Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 2 juli 2025, over Nationale fiscaliteit
32 140 Herziening Belastingstelsel
Nr. 269
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 19 augustus 2025
De vaste commissie voor Financiën heeft op 2 juli 2025 overleg gevoerd met de heer
Van Oostenbruggen, Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, over:
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane d.d. 20 maart
2025 inzake rapport over de evaluatie van vrijstellingen in de overdrachtsbelasting
woningmarkt, deel 2 (Kamerstuk 36 602, nr. 153);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane d.d. 7 april
2025 inzake uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Idsinga en Van Eijk over
een evaluatie naar de doelstellingen, huidige regelgeving en handhavings- en uitvoeringspraktijk
rondom de vaststelling van fiscale woonplaats (Kamerstuk 25 087, nr. 338) (Kamerstuk
25 087, nr. 346);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane d.d. 3 april
2025 inzake afschrift van de brief aan de Eerste Kamer over het toegezegde onderzoek
naar de effecten van de verdere versobering en afschaffing van de fiscale faciliteiten
voor groen beleggen (2025Z06401);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane d.d. 24 april
2025 inzake publicatie besluiten op Woo-verzoeken over grondslagleenconstructies met
EIA en MIA (Kamerstuk 36 602, nr. 156);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane d.d. 24 april
2025 inzake kabinetsreactie op het rapport over het vermogen in familiestichtingen
(Kamerstuk 36 600 IX, nr. 43);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane d.d. 23 april
2025 inzake rapport Evaluatie ANBI- en SBBI-regelingen (Kamerstuk 36 600 IX, nr. 42);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane d.d. 22 april
2025 inzake rapportage over fiscale behandeling bijzondere invaliditeitsverhoging
(BIV) (Kamerstuk 31 066, nr. 1499);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane d.d. 25 april
2025 inzake fiscale beleids- en uitvoeringsagenda 2025 (Kamerstuk 32 140, nr. 251);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane d.d. 22 mei
2025 inzake rapport Evaluatie btw-vrijstellingen (Kamerstuk 32 140, nr. 253);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane d.d. 19 mei
2025 inzake appreciatie rapport over btw-gat 2024 (Kamerstuk 32 140, nr. 252);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane d.d. 15 mei
2025 inzake eindrapport van de evaluatie gebruikelijkloonregeling (Kamerstuk 36 602, nr. 157);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane d.d. 15 mei
2025 inzake onderzoek naar tariefdifferentiatie kansspelbelasting (motie-Inge van
Dijk c.s., Kamerstuk 36 602, nr. 109) (Kamerstuk 24 557, nr. 272).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Nijhof-Leeuw
De griffier van de commissie, Weeber
Voorzitter: Nijhof-Leeuw
Griffier: Lips
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van Eijk, Kouwenhoven, Nijhof-Leeuw,
Stultiens en Vijlbrief,
en de heer Van Oostenbruggen, Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane.
Aanvang 14.58 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag, dames en heren. Van harte welkom bij deze vergadering van de commissie
voor Financiën. Op de agenda staat een commissiedebat. Het onderwerp is nationale
fiscaliteit. Maar de mensen op de tribune wisten dat vast al wel. Daarvoor bent u
gekomen. U ook allemaal welkom. Ik zie dat er nog een woordvoerder binnenkomt. Welkom,
neemt u plaats. Welkom aan de Staatssecretaris en zijn ondersteuning en ook aan de
Kamerleden aan mijn linkerzijde.
Er is een indicatieve spreektijd van vijf minuten. Het mag minder, hoor, maar vijf
minuten lijkt me prima. Ik wou voorstellen om maar eens te beginnen met vier interrupties
en dan kijken we wel even hoe dat loopt. We beginnen nu met de eerste termijn van
de zijde van de Kamer. Wilt u direct invliegen, meneer Kouwenhoven, of zal ik het
even andersom doen? Dan begin ik bij mevrouw Van Eijk en kom ik aan het eind bij u
terug. Of ik begin helemaal aan het eind en doe het rondje andersom. Zullen we dat
eens doen? Dan beginnen we bij de heer Stultiens van GroenLinks-PvdA.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Heel verwarrend dit, maar helemaal goed. We zijn flexibel.
Dank, voorzitter. Ik wil vandaag drie onderwerpen, drie prioriteiten voor mijn partij,
langslopen. Ik vind dat het kabinet daarop veel te weinig heeft geleverd. Het eerste
is een groene toekomst. In het vorige debat vroeg ik aan de Staatssecretaris of de
klimaatdoelen nog steeds overeind stonden. Hij zei volmondig ja. We zijn nu een paar
maanden verder en we zien helaas dat dit niet waar is geweest. Dit kabinet gaat de
eigen klimaatdoelen niet halen. Sterker nog, deze week is door de coalitie besloten
om de CO2-belasting voor grote bedrijven te schrappen. Dat is slecht voor het klimaat en slecht
voor al die bedrijven die wel vooropliepen, die rekening hielden met deze heffing
en die op basis daarvan investeringen hebben gedaan. Dat past in een patroon. We zagen
hetzelfde met fossiele subsidies. Ook daarvan zouden er veel worden afgeschaft, maar
nu toch niet. Ook de aangekondigde circulaire heffing op plastic gaat toch niet door.
Dit jojobeleid van de coalitie zorgt voor slecht klimaatbeleid, maar ook voor een
onbetrouwbare overheid. Daarom vraag ik aan de Staatssecretaris: wat vindt hij zelf
van het schrappen van deze CO2-belasting en, nog belangrijker, wat gaat hij deze zomer doen om de klimaatdoelen
wel te halen met het kabinet? Natuurlijk ligt het ook bij de Minister van Klimaat,
maar de Staatssecretaris Fiscaliteit heeft een grote rol bij het halen van de klimaatdoelen.
Dan het tweede onderwerp: een inkomen waarmee je rond kan komen. De afgelopen maand
zijn er een paar goede moties aangenomen, drie zelfs. Ondanks de onwil van de VVD
stemde een meerderheid van de Kamer ermee in. De vraag is daarom vandaag: gaat de
Staatssecretaris de meerderheid van de Kamer volgen of blijft hij vasthouden aan het
minderheidsstandpunt van de VVD? Volgens mij is er democratisch gezien maar één juist
antwoord op de vraag, en toch vrees ik voor het tweede.
Ik ga de moties even langslopen. Vorige week is de motie van mijn collega Patijn aangenomen
om de verkorting van de WW in te trekken en dit te betalen door de expatregeling te
versoberen. De Staatssecretaris moet dus op Prinsjesdag met een aanvullend wetsvoorstel
komen om deze expatregeling te versoberen. Hoe gaat hij dit vormgeven?
Een tweede voorbeeld is de motie die wij zelf vorige maand indienden met D66, waarin
we zeiden: de herverdeling van het geld van werkende mensen naar de grote vermogens
moet zo veel mogelijk worden hersteld bij het komende Belastingplan. Hoe gaat de Staatssecretaris
deze motie uitvoeren?
Het derde voorbeeld is een motie van een jaar geleden van de heer Idsinga, mede door
onze fractie ondertekend, die ging over het eerlijk belasten van private-equitybonussen.
We weten nu wat de opties zijn. Ze zijn in kaart gebracht; dank daarvoor. Maar we
hebben als Kamer al een jaar geleden in ruime meerderheid, minus de VVD, gezegd dat
wij willen dat deze private-equitybonussen eerlijk worden belast. Waarom voert de
Staatssecretaris die motie niet gewoon uit? We hebben nu variant B, die zegt: dit
is mogelijk, het is haalbaar, het levert geld op, het sluit goed aan bij de motie.
Volgens mij kan de Staatssecretaris vandaag gewoon zeggen: ik ga deze optie uitvoeren;
u ziet ’m tegemoet bij het Belastingplan.
Voorzitter. Dan het derde onderwerp: de aanpak van de wooncrisis. We willen in deze
Kamer allemaal de wooncrisis oplossen. Maar toch staan er nog steeds heel veel woningen
leeg in het land, terwijl zo veel mensen op zoek zijn naar een betaalbare woning.
Mijn vraag aan de Staatssecretaris is waarom hij niet toestaat dat gemeenten een leegstandsheffing
invoeren. De VNG wil het graag. In Vlaanderen is het ze al gelukt. Toch mogen gemeenten
dat nog steeds niet doen. Ik hoop dat de Staatssecretaris bereid is dit wel toe te
staan, en anders overwegen we zelf een wetswijziging.
Voorzitter. Tot slot nog twee kleine punten. Het kabinet zou gaan kijken naar een
modernisering van artikel 67 van de AWR. Dat gaat over de geheimhoudingsplicht. Hoe
staat het met deze toezegging?
Vraag twee gaat over de ondoelmatige fiscale regelingen. In het vorige debat zei ik
al dat ik het voornemen van het kabinet slap vond; het ging om 250 miljoen. Nu blijkt
zelfs die doelstelling niet gehaald te gaan worden. Ik vind dat teleurstellend. Ik
wil wel de ambtenaren bedanken voor het goede werk, want er ligt sinds een paar dagen
een rapport met heel veel opties. Ik hoop vooral dat de partijen de komende maanden,
en ook in de formatie, meer moed durven tonen dan dit kabinet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Stultiens. Dan kom ik bij de tweede spreker. Dat is de heer Vijlbrief
van de fractie van D66.
De heer Vijlbrief (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik zei het tijdens de vorige editie van dit debat al: het
is een mooi debat, maar wel lastig voor te bereiden. Het is heel breed. Ik heb er
maar voor gekozen om een aantal onderwerpen te pakken die ons na aan het hart liggen.
Dat is allereerst wonen, daarna klimaat en dan nog wat varia.
Ik hoef niemand te vertellen hoe erg de woningmarkt op slot zit. Er kan eigenlijk
niemand echt vooruit. Het is duidelijk: de doorstroming komt niet tot stand. Jongeren
kunnen geen woning vinden. Ouderen willen doorstromen, maar kunnen dat ook niet. Kortom,
er moet echt iets gebeuren. Wij hebben een uitgebreid plan gepresenteerd om daar iets
aan te doen. Daar zit natuurlijk een component in die niet in dit debat thuishoort
en die gericht is op meer bouwen en minder regels, minder taboes, soms bouwen in het
groen. Maar daar wil ik het vandaag niet over hebben. Ik wil het vandaag hebben over
de fiscale kant van de woningmarkt. We kunnen natuurlijk geen fiscaal stelsel hebben
dat huizenprijzen de hoogte instuwt, terwijl de stijgende prijzen juist een probleem
zijn. Wij denken dat er een fiscale schoonmaak nodig is op die markt. Laat ik eens
wat ingrediënten geven en wat vragen stellen daarover.
We moeten huur en koop gelijkstellen, zouden wij zeggen. Dan is het belangrijk dat
we zo snel mogelijk het werkelijk rendement gaan belasten. Daar begint het mee. Maar
ten tweede, en dat is gelijk een vraag aan de Staatssecretaris: hoe kijkt hij aan
tegen het gelijktrekken van de fiscale behandeling van koop en huur? Welke fiscale
instrumenten ziet hij en is hij ook bereid om daarin stappen te zetten? Je ontkomt
dan niet aan het eigenwoningforfait. Hoe laat dat zich eigenlijk vergelijken met de
huurmarkt? Ook daarop graag een reactie van de Staatssecretaris.
Dan een instrument in de instrumententas van het wonen dat ook echt bij deze Staatssecretaris
zit. Dat is de zogenaamde planbatenheffing. Ik hoef het niet uit te leggen. Dat is
een heffing op het surplus dat ontstaat als een gemeente de bestemming van grond verandert,
waardoor een grondeigenaar opeens rijk wordt. Dat gunnen we iedereen, maar deze baten
horen eigenlijk thuis bij de gemeenschap. Het is dus een gericht instrument dat de
verwervingskosten van bouwgrond voor een gemeente in nettotermen zou kunnen verlagen.
