Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Welzijn over het bericht 'Nieuwe bouwcrisis dreigt als omslag naar duurzaam ontworpen woningen uitblijft'
Vragen van het lid Welzijn (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over het bericht «Nieuwe bouwcrisis dreigt als omslag naar duurzaam ontworpen woningen uitblijft» (ingezonden 1 juli 2025).
Antwoord van Minister Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (ontvangen
14 juli 2025)
Vraag 1
Bent u bekend met dit artikel?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u het gegeven dat een snelle omslag naar woningen bouwen met duurzame materialen
nodig is om een potentiële volgende crisis te voorkomen en kunt u uw antwoord onderbouwen?
Antwoord 2
Ik reageer nog schriftelijk op de adviezen van de Rli.
De potentiële crisis herken ik niet. Wel ben ik met een groot deel van de aanbevelingen
al bezig. Zo moeten nieuwe gebouwen, zoals in Europese Richtlijn Energieprestatie
Gebouwen EPBD-IV is vastgelegd, vanaf 2030 voldoen aan een wettelijke eis als het
gaat om de CO2-emissies veroorzaakt door zowel het energieverbruik als het materiaalverbruik van
nieuwe gebouwen – in technisch jargon de «global warming potential» (gwp) over de
gehele levenscyclus («whole life cycle»), oftewel de wlc-gwp.
Voor 1 januari 2027 zal de Minister van VRO een routekaart publiceren en daarover
de Europese Commissie in kennis stellen. Hierin wordt aangegeven welke wlc-gwp prestatie-eisen
gelden voor nieuwbouw vanaf 2030 per gebouwtype en hoe in termen van streefwaarden
het afbouwpad naar 2050 eruitziet. Het doel is klimaatneutraliteit in de gebouwde
omgeving te bereiken.
Door deze routekaart krijgt de markt duidelijkheid over de toekomstige regelgeving
en kan men zich daarop voorbereiden. Uiteraard zal ik ervoor zorgen dat de nieuwe
duurzaamheidseis in 2030 de woningbouwopgave niet in de weg zit. Tussen 2030 en 2050
zal periodiek worden bezien of de in 2027 ingeschatte streefwaarden in de uitvoeringspraktijk
realistisch zijn.
Vraag 3
Herkent u het gegeven dat bouwbedrijven klaar staan om met duurzame materialen te
gaan bouwen maar dit niet doen omdat ze wachten tot de overheid duidelijkheid gaat
bieden, en waarom wel of niet?
Antwoord 3
Ik zie talloze voorbeelden van bouwers die met duurzame materialen bouwen. Producenten
van bouwmaterialen zetten steeds meer stappen. In het kader van het bouwmaterialenakkoord
zie ik namelijk goede ontwikkelingen.
Die duidelijkheid is er. We hebben al een milieuprestatie gebouwen (mpg) voor woningen
waar bouwers aan moeten voldoen, en met de wijziging van de mpg, die ik onlangs voor
advies naar de Raad van State heb gestuurd, geef ik nadere duidelijkheid voor de komende
jaren. Zo weten partijen in de bouwsector hoe ze de milieuprestatie van woningen moeten
berekenen en kunnen zij zich voorbereiden op toekomstige prestatie-eisen. Daarnaast
implementeer ik, zoals in antwoord 2 aangegeven, de zogenaamde wlc-gwp.
Vraag 4
Op welke termijn kunt u de duidelijkheid verschaffen aan de sector waar zij op wachten
om duurzaam te gaan bouwen?
Antwoord 4
Bouwers zijn vrij om de bouwmaterialen te kiezen, waarmee ze willen bouwen, mits ze
op gebouwniveau voldoen aan de minimumeisen in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving.
De wijziging van mpg treedt naar verwachting per 1 juli 2026 in werking. Zoals aangegeven
in antwoord 2 moet er voor 1 januari 2027 een routekaart bij de Europese Commissie
worden ingediend met de prestatie-eisen per gebouwtype voor 2030 en de streefwaarden
voor de jaren erna.
