Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Podt over de Zembla uitzending 'Gevlucht en verwaarloosd'
Vragen van het lid Podt (D66) aan de Minister van Asiel en Migratie over de Zembla uitzending «Gevlucht en verwaarloosd» van 16 maart 2025 (ingezonden 19 maart 2025).
Antwoord van Minister Keijzer (Asiel en Migratie) (ontvangen 16 juli 2025). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1974.
Vraag 1
Hoe vaak heeft Nidos de afgelopen twee jaar aan de bel getrokken of gerapporteerd
dat de werkdruk te hoog was en de workload te hoog was? Wat is daar vanuit uw ministerie
mee gedaan?
Antwoord 1
Door de hoge instroom van amv is de druk op Nidos sinds 2022 in korte tijd snel toegenomen.
Het Ministerie van Asiel en Migratie bespreekt de caseload onder jeugdbeschermers
gedurende het jaar doorlopend tijdens reguliere overlegmomenten met Nidos. Nidos heeft
de afgelopen jaren tijdens deze overlegmomenten aangegeven dat de caseload onder jeugdbeschermers
hoog is, maar dat men niet over de wettelijke ondergrens heen is gegaan of dreigde
te gaan. Dit is ook in 2024 bevestigd in een werklastonderzoek dat inzicht geeft in
de werkzaamheden en de tijdbesteding van de jeugdbeschermers van Nidos.
Nidos heeft op basis van de signalen vanuit de jeugdbeschermers over de snel toegenomen
werkdruk de werkzaamheden aangepast. Nidos heeft tijdelijke minimale eisen voor de
voogdijbegeleiding vastgesteld. Dit is vanuit Nidos gecommuniceerd aan het Ministerie
van Asiel en Migratie. Nidos heeft daarnaast de afgelopen jaren continu nieuwe jeugdbeschermers
geworven. Omdat deze werving van nieuwe jeugdbeschermers redelijk goed verliep, zijn
vanuit het Ministerie van Asiel en Migratie geen aanvullende maatregelen genomen.
De afgelopen maanden is de instroom van amv afgenomen, waardoor de druk op de jeugdbeschermers
van Nidos enigszins is afgenomen. Vanzelfsprekend blijf ik de druk op de jeugdbeschermers
samen met Nidos monitoren, zodat ook in de toekomst eventuele passende maatregelen
genomen kunnen worden wanneer de druk op de jeugdbeschermers weer zou toenemen.
Vraag 2
Welke rapportages zijn er in de loop van de jaren geweest die hebben gewezen op de
problemen bij de opvang en begeleiding van minderjarige vreemdelingen, zoals het rapport
van de Commissie De Winter (2019) dat in de uitzending wordt genoemd, maar ook de
rapportages van de kinderombudsman over de situatie van alleenstaande minderjarigen
in Ter Apel (2022)? Kunt u per rapport aangeven welke aanbevelingen niet zijn overgenomen
en waarom niet?1 en 2
Antwoord 2
De afgelopen jaren zijn verschillende rapporten verschenen over de opvang en begeleiding
van amv, zoals de bovengenoemde rapporten van de Commissie de Winter, de rapportages
van de kinderombudsman, de Inspectie van Justitie en Veiligheid3, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd4 en maatschappelijke organisaties5. In zijn algemeenheid is de strekking van deze rapporten dat de (kwaliteit van de)
opvang en begeleiding van amv door de hogere instroom van amv de afgelopen jaren en
de algehele druk op de opvang van asielzoekers niet aan de minimale kwaliteitsnormen
voldoet. Tevens benoemen deze rapporten dat de toegang tot onderwijs, zorg en voorzieningen
reden tot zorg zijn. De reacties op deze rapporten zijn eerder met uw Kamer gedeeld.
Vraag 3
Klopt het dat er in het rapport van de Commissie De Winter eerder is gewaarschuwd
voor de risico’s op onderling geweld en suïcide wanneer de groepsgrootte te groot
wordt? Waarom wordt er in dit licht niet, net als bij reguliere jeugdzorg, gekozen
om juist toe te werken naar kleinere groepen?
Antwoord 3
Ik onderstreep het belang van het opvangen van amv in kleinschalige voorzieningen.
Dit is eveneens het uitgangspunt van het amv-opvangmodel. Het amv-opvangmodel gaat
er vanuit dat amv circa zeven weken in een procesopvanglocatie (poa) van het COA verblijven.
Helaas is dit door de druk op de amv-opvangcapaciteit momenteel in de praktijk aanzienlijk
langer. De verblijfsduur in de poa is zo kort mogelijk, omdat amv hier in grotere
groepen van 50 jongeren samenleven. Door het tekort aan locaties was het COA de afgelopen
periode genoodzaakt om op sommige locaties het aantal opvangplekken (tijdelijk) te
verhogen tot 80 en soms zelfs tot 100.