Ziet de Staatssecretaris dit ook als een instrument dat mogelijk zou kunnen helpen?
Mijn collega vroeg net al iets over de leegstandsheffing. Door leegstand te belasten
ontstaan er betere prikkels om leegstand te voorkomen. Er staan ongeveer 65.000 woningen
langdurig leeg. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen hoe hij daartegen aankijkt.
Ten slotte de startersvrijstelling in de overdrachtsbelasting. Dat is een mooi en
goed instrument. Het is een beetje gek dat ik dat zelf zeg, want ik heb het zelf verzonnen,
maar dat terzijde. Alleen verloopt deze als iemand 35 jaar wordt. Bij deze woningmarkt
is het natuurlijk geen gegeven meer dat je op je 35ste ook echt een woning hebt gevonden.
Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om aan deze leeftijdsgrens iets te veranderen,
dus om die te verhogen?
Dat brengt mij bij klimaat. Voor het Nederland van de toekomst is het cruciaal dat
we nú daarvoor de juiste keuzes maken. Ik had het vorige keer over de dubbele belasting
van groen gas. De Staatssecretaris gaf toen terecht aan dat er op biomassa geen belasting
wordt geheven. Op de elektriciteit die nodig is in het productieproces wordt echter
wel belasting geheven. In Zweden hebben ze een brede vrijstelling geïntroduceerd voor
de productie van groen gas, waarbij die elektriciteit daar ook onder valt. Hoe kijkt
de Staatssecretaris daarnaar? Zou zoiets in Nederland mogelijk zijn?
Dan een ander, wat pijnlijker punt. Het mag duidelijk zijn dat een schone toekomst
verre van gratis is en dat flinke investeringen nodig zijn. Er is in de behandeling
van het vorige Belastingplan iets fout gegaan. Daar werd door Follow the Money ook
aandacht aan besteed. Er is toen namelijk een amendement ingediend door de collega’s
van VVD en BBB waarmee de vrije ruimte in de werkkostenregeling werd verruimd, maar
dat werd gefinancierd met een mindere vrijstelling voor groen beleggen. Mijn fractie
heeft daarmee ingestemd, tegen onze zin in, maar dat is wel gebeurd. We hebben daar
een fout gemaakt. Ik zou deze fout willen herstellen, want ik denk zelf dat dit niet
de intentie was. Een van de indieners zit hier in deze kamer in de buurt. Ik denk
niet dat het op zich de intentie was om de prikkels voor groen beleggen te verminderen.
Ik denk dat het toen een dekkingskwestie was op dit punt. Ik zou eigenlijk aan de
Staatssecretaris willen vragen of hij mogelijkheden ziet om dit te corrigeren. Als
hij die niet ziet, dan zullen wij op dit punt een initiatief nemen rond het komende
Belastingplan, kondig ik maar alvast aan.
Dat brengt mij nog op twee kleinere dingen rond klimaat. Het eerste is de CO2-heffing. Een collega vroeg er al naar. Vandaag lezen we in het nieuws dat de afschaffing
hiervan geld gaat kosten, mogelijk zelfs veel geld. Ik zou aan de Staatssecretaris
willen vragen of hij hier wat duiding bij kan geven. Hoe ziet die afschaffing er precies
uit? Wat zijn de kosten? Hoe zit het met de dekking hiervoor?
De voorzitter:
Mag ik u even onderbreken? Mevrouw Van Eijk heeft nog een interruptie, ik vermoed
over het vorige punt.
De heer Vijlbrief (D66):
Dat denk ik ook. Ik haal even adem.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ja, over het amendement-Vermeer/Van Eijk van vorig jaar over de verruiming van de
werkkostenregeling. Dat was een bewuste keuze van onze fractie omdat er keuzes gemaakt
moeten worden als middelen schaars zijn. We hebben ervoor gekozen die ruimte te zoeken
in de werkkostenregeling om werkgevers in ieder geval de gelegenheid te geven om werknemers
meer geld in de portemonnee te laten hebben. Vandaar dat ze ook hun eigen keuzes mogen
maken ten aanzien van bestedingen en/of investeringen. Dat daarmee een instrument
dat groen beleggen aanjaagt, minder effectief zou worden, hebben wij ons terdege gerealiseerd.
Mijn vraag aan de heer Vijlbrief is dan de volgende. Als hij opnieuw die afweging
zou moeten maken, gaat hij die vrije ruimte dan verminderen en terugdraaien of ziet
hij de oplossing ergens anders?
De heer Vijlbrief (D66):
Het klopt dat ik vermoed dat de indieners een bewuste afweging hebben gemaakt. Ik
moet wel zeggen – ik ga het toch maar even zeggen dan – dat de informatievoorziening
vanuit het kabinet schamel is geweest. Dat neem ik verder niemand persoonlijk kwalijk,
maar er is oordeel Kamer gegeven, terwijl er nu een studie is gedaan waaruit blijkt
dat de effecten van de beperking van groene beleggingen vrij fors zijn. Dat is de
reden dat ik het nu aan de orde stel. Op uw vraag of ik dat uit de werkkostenregeling
zou willen financieren, zou mijn antwoord nee zijn. Ik denk dat wij toen een verkeerde
afweging hebben gemaakt en verkeerd gestemd hebben omdat wij de uitbreiding van de
werkkosten aantrekkelijk vonden als een manier om werken te laten lonen. Maar we zullen
het elders zoeken. We zijn nu bezig met het maken van een verkiezingsprogramma waarbij
hele grote vragen spelen over geld. Daar kunnen we dit bedrag ook wel inpassen. Ik
ga nu niet zeggen waar we dat van doen, maar we zullen daar een dekking voor zoeken.
Als wij een amendement indienen bij het Belastingplan, dan zullen we dat vanzelfsprekend
gedekt doen, maar het zal niet uit de werkkostenregeling komen.
Ik kom op mijn tweede punt rondom het klimaat en dat is de rode diesel. We wachten
nog op het rapport hierover. Hoe staat het daarmee? Wanneer kunnen we dat verwachten?
En wat kunnen we daar eigenlijk van verwachten? We kunnen deze faux pas ook gewoon
vergeten. Dat zou me het liefste zijn.
Ten slotte heb ik nog iets over fiscale regelingen, om te beginnen iets over de kansspelbelasting.
Mij kwam ter ore dat de verhoging daarvan de inkomsten voor de schatkist niet verhoogt,
maar juist doet dalen, op de lange termijn met ongeveer 70 miljoen. Ik zou aan de
Staatssecretaris willen vragen of dat klopt.
Dat brengt mij bij dat prachtige rapport Fiscale regelingen. Daar hebben we het vorige
keer al over gehad. Complimenten aan de Staatssecretaris en de ambtenaren die dit
prachtige rapport hebben gemaakt. Er wordt op een duidelijke manier inzichtelijk gemaakt
hoe veel beter en simpeler het kan. De vraag aan ons als politici is natuurlijk wat
we ermee willen. Maar er zit nu een politicus tegenover me die de leiding heeft over
het departement. Daarom ben ik heel benieuwd welke inzichten hij in de afgelopen tijd
heeft opgedaan over hoe we werkelijk iets kunnen gaan bereiken rondom die fiscale
regelingen. Er ligt hier een grote vraag voor ons allemaal. Er zitten namelijk altijd
deelbelangen achter die regelingen. We kennen allemaal de saga rond het lage tarief
in de btw. Daar hebben we een hele discussie over gehad. Ik weet niet of het ook in
dit rapport zit, want ik heb het nog niet gelezen, maar hij zal er wel in staan. Als
je een aparte studie laat doen naar de lage tarieven op logies, dan blijkt overigens
dat de effecten enorm zijn. Dat is ook zo’n vraagteken. Hoe kan dat als dit ineffectief
wordt genoemd? Maar laat dat maar even. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is wat
abstracter en breder, zodat het een leuke middag blijft. Welke lessen heeft hij de
afgelopen tijd nou geleerd over hoe je rond die ineffectieve fiscale regelingen wél
vooruitgang zou kunnen boeken?
Dank u wel, voorzitter. Ik weet niet of het binnen de tijd was.
De voorzitter:
Ja. Er is een interruptie van de heer Kouwenhoven.
De heer Kouwenhoven (NSC):
De laatste vraag is mij uit het hart gegrepen. Ik moet zeggen dat die bij mij zo ook
langskomt. Maar misschien kan de heer Vijlbrief zelf ook een antwoord geven op zijn
vraag? Wat is zijn reflectie op de vraag hoe we doelmatig en daadwerkelijk stappen
voorwaarts kunnen zetten op dat thema?
De heer Vijlbrief (D66):
Ik denk dat het goede antwoord hierop is dat je, als je dit wil doen met elkaar, een
langdurige afspraak met elkaar moet maken, waarbij je elkaar ook op dat punt vasthoudt.
Er zullen altijd belangengroeperingen zijn die het jammer vinden dat hun fiscale regeling
toevallig wordt afgeschaft. Ik vond het onverantwoord om dat bij de btw op boeken,
muziek, kunsten en media op deze manier te doen, omdat maar de helft van het advies
was uitgevoerd. Het advies was namelijk: verhoog het btw-tarief en vervang dat door
een andere manier van subsidie geven. Maar dat laatste deed het kabinet niet. Vandaar
dat ik me daar toen tegen verzet heb. Ik zie zelf het meeste heil in de stappen waarbij
je een effectiever instrument in kunt zetten om hetzelfde te bereiken. Die zijn er
ook wel. Nu heb ik de Staatssecretaris al geholpen! Dat is eigenlijk niet de bedoeling,
want die moet zelf wat verzinnen. Nee, zonder dollen. Ik denk dat daar het meeste
te winnen is. Partners die straks een regering vormen, moeten elkaar echt voor langere
tijd vasthouden op vereenvoudiging en versimpeling van het stelsel, met daarbij het
afschaffen van fiscale regelingen. Tegelijkertijd moet het mogelijk zijn om met andere
instrumenten effectiever hetzelfde doel te bereiken. Daar zijn echt mogelijkheden
voor, denk ik zo. Dat zou mijn antwoord zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Van Eijk van de VVD.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank je wel, voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor de post van de afgelopen
dagen. Het was ontzettend veel. Op het moment dat ik vragen stel, kan het zijn dat
hij zegt dat het antwoord in een van de brieven staat. Bij voorbaat mijn excuses daarvoor,
want ik heb het echt niet allemaal kunnen verwerken.
Voorzitter. Ondernemers zijn de motor van onze economie. Ze creëren banen, nemen risico’s,
investeren in innovatie en zorgen voor groei. Zij verdienen vertrouwen en geen wantrouwen.
De VVD staat voor een fiscaal beleid dat werken, investeren en innoveren beloont.
De VVD staat voor lagere lasten, minder regels en vooral stabiliteit.
Tegelijkertijd merken we dat veel ondernemers zoals dga’s en investeerders het gevoel
krijgen dat ze worden gewantrouwd. Ik licht dit toe met een aantal voorbeelden en
twee recente evaluaties. Het recente rapport over de gebruikelijkloonregeling werd
in de media gepresenteerd als bewijs dat dga’s massaal belasting ontwijken. Dat is
een misvatting. De VVD vindt: if it ain’t broke, don’t fix it. Laten we terughoudend
zijn met nieuwe wetgeving puur om te kunnen heffen. Het vaststellen van een gebruikelijk
loon is complex en handhaving is lastig. Geitenpaadjes zijn vrijwel allemaal dicht.
Verbetering in de uitvoering steunen wij, maar structurele wijzigingen niet. Het rapport
laat bovendien zien dat de afschaffing van de doelmatigheidsmarge, een maatregel van
het vorige kabinet, nooit de beoogde belastingopbrengst heeft opgeleverd. In 2023
werd 904 miljoen euro verwacht, maar die opbrengst is uitgebleven. Hoe verklaart de
Staatssecretaris deze mislukte opbrengst en wat is zijn conclusie over deze beleidswijziging?
