Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Podt, Van Nispen, Piri en Bruyning over kinderen in de noodopvang
Vragen van de leden Podt (D66), Van Nispen (SP), Piri (GroenLinks-PvdA) en Bruyning (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Asiel en Migratie over kinderen in de noodopvang (ingezonden 8 april 2025).
Antwoord van Minister Keijzer (Asiel en Migratie) (ontvangen 18 juli 2025). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2199.
Vraag 1
Klopt het dat er op dit moment ongeveer 6.000 kinderen worden opgevangen op (crisis-)noodopvanglocaties?
Antwoord 1
Uit de stand van zaken op peildatum 17 juli 2025 blijkt dat er in de Tijdelijke Gemeentelijke
Opvanglocaties (hierna: TGO) en de noodopvanglocaties (hierna: NO) van het COA circa
7.050 kinderen bij elkaar opgeteld verbleven. Het aantal kinderen dat op dezelfde
peildatum 17 juli in de TGO-locaties verbleef was circa 930.
Vraag 2
Klopt het dat dit een toename is van 2.000 kinderen ten opzichte van het aantal kinderen
dat in 2024 in dit soort locaties werd opgevangen?
Antwoord 2
Nee. Het gemiddeld aantal kinderen in de TGO en NO tezamen in 2024 was circa 6.570.
Gezien het aantal kinderen op peildatum 17 juli 2025 (zie antwoord vraag 1) is dat
dus een toename van circa 480 kinderen.
Vraag 3
Bent u het eens met de stelling dat het onwenselijk is dat kinderen op noodopvanglocaties
worden gehuisvest?
Antwoord 3
Een goede opvang van kinderen die in Nederland asiel aanvragen heeft mijn hoogste
prioriteit. Daarin past niet dat kinderen op de noodopvang worden geplaatst. Het betreft
namelijk een kwetsbare doelgroep die extra zorg een aandacht behoeft. Om dit te kunnen
realiseren is het echter noodzakelijk dat er voldoende reguliere opvangplekken beschikbaar
zijn. Hier blijf ik mij samen met het COA onverminderd voor inzetten.
Vraag 4
Welke acties onderneemt u op dit moment (behalve het verminderen van de instroom)
om te voorkomen dat kinderen op noodopvanglocaties terecht komen?
Antwoord 4
Zoals ik op 23 april heb toegelicht in de Kamerbrief «Stand van zaken over de verbetering
van de situatie van kinderen en amv in de asielopvang» is het COA een verdiepend inventarisatieonderzoek
gestart naar de situatie van kinderen in de opvang. Het doel hiervan is om in kaart
te brengen welke locaties wel of niet voldoen aan standaarden voor de opvang van kinderen
en wat nodig is voor verbetering. Daarbij wordt gekeken naar voorzieningen, activiteiten,
welzijn, onderwijs en zorg. De uitkomsten worden in deze zomer verwacht; op basis
daarvan volgt nadere informatie aan uw Kamer over vervolgstappen ten aanzien van opvanglocaties
voor kinderen. In de tussentijd blijft het COA zich er hard voor inzetten om de asielopvang
voor kinderen te verbeteren. Ook het terugbrengen van de asielinstroom, waardoor minder
aanspraak gemaakt zal worden op noodopvang, draagt hieraan bij.
Vraag 5
Klopt het dat er op dit moment 1.000 kinderen op crisisnoodopvanglocaties worden gehuisvest
die helemaal ongeschikt zijn voor het opvangen van kinderen?
Antwoord 5
Crisisnoodopvanglocaties, tegenwoordig bekend onder de term Tijdelijke Gemeentelijke
Opvang (TGO), vallen onder het beheer van de betreffende gemeenten. Het COA heeft
geholpen deze locaties op te tuigen, maar de locaties zijn geen onderdeel van de COA-opvang.
De kwaliteit van deze locaties verschilt onderling enorm. Sommige TGO-locaties voldoen
aan de kwaliteitseisen van het COA voor reguliere opvang, andere locaties zijn minder
geschikt voor het langdurig opvangen van kwetsbare groepen (waaronder kinderen).
Bij plaatsing in een locatie wordt altijd gekeken naar de geschiktheid van de locaties
voor de kinderen. De bezetting van het COA staat echter onder grote druk. Het gemiddelde
bezettingspercentage is 99%. Hierdoor kan het soms gebeuren dat ook kinderen in een
opvangvoorziening worden geplaatst die niet geschikt zijn voor het langdurig opvangen
van kwetsbare groepen. Maar als dat gebeurt, is het verblijf van kinderen van zo’n
kort mogelijke duur.