Indien de amv een verblijfsvergunning krijgt, wordt hij na zijn verblijf in de poa
doorgeplaatst naar de kleinschalige opvang (kso) van Nidos. Zie het antwoord op vraag
7 voor meer informatie hierover. Indien de asielaanvraag van de amv wordt afgewezen,
stroomt hij door naar een kleinschalige woonvoorziening van het COA. Hier verblijven
amv in groepen van 16 tot 20 jongeren. Door de lange doorlooptijden bij de IND en
het tekort aan voldoende duurzame opvangplekken stond de amv-opvangcapaciteit bij
COA en Nidos de afgelopen jaren flink onder druk. Door de lagere instroom van amv
de afgelopen periode komt er momenteel enigszins ruimte in de opvangcapaciteit voor
amv.
Vraag 4
Welke afspraken zijn er met Nidos over de frequentie waarmee voogden hun kinderen
minimaal zien? Kan het voorkomen dat kinderen bijvoorbeeld maar éénmaal per maand
worden gezien, zoals in de uitzending wordt gezegd? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 4
De jeugdbeschermers van Nidos zien de jongeren in ieder geval maandelijks. Op opvanglocaties
voor amv heeft Nidos een kantoor, waarmee Nidos amv vaker kan zien. Bij extra kwetsbare
jongeren is het contact frequenter; deze jongeren worden wekelijks gezien. Er is daarnaast
ook nauw contact tussen de voogd en de jongere door middel van telefoongesprekken,
appjes of mails. Daarnaast gaan jeugdbeschermers mee met bezoeken aan de IND, (huis)arts,
school of de advocaat.
Vraag 5
Welke afspraken zijn er met Nidos en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA)
over de begeleiding op woongroepen (op COA-locaties en in kleinschalige woonvoorzieningen)?
Hoe vaak worden kinderen gezien? Kan het voorkomen dat er enkele weken geen begeleiding
is, zoals in de uitzending wordt gezegd? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 5
Jongeren die in de amv-opvang van COA verblijven zijn altijd in beeld bij de begeleiders
van het COA. Er vindt tweemaal per dag inhuisregistratie plaats, indien een jongere
niet wordt aangetroffen wordt er navraag gedaan over de afwezigheid. Indien de jongere
twee maal binnen de 24 uur niet aanwezig is, wordt er telefonisch contact opgenomen
met de amv en de jeugdbeschermer van het Nidos. Verdere afwezigheid leidt tot een
vermissingsmelding bij de politie.
Voor de begeleiding vanuit Nidos verwijs ik naar het antwoord op vraag 4 en vraag
7.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de «opvanglocatie» in Delft, zoals deze in de uitzending te
zien is, ongeschikt is voor opvang, laat staan voor de opvang van kinderen? Hoeveel
kinderen worden op deze en vergelijkbare opvanglocaties opgevangen? Wat wordt hieraan
gedaan?
Antwoord 6
Ik deel de mening dat de noodopvanglocatie aan het Manderspark in Delft geen geschikte
locatie voor de opvang van kinderen is. De locatie is in september 2022 geopend en
de bedoeling was dat deze locatie vijf maanden open zou blijven. Vanwege de hoge druk
op de opvanglocaties in de rest van het land is deze noodlocatie destijds snel opgezet
en langer opengebleven. Het opvanggedeelte bestemd voor amv op deze locatie is in
augustus vorig jaar gesloten. Dit was een bewuste keuze, ook vanwege de omstandigheden
die niet ideaal waren voor deze jongeren. Onlangs is gestart met een grondige verbouwing
van onder meer het amv-deel van de locatie om de leefomstandigheden te verbeteren.
Hierna zijn er nieuwe (volwassen) bewoners in enkele van de gebouwen getrokken. De
renovatie heeft enige tijd op zich laten wachten omdat COA tegelijkertijd in gesprek
was met de gemeente over duurzame opvang in Delft. De jongeren zijn verplaatst naar
een hotel in Delft, zodat zij hun sociale netwerk konden behouden en onderwijs konden
vervolgen.
De omstandigheden in noodopvanglocaties verschillen onderling fors, sommige doen niet
onder voor die van een reguliere locatie. Op dit moment (stand 19 mei 2025) verblijft
48% van de amv die bij het COA zitten op noodopvanglocaties. Het gaat hierbij om 41
noodopvanglocaties. Het COA wil van deze noodlocaties af en zet in op duurzame, structurele
opvang voor deze kwetsbare doelgroep, maar is daarbij afhankelijk van het aanbod van
gemeenten.
Vraag 7
Waarom wordt gekozen voor kleinschalige opvang waarbij minderjarigen worden begeleid
door iemand die niet in het pand of op het terrein aanwezig is? Op welke manier is
dit te vergelijken met jongeren uit de reguliere jeugdzorg?