Dan de huidige lucratiefbelangregeling. Die belast voordeel uit onder meer carried
interest in box 2 en biedt duidelijkheid en rechtszekerheid. De belastingdruk is in
lijn met buurlanden. Wij vinden dit een solide regeling. Toch wordt deze nu ter discussie
gesteld. De consultatie wijst uit: behoudt de regeling en verbeter waar mogelijk,
bijvoorbeeld de reikwijdte, waardering en heffing. Dat is ook onze lijn. Zonder een
grondige analyse is het risico groot dat onbedoeld schade wordt aangericht aan bijvoorbeeld
het start-upklimaat. Een generieke aanscherping zonder heldere afbakening kan onbedoeld
ondernemers treffen die Nederland keihard nodig heeft om in een geopolitiek instabiele
wereld economisch weerbaar en technologisch onafhankelijk te blijven. Ik heb twee
vragen aan de Staatssecretaris. Is hij het met de VVD eens dat de regeling in de kern
goed is en moet blijven bestaan? Kan hij toelichten wat de ongewenste structuur is
die hij in het Belastingplan 2026 wil aanpakken?
Dan een ander belangrijk punt.
De voorzitter:
Er is eerst een interruptie van de heer Kouwenhoven voor u.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Mijn vraag is eigenlijk tweeledig, zeker met betrekking tot private equity. Vindt
u het herkenbaar dat het vooral medewerkers zijn en niet zozeer ondernemers? Mijn
tweede vraag zou de volgende zijn. U zegt dat het in lijn is met buurlanden, maar
ziet u ook dat het in lijn is met hoe we normale werknemers belasten? Er zit nogal
een verschil tussen hoe zij belast worden.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
De vergelijking met gewone medewerkers gaat hier mank. Het is juist het hybride karakter
van de participatie, met enerzijds een stuk arbeid, maar zeker ook een investering
waarmee je risico neemt door deel te nemen in het kapitaal, dat dit best een lastig
vraagstuk maakt. Het is niet nieuw. Het bestaat al heel erg lang. Juist met die aanmerkelijkbelangvariant
zoals die nu is vormgegeven, hebben we een werkbare manier gevonden, zowel voor het
bedrijfsleven als voor de Belastingdienst. Zoals ik al zei: als het niet stuk is,
probeer het dan niet te maken. Het werkt namelijk in de praktijk. Op het moment dat
er sprake is van misbruik, moeten we dat zeker aanpakken. Vandaar ook mijn specifieke
vraag. Ik ben dus heel erg benieuwd welke specifieke situatie de Staatssecretaris
bedoelt als hij zegt dat er een situatie gerepareerd moet worden.
De voorzitter:
U kunt uw bijdrage vervolgen. Nee, toch niet, want ik zie dat er ook nog een interruptie
is van de heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ja, op hetzelfde onderwerp. Ik ga niet zozeer in op het inhoudelijke, want volgens
mij zijn de VVD en wij het hierover gewoon niet eens, wat vaker het geval is. Ik bedoel
het meer democratisch. Als een meerderheid van de Kamer straks zegt, of eigenlijk
al gezegd heeft, dat ze wil dat private-equitybonussen gewoon normaal worden belast
als inkomen, deelt de VVD dan de opvatting dat de Staatssecretaris die motie moet
uitvoeren?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Volgens mij heeft de motie, die nog in stemming moet worden gebracht, het oordeel
«ontijdig» gekregen, juist ook omdat er nog een vervolgonderzoek loopt. Die varianten
zijn ter consultatie aangeboden. Ik wacht de uitkomsten van dat onderzoek af. Inhoudelijk
verschillen wij inderdaad van mening. Wij vinden dat de regeling zoals die er nu is
werkbaar is en zekerheid geeft. Daarom hoeft hij wat ons betreft niet aangepast te
worden.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik verwijs naar de motie van een jaar geleden. Toen zei een ruime Kamermeerderheid
dat ze wil dat het aangepast wordt. In mijn ogen is die motie van morgen overbodig,
maar goed, we gaan erover stemmen. Daarom blijft mijn vraag staan. Als er morgen opnieuw
een Kamermeerderheid vraagt om het aan te passen, gaat de VVD dan zeggen dat de motie
uitgevoerd moet worden of blijft de VVD dan proberen te traineren zodat de motie niet
uitgevoerd wordt?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Wat ons betreft wordt die motie niet uitgevoerd en wachten we de uitkomsten van het
vervolgonderzoek af en gaan we juist aan de gang met het specifiek aanpakken van misbruiksituaties.
De voorzitter:
U mag uw bijdrage vervolgen.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Een ander belangrijk punt: btw-fraude. Dit ondermijnt de economie, benadeelt eerlijke
concurrentie en kost miljarden. In 2022 was het Nederlandse btw-nalevingsgat 7,9%.
Dat is goed voor 5,9 miljard euro. Waarom ligt het percentage in andere landen aanzienlijk
lager? Wat kan Nederland leren van die landen? Wat doet de Belastingdienst om het
nalevingsgat terug te dringen?
In 2025 is een initiatief gestart tegen carrouselfraude. Daarnaast is er de Europese
data-analysetool TNA. Lidstaten doen hier vrijwillig aan mee. Ook hier heb ik een
paar vragen over. Hoe effectief is die data-analysetool? Zou deelname niet verplicht moeten worden? Wat is de inzet van Nederland
binnen de EU op dit dossier?
Dank aan de Staatssecretaris voor de uitvoering van de motie-Idsinga/Van Eijk. Soms
zijn we wel enthousiast over de uitvoering van moties, kan ik verklappen, meneer Stultiens.
Die motie ging over de fiscalewoonplaatsbepaling. Heldere richtlijnen zijn essentieel.
Overweegt de Staatssecretaris desalniettemin wettelijke criteria op te nemen in de
wet voor de fiscale woonplaats? Zo niet, komt er dan meer voorlichting, zoals een
van de aanbevelingen was? Kan hij toezeggen dat naleving van de werkinstructie, die
zorgt voor uniformiteit in de uitvoering, wordt gemonitord en dat daarover wordt gerapporteerd?
Wat ons betreft kan dat in de reguliere standvanzakenbrieven.
In de brief van 20 juni, die ging over de behandeling van het Belastingplan na de
val van het kabinet, wordt op pagina 6 kort stilgestaan bij een belangrijk arrest
van de Hoge Raad over de liquidatieverliesregeling. Dat is een incidentele derving
die wordt geschat op 840 miljoen euro. Het had de Staatssecretaris gesierd dit wat
nadrukkelijker met de Kamer te delen. Als je de brieven er niet goed op naleest, dan
mis je dit soort informatie. Wat zijn de concrete opties die het ministerie onderzoekt
om dekking te vinden, eventueel binnen de regeling zelf? Ik denk namelijk dat dit
een enorme uitdaging gaat zijn.
Voorzitter. Ten slotte een onderwerp waarmee deze en de vorige Staatssecretaris zich
vanuit de Kamer nadrukkelijk hebben beziggehouden: de bijzondere invaliditeitsverhoging.
De voorvorige Staatssecretaris, de heer Van Rij, had natuurlijk gelijk. Het is vanuit
de blauwe bankjes makkelijk roepen. Inmiddels is deze Staatssecretaris er ook achter
gekomen dat het vaak complexer is en heel veel langer duurt om een motie uit te voeren.
Over de bijzondere invaliditeitsverhoging zijn door de VVD zeer recent nog schriftelijke
vragen gesteld. Die zijn heel snel door de Staatssecretaris beantwoord; dank daarvoor.
Ik heb nog een paar aanvullende vragen, onder andere naar aanleiding van het antwoord
op vraag twee. Waarom is de Staatssecretaris van mening dat smartengeld ten principale
hoort te worden belast? De Hoge Raad heeft immers anders beslist. Waarom wil de Staatssecretaris
de onzekerheid over de belastingheffing niet opheffen met een duidelijke wettelijke
regeling die rechtdoet aan het karakter van smartengeld? Het oordeel van de rechter
kan nog geruime tijd op zich laten wachten. Gedurende die tijd zitten onze veteranen
in onzekerheid. Waarom wil de Staatssecretaris geen openheid betrachten over de rechtsvragen
die voorliggen in de aanhangige procedures? Kortom, ik ben nog niet overtuigd en kom
hier bij het Belastingplan 2026 op terug.
Ik kijk even naar de voorzitter. Hoever ben ik qua spreektijd?
De voorzitter:
Nou, u zit eigenlijk al 42 seconden in geleende tijd. Maar goed, uw buurman ging er
nog wat verder overheen.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik heb nog één specifieke vraag.
De voorzitter:
Dat mag en daarna kom ik voor een interruptie bij de heer Stultiens. Maakt u het eventjes
af.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Het gaat over box 3 en de mogelijkheid tot middeling. Wanneer het opleggen van definitieve
aanslagen uitblijft, wat op dit moment het geval is vanwege de hersteloperatie box
3, kunnen er geen verzoeken om middeling worden ingediend. Ze worden misschien wel
ingediend, maar ze worden direct weer afgewezen. De Belastingdienst wijst dus elk
verzoek tot coulance of voor een tijdelijke oplossing af zonder enig perspectief te
bieden. Kan de Staatssecretaris zich inzetten voor een praktische tussenoplossing,
zodat belastingplichtigen niet jarenlang vastzitten in onzekerheid en hun recht op
middeling effectief kunnen inzetten ondanks de vertraging door de hersteloperatie
box 3?
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kom ik nu bij de interruptie van de heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik had nog een vraag over een van de vorige punten, namelijk die budgettaire tegenvaller
van 840 miljoen in de liquidatieverliesregeling. De Staatssecretaris schrijft daarover
intern dat dit misschien gedekt kan worden binnen het domein van winst. Ik hoor de
VVD een beetje voorsorteren naar een dekking buiten het domein. Klopt dat?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dat is niet zoals ik mijn woorden bedoeld heb. Het lijkt me ingewikkeld om het binnen
de liquidatieverliesregeling te repareren, want het verlies is verrekenbaar of niet,
tenzij je daar weer een beperking in aanbrengt, waardoor je de regeling complexer
maakt. Daar zou ik geen voorstander van zijn. Dat het wordt gevonden binnen het domein
winst vind ik op zichzelf niet logisch, maar het is ook niet iets waarover ik hier
uitspreek dat ik er principieel op tegen ben. Ik ben wel heel benieuwd welke mogelijkheden
er zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kom ik bij de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is de
heer Kouwenhoven van de fractie van Nieuw Sociaal Contract.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Nieuw Sociaal Contract spreekt zich sinds de oprichting duidelijk
uit over ondoelmatige regelingen. In de visie van NSC moeten fiscale regelingen bijdrage
aan een eerlijker, eenvoudiger en effectiever belastingstelsel. Veel dank aan de Staatssecretaris
en de ambtenaren voor het verdere inzicht dat zij hierin hebben gegeven middels het
rapport Kansen voor lagere tarieven en beter beleid. Tegelijkertijd ben ik er ook
wel een beetje van geschrokken. Misschien is dat omdat ik wat nieuwer ben. Als je
dat rapport leest, denk je wel: hoe heeft het zover kunnen komen? 167 miljard euro
aan fiscale regelingen, waarvan slechts een klein deel positief wordt beoordeeld.
Veel regelingen zijn niet effectief of ze zijn ongericht in het behalen van beleidsdoelen,
complex voor de uitvoering, slecht doenlijk voor belastingplichtigen of achterhaald.
Regelingen die bedoeld zijn voor het hardwerkende mkb komen voor een kwart terecht
bij de allerrijkste 1% van Nederland. Deze vraag bedoel ik niet retorisch: hoe is
het zover gekomen? Ik weet dat de Staatssecretaris er zelf ook nog geen jaar zit,
maar hij zal er vast een gedachte bij hebben.
