Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Eijk en Van der Burg over het bericht ‘Remco S. loopt nog altijd vrij rond in India na de moord op José
Vragen van de leden Van Eijk en Van der Burg (beiden VVD) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Buitenlandse Zaken over het bericht «Remco S. loopt nog altijd vrij rond in India na de moord op José» (ingezonden 10 juni 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 18 juli 2025).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2607.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Remco S. loopt nog altijd vrij rond in India na de
moord op José»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat Remco S. kan worden uitgeleverd aan Nederland zodat hij hier
kan worden berecht? Zo ja, acht u dat wenselijk of stelt u het op prijs dat betrokkene
in India wordt berecht en na veroordeling daar zijn straf uitzit?
Antwoord 2
Uw vraag ziet op een individuele zaak. Over individuele strafzaken, het contact daarover
met een buitenlandse autoriteit en de wijze waarop door een buitenlandse autoriteit
wordt gehandeld, kan ik geen mededelingen doen.
In algemene zin merk ik op dat het land waar een feit gepleegd is primair rechtsmacht
heeft. Voor een dergelijk feit gepleegd in het buitenland zou Nederland mogelijk rechtsmacht
kunnen hebben mits er nog geen vervolging heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld wanneer
een dader of slachtoffer de Nederlandse nationaliteit bezit. Of uitlevering daadwerkelijk
mogelijk is, hangt altijd af van de exacte feiten, omstandigheden, de juridische basis
en nationale regelgeving, procedures en de inzet van een verzoekend land en een aangezocht
land.
Vraag 3
Is er diplomatiek contact geweest tussen India en Nederland over de zaak, en zo ja,
wat heeft dat contact opgeleverd?
Antwoord 3
Over individuele consulaire zaken doet het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen
mededelingen omwille van de privacy van betrokkenen. In algemene zin kan niettemin
worden gesteld dat het ministerie nabestaanden en slachtoffers van misdrijven in het
buitenland desgevraagd consulair ondersteunt. Het verlies van een dierbare door een
geweldsmisdrijf in het buitenland is uiterst verdrietig en ingrijpend. Daar is consulair
maatwerk op zijn plaats. Hoewel Nederland zich conform internationale afspraken niet
kan mengen in een buitenlandse rechtsgang, kan het ministerie de betrokkenen wel steunen
om een (lokale) advocaat te vinden die hen de benodigde juridische bijstand kan verlenen.
Zowel de advocaat als de lokale autoriteiten, zoals de politie en het Openbaar Ministerie,
beschikken over informatie om nabestaanden op de hoogte te houden van het verloop
van een eventueel opsporingsonderzoek of een strafzaak. In voorkomende gevallen kan
een Nederlandse post in contact treden met de advocaat van betrokkenen indien zij
zulks verzoeken.
Ik verwijs u graag naar de beantwoording van de Minister van Buitenlandse Zaken van
eerdere schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Nispen (SP) over de nasleep
van de moord op een Nederlandse vrouw in India. Deze vragen werden ingezonden op 27 mei
2025 met kenmerk 2025Z08898 en zijn beantwoord op 2 juni 2025.
Vraag 4 en 5
Hoe vaak is sinds de inwerkingtreding van het uitleveringsverdrag met India een verzoek
aan India gericht en hoe vaak heeft India een verzoek tot uitlevering aan Nederland
gericht?
Wat is de gemiddelde doorlooptijd van een uitleveringsverzoek aan India en hoe vaak
wordt een uitleveringsverzoek afgewezen?
Antwoord 4 en 5
Het uitleveringsverdrag tussen Nederland en India stamt uit 1898, destijds gesloten
met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Ierland. Dit verdrag is van toepassing
verklaard bij de Briefwisseling tussen de Nederlandse en de Indiase regering inzake
de toepassing van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd
Koninkrijk van Groot-Brittannië en Ierland tot uitlevering van misdadigers van 27 augustus
1971. Het aantal ingediende uitleveringsverzoeken is zeer gering. Met betrekking tot
de doorlooptijd en het aantal afwijzingen kan ik geen verdere uitspraken doen.
Vraag 6
Welke stappen zijn de afgelopen jaren gezet om de informatiepositie van slachtoffers
en nabestaanden te verbeteren, zodat zij periodiek worden geïnformeerd over de voortgang
van zaken waarin is verzocht om uitlevering van een verdachte?