Voor het aantal kinderen dat momenteel op TGO-locaties verblijft verwijs ik naar het
antwoord op vraag 1.
Vraag 6
Heeft u in beeld op hoeveel locaties kinderen gehuisvest zijn, die door hun locatie
te gevaarlijk zijn voor kinderen om naar buiten te gaan en te spelen, bijvoorbeeld
omdat de locatie is gelegen aan een snelweg, langs water of op een industrieterrein?
Zo nee, bent u bereid dit in beeld te brengen?
Antwoord 6
Het COA beoordeelt iedere locatie op geschiktheid voor de opvang van kinderen. Als
om veiligheidsredenen de locatie niet geschikt is voor kinderen (al dan niet specifiek
voor een bepaalde leeftijdscategorie), dan wordt dat geregistreerd bij de afdeling
bewonerslogistiek van het COA en worden daar geen kinderen geplaatst. Het COA heeft
deze signalen scherp in beeld en handelt daar accuraat naar. Mij zijn momenteel geen
signalen bekend waaruit anders blijkt.
Vraag 7
Kunt u aangeven wat de verschillen zijn in de eisen die worden gesteld aan noodopvanglocaties
vergeleken met reguliere asielopvang? Kunt u daarin specifiek aandacht geven aan die
eisen die specifiek relevant kunnen zijn voor kinderen, zoals eisen op het gebied
van privacy, veiligheid, speelruimte, rustige slaapruimte, toegang tot onderwijs en
zorg?
Antwoord 7
De eisen die aan een noodlocatie worden gesteld voor de asielopvang van kinderen komen
voor een groot deel overeen met de eisen aan een reguliere asielopvang locatie (waar
met name volwassen asielzoekers worden opgevangen). Zo dient er op elke locatie een
recreatieruimte te zijn, wordt voorlichting gegeven in het geval van gevaren in de
omgeving en te allen tijde is de toegang tot huisartsenzorg geborgd. Voor kinderen
moet daarnaast ook een contactpersoon kind en een aandachtsfunctionaris huiselijk
geweld/kindermishandeling op iedere opvanglocatie aanwezig zijn. Ook moeten kinderen
naar school kunnen, dit is een verantwoordelijkheid van de gemeente en scholen. Privacy
op de opvanglocatie wordt door het COA voor kinderen gedefinieerd als «een af te sluiten
slaapvertrek» en «een ruimte waarin kinderen zich kunnen terugtrekken buiten het woon/slaapvertrek».
Een belangrijk verschil tussen een noodlocatie en een reguliere locatie is het aantal
bedden in de slaapvertrekken. Bij een reguliere locatie is het maximum 4 bedden, bij
een noodlocatie wordt een maximum van 8 slaapplekken gehanteerd.
Vraag 8
Klopt het dat het stellen van 'doelgroepvoorwaarden' (bijvoorbeeld: «alleen gezinnen
met kinderen») door gemeenten die zich bereid verklaren asielzoekers tijdelijk op
te vangen een belangrijke oorzaak is dat kinderen op (crisis)noodopvanglocaties terecht
komen?
Antwoord 8
Dit is inderdaad een belangrijke oorzaak. Waar ik samen met het COA graag van dergelijk
doelgroepenbeleid af wil en in de afgelopen periode dit ook is afgenomen, zijn er
helaas nog steeds gemeenten die dergelijke voorwaarden stellen aan het opvangen van
asielzoekers. Hier gaat het COA niet in mee.
Vraag 9
Op welke manier handhaaft u op dit moment de met uw voorganger gemaakte afspraak dat
gemeenten niet langer voorwaarden kunnen stellen aan de doelgroep die wordt opgevangen
in de (tijdelijke) opvang?
Antwoord 9
In het kader van de inwerking zijnde Spreidingswet is er geen ruimte voor het stellen
van doelgroepenbeperkingen door gemeenten. Het COA gaat in principe dan ook niet mee
in dergelijke eisen van gemeenten en wijst een gemeente op de nadelige gevolgen van
zulk beleid. Zo is bijvoorbeeld het organiseren van onderwijs voor kinderen niet altijd
eenvoudig en soms (op korte termijn) zelfs niet mogelijk in een gemeente. Tegelijkertijd
staat het COA onder druk bij het vinden van genoeg opvangplekken en wil het geen asielzoekers
buiten laten slapen, zeker geen kwetsbare doelgroep zoals kinderen.