De begrotingsregels schrijven voor dat als fiscale regelingen negatief geëvalueerd
zijn, het uitgangspunt is deze regelingen af te schaffen, te verbeteren of om te vormen.
Dit draagt bij aan het beheersen van de fiscale regelingen en het onderhoud van het
stelsel. Tegelijkertijd zien we nog steeds dat er regelingen zijn voor het stimuleren
van de arbeidsmarkt, terwijl de arbeidsmarkt al oververhit is en dat nog lang zal
blijven. We hebben regelingen bedoeld voor het bestrijden voor de crisis op de woningmarkt.
Maar dan gaat het niet over de crisis die we nu hebben, maar over de crisis die we
hadden toen de woningmarkt was ingestort. Je kunt je eigenlijk blijven verbazen.
Toch is het aanpakken van regelingen weerbarstig. De problemen die in het rapport
staan, zijn voor niemand hier nieuw. We weten al langer van deze regelingen. Niet
voor niets staat het aanpakken hiervan in het verkiezingsprogramma van NSC. Wat is
de visie van de Staatssecretaris op de vraag waarom het zo moeilijk is om hier wat
aan te doen? Zijn er manieren om hier een versnelling in te organiseren en toch de
heilige huisjes van de klassieke partijen te hervormen? Denk bijvoorbeeld aan een
regeringscommissaris of een aanvullende opdracht voor de Studiegroep Begrotingsruimte;
alles om richting de verkiezingen en de periode daarna de kans op doorpakken zo groot
mogelijk te maken. Ik vraag de Staatssecretaris om hierop te reflecteren en om creativiteit
niet te schuwen.
Ik ga nog even door over de weerbarstigheid van het hervormen. Wat is de status van
de toegezegde brief over de hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel? Ik
kijk even naar mede-indiener Vijlbrief, maar ook naar VVD, BBB en PVV, die deze motie
gesteund hebben. Ik neem aan dat we allemaal erg benieuwd zijn naar de status daarvan.
Morgen is de laatste dag van de Kamer.
Verder heb ik het voorrecht om op de schouders te staan van reuzen, niet in de laatste
plaats op die van mijn voorganger, de heer Van Oostenbruggen. Hij heeft een motie
ingediend voor de fiscale behandeling van de bijzondere invaliditeitsverhoging, de
BIV. Deze wordt toegekend aan bepaalde militairen. Ik was afgelopen weekend op Veteranendag
en ik kan niet anders zeggen dan dat ik heel veel respect heb voor deze mensen. In
de brief van de Staatssecretaris over de BIV lees ik dat experts de fiscale behandeling
zoals eerder uiteengezet, volledig onderschrijven. Daarmee is wat mij betreft voldoende
duidelijkheid geboden. Tegelijkertijd las ik ook dat de BIV voor een klein deel van
de mensen tot een te laag bedrag kan leiden. Dat mag nooit, zeker niet bij deze groep
mensen die gewond zijn geraakt tijdens hun diensttijd. Kan ik uit de brief concluderen
dat door de specifieke, juridische grondslag op te nemen in de regeling volledige
schadevergoeding zowel voor Defensie als voor het Ministerie van Financiën het recht
voldoende is vastgelegd? Kan ik ook concluderen dat een te lage toekenning niet meer
voor kan komen? Kan de Staatssecretaris ons iets vertellen over de status van het
overleg met de vakbonden?
Een andere reus is de heer Idsinga, die ik graag steun in zijn strijd om private equity
eerlijker te belasten. Dank voor de brief. Ik kreeg echter gemixte signalen toen ik
de beslisnota las. Haal ik terecht uit de beslisnota dat de appreciatie is gewijzigd
zonder dat de brief is aangepast? Het wordt snel uitvoerbaar geacht en het levert
geld op. De eindconclusie «ontijdig» matcht wat mij betreft niet met de rest van de
brief. Daarnaast heeft mijn partijgenoot Idsinga samen met mevrouw Van Eijk ook de
wens om zeer vermogende mensen die niet meewerken aan de informatiebeschikking, eerlijker
belasting te laten betalen. Zie ik een interruptie?
De voorzitter:
Dat hebt u helemaal goed gezien.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ten aanzien van de lucratiefbelangregeling en de brief van de Staatssecretaris heb
ik een vraag. Een van de alternatieven betreft inderdaad het verhogen van het tarief
in box 2, specifiek voor deze groep. Ik heb uit de brief begrepen dat het tarief toepassen
op zichzelf prima kan, maar dat voor een goede handhaving heel veel meer nodig is.
Hoe weegt de heer Kouwenhoven het belang van handhaving als je het hebt over een dergelijke
wetswijziging?
De heer Kouwenhoven (NSC):
Handhaving is vanzelfsprekend relevant. De brief is volgens mij gisteren gekomen.
Als ik die goed heb gelezen, dan kost het twee of drie jaar om de handhaving in orde
te maken. Tegelijkertijd kun je ook met een aantal jaren aan terugwerkende kracht
naar handhaving kijken en is het dus nog binnen die periode geregeld. Handhaving is
belangrijk en ik vertrouw erop dat de Staatssecretaris in staat is om dat in orde
te maken.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Welk belang hecht de heer Kouwenhoven aan rechtszekerheid voor belastingplichtigen
die dit betreft?
De heer Kouwenhoven (NSC):
Op het moment dat je besluit om iets te veranderen in de belastingwetgeving, dan moet
je altijd kijken hoe het mensen raakt en wat je belangrijk vindt. Ik vind dat er heel
veel te zeggen is voor de motie van de heer Idsinga over een rechtvaardige belasting,
dus om mensen in Nederland op een vergelijkbare manier te belasten als zij vergelijkbaar
werk doen. Ik denk dat het altijd een afweging is als je kijkt naar veranderingen
in belastingwetgeving. Ik vind dat helemaal geen gekke vraag, maar als je niks kunt
veranderen, staan we helemaal stil in dit land.
De voorzitter:
U mag uw bijdrage vervolgen.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Het grappige was dat ik net mevrouw Van Eijk in mijn bijdrage aan het noemen was.
Zeer vermogende mensen die niet meewerken aan de informatiebeschikking eerlijker belasting
laten betalen, is een bekend probleem. In het onderzoek dat de Staatssecretaris heeft
geleverd, uit 2024, wordt ook erkend dat het een uitvoeringsprobleem was in 2016.
We zijn dus al best een tijdje bezig. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer hij
verwacht resultaten te boeken?
Om maar even door te pakken op het onderwerp brieven waarvan wij in afwachting zijn
en waarop we graag resultaat willen boeken het volgende. Het kabinet heeft gisteren
in de Eerste Kamer een toezegging gedaan over gedifferentieerde verbruiksbelasting.
In de preventiestrategie lees ik dat er een verkenning wordt gedaan. Hoeveel onderzoek
is daar nog nodig? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat we echt nog voor de zomer
een brief krijgen? Wat mij betreft is die zo concreet mogelijk.
Voorzitter. Er is nog een wereld te winnen. Laten we daar samen aan werken. Dank u
wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een interruptie van de heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik had nog een interruptie over en die wil ik graag gebruiken voor de fiscale vrijstelling.
De heer Kouwenhoven sprak heel terechte woorden. Ik kan hem niks verwijten, want hij
was daar het afgelopen jaar niet bij betrokken, maar ik ben wel benieuwd – dat is
een open vraag – wat volgens NSC de drie fiscale vrijstellingen zijn die de komende
tijd geschrapt moeten worden.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Ik vind dit een heerlijke vraag en toch ga ik mezelf even op de vlakte houden. Er
komt een verkiezingstijd aan. Mijn streven is om met een net geheel te komen. Dat
betekent dat je bekijkt wat je kunt schrappen, maar ook dat je bekijkt hoe je dat
op een nette manier compenseert. De manier waarop de Staatssecretaris keek naar de
regelingen was ook duidelijk. Bekijk het nou niet als een beetje shoppen in een winkel,
maar kijk hier serieus naar. Ook van de heer Vijlbrief begrijp ik dat je niet alleen
maar naar één kant kunt kijken zonder ervoor te zorgen dat je het netjes weer oplevert.
Ik wil juist uit de situatie blijven dat ik nu ga roepen «doe maar x, y, z of de vpb»
zonder dat ik ook in staat ben om te bekijken hoe ik ervoor zorg dat het op een nette
manier geregeld wordt. Ik snap uw vraag en ik wil daar graag een andere keer over
doorpraten, maar wel liever in één geheel.
De voorzitter:
Mevrouw Van Eijk, nog een interruptie?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik twijfelde even. Als je het inderdaad hebt over de brede hervorming van het belastingstelsel
– de inhoud van de bundel geeft echt aanleiding om die discussie in de volle breedte
met elkaar te voeren – dan zie je anderzijds dat we moeten prioriteren gezien de capaciteit
van met name het IV-portfolio, maar zeker ook van de ambtenaren die eraan kunnen werken.
Wat mij betreft zou de prioriteit bij de inkomensheffing moeten komen te liggen. Daar
moet nog een brief over komen, over belastingen, toeslagen en inkomensondersteuning.
Hoe ziet de heer Kouwenhoven dat?
De heer Kouwenhoven (NSC):
Mijn ambitie is om in ieder geval niet te lang te wachten op die brief. Daarom heb
ik ook die motie ingediend om die brief zo snel als mogelijk deze kant op te laten
komen. Ik denk dat we echt wel kunnen zeggen dat die regelingen en het hervormen daarvan
een belangrijk instrument zijn om naar een bredere stelselherziening te kijken. Als
we iets geleerd hebben uit de geschiedenis, dan is het dat er best wel wat geld nodig
is om een grote hervorming te organiseren. Daarom was ik net ook wat terughoudend
met het geven van een antwoord op de vraag van de heer Stultiens. Mijn kijk hierop
is: niet shoppen en dit heel serieus nemen. Wat mij betreft kunnen we ook in verkiezingstijd
met elkaar verder in gesprek gaan om te bekijken of de balans die wij opmaken dezelfde
is als die van u. Dat zal niet het geval zijn, verwacht ik zo, en dat maakt het gesprek
alleen maar leuker.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat er onderling geen vragen meer zijn. Dan hebben we de eerste
termijn van de Kamer afgerond. Ik kreeg al het signaal van de Staatssecretaris dat
hij best wat tijd nodig heeft: drie kwartier geeft hij aan. Dat is best wel een tijd,
maar we zitten ruim in ons jasje. Ik zou willen afspreken dat we uiterlijk om 16.15
uur weer verder gaan. Ik knabbel er een klein stukje van af. Kan dat, Staatssecretaris?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Zeker. Er zitten boven natuurlijk een aantal collega’s heel hard te pennen. En juist
die heel snelle eerste termijn van jullie kant maakt dat we boven ook even wat tijd
nodig hebben, maar 16.15 uur is prima.
De voorzitter:
Dan hebben we eventjes tijd om een kop koffie te drinken. Om 16.15 uur ga ik de vergadering
weer hervatten.
De vergadering wordt van 15.35 uur tot 16.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de vergadering van de vaste commissie voor
Financiën en het onderwerp is nationale fiscaliteit. We zijn aangekomen bij de eerste
termijn van de regering. Ik geef heel graag de Staatssecretaris het woord voor de
beantwoording. Ik begreep dat de tijd hard nodig was. Dan ga ik ervan uit dat we fantastische
antwoorden krijgen. Of iedereen er blij mee is, mag iedereen zelf beoordelen, maar
in ieder geval uitgebreide antwoorden.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Voorzitter, dank u wel. Laat ik het zo zeggen: het ambitieniveau is naast fantastisch
ook dat iedereen blij is met de antwoorden. Laten we daar in ieder geval mee beginnen
en een poging doen tot. Ik heb drie onderwerpen: klimaat, wonen en vermogen. En dan
nog een mapje varia. Dat is natuurlijk altijd het leukst.