Antwoord 7
Binnen de kso van Nidos wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende vormen.
Binnen alle drie de woonvormen staat de zelfredzaamheid van de jongeren centraal.
Zij worden op deze locaties door Nidos begeleid richting integratie in Nederland en
een zelfstandig leven als volwassene.
Amv worden afhankelijk van hun mate van zelfraadzaamheid in een van de drie opvangvormen
geplaatst. De eerste betreft de kinderwoongroep, hier verblijven 9 tot 12 jongeren.
Zij ontvangen hier 24 uur per dag begeleiding. Deze woonvorm is bedoeld voor amv die
continue begeleiding en hulp nodig hebben bij hun dagelijkse bezigheden. De tweede
woonvorm betreft de kleinschalige wooneenheid. Hier verblijven 3 tot 5 jongeren die
minimaal zeven uur per week begeleiding per jongere ontvangen buiten schooltijden.
Nidos is 24 uur per dag bereikbaar. Deze woonvorm is bedoeld voor jongeren die al
meer zelfredzaam zijn, maar nog hulp nodig hebben bij bijvoorbeeld administratieve
zaken. De derde woonvorm betreft de kleinschalige wooneenheid +, hier verblijven zes
tot acht jongeren die minimaal 11,25 uur per week begeleiding per jongere ontvangen
buiten schooltijd. Nidos is 24 uur per dag bereikbaar. Dit is een tussenvorm waarbij
meer begeleiding mogelijk is dan op een kleinschalige wooneenheid, maar waar ook de
zelfredzaamheid van jongeren centraal staat.
De opvang van amv kan niet een-op-een met de opvang van jongeren binnen de reguliere
jeugdzorg vergeleken worden. Jongeren worden binnen de residentiële jeugdzorg opgevangen
vanuit een zorgoogpunt, omdat er problemen zijn binnen het gezin of omdat er sprake
is van gedragsproblematiek bij de jongere. Dit is bij de doelgroep van Nidos in de
meeste gevallen niet aan de orde. Bij de doelgroep van Nidos geldt dat zij door Nidos
als tijdelijk voogd begeleid worden richting integratie in Nederland of terugkeer
naar het land van herkomst.
Vraag 8
Klopt het dat er sprake is (geweest) van pleeggezinnen waarin kinderen moesten werken,
waarin kinderen onvoldoende eten kregen, dat kinderen zijn achtergelaten terwijl pleegouders
op vakantie waren en kinderen zijn geplaatst in criminele gezinnen? Zo ja, wat gaat
u eraan doen om te zorgen dat dit nooit meer gebeurt?
Antwoord 8
Allereerst wil ik een duidelijk onderscheid aanbrengen tussen opvanggezinnen enerzijds
en pleeggezinnen anderzijds. Amv die bij aankomst in Nederland jonger zijn dan 15
jaar, worden in beginsel opgevangen in opvanggezinnen die door Nidos worden gevonden
en gescreend. Indien geen passend opvanggezin gevonden kan worden, kunnen jongeren
in de leeftijd van 13 en 14 jaar tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning ook
opgevangen worden door het COA. Amv worden dus niet opgevangen in pleeggezinnen zoals
bedoeld in de Jeugdwet.
Ten aanzien van bovenstaande vraag geeft Nidos aan de geschetste casuïstiek niet te
herkennen. Mocht hier bij een opvanggezin sprake van zijn, dan zal Nidos direct handelen
en het kind indien nodig bij een ander opvanggezin of op een andere opvangplek onderbrengen.
Vraag 9
Klopt het dat er al eerder zorgen waren over 40% van de pleeggezinnen? Waarom zijn
vermoedens over ongeschikte gezinnen niet doorgekomen bij de Inspectie Jeugd en Gezin?
Waarom is daar (klaarblijkelijk) niet op gehandeld?
Antwoord 9
Het klopt niet dat er bij Nidos zorgen leefden over 40% van de opvanggezinnen. Mogelijkerwijs
doelt dit percentage op het percentage van 38% van de amv’s dat na plaatsing is verhuisd
uit een gezin anders dan uitstroom op of na het 18e levensjaar.
In de meeste gevallen zijn deze verhuizingen een gevolg geweest van het ten einde
komen van de beschikbaarheid van een gezin of het beschikbaar komen van een reguliere
opvangplek bij COA of Nidos, waardoor de jongere doorgeplaatst kon worden. Om de druk
op de amv-opvang van COA te verlichten, hebben Nidos en COA het afgelopen jaar in
gezamenlijkheid meer ingezet op verblijf van amv in opvanggezinnen of binnen het eigen
netwerk van de amv. Zo is aan iedere amv bij aankomst in Ter Apel gevraagd of hij
of zij binnen het eigen netwerk opgevangen kan worden. Dit ging vaak over tijdelijke
opvang, waardoor zij daarna weer verder konden naar een opvanggezin.