Vraag 10
Bent u bereid om, onafhankelijk van het voortbestaan van de spreidingswet, te zorgen
voor een aanpak waarbij de doelstelling wordt om, vanaf het moment van de definitieve
verdeelbesluiten (juli 2025) tot aan het einde van 2025 het aantal kinderen in de
(crisis)noodopvang tot nul terug te brengen, te beginnen met de crisisnoodopvang?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Het is staand beleid dat het COA zo min mogelijk kinderen in de noodopvang plaatst.
Binnen het inventarisatieonderzoek van COA, zoals eerder benoemd in het antwoord op
vraag 3, wordt ook aandacht besteed aan de inzet van noodopvanglocaties en ruimte
die er bij de huidige (nood)locaties is (mits voldoende beddencapaciteit) om de inzet
hiervan af te schalen, ten minste voor het opvangen van kinderen.
Vraag 11
Bent u bereid reguliere opvanglocaties te stimuleren om zelf actief in contact te
treden met noodopvanglocaties om (gezinnen met) kinderen te kunnen opnemen?
Antwoord 11
Nee, dit is niet de taak van individuele opvanglocaties. De plaatsing van bewoners
wordt binnen het COA uitgevoerd door de afdeling bewonerslogistiek, hetgeen een flinke
dagelijkse puzzel is in tijden van krapte van opvangplekken. Dat neemt niet weg, dat
twee locaties wel een gericht voorstel aan bewonerslogistiek kunnen doen om bewoners,
indien zij die behoefte ook hebben, onderling te «ruilen».
Vraag 12
Voor hoeveel kinderen in de asielopvang geldt dat ze op dit moment al langer dan drie
maanden wachten op onderwijs?
Antwoord 12
Zowel het COA, NIDOS en het Ministerie van Asiel en Migratie (AenM) als het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) beschikken niet over deze gegevens. Het
COA houdt niet bij of een minderjarige asielzoeker staat ingeschreven op een school
en of het kind de school geregeld bezoekt. Of kinderen naar school gaan, is immers
geen verantwoordelijkheid van het COA. Het COA heeft wel aandacht voor of kinderen
wel of niet naar school gaan. Kinderen komen in de onderwijsadministratie terecht
op het moment dat zij worden ingeschreven op een school. Het Ministerie van OCW volgt
in nauwe samenwerking met leerplicht ook welke leer- en kwalificatieplichtige jongeren
in beeld zijn bij een gemeente, maar nog geen onderwijsinschrijving hebben Er wordt
door leerplicht bij de registratie geen uitsplitsing gemaakt voor asielzoekers. Uw
Kamer is in april door de Staatssecretaris van OCW geïnformeerd over de nieuwe leerplichttelling
in de Kamerbrief passend onderwijs.1
Vraag 13
Welke acties onderneemt u op dit moment (behalve het verminderen van de instroom),
om te zorgen dat kinderen zo snel mogelijk (maar in elk geval binnen drie maanden)
toegang krijgen tot onderwijs?
Antwoord 13
De regiocoördinatoren nieuwkomersonderwijs van het Ministerie van OCW adviseren gemeenten,
provincies en scholen bij het vinden van passende oplossingen wanneer het niet lukt
om de onderwijscapaciteit voldoende op te schalen, danwel een volledig of gedifferentieerd
aanbod te kunnen verzorgen. Omdat de opvanglocaties geografisch niet altijd optimaal
in de buurt gelegen zijn van passende onderwijsvoorzieningen en een aantal onderwijsregio’s
ook te maken heeft met tekort aan onderwijspersoneel, komt het voor dat de toegang
tot onderwijs voor minderjarige nieuwkomers onder druk staat. Dit doet zich zeker
voor in situaties waarbij jongeren op een locaties ver van onderwijs worden opgevangen,
een opvanglocatie maar beperkte tijd geopend is of wanneer de opvanglocatie zich in
een regio bevindt waar het personeelstekort in het onderwijs groot is.