Ik wil graag beginnen bij klimaat. Meneer Vijlbrief, ik ga gewoon beginnen met u.
Excuses aanvaard – dat heb ik gisteren ook gezegd in de Eerste Kamer tegen uw partijgenoot,
mevrouw Aerdts – over het amendement waarbij groen beleggen is teruggedraaid. Laat
helder zijn: dat was niet de wens van dit kabinet. Dat is door de Kamer per amendement
geregeld en daardoor ook in het Belastingplan gekomen. Uiteindelijk hebben wij daarmee
de vrijstellingen aangepast en de opbrengst daarvan hebben we gebruikt voor de WKR.
Ik kreeg in de Eerste Kamer de vraag of ik uit mezelf in 2025 voor het Belastingplan
2026 met initiatieven wil komen om dit terug te draaien. Daarop heb ik negatief geantwoord,
ook vanwege het feit dat dit een amendement was dat niet alleen door D66 is gesteund,
maar door in totaal 142 Kamerleden. Ik heb wel enig ontzag voor 142 Kamerleden. Maar
het staat u natuurlijk geheel vrij om met een amendement te komen waarmee u een meerderheid
van de Kamer zover krijgt om dit amendement op een andere manier vorm te geven. Dat
zie ik dan graag tijdens de behandeling van het Belastingplan.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik heb toevallig in de pauze het antwoord van de Staatssecretaris gelezen dat hij
in de Eerste Kamer heeft gegeven. Het is jammer dat hij dat zelf niet wil doen. Maar
goed, zo is het leven. Dat betekent – dat kondig alvast maar aan – dat wij ons in
die korte maand september onder andere met andere dingen zullen bezighouden, maar
ook met een ander amendement dat dit goedmaakt. Dat is niet omdat we zo graag weer
iets willen veranderen. Dat heeft echt te maken met het feit dat wij geschrokken zijn
van de effecten van deze ingreep in groen beleggen en dat wij denken dat het in het
kader van de klimaataanpak juist zo fijn zou zijn als ook particuliere beleggers en
particulier geld meedoen en niet alleen maar overheidsgeld. Dat kondig ik dan maar
aan en dan kunnen we gewoon daarna verder.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Helder. Dank voor de aankondiging. U kunt mij altijd influisteren wat uw ideeën daarbij
zijn. Dan kunnen we zorgen dat er ambtelijk vast nagedacht wordt, want uiteindelijk
wordt het Belastingplan behandelen een crime. We hebben zeer weinig tijd vlak voor
het verkiezingsreces. Gelukkig hebben we ook de periode na het verkiezingsreces nog,
maar ideaal is deze verkiezingsdatum in ieder geval niet voor het behandelen van het
Belastingplan. Volgens mij zijn we het eens. Tot zover.
Dan een vraag van de heer Vijlbrief en de heer Stultiens. «Kan de Staatssecretaris
meer duiding geven bij het afschaffen van de CO2-heffing en hoe gaat deze afschaffing er precies uitzien? Wat gaat dit kosten en hoe
loopt dit qua dekking? Gaat afschaffing via het Belastingplan? Wat vindt de Staatssecretaris
van het schrappen van de CO2-belasting?» Dat zijn een hoop vragen ineen. Een groot deel van die vragen ligt op
het terrein van mijn collega, mevrouw Hermans. Ik heb overigens alles met betrekking
tot de klimaatplannen van het kabinet voor dit jaar samen met haar gedaan, vanwege
het feit dat er natuurlijk heel veel uitvoeringsvraagstukken bij zitten en het vaak
de Douane of de Belastingdienst is die de werkzaamheden voor mevrouw Hermans moet
gaan uitvoeren.
Met Kamerbrede steun is in de wet een nationaal klimaatdoel vastgelegd van 55% emissiereductie
in 2030 ten opzichte van 1990. Dat is de wet. Als u mij vraagt wat ik vind van de
klimaatdoelen, dan zeg ik: die staan in de wet, die zijn scherp, die zijn helder en
die zijn wettelijk vastgelegd. Dit betekent dat iedereen een inspanning moet leveren,
zo ook de industrie. In Nederland is er voor de industrie daarom een uitgebreide instrumentenmix
opgetuigd, met enerzijds veel subsidies en anderzijds de CO2-heffing. De CO2-heffing industrie zet een extra prijs op vervuiling en vormt hiermee een stok achter
de deur, zodat bedrijven daadwerkelijk verduurzamen.
Dat zeg ik ook in reactie op het bericht dat een aantal bedrijven hebben bedankt voor
de maatwerkafspraken zonder dat ze de afgesproken emissiereductie gaan halen. Bedrijven
die ervoor kiezen om niet te verduurzamen betalen daardoor mee aan de verduurzaming
van de Nederlandse industrie. De opbrengsten van de CO2-heffing worden namelijk teruggesluisd naar het Klimaatfonds, zodat je uiteindelijk
een fonds hebt waarmee je de transitie kan steunen en zodat degene die niet meedoet
daar feitelijk voor betaalt. Tegelijkertijd heeft het kabinet begrip voor de positie
van de industrie, omdat het handelingsperspectief om op korte termijn te verduurzamen
in een aantal gevallen beperkt is. Om die reden heeft het kabinet er in het voorjaar
ook voor gekozen om de reductieopgave te matigen en de flexibiliteit van het instrument
te vergroten.
Het kabinet heeft zich nu wel te verhouden tot de motie die vorige week door de Kamer
is aangenomen. Het afschaffen van de heffing is geen keuze van dit kabinet. Het is
een keuze van uw Kamer. Het kabinet neemt zo snel mogelijk een besluit over hoe invulling
wordt gegeven aan deze motie. Want voordat je daar definitief over besluit, is het
belangrijk dat alle consequenties duidelijk en transparant op tafel liggen. Ten eerste
leidt het afschaffen van de CO2-heffing tot een budgettaire derving van circa 300 miljoen incidenteel en 120 miljoen
structureel. Het is een beetje een gekke curve. Vanaf 2030 is het dan 120 miljoen
structureel, namelijk als het afschaffen ook voor afvalverbrandingsinstallaties geldt.
Hiervoor is simpelweg dekking nodig. Dat is onderdeel van de beraadslagingen over
hoe om te gaan met deze motie.
Ten tweede is de CO2-heffing opgenomen in het Herstel- en Veerkrachtplan. Het opschorten van de heffing leidt waarschijnlijk tot een korting op de middelen
die Nederland ontvangt vanuit het Herstel- en Veerkrachtplan, die kan oplopen tot
1,2 miljard euro. De komende weken zal mijn collega Hermans samen met Financiën in
kaart brengen welke opties er zijn om deze korting te vermijden. Het kabinet gaat
hierover in gesprek met de Europese Commissie. Dat kan niet anders. Zonder dat gesprek
kunnen wij de korting überhaupt niet uitsluiten. Als geen oplossing kan worden gevonden,
zeg ik er even bij, een Kamertruc, dan hebben we daar dekking voor nodig. Het gebeurt
de laatste twee weken wel vaker dat er moties en amendementen zijn waarbij de dekking
niet direct honderd procent scherp is.
Tot slot – dat is niet geheel onbelangrijk – heeft het afschaffen van de CO2-heffing een negatief effect op de klimaatdoelen. Dat kan. Daar kunnen we met elkaar
toe besluiten. Of beter gezegd, de motie roept ook op om daar op een andere manier
naar te kijken. Maar we hebben ons wel wettelijk verplicht tot die klimaatdoelen.
Daar zullen wij ons dan ook toe moeten verhouden. In de klimaatplaat van dit voorjaar
was de CO2-heffing ingeboekt voor een substantieel aantal megatonnen reductie in of vlak na
2030. Als de CO2-heffing wordt afgeschaft, betekent dat dus dat er ander beleid moet komen om die
doelen te halen, want dat hebben we wettelijk afgesproken. Of er moet voor worden
gekozen om een deel van de opgave te verschuiven naar andere sectoren, bijvoorbeeld
doordat we een extra opgave neerleggen bij de landbouwsector – ik noem maar wat –
of misschien wel in de mobiliteitssector. Dat is een weging die we zullen moeten gaan
maken.
Het kabinet is in ieder geval voornemens om een onafhankelijke, externe voorzitter
te vragen om in kaart te brengen welk alternatief borgend beleid voor de CO2-heffing industrie mogelijk is voor 2030 en later. Oplevering van het rapport van
die voorzitter is gepland voor uiterlijk 1 november. Zoals net aangegeven gaat het
kabinet deze zomer wegen of en, zo ja, hoe invulling wordt gegeven aan de motie op
korte termijn. Dan zal ik ook laten weten welk eventueel wetstraject daarbij hoort.
Dit is het beleidsterrein van mijn collega Hermans. Wat ik hier uitspreek, hebben
wij uiteraard ook met elkaar afgestemd. Tegelijkertijd, als u mij nou heel ingewikkelde
vragen wilt stellen over klimaatplannen, dan verwijs ik u graag door naar een debat
dat zij later deze week nog gaat voeren.
De voorzitter:
Er zijn twee interrupties voor u. Ik begin bij de heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dit is niet eens een hele ingewikkelde. Het is namelijk gewoon de volgende simpele
vraag. De Staatssecretaris zegt terecht: deze doelen staan in de Klimaatwet en dit
helpt niet om die te halen. Komt er deze zomer nog aanvullend beleid vanuit zijn portefeuille
om die doelen wel te halen of legt hij zich erbij neer dat het kabinet zich niet aan
de eigen wet houdt?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Allereerst is dit dus het domein van mijn collega. Die is stelselverantwoordelijke
voor de klimaatdoelen. Die zal met maatregelen komen. Dat zijn wellicht maatregelen
waarbij ik een rol krijg in de uitvoering. Wij staan altijd klaar om anderen te helpen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een korte vervolgvraag. Als dit nou de eerste keer was, dan zou ik denken:
«Weet je wat? Ik ga rustig de zomer afwachten. Dan komt er na de zomer wel wat.» Maar
het is nu elke keer het patroon bij het kabinet dat de doelen niet worden gehaald,
er dan gezegd wordt «o, maar in het voorjaar komen een nieuw pakket en nieuw beleid»,
en dan zijn we het voorjaar of al aan het einde daarvan en dan wordt er weer gezegd
«in het najaar komt er nog een rapport», «een voorzitter» en «in kaart brengen». Maar
we wachten al zolang tot er eindelijk een keer voldoende klimaatbeleid komt. Ik snap
gewoon niet waarom het kabinet niet harder zegt: wij gaan die doelen wél halen. Het
zijn niet eens hele ambitieuze doelen. Het zijn jullie eigen doelen. Ze worden niet
gehaald, dus ik hoop dat het hele kabinet, dus ook de Staatssecretaris, dan zegt:
we gaan die doelen wél halen en we komen met nieuw beleid, want deze aangenomen motie
is een slechte, dus nu komen we met alternatieven.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik breng graag bij de heer Stultiens in herinnering dat deze motie niet door het kabinet
is ingediend, en ook niet door de coalitie. Die is volgens mij ingediend door het
CDA. Daar dienen wij ons toe te verhouden. Uiteindelijk is die wel breed door de Kamer
gesteund. En ik zei net ook al in beantwoording op uw vraag dat wij niet blind zijn
voor wat er momenteel speelt in de sector. We hebben ons als overheid ook verplicht
tot een aantal zaken, zoals het oplossen van problemen rondom netcongestie. We hebben
ook nog een uitdaging op het gebied van stikstof. We moeten randvoorwaarden kweken
om zaken in het klimaatbeleid ook mogelijk te maken. Uiteindelijk zegt de Kamer: jongens,
let op dat dit te dragen blijft voor onze industrie. En daar moeten wij ons toe verhouden.