Deze verhuizingen kunnen daarnaast een gevolg geweest zijn van een mismatch tussen
jongere en het gezin. In sommige gevallen zijn deze verhuizingen het gevolg geweest
van signalen over onveilige leefomstandigheden. Indien er signalen waren van problemen
tussen de amv en het gezin, is door Nidos gezocht naar een passende oplossing. Uitplaatsing
is echter niet altijd een mogelijkheid geweest wegens de overbezette capaciteit onder
opvanggezinnen. In deze gevallen zijn de gezinnen intensief door Nidos begeleid. Hierbij
moet benadrukt worden dat in het geval een onveilige situatie wordt aangetroffen of
ontstaat, er altijd een passend alternatief voor de opvang in het gezin is gevonden.
Vraag 10
Klopt het dat kinderen opnieuw zijn geplaatst bij eerder ongeschikt bevonden pleegouders?
Hoe kan dit?
Antwoord 10
Amv worden niet geplaatst in opvanggezinnen die na de screening ongeschikt zijn verklaard.
Wel kan het zijn dat de omstandigheden bij een potentieel opvanggezin zijn gewijzigd,
waardoor het opvanggezin geschikt is geworden. Wanneer een gezin na veranderde omstandigheden
opnieuw beoordeeld wordt op geschiktheid, wordt altijd een veiligheidscheck gedaan
en volgt een screening. Indien het gezin na deze nieuwe screening geschikt wordt bevonden,
kan een amv hier veilig worden geplaatst. Voor verdere informatie over de manier waarop
opvanggezinnen gescreend worden verwijs ik naar het antwoord op vraag 11.
Vraag 11
Op welke wijze worden pleeggezinnen gescreend? Wie houdt toezicht op de pleeggezinnen
en op welke wijze? Gelden hier andere regels dan in de reguliere pleegzorg? Zo ja,
waarom?
Antwoord 11
Wanneer een gezin zich bij Nidos aanmeldt om opvanggezin te worden, wordt door Nidos
zorgvuldig onderzocht of het gezin geschikt is om amv op te vangen. Hierbij worden
verschillende onderdelen doorlopen. Zo wordt een Veiligheidscheck uitgevoerd en wordt
een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) bij de Raad voor de Kinderbescherming aangevraagd
voordat plaatsing kan plaatsvinden. Er vinden meerdere huisbezoeken plaats en er zijn
gesprekken met de potentiële opvangouders om inzicht te krijgen in hun motivatie,
opvoedingsstijl en gezinsdynamiek. Daarnaast wordt een referentencheck uitgevoerd,
waarbij informatie wordt ingewonnen bij drie referenten: twee onafhankelijke en één
uit het persoonlijke netwerk van de opvangouders. Ook wordt de woning gecontroleerd
op geschiktheid en veiligheid, inclusief de aanwezigheid van kindvriendelijke voorzieningen.
Er wordt in kaart gebracht of opvangouders kunnen aansluiten bij de behoeften van
de jongere, of de ouders financieel stabiel zijn en of zij beschikken over een sociaal
netwerk die hen in voldoende mate kan ondersteunen. Een gezin wordt tevens beoordeeld
op de bereidheid en het vermogen om samen te werken met jeugdbescherming en andere
instanties.
Na de screening wordt beoordeeld of het opvanggezin een veilige, stabiele en pedagogisch
geschikte omgeving kan bieden. In sommige gevallen is later een aanvullende screening
noodzakelijk. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn wanneer een netwerkgezin de overstap
wil maken naar een poolgezin, wanneer er een nieuw gezinslid in het opvanggezin komt
wonen of bij ingrijpende gebeurtenissen zoals een scheiding, werkloosheid of ernstige
ziekte. De aanvullende screening richt zich dan op de impact van deze veranderingen
op de draagkracht en draaglast van de opvangouders en de gevolgen voor de jongere.
In de reguliere pleegzorg geldt een vergelijkbare screening. Ook bij (reguliere) pleegzorg
geldt namelijk dat de aspirant-pleegouders in het bezit dienen te zijn van een door
de Raad voor de Kinderbescherming afgegeven VGB, naast andere wettelijke eisen, zoals
dat de aspirant-pleegouders minimaal 21 jaar oud zijn. Vervolgens voert de pleegzorgorganisatie
het pleegouderonderzoek uit in de vorm van een intensief voorbereidings- en screeningstraject.
Hierin wordt beoordeeld of een pleeggezin geschikt is om een pleegkind te verzorgen
en op te voeden. Onderdeel van dit traject zijn onder meer het bijwonen van een voorlichtingsbijeenkomst,
het volgen van een (groepsgewijs) voorbereidingsprogramma, het afleggen van huisbezoeken
door de pleegzorgaanbieder en het opstellen van een rapportage door de pleegzorgaanbieder.
