.
– De tweede toezegging is aan mijzelf en gaat over een inspanningsverplichting, zoals
Minister Veldkamp ook zei. Hij zal zich inspannen voor de bni-koppeling zoals die
altijd gold. Dat heeft hij toegezegd, ook in reactie op de motie. Dat is dus een inspanningsverplichting.
– De derde toezegging: een publicatie over het getrapt invoeren van subsidiekaders.
Dat was een verzoek van de heer Bamenga.
Ook hierbij is het even de vraag wanneer die subsidiekaders gepubliceerd worden. Ik
zie dat dit lastig is voor de Staatssecretaris. Misschien krijgen we een bericht per
brief over wanneer we geïnformeerd worden.
Staatssecretaris Boerma:
Ik hoor links van mij: zo snel mogelijk. Maar ik kan inderdaad geen datum noemen.
De voorzitter:
Ik kan me voorstellen dat Minister Veldkamp even per brief aangeeft wanneer hij komt
met deze toezeggingen. Dat lijkt me handiger, want het is voor u natuurlijk ook lastig.
Maar wij hebben graag de termijnen erbij.
– De volgende toezegging gaat over rekening houden met de kindervaccinaties en de
bezuinigingen daarop. Dat was een verzoek van mevrouw Dobbe en mij.
Ook hierbij willen we graag een termijn weten. We worden graag schriftelijk geïnformeerd
over hoe daarmee rekening wordt gehouden.
– Na de zomer komt de info over de bijdrage aan het vaccinatieprogramma van Gavi.
Nou, dat kan misschien ook bij elkaar.
– Aan meneer Bamenga is een brief toegezegd over de inzet voor de diasporagemeenschap.
We hopen dat schriftelijk wordt aangegeven wanneer die brief komt.
Deze toezegging gaat wel over wel handel: in het verslag van de RBZ Handel ... Er
is al een termijn gezegd. Die komt voor 14 juli. O, de RBZ is op 14 juli, hoor ik.
De Staatssecretaris komt terug op een aanscherping van ontmoedigingsbeleid.
Staatssecretaris Boerma:
Nee, het gaat over het actiever maken van ontmoedigingsbeleid. De term «aanscherping»
heb ik niet in mijn mond genomen.
De voorzitter:
Dan is de toezegging als volgt.
– De Staatssecretaris komt terug op het actiever maken van ontmoedigingsbeleid.
– Als laatste: de Kamer wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de opvolging van
de motie-Hirsch.
We hopen dat we ook over andere moties geïnformeerd worden. Hiermee sluiten we deze
vergadering af. Het is 20.00 uur geworden, iets later dan gepland. Donderdag zijn
de stemmingen. Het zal laat worden, denk ik. Misschien is het wel vrijdagochtend.
Maar in ieder geval wordt er donderdag over alle moties en amendementen gestemd. Dank,
ook aan de kijkers.
Sluiting 20.00 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.