We zijn twee weken verder, anderhalve week, sinds de motie is aangenomen. We hebben
nu nog geen nieuw klimaatpakket liggen dat deze effecten zowel financieel als op megatonnen
anders invult.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik dank de Staatssecretaris voor zijn openhartige antwoord. Zo kennen wij hem ook.
Maar ik ben toch oprecht een beetje onthutst eigenlijk. Als dit was gebeurd bij een
ander onderwerp, was de Kamer te klein geweest vanwege het feit dat het rechtstreeks
ingaat tegen de doelen van het kabinet en totaal ongedekt is, niet alleen in de directe
effecten, maar ook in de effecten voor het HVP. Mijn vraag is toch hoe hij dit kwalificeert.
Hij kan wel zeggen dat het een motie van de oppositie is, maar als ik goed ben geïnformeerd,
hebben er minstens twee, maar ik dacht zelfs drie, coalitiepartijen – whatever dat
ook is: coalitiepartijen – dit gesteund. En dan spreekt de Staatssecretaris daarna
zalvende woorden over het belang van de industrie, maar voor het belang van de industrie
was het niet noodzakelijk geweest om deze CO2-heffing zomaar af te schaffen via een motie. Hoe kijkt de Staatssecretaris nou dus,
namens het kabinet, naar dit gedrag van de Kamer?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik kijk allereerst met ontzag naar de Kamer. Ik waardeer de Kamerleden enorm. Ik ga
niet zeggen dat ik de een meer waardeer dan de ander; ik waardeer ze alle 150. En
ja, het is een lastige situatie, maar daar dienen wij ons wel toe te verhouden. En
dan begin je bij de stelselverantwoordelijke, die uiteindelijk met nieuwe plannen
moet komen. Wat scherp is, is dat dit ook financiële consequenties heeft en dat hier
ook uitzoekwerk bij gedaan moet worden naar hoe groot die zijn. Helder is dat dit
ook klimaatconsequenties heeft en dat we ons ook te verhouden hebben tot de wet over
het klimaat. Dat betekent dat er inderdaad een heel moeilijke puzzel moet worden gelegd.
Ik heb er alle vertrouwen in dat die gelegd gaat worden. Ik moet wel zeggen dat we
natuurlijk ook een demissionair kabinet zijn. Dat betekent dat je in principe terughoudend
moet zijn met uit jezelf met nieuw beleid komen.
Als laatste wil ik nog even iets corrigeren, namelijk dat de CO2-heffing nog niet afgeschaft is. Dat staat ook in de wet: voor de CO2-heffing moet een wetswijziging plaatsvinden en daar moet uw Kamer ook mee akkoord
gaan. De eerstvolgende datum waarop we die CO2-heffing zouden kunnen afschaffen is dus volgens mij 1 januari 2026. Daar gaat een
wetstraject aan vooraf. Ik zie ook koppen in de kranten dat de CO2-heffing al dood en begraven op het kerkhof ligt. Ik wil zeker niet uitstralen dat
het niet zo is, maar het is ook niet zo dat het hele traject rondom het uitvoeren
van de motie na anderhalve week al is afgerond.
De voorzitter:
U mag uw beantwoording vervolgen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik heb nog een vraag van de heer Vijlbrief. «In Zweden hebben ze een brede vrijstelling
geïntroduceerd voor de productie van groen gas, waar elektriciteit ook onder valt.
Hoe kijkt de Staatssecretaris daarnaar en zou zoiets in Nederland ook mogelijk zijn?»
Bij de productie van energieproducten zoals groen gas is de grondstof – in dit geval
is dat biomassa, zoals mest en zuiveringsslib – niet belast met energiebelasting.
Wel moet er energiebelasting worden afgedragen over de elektriciteit die wordt gebruikt
in het productieproces. Bij groen gas betreft dat de elektriciteit die gebruikt wordt
voor de verwarming van de biomassa. Het is onduidelijk wat de gevolgen zouden zijn
wanneer er een vrijstelling voor het gebruik van elektriciteit in de productie van
groen gas zou worden geïntroduceerd. Zo is het de vraag of een dergelijke vrijstelling
zou kunnen worden beperkt tot de productie van groen gas, of dat deze ook zou moeten
gelden voor bijvoorbeeld de productie van minerale oliën.
Daarnaast zou de maatregel naar verwachting budgettaire gevolgen hebben, waarvoor
dekking zou moeten worden gezocht. Zoals u weet, is er met een saldo dat volgens het
Stabiliteits- en Groeipact richting een tekort van 3% gaat, niet direct heel veel
ruimte om dekking te vinden. Verder is het ook de vraag wat de gevolgen zouden zijn
voor de uitvoering en of de maatregel juridisch houdbaar is vorm te geven. We hebben
in Nederland een andere energiemix dan in Zweden, met bijvoorbeeld een veel grotere
sector voor minerale oliën. Ook is het onduidelijk wat de effecten van een dergelijke
maatregel zouden zijn, bijvoorbeeld op de besparingsprikkel die de energiebelasting
nu geeft op het gebruik van deze elektriciteit. Al met al is het zeer complex.
Op de vraag «is dat een mogelijkheid in Nederland?» is het antwoord direct: ja, alles
kan in dit land. Wij zijn zeer vernuftig. Wij maken land van zee. Zo zijn er nog een
paar gave dingen; chipmachines, daar zijn we ook heel goed in. Op de vraag of dat
nu wenselijk is en beleid is dat we nu binnen een halfjaar moeten organiseren, moet
ik het antwoord schuldig blijven, omdat dit niet mijn beleidsterrein is.
Dan heb ik nog een vraag van de heer Vijlbrief. Hij vroeg wanneer het rapport over
rode diesel wordt gedeeld en wat de Kamer daarvan kan verwachten. Het kabinet heeft
de mogelijke opties rondom rode diesel laten onderzoeken door een externe partij.
Het rapport dat hieruit is voortgekomen, wordt zeer binnenkort met de Kamer gedeeld.
Het goede nieuws is dat «zeer binnenkort» voor het zomerreces betekent. Dat gaan we
dus doen, maar mijn fatale deadline is daarmee gesteld op de laatste ministerraad,
op 11 juli. U gaat dat rapport absoluut in uw vakantietas mee kunnen nemen naar een
zonnige bestemming.
Tot zover de vragen over het klimaat. Dan heb ik hier een aantal vragen over de woningmarkt.
Dat is een onderwerp waar ik vandaag al meer over gesproken heb. Ik ben vandaag bij
een SOI geweest, een structureel overleg met investeerders op de woningmarkt. In die
zin is het een onderwerp dat vandaag top of mind is.
De eerste vraag is van de heer Vijlbrief. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar het verhogen
van de leeftijdsgrens in de startersvrijstelling van de overdrachtsbelasting? Allereerst
is de signalering correct: dit is een goede maatregel, die zeer doelmatig is. Bij
de invoering van de startersvrijstelling bleek een leeftijdsgrens van 35 jaar voldoende
doeltreffend, mede omdat uit onderzoek van het Kadaster bleek dat deze groep het meest
actief was op de woningmarkt. Uit recente cijfers van het Kadaster blijkt dat alle
leeftijdsgroepen meer kunnen kopen sinds de differentiatie. Ook de evaluatie van eind
2024 laat zien dat de differentiatie in de gekozen vormgeving effectief is. Starters
hebben een stevige positie op de woningmarkt gekregen. Uit de cijfers van de NVM blijkt
dat de leeftijd van koopstarters eerder daalt dan stijgt. De assumptie dat deze eventueel
zou moeten worden verhoogd, is wat mij betreft niet nodig. Ten tweede is de assumptie
dat deze daalt en dat de leeftijd daarom wel naar beneden kan, ook niet direct de
conclusie die ik daaraan wil verbinden. Ik zie gewoon geen aanleiding om hier nu wat
aan te doen. Dit is een maatregel die uiteindelijk bijzonder effectief blijkt te zijn.
Alle credits daarvoor gaan naar een van mijn voorgangers uit kabinet-Rutte III.
Ziet de Staatssecretaris de leegstandsheffing als een instrument dat mogelijk zou
kunnen helpen? Dat vroeg de heer Vijlbrief. Aanpalend daaraan vroeg de heer Stultiens:
waarom staat het kabinet niet toe dat gemeenten een leegstandsheffing invoeren? Dit
is ook een vraag die voornamelijk op het terrein van mijn collega van VRO ligt, maar
ik zal toch een antwoord geven. Ik heb begrepen dat de Minister van VRO momenteel
een wetsvoorstel uitwerkt, de Wet aanpak leegstand. Naar ik begrijp, wordt in het
wetsvoorstel geregeld dat de gemeente een eigenaar kan verplichten het pand of de
woning conform de bestemming weer in gebruik te nemen of te geven. Als uiterste middel
kan de gemeente een last onder dwangsom opleggen om ingebruikname af te dwingen. Voor
meer vragen hierover wil ik u echt verwijzen naar de Minister van VRO. Ik ben zelf
superblij dat er wordt gedacht aan een last onder dwangsom in plaats van een nieuwe
belasting.
Dan heb ik een vraag van de heer Vijlbrief. Denkt de Staatssecretaris dat een planbatenheffing
kan helpen om de kosten van bouwen te drukken? Ik heb goed nieuws voor iedereen die
vragen stelt over de woningbouw. In het najaar komt er een debat met mevrouw Keijzer
en mijzelf over de woningbouw en fiscaliteit. Dan kunnen al die vragen direct door
beide bewindspersonen beantwoord worden. Maar dit is dus weer een onderwerp op haar
terrein. Zeer recentelijk, te weten vrijdag 20 juni, heeft de Minister van VRO een
brief aan uw Kamer gestuurd over een planbatenheffing of een vergelijkbaar systeem.
Hierin wordt een voorstel gedaan voor een vergelijkbaar systeem, met intensivering
en uitbreiding van de bestaande regeling voor het zogenaamde kostenverhaal; daarbij
hebben we het over het verhalen van kosten, niet over een of ander verhaal over kosten.
Dat zeg ik even voor de neerlandici onder ons. Ik begrijp dat de Minister van VRO
na de zomer uitgebreid verder spreekt met uw Kamer over de brief, onder andere via
een rondetafel, een technische briefing en een debat. Ik verwijs u voor verdere vragen
graag naar die serie van activiteiten met uw Kamer.
Dan heb ik nog een vraag van de heer Vijlbrief. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar
het gelijktrekken van koop en huur? Welke fiscale instrumenten heeft hij in zijn pakket
om de woningmarkt eerlijker te maken? De heer Vijlbrief stelt hier een hele actuele
vraag. Aanstaande vrijdag zal namelijk het ibo over de huur worden gepubliceerd. Een
van de thema’s die in het interdepartementaal beleidsonderzoek over de huur nadrukkelijk
aan bod komt is het gelijker behandelen van koop en huur. Zoals goed gebruik is bij
een ibo, is een aantal beleidsopties in fichevorm uitgewerkt; dit zijn opties die
kunnen bijdragen aan een gelijkere behandeling, waaronder ook fiscale opties. Uiteraard
heeft mijn team daar ook aan meegewerkt. In het zeer recentelijk gepubliceerde ambtelijke
rapport Aanpak fiscale regelingen wordt de suggestie gedaan om het eigenwoningforfait
te verhogen. Er zijn dus een aantal interessante opties in beeld gebracht waar een
volgend kabinet zijn voordeel mee kan doen. We verwachten ook dat een aantal van deze
opties terugkomen in verkiezingsprogramma’s. Ik hecht er nog even aan te zeggen dat
de drie partijen momenteel hun beleid nog steeds vormgeven op basis van het hoofdlijnenakkoord.
Daarin hebben we gezegd dat we deze kabinetsperiode geen aanpassingen zullen doen
aan de fiscale behandeling van de eigen woning.
