Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Eerdmans en Bikker over de uit de hand gelopen bijeenkomst op 17 april in Zaltbommel
Vragen van de leden Eerdmans (JA21) en Bikker (ChristenUnie) aan de Ministers Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de uit de hand gelopen bijeenkomst op 17 april in Zaltbommel (ingezonden 22 april 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 18 juli 2025). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2185.
Vraag 1
Bent u bekend met een bijeenkomst van «Christenen voor Israël» op 17 april in Zaltbommel
waarbij genodigden en aanwezigen belaagd, bespuugd, bedreigd en geïntimideerd zijn
door een tegendemonstratie?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Is deze tegendemonstratie vooraf aangekondigd? Zo ja, is er door de burgemeester een
vergunning verleend om op de desbetreffende plek te demonstreren?
Waarom zijn de organisatoren van de bijeenkomst vooraf niet ingelicht over een tegendemonstratie?
Antwoord 2 en 3
Uit het statement van de politie en de gemeente Zaltbommel begrijp ik dat de demonstratie
niet van tevoren was aangekondigd en dat de organisatoren daarom ook niet van tevoren
konden worden ingelicht.1 De burgemeester kan, indien dit noodzakelijk is ter bescherming van de gezondheid,
bescherming van het verkeer of ter voorkoming of bestrijding van wanordelijkheden,
een andere plaats aanwijzen voor de demonstratie.
Vraag 4 en 6
Herkent u de signalen dat na kritische publicaties van de onderzoekssamenwerking van
BNNVARA, bureau Investico en het Nederlands Dagblad de stichting «Christenen voor
Israël» extra beveiliging moet inhuren en bij diverse avonden een ronduit intimiderende
en bedreigende sfeer hing?
In hoeverre vindt u het toelaatbaar dat bezoekers niet meer naar een bijeenkomst durven
omdat er bij binnenkomst een grote groep demonstranten staat waarbij demonstranten
op slechts twee meter van de bijeenkomst zijn gekomen?
Antwoord 4 en 6
In het statement van de politie en de gemeente Zaltbommel wordt vermeld dat er voldoende
politie aanwezig was om de openbare orde te handhaven en de veiligheid te waarborgen
en dat de bezoekers van de lezing de bijeenkomst veilig konden voortzetten. Ondanks
deze inspanningen is, hebben bezoekers zich geïntimideerd hebben gevoeld en dat vind
ik onacceptabel.
De bezoekers van een bijeenkomst oefenen immers hun recht op vrijheid van meningsuiting
uit. Ook dit recht verdient bescherming. Tegelijkertijd hebben demonstranten het recht
om vreedzaam te demonstreren. Zowel de vrijheid van meningsuiting als het demonstratierecht
zijn essentieel in een democratische rechtsstaat en verdienen beide bescherming. Hoe
in een concrete situatie een afweging gemaakt wordt om beide rechten te faciliteren
is aan het lokaal gezag.
Vraag 5
Hoe gaat u de veiligheid voor toekomstige bijeenkomsten van «Christenen voor Israël»
waarborgen? Bent u bereid bij volgende bijeenkomsten extra veiligheidsmaatregelen
te treffen?
Antwoord 5
Het waar mogelijk faciliteren van een demonstratie en de beoordeling wat wel en niet
nodig en mogelijk is aan (veiligheids)maatregelen is aan de burgemeester. Hierover
vindt afstemming plaats met de politie en het OM. Het is een lokale aangelegenheid
en de burgemeester legt daarover verantwoording af aan de gemeenteraad. Het is dan
ook niet aan mij om in deze beoordeling te treden.
Daarbij merk ik op dat het kabinet vaker ziet dat het demonstratierecht botst met
andere grondrechten. Mede om die reden wordt via het Wetenschappelijk Onderzoek- en
Datacentrum (WODC) de mate verkend waarin het wettelijk kader bestendigd kan worden
en het handelingsperspectief voor alle betrokkenen verstevigd kan worden. De uitkomsten
van dit onderzoek worden aan het eind van de zomer verwacht, waarna het kabinet uw
Kamer in het najaar zal informeren over de uitkomsten en onze reactie daarop.
Vraag 7
In hoeverre was de tegendemonstratie volgens u in strijd met artikel 146 Wetboek van
Strafrecht?
Antwoord 7
Het is in voorkomend geval aan het OM om te bepalen of sprake is van een strafbare
gedraging en of vervolging opportuun is. Het is vervolgens aan de rechter om te bepalen
of er daadwerkelijk in strijd is gehandeld met dit artikel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.