Pas wanneer een aspirant-pleegouder het voorbereidings- en screeningstraject met goed
gevolg heeft afgerond, kan de aspirant-pleegouder een pleegouder worden.
Vraag 12
Waarom is er geen sprake van een pleegzorgbegeleider? Bent u bereid te kijken of deze
kan worden opgenomen om het toezicht op en de begeleiding van pleeggezinnen te verbeteren?
Antwoord 12
Omdat het voogdijschap van amv specifieke kennis en ervaring vraagt, is er in de Jeugdwet
voor gekozen de positie van Nidos als landelijk werkende voogdijinstelling te behouden.
Ondanks deze specifieke kennis is ervoor gekozen om de kwaliteitszorg in de uitvoering
van de voogdijtaken door Nidos zoveel als mogelijk op hetzelfde kwaliteitskader –
het zogenaamde normenkader – als van reguliere GI’s, te baseren. Daarnaast is Nidos
ook verantwoordelijk voor de opvang en begeleiding van de amv. Het gaat hierbij dus
niet om reguliere pleegzorg door pleegzorgaanbieders. Daarnaast worden amv, zoals
ik eerder benoemde, niet opgevangen in pleeggezinnen, maar in opvanggezinnen.
Bij Nidos zijn jeugdbeschermers vrijgesteld voor OWG (opvang in gezinsverband)-taken.
Deze personen werken faciliterend voor en ondersteunend aan de voogdij. De kerntaken
van deze OWG-werkers zijn het werven en screenen van opvanggezinnen, het screenen
van familie of netwerkplaatsingen en het matchen van kinderen die worden aangemeld.
De OWG-werker heeft een rol met betrekking tot het onderhoud van de opvanggezinnen.
Ook heeft de OWG-werker een beperkte begeleidings- en ondersteuningstaak ten opzichte
van de gezinnen. De begeleidingstaak is grotendeels belegd bij de jeugdbeschermers
van de geplaatste kinderen.
Ik vind het belangrijk dat Nidos zijn taken op het gebied van opvang en de begeleiding
van opvanggezinnen goed uitvoert en het belang van het kind als uitgangspunt hanteert.
Hier zie ik dan ook op toe. Daarnaast voert de Inspectie van Gezondheidszorg en Jeugd
toezicht uit op Nidos. Ik vind het daarnaast belangrijk dat er inhoudelijke goede
aansluiting is van Nidos op de reguliere jeugdzorg- en jeugdbeschermingsorganisaties.
Hier zal ik samen met de Staatssecretaris Rechtsbescherming nader naar kijken.
Vraag 13
Op welke termijn is er – met alle nu lopende onderzoeken – duidelijkheid over de geschiktheid
van de bestaande pleeggezinnen en locaties? Waar kunnen kinderen, pleegouders en andere
betrokkenen terecht met vragen hierover?
Antwoord 13
Nidos is verantwoordelijk voor het beoordelen van de geschiktheid van opvanggezinnen
en de kwaliteit van kleinschalige locaties. De IGJ voert regulier toezicht uit bij
Nidos en richt zich daarbij op de wettelijke voogdijtaken die Nidos heeft voor amv.
Momenteel voert Nidos een intern onderzoek uit naar de geschiktheid van de opvanggezinnen
door met deze gezinnen en de daar verblijvende jongeren in gesprek te gaan. De tussenresultaten
van dit onderzoek zijn op 13 mei jl. gepubliceerd op de website van Nidos.6 Nidos concludeert in dit tussenrapport dat het overgrote deel van de jongeren in
een stabiele en veilige omgeving woont. Tegelijkertijd zijn er ook aandachtspunten
gesignaleerd. Zo waren er bij ruim tien procent van de jongeren zorgen over het mentaal
welzijn. Bij één procent was sprake van signalen die raken aan veiligheid. Nidos heeft
waar nodig direct actie ondernomen. In veel gevallen waren deze signalen al bekend
en zijn ze opgepakt binnen de bestaande werkprocessen. Ik ben en blijf met Nidos in
gesprek over de uitkomsten van dit onderzoek en ik zal erop toezien dat passend vervolg
wordt gegeven aan de uitkomsten.
Daarnaast heeft de IGJ begin dit jaar risicogestuurd toezicht opgestart. De resultaten
zijn op 1 juli 2025 gepubliceerd en uw Kamer wordt in een separate brief hierover
geïnformeerd.
Uiteraard kunnen kinderen, opvangouders en andere betrokken met vragen terecht bij
de jeugdbeschermers of diens leidinggevenden en zijn er conform wetgeving ook vertrouwenspersonen
bij Nidos beschikbaar.
Vraag 14
Welke lessen die recent zijn getrokken uit de reguliere pleegzorg acht u ook relevant
voor de pleegzorg bij deze kinderen?