Dan vraagt de heer Vijlbrief of het eigenwoningforfait niet wat aan de lage kant is.
Volgens mij heb ik daar net al wat over gezegd. Dat is een van de constateringen en
daar zou je wat aan kunnen doen.
Tot zover de afdeling woningmarkt. Dan gaan we naar de afdeling vermogen. Ik heb een
vraag van de heer Stultiens. Hij zei: vorige maand is onze motie, die wij samen met
D66 hebben ingediend, aangenomen, met als doel om de herverdeling van het geld van
werkende mensen naar de grote vermogens zo veel mogelijk te herstellen bij het komende
belastingplan; hoe gaat de Staatssecretaris deze motie uitvoeren? Bij de behandeling
van het Belastingplan 2025 en de opeenvolgende debatten over box 3 sindsdien – daar
was ik bij aanwezig – is uitgebreid ingegaan op de dekking van de budgettaire derving.
Die derving is het gevolg van het rechtsherstel voor mensen met box 3-vermogen en
het continueren van een forfaitaire regeling met tegenbewijs in box 3. Met het Belastingplan
2025 heeft het kabinet gemeend recht te doen aan wat er bij box 3 van rechtswege moest
gebeuren. Daarnaast is er een evenwichtig koopkrachtplaatje gepresenteerd. Dit is
ook beaamd door het CPB en het CBS. Idealiter zou het kabinet ook nu al het werkelijk
rendement belasten, dus ook het rendement dat hoger uitkomt dan het huidige forfaitaire
overgangsstelsel.
Ik kan niet genoeg benadrukken dat het belasten van werkelijk rendement op vermogen
in box 3 verreweg het beste aansluit bij een evenwichtige belasting op arbeid en vermogen.
Ik heb ook al een wet naar de Kamer gestuurd, de Wet werkelijk rendement. Ik hoop
ook echt dat we die met spoed kunnen behandelen. Daar hebben we ook een fatale datum
voor – uit mijn hoofd is dat 1 maart 2026 – zodat we uiteindelijk voldoende tijd hebben
om dit bij de Belastingdienst voor te bereiden en in 2028 van start kunnen gaan met
dit nieuwe stelsel. Het kabinet zal zich niettemin beraden op de onderhavige motie.
In augustus besluit het kabinet zoals altijd over de koopkracht en de uitkomst loopt
mee in het Belastingplan 2026.
Nog een vraag van de heer Stultiens. «Een jaar geleden nam de Kamer de motie aan van
de heer Idsinga» – goeie vent – «en van ons over het eerlijk belasten van private-equitybonussen.
We hebben als Kamer in ruime meerderheid aangegeven dat we vinden dat private-equitybonussen
eerlijk belast moeten gaan worden. Waarom voert de Staatssecretaris die eerdere motie
nog steeds niet uit?» Dit is een zeer actueel onderwerp. Ik heb de Kamer gisteren
geïnformeerd over de uitkomst van de consultatie van de twee alternatieven uit het
onderzoek dat ik begin dit jaar naar de Tweede Kamer heb gestuurd, en over de mogelijkheid
tot het voorstellen van een maatregel in het Belastingplan 2026. In de brief ga ik
ook in op de nieuwe en aangehouden motie-Idsinga c.s. tijdens het debat over de Voorjaarsnota
2025 op 18 juni. Deze motie verzoekt een maatregel op te nemen in het Belastingplan
2026 waarmee voordelen uit lucratief belang zwaarder worden belast in box 2. Dit verzoek
is in lijn met het geconsulteerde alternatief B uit het onderzoeksrapport. In de brief
van gisteren concludeer ik dat het wets- en uitvoeringstechnisch mogelijk is om per
1 januari 2026 een multiplier voor voordelen uit middellijk gehouden lucratief belang
in te voeren. Uit de internetconsultatie en ook uit het onderzoeksrapport blijkt echter
niet direct dat een aanpassing van de huidige lucratiefbelangregeling noodzakelijk
is. Het al dan niet zwaarder belasten van lucratief belang is daarmee een politieke
keuze. Als deze motie alsnog zou worden ingediend en in stemming zou worden gebracht,
dan geeft het kabinet die het oordeel ontijdig. Als deze motie wordt aangenomen, dan
dienen wij ons als kabinet daartoe te verhouden.
Dan een vraag van mevrouw Van Eijk. Is de Staatssecretaris het met de VVD eens dat
de lucratiefbelangregeling in de kern goed is en moet blijven bestaan? De redenen
voor invoering van de lucratiefbelangregeling, waarbij de belastingheffing in box
1 onder voorwaarden ingeruild kan worden voor een heffing in box 2, zijn nog steeds
geldend en relevant. Ik sta uiteraard achter geldende wetgeving. De huidige lucratiefbelangregeling
heeft voor de duidelijkheid en rechtszekerheid gezorgd die nodig was in 2009, zowel
voor belastingplichtigen met een lucratiefbelangregeling als voor de Belastingdienst.
Dat laatste is ook niet geheel onbelangrijk. In de uitvoering is de regeling goed
uitvoerbaar. Daar komt bij dat de lucratiefbelangregeling voor de Belastingdienst
ingewikkelde kwalificatie- en waarderingsdiscussies voorkomt. Dat blijkt bijvoorbeeld
uit het geringe aantal procedures dat hierover gevoerd wordt. Een alternatieve vormgeving
van de regeling kent op dit moment diverse bezwaren. Om die reden ben ik het met u
eens dat de lucratiefbelangregeling, inclusief de aanmerkelijkbelangvariant, moet
blijven bestaan. Dat blijkt ook wel uit het onderzoeksrapport dat ik op 13 februari
naar uw Kamer heb verzonden. Tijdens het debat over de Voorjaarsnota op 18 juni is
door de heer Idsinga een nieuwe motie aangekondigd en vervolgens aangehouden. Deze
motie verzoekt een maatregel op te nemen in het Belastingplan waarmee voordelen uit
lucratief belang zwaarder worden belast in box 2. Het al dan niet zwaarder belasten
in box 2 is een politieke keuze. Als deze motie in stemming zou worden gebracht, dan
zullen wij ons moeten verhouden tot de uitkomst daarvan.
De voorzitter:
Als ik u even mag onderbreken: er is een interruptie van mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik probeer de woorden van de Staatssecretaris even te wegen en te kijken waar hij
gaat landen. Als de motie wordt aangenomen, gaat hij dan bij het Belastingplan 2026
variant 2, waarbij we een multiplier in box 2 gaan toepassen en lucratief belang dus
zwaarder belast wordt, voorstellen? Blijft hij daarbij dezelfde voorwaarden hanteren,
bijvoorbeeld rondom de doorstootverplichting, qua vormgeving?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Allereerst besluit ik dat soort zaken niet zelf; dat besluiten we natuurlijk als kabinet.
Dat is iets waar ik niet op vooruit kan lopen. Wij wegen dat soort besluiten in augustus.
Zoals ik al zei, is dat een politieke weging. Tegelijkertijd is het wel goed om even
aan te geven hoe je ten principale kijkt naar dit soort belangen. We hebben het hier
over werknemers die een beperkt belang houden in het bedrijf waarmee zij actief zijn.
In Nederland hebben we daar in principe twee systemen voor, namelijk box 2 als er
sprake is van meer dan 5% aanmerkelijk belang en box 3 voor alle belangen onder de
5%. Over box 3 hebben we met elkaar veel gesproken. We hebben vastgesteld dat we,
ook in het kader van globaal evenwicht, 36% op minderheidsbelangen onder de 5% een
passend tarief vinden. Vanuit die gedachte vind ik het helemaal niet zo gek wat de
heer Idsinga voorstelt, namelijk om te kijken naar een mogelijkheid om die 36% voor
dat minderheidsbelang in box 2 te organiseren. Als je mij diep in mijn hart kijkt
– dit is meer een persoonlijke mening, geen overheidsbeleid – zou ik zeker het denken
niet stoppen na deze maatregel. Ik vind eigenlijk dat dit soort belangen misschien
wel thuishoren in box 3 op het moment dat we daar het werkelijk rendement belasten.
Zodra we daar zijn, en dat duurt nog wel een paar jaar, zou ik dit als parlement en
regering vooral meenemen in de overwegingen om deze lucratiefbelangregeling misschien
wel naar box 3 te verhuizen. Maar goed, dat is zomaar even een gedachte.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dat las ik ook wel tussen de regels door, of misschien zelfs wel in de regels van
de brief die is gestuurd. Ik las daarin dat die overweging meegewogen moet worden
bij de invoering van de Wet werkelijk rendement box 3, als je dat al zou doen. Anders
gaan we het in twee stappen doen. Misschien kan dat ook. Misschien kan de Staatssecretaris
dat nog toelichten. Als hij überhaupt voornemens is om dit te doen, heb ik nog de
volgende vraag. Er is geconsulteerd op een aantal varianten. Is er ook een analyse
gemaakt van de impact? In mijn inbreng sprak ik over het start-upklimaat. Enerzijds
zegt het kabinet dat het er alles aan wil doen om aantrekkelijk te zijn en aantrekkelijker
te worden voor bepaalde groepen investeerders. Dit raakt deze groep investeerders.
Hoe wordt die impact gemeten, gewogen en meegenomen in de besluitvorming als het zover
komt?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Allereerst denk ik dat je, als je een besluit neemt, dat goed moet wegen met elkaar.
Daar neem je dus ook moties van de Kamer in mee. Even terug: nee, het is geen onderdeel
van de Wet werkelijk rendement box 3 zoals die nu naar uw Kamer is gestuurd. Het lijkt
me ook niet handig om de discussies op dit moment met elkaar te vermengen. Tegelijkertijd
wil ik wel zeggen dat we in de Wet werkelijk rendement box 3 een faciliteit hebben
opgenomen om een winstbelasting toe te passen op start-ups. Juist dat is volgens mij
exact wat heel aantrekkelijk is voor deze groep, namelijk dat je, op het moment dat
het daadwerkelijk tot verkoop van de start-up komt, overgaat tot het belasten van
het rendement uit die vier karige jaren en het flinke rendement uit het vijfde jaar.
Daarom is het ook als winstbelasting voor een start-up in de Wet werkelijk rendement
box 3 opgenomen. Nogmaals, ik kijk tussen de oogharen door en er is dus geen aanvullend
onderzoek gedaan naar hoe dat over drie of vijf jaar zou moeten plaatsvinden, maar
ik vind het helemaal geen gek idee om private-equitybelangen op eenzelfde manier te
behandelen.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Misschien nog even in reactie op mevrouw Van Eijk. Wat ik in deze discussie niet zo
goed begrijp, is het volgende. We hebben een brief gekregen waarin staat dat het haalbaar
is, dat het budgettair kan en dat de IV-portefeuille het toelaat. Potentieel is er
een Kamermeerderheid, maar dat gaan we zien als de heer Idsinga doorpakt. Maar de
gedachte om dit, met al die kenmerken die er gewoon zijn, naast ons neer te leggen ...
Het is toch ook tijd om een beetje daadkracht te laten zien? Het voelt een beetje
als getreuzel. Ik zou de Staatssecretaris toch willen verzoeken om niet te veel te
treuzelen op dit vlak, maar om ook een beetje door te pakken.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Helder. Dat is een terechte oproep. Ik vind daadkracht altijd een groot goed, maar
juist bij zaken waarover we als drie partijen in de coalitie nog geen afspraken gemaakt
hebben, vind ik het goed om die daadkracht te tonen zodra de Kamer dat uitspreekt.