Als Minister van Asiel en Migratie probeer ik meer zicht te krijgen op waar zich precies
problemen voordoen. Het onderzoek van het COA (naar de inventarisatie van de opvanglocaties
voor kinderen) brengt ook in kaart op welke asielopvang locaties er toegang is tot
het onderwijs, zowel als het gaat om primair als om voortgezet onderwijs. Naar aanleiding
van deze inventarisatie verken ik graag nadere stappen samen met het Ministerie van
OCW. Bij het organiseren van (nood)opvanglocaties kan bijvoorbeeld nog meer rekening
worden gehouden met de randvoorwaarden zodat gemeenten, gedeputeerde staten en scholen
tijdig een passende invulling kunnen geven aan uitbreiding van het onderwijsaanbod,
passende arrangementen en waar relevant ook uitbreiding van locaties en extra personeel.
Wanneer gemeenten kosten maken voor onderwijshuisvesting zoals extra lokalen voor
basisonderwijs aan asielzoekerskinderen, kunnen zij een beroep doen op de Regeling
onderwijshuisvestingsbudgetten asielzoekers (OHBA-regeling). Het COA voert deze regeling
uit. De OHBA-regeling is ook van toepassing voor huisvestingskosten voor het basisonderwijs
aan kinderen verblijvend op een noodopvanglocatie.
Uw Kamer is onlangs geïnformeerd door de Staatssecretaris van OCW over ruimte voor
initiatieven om thuiszittende kinderen naar onderwijs toe te leiden via passend onderwijs.2 Verder ondersteunt ook netwerkorganisatie LOWAN in opdracht van OCW scholen die onderwijs
verzorgen aan nieuwkomers. In de uiterste situatie kan een gemeente via de Tijdelijke
wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen een tijdelijke nieuwkomersvoorziening (tnv)
starten. Hiermee krijgt een schoolbestuur tijdelijk de ruimte het onderwijs voor deze
doelgroep anders in te richten op het gebied van onderwijstijd, curriculum en bevoegdheden.
Een regulier onderwijsaanbod is echter altijd te verkiezen boven een tijdelijke plek
in een tnv.
Vraag 14
Voor hoeveel kinderen in de asielopvang geldt dat ze al vaker dan drie keer zijn verplaatst
van opvanglocatie en al meer dan drie keer opnieuw hebben moeten beginnen met onderwijs?
Antwoord 14
Bij het doorlopen van de asielprocedure vinden verschillende verhuisbewegingen plaats.
Belangrijk om te benadrukken is dat er standaard een aantal verhuizingen plaatsvinden
die het gevolg zijn van een volgende stap in de asielprocedure (van col naar pol naar
azc en bij het toekennen van de verblijfsvergunning). Daarnaast heeft het COA te maken
met bijvoorbeeld verhuisbewegingen als gevolg van het sluiten van een opvanglocatie,
op eigen verzoek van de vreemdeling, of voor het borgen van de veiligheid op een locatie.
Het streven en de ambitie van het COA is om het aantal verhuisbewegingen van asielzoekers
en met name van kinderen in de asielopvang te minimaliseren. Het COA houdt hier binnen
hun plaatsingsbeleid zoveel als mogelijk rekening mee. Door de huidige druk op de
opvangcapaciteit is dit doel in de praktijk echter niet altijd realiseerbaar. Het
tekort aan opvangplekken zorgt ervoor dat asielzoekers worden geplaatst waar er in
het land op dat moment bedden beschikbaar zijn om vervolgens, indien er plekken beschikbaar
zijn, in een structurele locatie geplaatst te worden.
Over het aantal keer veranderen van onderwijsplek worden geen gegevens bijgehouden.
Op het gebied van verhuisbewegingen zijn de volgende cijfers bij mij bekend. Dit gaat
over het aantal verhuizingen gedurende het volledige verblijf van minderjarigen bij
het COA.3 Daarbij moet wel worden opgemerkt dat pas na een verblijf van minimaal 30 dagen op
een azc een verhuizing ook als zodanig geregistreerd wordt.
Verhuisbewegingen kinderen in gezinnen (exclusief amv) die de asielopvang van het
COA hebben verlaten in 2024:
– Ca 3.920 kinderen met 3 of minder verhuisbewegingen
– Ca 160 kinderen met meer dan 3 verhuisbewegingen
Verhuisbewegingen amv die de asielopvang van het COA hebben verlaten in 2024:
– Ca 710 amv met 3 of minder verhuisbewegingen
– Ca 10 amv met meer dan 3 verhuisbewegingen
Deze aantallen voor kinderen in gezinnen en amv zegt nog niets over de reden van verhuizen.