Antwoord 14
Belangrijke bevindingen uit het inspectierapport naar de pleegzorg van het meisje
in Vlaardingen waren dat er onvoldoende naar het meisje is geluisterd, dat er geen
zicht was op haar veiligheid en ontwikkeling en dat de samenwerking tussen de betrokken
organisaties onvoldoende was. Wanneer binnen de reguliere pleegzorg sprake is van
een rechterlijke machtiging tot een uithuisplaatsing, vervullen zowel de Gecertificeerde
Instelling als de pleegzorgorganisatie een rol in de veiligheid van een pleegkind.
Voor amv’s is dit anders, omdat bij Nidos deze verantwoordelijkheid in één hand is
belegd, waarbij de opvang en begeleiding wel door verschillende medewerkers wordt
uitgevoerd. Uiteraard geldt dat het ook voor Nidos belangrijk is goed te luisteren
naar en zicht te houden op het kind.
Vraag 15
Waarom wordt er überhaupt voor gekozen om met deze kinderen en jongeren zo anders
om te gaan dan met kinderen en jongeren in de reguliere jeugdzorg?
Antwoord 15
Zie ook het antwoord op vraag 7. Nidos is aangewezen als voogdijinstelling specifiek
voor amv omdat deze doelgroep specifieke kennis vergt. Zo vraagt de amv-doelgroep
om cultuursensitieve begeleiding en vraagt het om kennis van het vreemdelingenrecht.
Ook is er – in tegenstelling tot de reguliere jeugdzorg – intensieve samenwerking
nodig met de ketenpartners in de migratieketen. De toekomst van een amv kan, afhankelijk
van of hun asielaanvraag wordt ingewilligd of niet, in Nederland of in het land van
herkomst liggen. Nidos beschikt over kennis en ervaring over het begeleiden van amv
richting integratie of terugkeer naar het land van herkomst. Door de voogdij en begeleiding
van amv bij één organisatie te beleggen kan deze kennis en ervaring gecentraliseerd
worden.
Verder vervult Nidos het voogdijschap voor amv omdat er bij deze jongeren, anders
dan bij de meeste jongeren in de reguliere pleegzorg, sprake is van een gezagsvacuüm;
er zijn geen ouders of andere verzorgers in beeld om zorg te dragen voor de amv, althans
niet in Nederland. De focus van Nidos ligt daarmee op een ander soort kinderbeschermingsmaatregel
dan andere gecertificeerde instellingen, die meer gericht zijn op onveiligheid binnen
een gezin of op een zorgbehoefte van de jongere.
Ik ben mij, samen met de Staatssecretaris Rechtsbescherming, ervan bewust dat de manier
waarop dit georganiseerd is nadelen met zich kan meebrengen, bijvoorbeeld op het gebied
van kennisdeling tussen Nidos en de andere gecertificeerde instellingen en het kunnen
verdelen van de werklast.
Vraag 16
Klopt het dat in veel andere landen de zorg voor minderjarigen die zonder ouders asiel
hebben aangevraagd of gekregen, is belegd bij de reguliere jeugdzorg? Waarom is daar
in Nederland niet voor gekozen? Welke voor- en nadelen ziet u aan het Nederlandse
systeem versus het opvangen van minderjarigen in de reguliere jeugdzorg?
Antwoord 16
Zoals in de beantwoording van vragen 12 en 15 is aangegeven zijn er meerdere redenen
waarom ervoor is gekozen Nidos als landelijk werkende instelling voor deze specifieke
doelgroep aan te wijzen. Een belangrijk voordeel hiervan is dat de expertise die hiervoor
nodig is, gecentraliseerd is. Een mogelijk nadeel kan zijn dat er minder aansluiting
en uniformiteit is met de andere organisaties in de reguliere jeugdzorg. Opvanggezinnen
en pleegzorggezinnen hebben een ander doel, maar hebben in de uitvoering ook overeenkomsten.
Waar nodig wordt bekeken waar aansluiting en uniformiteit met de reguliere jeugdzorg
nodig is. Dat heeft mijn aandacht.
De aanname klopt niet dat de opvang en begeleiding van amv in andere landen overwegend
bij reguliere jeugdzorgorganisaties is belegd. Verder is in veel Europese lidstaten
geen nationale voogdijinstelling aangesteld die zich ontfermt over het welzijn van
de amv. In andere Europese lidstaten worden amv overwegend in asielopvang opgevangen
die zich vervolgens in verschillende type opvang differentieert, zoals ook in Nederland.
Vraag 17
Wat vindt u van uitspraken in de documentaire als «we hebben niets beters» en «we
moeten roeien met de riemen die we hebben»? Wat had de voogdijorganisatie hier in
uw ogen anders moeten doen? Wat ziet u als de verantwoordelijkheid van het departement
en de keuzes die er beleidsmatig zijn gemaakt?