Vraag 5
Bent u het er mee eens dat duurzaam bouwen niet meer tijd zal kosten maar juist sneller
en goedkoper zal zijn dan wanneer er gebouwd wordt op een niet duurzame manier, en
kunt u uw antwoord onderbouwen?
Antwoord 5
Ik heb geen reden om aan te nemen dat er met duurzaam bouwmateriaal sneller of langzamer
kan worden gebouwd dan met andere materialen. Wel is het zo dat duurzame materialen
in de industriële bouw steeds vaker worden toegepast. Industrialisatie, robotisering
en digitalisering leiden wel tot sneller en goedkoper bouwen. Overigens blijkt uit
het Rli-rapport dat houtbouw op dit moment nog 10% duurder is dan conventionele bouw.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat woningen van hout beter reageren op de warme temperaturen
dan woningen gebouwd met bijvoorbeeld beton, waarom wel of niet?
Antwoord 6
In het Besluit Bouwwerken Leefomgeving is een eis opgenomen ten aanzien van het risico
op oververhitting van de nieuwbouw. Woningen van hout of beton moeten aan dezelfde
eis voldoen. Bouwfysisch zijn er verschillen. Woningen van hout hebben veelal minder
massa dan van beton, waardoor ze sneller reageren op opwarming en afkoeling.
Een analyse van de verschillen is onderdeel van een onderzoek naar de effecten op
de gezondheid dat nog wordt uitgevoerd in het kader van de Nationale Aanpak Biobased
Bouwen.
Vraag 7
Wordt duurzaam bouwen onderdeel van de nog te delen hitte aanpak?
Antwoord 7
De Hitte aanpak 2025 (gelanceerd op 2 juli jl.) focust zich voornamelijk bij de themalijn gebouw op de
bestaande bouw en de korte termijn. Daarmee wordt er in de Hitte aanpak 2025 vooral
ingegaan op het belang van ventilatie en zonwering bij het isoleren van een woning.
Binnen herziening van de Nationale Adaptatie Strategie in 2026 zal er wel worden ingegaan
op nieuwbouw, hitte en het gebruik van duurzame en biobased materialen.
Vraag 8
Bent u bereid te onderzoeken of duurzaam bouwen positieve effecten heeft ten aanzien
van het binnenklimaat?
Antwoord 8
Momenteel loopt een onderzoek naar de effecten van biobased bouwen op het binnenklimaat
via de Nationale Aanpak Biobased Bouwen, zoals aangegeven bij vraag 6.
Vraag 9
Hoe kijkt u aan tegen het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur
(Rli) om één landelijke norm vast te stellen voor de CO2-uitstoot per vierkante meter?
Antwoord 9
Dat advies is in lijn met de afspraken in de EPBD-IV over de WLC-GWP. Zie ook het
antwoord op vraag 2.
Vraag 10
Wordt het bouwen met duurzame materialen een voorschrift in uw project Schrappen Tegenstrijdige
en Overbodige Eisen en Regelgeving (STOER)?
Antwoord 10
Bouwen met duurzame materialen vormt geen specifiek thema in het programma STOER.
Vraag 11
Per wanneer zou STOER in werking moeten treden volgens u, los van of de Kamer vindt
dat dit controversieel verklaard moet worden of niet?
Antwoord 11
De adviezen, die het kabinet omarmt, worden zo snel mogelijk geïmplementeerd gelet
op de woningbouwopgave. Dit betekent dat de aan te passen wet- en regelgeving in de
reguliere wetgevingsprocessen een plek krijgen. Aanpassing daarvan is niet op één
moment voorzien.
Zoals in mijn brief van 23 juni over STOER heb aangegeven, start ik met de uitwerking
van een aantal voorstellen voor aanpassing van het Besluit Bouwwerken leefomgeving
waarbij ik verwacht deze wijzigingen in 2026 voor te leggen aan de Kamer ter voorhang.
Ik hoop dat deze wijzigingen zo snel mogelijk in werking kunnen treden.
Op andere voorstellen van STOER kom ik terug in de kabinetsreactie op het eindadvies
die na de zomer zal volgen.
Vraag 12
Kunt u deze vragen binnen drie weken en één voor één beantwoorden?
Antwoord 12
Ja, dat heb ik gedaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.