In 2024 was de reden van verhuizing als volgt:
• In 68% van de gevallen doorstroom wegens nieuwe stap in de asielprocedure (voor amv
48%);
• In 21% van de gevallen onderlinge overplaatsing (voor amv 28%);4
• In 8% het sluiten van een locatie (voor amv 22%).5
Bovengenoemde cijfers zeggen niet direct iets over het aantal keer dat de kinderen
opnieuw met onderwijs moeten beginnen. Overplaatsingen binnen dezelfde regio maken
het voor jongeren die het Voortgezet Onderwijs volgen mogelijk om het onderwijs bij
dezelfde school te vervolgen. Omdat, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 12,
niet wordt bijgehouden naar welke school de jongere gaat, zijn er geen cijfers bekend
in hoeveel gevallen de verhuizing heeft geleid tot een verandering van de school.
Vraag 15
Welke acties onderneemt u op dit moment (behalve het verminderen van de instroom),
om te zorgen dat kinderen zo min mogelijk worden verplaatst?
Antwoord 15
In geval van sluiting van een locatie vindt de verplaatsing van kinderen zoveel als
mogelijk plaats binnen de schoolvakanties. In geval van noodlocaties, die vaak slechts
korte tijd open zijn, valt daar echter lang niet altijd rekening mee te houden. Bij
een verplaatsing wordt gewerkt met de verhuischecklist. De verhuischecklist is bedoeld
voor COA-medewerkers om de verhuizing van een kind in de opvang van een COA-locatie
naar een andere COA-locatie zo goed mogelijk te begeleiden om ervoor te zorgen dat
de continuïteit van zorg zo goed mogelijk verloopt. Indien een kind medische hulpmiddelen
nodig heeft (zoals een rolstoel) of medische herhaalbehandelingen ondergaat (zoals
dialyse), mag de verhuizing pas plaatsvinden als deze zorg en hulpmiddelen op de nieuwe
locatie zijn geregeld. Hiervoor wordt contact opgenomen met GZA van de vertreklocatie.
Als een kind onder medische, psychische of jeugdhulpbehandeling staat, adviseert het
COA dat de ouder/voogd contact opneemt met GZA en/of GGD/JGZ voor overdracht. Er volgt
een warme overdracht naar de aankomstlocatie en de verhuizing wordt besproken in het
MDO. Onderwijs is tevens een belangrijk onderdeel van de verhuischecklist, zo dient
er door de COA-medewerkers rekening gehouden te worden dat de school op de hoogte
gesteld wordt van de verhuizing van het kind vóórafgaand aan de verhuizing.
Vraag 16
Voor hoeveel kinderen in de asielopvang geldt dat ze op wachtlijsten staan voor jeugdzorg
of jeugd-GGZ?
Antwoord 16
Gemeenten zijn op grond van de Jeugdwet, sinds 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering
van de jeugdzorg. Hieronder valt ook de jeugd-GGZ. De indicatiestelling en doorverwijzing
gebeurt op de reguliere wijze zoals dat ook voor andere kinderen in Nederland gebeurt.
Ook wordt gebruik gemaakt van dezelfde instellingen die door gemeenten zijn gecontracteerd.
Ik heb geen zicht op het aantal kinderen dat op de wachtlijst staat.
Vraag 17
Welke acties onderneemt u op dit moment om te zorgen dat kinderen ook bij eventuele
verplaatsingen toegang tot jeugdzorg en jeugd-GGZ houden?
Antwoord 17
Het COA heeft voor de overplaatsingen van asielzoekers die veel, continue of chronische
zorg nodig hebben, met de ketenpartners «de ketenrichtlijn continuïteit van zorg bij
verhuizingen» opgesteld. Het doel van deze richtlijn is het bieden van doorlopende
kwalitatief goede zorg en het voorkomen van medische risico’s bij verhuizing voor
bewoners van COA-locaties. Deze richtlijn wordt in de periode april/juni geëvalueerd.
Daar komt ook de inzet van de medische blokkade aan de orde. Mogelijke verbeterpunten
pakt het COA op met haar ketenpartners. Het COA gaat alvast aan de slag om de bekendheid
met de ketenrichtlijn (inclusief het onderdeel medische blokkade), onder de medewerkers
verder te vergroten.
Vraag 18
Bent u bereid de bovenstaande vragen één voor één te beantwoorden?
Antwoord 18
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister voor Asiel en Migratie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.