Antwoord 17
Door de aanhoudende druk op de opvangcapaciteit voor amv en de hoge instroom van amv
van afgelopen jaren stonden zowel COA als Nidos onder grote druk. Uw Kamer is bekend7 dat amv noodgedwongen zijn en worden opgevangen in noodopvanglocaties. De inzet van
noodopvanglocaties voor amv en de daarbij behorende verhuisbewegingen zijn onwenselijk,
omdat amv op deze locaties niet altijd de begeleiding krijgen die zij nodig hebben
en omdat zorg en onderwijs door de verhuisbewegingen niet altijd goed gecontinueerd
kan worden. De plaatsing van amv in noodopvanglocaties heeft noodgedwongen moeten
plaatsvinden om te voorkomen dat amv helemaal geen bed tot hun beschikking zouden
hebben. Ook zijn er noodgedwongen keuzes gemaakt in het aantal contactmomenten tussen
jeugdbeschermers amv. Ook hierbij ben ik van mening dat dit onwenselijk is geweest,
maar op dat moment niet anders kon.
Nidos en het COA zetten zich onverminderd in voor de goede opvang en begeleiding van
amv. De structurele oplossing hiervoor ligt in het realiseren van voldoende structurele
opvangplekken. Tot de situatie zich stabiliseert zijn het COA en Nidos genoodzaakt
hun werk zo goed mogelijk uit te voeren binnen deze lastige omstandigheden.
Vraag 18
Bent u bereid in het licht van deze uitzending onmiddellijk te stoppen met de «tijdelijke
maatregelen» ten aanzien van de opvang van kinderen die asiel hebben aangevraagd zoals
die zijn ingezet door uw voorganger, zoals de vergroting van de groepsgrootte waarin
kinderen worden opgevangen en het doorplaatsen van kinderen naar de volwassenenopvang
wanneer zij 17 jaar zijn?
Antwoord 18
Omdat de laatste maanden ruimte is vrijgekomen in de amv-opvang, heeft het COA al
in maart jl. het besluit genomen om de noodmaatregel van het doorplaatsen van amv
van 17,9 maanden naar reguliere COA-locaties op te schorten. Dit is reeds aan uw Kamer
gecommuniceerd.8 Met het opschorten van deze maatregel ontvangen de amv in deze leeftijdscategorie
weer de gewenste opvang en begeleiding, en kunnen zij beter worden voorbereid op verblijf
in de reguliere opvang. Al is het COA daarbij helaas nog wel sterk afhankelijk van
(vaak kortdurende) noodopvang. Ondanks het opschorten van deze maatregel blijft de
mogelijkheid bestaan om de maatregel opnieuw in te zetten wanneer de capaciteitsdruk
bij het COA hierom vraagt. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 3 zijn daarnaast,
bij gebrek aan voldoende (structurele) locaties, amv-locaties tijdelijk vergroot in
omvang om het aantal amv op te kunnen blijven vangen.
Vraag 19
Bent u bereid om niet meer toe te staan dat kinderen worden gehoord door de IND zonder
dat er een voogd aanwezig is, zoals eerder aan de Tweede Kamer beloofd? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 19
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat een asielgehoor in principe in aanwezigheid
van Nidos plaatsvindt. Wat het aanmeldgehoor betreft wordt Nidos door de IND geïnformeerd
over de aanmelding van een amv en het moment waarop een aanmeldgehoor gaat plaatsvinden.
Waar mogelijk zal een medewerker van Nidos het aanmeldgehoor bijwonen. Waar dit onverhoopt
niet mogelijk is door overmacht bij Nidos, acht ik de overige procedurele waarborgen
in de procedure voor amv’s voldoende om te spreken van een zorgvuldige procedure.
Ik hecht eraan om hier nogmaals te benadrukken dat de IND medewerkers die het aanmeldgehoor
bij amv’s afnemen, hiertoe zijn opgeleid. Als zij signalen bij de amv herkennen waardoor
het gehoor niet zonder begeleiding kan worden voortgezet, zullen zij contact met Nidos
opnemen en kan maatwerk worden geboden. Mocht ondanks voornoemde waarborgen de afwezigheid
van Nidos er toch toe leiden dat een amv onvolledige dan wel per abuis onjuiste informatie
verstrekt, dan kan dit door middel van correcties en aanvullingen op een later moment
nog gewijzigd worden. Voor wat het nader gehoor betreft vindt over de vraag of Nidos
aansluit altijd goede afstemming door de IND met Nidos plaats.
Vraag 20 en 21
Hoe wordt de keten van begeleiding en opvang van minderjarigen meer weerbaar gemaakt
voor de onherroepelijke plotselinge stijgingen en dalingen in het aantal kinderen
dat naar Nederland komt?
Hoe beziet u de mogelijkheden tot verbetering van de opvang en begeleiding van minderjarigen
als u tegelijk van plan bent de komende jaren meer dan 80% te gaan bezuinigen op het
Nidos?