Antwoord 6
De officier van justitie informeert het slachtoffer bij diverse belangrijke momenten
in een strafzaak, zoals opgenomen in het Wetboek van Strafvordering, artikel 51ac.
Als er sprake is van een verzoek tot uitlevering, kunnen slachtoffers daarover door
de officier van justitie worden geïnformeerd, maar dit gebeurt niet standaard periodiek.
Uitleveringsprocedures kennen, net als in Nederland, in de regel diverse rechterlijke
en niet-rechterlijke toetsmomenten en mogelijkheden tot beroep. Doorlooptijden van
langer dan een jaar zijn dan ook niet uitzonderlijk. Nederland kan als verzoekende
staat slechts zeer beperkt invloed hebben op procedures in het buitenland. Ook stelt
de aangezochte staat de verzoekende staat niet altijd tot in detail op de hoogte van
het verloop van de procedures. Indien er wel contact is met de aangezochte staat kan
er sprake zijn van vertrouwelijke diplomatieke correspondentie. Daardoor kan niet
altijd alle informatie met slachtoffers of nabestaanden worden gedeeld. In sommige
gevallen wordt maatwerk toegepast als het gaat om het informeren van slachtoffers
en nabestaanden. Dit alles is afhankelijk van de situatie en of de omstandigheden
zich daarvoor lenen. Uiteindelijk staat het belang van het slagen van de uitleveringsprocedure
voorop, om straffeloosheid te voorkomen.
Vraag 7
Hoe wordt voorkomen dat een verdachte kan reizen met het paspoort van eeneiige tweelingbroer?
Onder welke omstandigheden kan ook de eeneiige tweelingbroer worden gesignaleerd?
Antwoord 7
In algemene zin kan ik opmerken dat een signalering alleen mogelijk is met betrekking
tot een individu dat wordt gezocht voor strafbare feiten.
Vraag 8
Bent u bereid met de nabestaanden in deze zaak in gesprek te gaan mochten zij dat
wensen?
Antwoord 8
Ik wil mijn medeleven betuigen aan de familie met het tragische verlies van hun geliefde.
Contact met nabestaanden over informatie in individuele zaken loopt in principe via
het Openbaar Ministerie.
Vraag 9
Kunt u aangeven op welke termijn slachtoffers en nabestaanden van ernstige gewelds-
en zedenmisdrijven die zijn gepleegd buiten de Europese Unie in landen zoals India
een tegemoetkoming kunnen krijgen uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven en kunt u
de Kamer hierover voor het commissiedebat over slachtofferbeleid op 18 juni 2025 informeren?
Antwoord 9
Alleen als het gewelds- of zedenmisdrijf in Nederland of aan boord van een Nederlands
(lucht)vaartuig heeft plaatsgevonden, komen slachtoffers en nabestaanden in aanmerking
voor een tegemoetkoming van het Schadefonds Geweldsmisdrijven.2 Onder Nederland wordt ook verstaan de territoriale wateren van Nederland. Indien
het misdrijf in het buitenland, zoals in de onderhavige casus in India, heeft plaatsgevonden,
komen de slachtoffers en nabestaanden niet in aanmerking voor een tegemoetkoming.
In de derde Voortgangsbrief Slachtofferbeleid van de Staatssecretaris Rechtsbescherming
van 15 april 2024 is melding gemaakt van de pilot Fonds Buitenland.3 Van 1 mei 2021 tot 1 april 2023 konden nabestaanden van Nederlandse geweldsslachtoffers,
die als gevolg van het misdrijf in een financiële noodsituatie waren beland en niet
in aanmerking kwamen voor andere financiële hulp, in aanmerking komen voor een financiële
tegemoetkoming van het Fonds Slachtofferhulp. De resultaten van de pilot zijn betrokken
bij de verkenning om een proeftuin te starten bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven
voor Nederlanders die in België en Duitsland slachtoffer zijn geworden van een geweldsmisdrijf.
Inmiddels is duidelijk geworden dat een deugdelijke juridische basis hiervoor ontbreekt
en dat daarvoor de wet Schadefonds Geweldsmisdrijven moet worden aangepast. De Staatssecretaris
Rechtsbescherming is voornemens de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven te gaan herzien.
In dat kader zal hij nogmaals kijken naar dit punt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.