Antwoord 20 en 21
Op basis van ramingen van de instroom van het aantal amv wordt bepaald welke middelen
de komende jaren noodzakelijk zijn voor de migratieketen en dus ook voor Nidos. Besluitvorming
hierover en over eventuele verbeteringen van de opvang vindt plaats op de gebruikelijke
momenten voor begrotingsbesluitvorming.
Daarbij geldt dat de begeleiding en opvang van amv beter kan worden ingericht, zoals
ook geldt voor de opvang van volwassenen en gezinnen met kinderen, wanneer er sprake
is van voldoende opvangplekken.
Vraag 22
In hoeverre acht u Nidos in staat om voldoende voogden en begeleiders aan te nemen
en te behouden als er in de begroting staat dat er de komende jaren meer dan 80% wordt
bezuinigd?
Antwoord 22
Zoals in het antwoord op vragen 20 en 21 aangegeven wordt op basis van de raming van
de instroom van het aantal amv bepaald welke middelen de komende jaren noodzakelijk
zijn voor Nidos. Daarbij is de inzet van het kabinet erop gericht om met een breed
pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken.
De komende periode blijf ik met het oog op de beschikbare middelen voor de migratieketen
als geheel, en Nidos in het bijzonder, hierover goed met Nidos in gesprek.
Vraag 23
Hoe is de bezettingsgraad op dit moment ten aanzien van het aantal opvangplekken voor
minderjarige vreemdelingen? Hoe denkt u voldoende kwalitatief goede plekken in COA-opvang
en kleinschalige huisvesting te realiseren zonder spreidingswet?
Antwoord 23
In onderstaande grafiek9 is het verloop van de bezetting op amv-locaties (regulier en noodopvanglocaties)
weergegeven voor de afgelopen periode:
Dit kabinet heeft in het regeerprogramma opgenomen de spreidingswet zo snel mogelijk
in te trekken. Door middel van een fors pakket om de asielinstroom te verminderen
en de uitstroom te bevorderen, gaat het kabinet ervan uit dat er minder opvang nodig
is. Momenteel is COA druk bezig om de door gemeenten aangeboden plekken op basis van
de verdeelbesluiten te realiseren. De ambtenaren op het Ministerie van Asiel en Migratie
kunnen daarbij ondersteunen. Daarnaast zijn voorstellen om de instroom te beperken
met uw Kamer gedeeld.
De kleinschalige opvang door Nidos betreft huisvesting van statushouders. De capaciteitsopgave
voor de kleinschalige opvang valt daarmee onder de wettelijke taakstelling voor gemeenten
en niet onder de spreidingswet.
Vraag 24
Bent u bereid met álle ketenpartners te werken aan een verbeterplan, waarin niet alleen
aandacht is voor de rol van Nidos, maar ook voor de keuzes die op dit moment vanuit
het departement en de gehele keten gemaakt worden met betrekking tot de opvang en
begeleiding van minderjarige vreemdelingen? Bent u bereid in dit verbeterplan aandacht
te besteden aan financiering, plaatsing, monitoring, werving en behoud van personeel,
groepsgrootte, screening en begeleiding van pleegouders, omgang met signalen van de
werkvloer en met incidenten en omgang met fluctuaties in de instroom? Bent u bereid
dit plan uiterlijk voor de zomer aan de Kamer te doen toekomen?
Antwoord 24
Nidos heeft naar aanleiding van de uitzending van Zembla een intern onderzoek opgestart
naar alle amv opvanggezinnen. Nidos zal met alle amv die momenteel in een opvanggezin
verblijven in gesprek gaan. De Inspectie van Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft
ook een toezichtstraject opgestart bij Nidos. Het traject van de Inspectie heeft geleid
tot een openbaar rapport wat op 1 juli 2025 is gepubliceerd10. Uw Kamer zal in een separate brief worden geïnformeerd over de uitkomsten van dit
rapport.
In de tussentijd blijf ik uiteraard het gesprek met Nidos en de ketenpartners voeren
over het verbeteren van de opvang en begeleiding van amv, ook in het licht van de
uitvoeringsagenda flexibilisering asielketen. Tevens voer ik in gezamenlijkheid met
de Staatssecretaris Rechtsbescherming het gesprek over de werving en het behoud van
personeel en de screening en begeleiding van opvanggezinnen. Met de lagere instroom
van amv is de werkdruk van jeugdbeschermers enigszins verlicht, maar de situatie blijft
precair. Alle inzet is er daarom op gericht om de huidige situatie voor amv in opvanggezinnen
en de kleinschalige opvang te verbeteren.
Vraag 25
Bent u bereid deze vragen ruim voor het commissiedebat vreemdelingen- en asielbeleid
van 24 april 2025 te beantwoorden?
Antwoord 25
Dat is helaas niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister voor Asiel en Migratie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.