Als de Kamer dat uitspreekt, ben ik de daadkrachtige Staatssecretaris die er alles
aan zal doen om de Kamer ter wille te zijn. Maar ik zeg ook maar vast dat het hele
idee netjes door de shredder gaat op het moment dat de motie wordt weggestemd in de
Kamer. Dat is volgens mij precies hoe je als demissionair kabinet met de Kamer dient
om te gaan. Dat is ook waarom ik niet uit mezelf inga tegen een amendement waarmee
door 142 leden is ingestemd. Maar als er een motie of een amendement komt waarmee
een Kamermeerderheid zegt dat dit belangrijk is voor Nederland en dat we groen beleggen
weer extra moeten stimuleren, dan ben ik de Staatssecretaris die dat daadkrachtig
gaat uitvoeren.
De voorzitter:
Ik zie dat u verder kunt met de beantwoording van de vragen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dank. Dan een ander onderwerp. Mevrouw Van Eijk vroeg: kan de Staatssecretaris toelichten
wat de ongewenste structuur is in de lucratiefbelangregeling die hij in het Belastingplan
2026 wil aanpakken? In de voorbereiding zeiden mijn ambtenaren: «Tjebbe, vermeng dit
niet met de discussie over lucratief belang die je in de vraag hiervoor hebt gevoerd.
Dit is iets anders.» Dat is dus wel even goed om duidelijk te maken. Ik ga straks
het woord «lucratiefbelangregeling» weer noemen, maar dat heeft niets te maken met
de discussie die we net hadden. Uit de praktijk zijn namelijk signalen gekomen dat
sommige belastingplichtigen structuren opzetten om belastingheffing in box 2 over
voordelen uit lucratief belang ongedaan te maken. Daar houden wij niet van. Dit is
nooit beoogd door de wetgever. Om dit onbedoelde effect te repareren wordt voorgesteld
om de wet aan te passen. Het gaat hierbij dus niet om een verzwaring van de heffing
over lucratief belang, zoals de motie-Idsinga beoogt.
Het gaat kort gezegd om de situatie waarin een natuurlijk persoon een lucratief belang
houdt via een houdstervennootschap en de aandelen in de houdstervennootschap eerst
tot box 3 behoorden. Doordat in box 3 wordt uitgegaan van een forfaitair rendement
wordt niet de daadwerkelijke waardestijging van de aandelen belast, maar enkel het
veel lagere forfaitair rendement. Vlak voordat de aandelen uit lucratief belang worden
genoten, breidt de natuurlijk persoon zijn aandelenbelang in de houdstervennootschap
uit waardoor een aanmerkelijk belang in box 2 ontstaat. De verkrijgingsprijs van deze
aanmerkelijkbelangaandelen is gelijk aan de werkelijke waarde van de aandelen op het
moment dat het aanmerkelijk belang in box 2 ontstaat. Die is op dat moment heel erg
hoog. Nadat het aanmerkelijk belang ontstaat, volgt een winstuitkering van de houdstervennootschap,
bestaande uit de voordelen van het lucratieve belang. Dit voordeel is dan belast in
box 2. Maar later zien wij dat aandelen worden verkocht. Door de winstuitkering zullen
de aandelen niet veel meer waard zijn. Door de hoge verkrijgingsprijs op het moment
dat het van box 3 naar box 2 ging, ontstaat hierdoor bij de natuurlijk persoon een
flink verlies. Volgens de verliesverrekeningsregels van box 2 vindt verrekening van
dit verlies met de voordelen uit lucratief belang uit het vorige jaar plaats. De natuurlijk
persoon maakt daarmee de eerdere heffing in box 2 over de voordelen uit lucratief
belang in feite ongedaan. Dit vinden wij ongewenst en dit zetten wij dicht in het
Belastingplan 2026.
Voorgesteld wordt om het voordeel dat ontstaat bij sfeerovergang van box 3 naar box
2 alsnog te belasten in box 1 als inkomen uit lucratief belang. Dat is het antwoord
op uw vraag. Ik kende de route niet en ik werd chagrijnig toen ik de signalen hoorde.
Dit is het type belastingontwijking dat niet wenselijk is in Nederland.
Dan een vraag van mevrouw Van Eijk. Hoe verklaart de Staatssecretaris dat het afschaffen
van de doelmatigheidsmarge niet of nauwelijks heeft geleid tot loonstijgingen en dus
ook geen opbrengst heeft opgeleverd? Bij de raming van de maatregel is ervan uitgegaan
dat de doelmatigheidsmarge een belangrijke rol speelde in het bepalen van de hoogte
van het gebruikelijk loon. De raming is ook gecertificeerd door het CPB. Uit de recente
evaluatie blijkt nu dat de doelmatigheidsmarge in de praktijk weinig is toegepast.
Dat inzicht was destijds niet bekend. De onderzoekers van SEO Economisch Onderzoek
geven als mogelijke verklaring het volgende aan. Ten eerste zou het kunnen zijn dat
dga’s in eerste instantie geen gebruikmaakten van de doelmatigheidsmarge zoals deze
door de wetgever bedoeld was. Het zou ook kunnen dat dga’s de perceptie hebben dat
een grove benadering van het loon volstaat. Bij de laatste verklaring speelt mee dat
het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking moeilijk is vast te stellen door
de dga’s, maar ook door hun belastingadviseurs. En, niet geheel irrelevant, dit is
ook moeilijk voor de Belastingdienst. De onderzoekers hebben zelf nog geen goede sluitende
verklaring kunnen geven. Om die reden laat ik vervolgonderzoek doen. Ik zal de Kamer
hier op een later moment verder over informeren.
Dan een totaal ander onderwerp. Mevrouw Van Eijk vraagt ...
De voorzitter:
Ik zie dat er toch nog een vraag van mevrouw Van Eijk was.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Om voor dit moment even af te concluderen ten aanzien van gebruikelijk loon het volgende.
Er ligt nu dus geen voornemen om daar iets in te wijzigen, behalve dan dat er nog
een vervolgonderzoek gaat plaatsvinden om dat beter te kunnen duiden.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Correct. Ik zou het niet anders kunnen formuleren.
De voorzitter:
Dan mag u verdergaan met de beantwoording van vragen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Mevrouw Van Eijk vraagt naar de mogelijkheden voor middeling in het kader van box
3. «De Belastingdienst wijst dit af. Kan de Staatssecretaris zich inzetten voor een
tussenoplossing, zodat belastingplichtigen niet in onzekerheid zitten?» Voordat een
verzoek tot middeling in behandeling kan worden genomen, moet de desbetreffende aanslag
inkomstenbelasting definitief en onherroepelijk zijn. Daarna heeft men nog drie jaar
de tijd om het middelingsverzoek in te dienen. Een aanslag wordt in beginsel onherroepelijk
op het moment dat de termijn voor het indienen van bezwaar is verstreken. Het laatste
tijdvak waarover dit kan is 2022 tot 2024. Dat kan dus binnen drie jaar na de definitieve
aanslag. Dat dit inderdaad door alle ellende met het herstel van box 3 nog even aangehouden
wordt, weet ik. Daar kan ik niks aan doen. Ik zie echt niet hoe ik kan middelen zonder
definitieve aanslagen. En ten tweede: je hebt de definitieve aanslag en je hebt ook
keuzes bij een middelingsverzoek. De belastingplichtige kan die keuzes niet al maken
en aan de Belastingdienst kenbaar maken voordat de definitieve aanslag er is. Dit
is echt iets wat de belastingplichtige pas kan doen nadat de aanslagen definitief
zijn geworden. Iets al eerder, een paar jaar van tevoren, opsturen naar de Belastingdienst,
die het dan op een stapel legt: zo werkt het niet. Dat is echt niet uitvoerbaar. Helaas,
zeg ik erbij.
De voorzitter:
Volgens mij hebt u nog een mapje varia.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dat is altijd het leukste: de varia. Overigens ging het net al van onderwerp naar
onderwerp, maar dit is nog leuker.
Dit mapje begint met een onderwerp dat mij inderdaad aan het hart gaat. Daags voor
het aantreden van de heer Idsinga nam ik een debat over dat ging over de smartengelduitkering
aan invalide veteranen. Ik heb toen als Kamerlid aangedrongen op een goed en stevig
onderzoek, want – als u het mij vraagt – een fiscale discussie over de uitbetaling
van zoiets als smartengeld moet natuurlijk te allen tijde worden vermeden. Dat onderzoek
is gedaan.
Mevrouw Van Eijk vraagt: vindt u ook dat smartengeld te allen tijde buiten de belastingheffing
gehouden moet worden? Volgens mij spreekt zij dan specifiek over de BIV-uitkering.
Veteranen hebben uiteraard recht op een eerlijke schadevergoeding die recht doet aan
hun persoonlijke situatie. Daarvoor is echter niet zozeer van belang of belasting
wordt geheven over de BIV-uitkering als wel wat de veteranen er netto, onder aan de
streep, aan overhouden. Als we de netto-BIV-uitkering vergelijken met de civielrechtelijke
normen die daarvoor gelden, dan blijkt de netto-BIV in vrijwel alle gevallen een afdoende
tegemoetkoming. Dit wordt ook door de hoogleraren Lubbers en Boot bevestigd. Ik vind
het belangrijk om te zeggen dat het staande praktijk is dat aanvullend smartengeld
kan worden toegewezen als er aanwijzingen zijn dat een oud-militair onder de civielrechtelijke
bandbreedte komt. Als geen belasting meer ingehouden hoeft te worden op de BIV, ontvangen
de veteranen veel meer dan waarop ze op grond van civielrechtelijke normen recht hebben.
Zonder aanpassing treedt een ongelijkheid op met de periodieke smartengeldregeling
van andere beroepsgroepen en met de eenmalige onbelaste uitkering die militairen ontvangen
zonder daarbij recht te hebben op de BIV. Mogelijk kunnen die anderen dan via een
gang naar de rechter een verhoging van hun nettosmartengeld afdwingen.
Samenvattend: het is nu niet nodig om een BIV-uitkering fiscaal vrij te stellen. Maar
als je dat zou willen doen, moet je wel nadenken over het uitstralingseffect daarvan
op smartengelduitkeringen in andere sectoren. De Minister van Defensie heeft in het
debat over de Veteranennota ook aangegeven dat het vreemd zou zijn als militairen
relatief meer zouden krijgen dan andere beroepsgroepen; dan moet je gaan nadenken
over een aanpassing van de regeling en het vraagstuk van de financiële dekking. Dat
stuk laat ik wel heel graag aan de Minister van Defensie, want anders begeef ik mij
op zijn beleidsterrein. Mijn terrein is de correcte fiscale behandeling. Als Staatssecretaris
ben ik blij met het werk van de hoogleraren Lubbers en Boot, die uiteindelijk het
oordeel hebben gegeven dat de behandeling conform de loonbelastingwetgeving correct
is. Dat hebben we ook goed beoordeeld.
De voorzitter:
Dan nog een interruptie van mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
In de motie die ik heb ingediend en die toen is aangenomen, heb ik gevraagd om te
kijken naar de eventuele precedentwerking en naar de doorwerking ervan op andere regelingen.
Wat ik jammer vind aan het onderzoek, is dat daarin een conclusie wordt getrokken
over de hoogte van de netto-uitkering die men ontvangt. De Staatssecretaris gaf het
net aan: de netto-uitkering die ontvangen wordt is redelijk en civielrechtelijk ...
Allemaal prima, maar ik vroeg juist wat het effect is op andere regelingen als de
Kamer dat zou wensen te wijzigen en zou willen dat die uitkering onbelast genoten
kan worden. Daarin heb ik nog steeds geen inzicht gekregen. In de antwoorden die in
de tweede vragenbrief worden gegeven, staan nu wat algemeenheden. Ik kan het in ieder
geval voor mezelf nog steeds niet helemaal afconcluderen. Ik volg alle redeneringen,
maar hoe kan de Kamer nu die afweging maken als zij niet weet wat de exacte gevolgen
zijn van bijvoorbeeld de keuze om een vrijstelling op te nemen in de wet waardoor
deze uitkering voortaan onbelast is? Ik weet gewoon niet wat de effecten zijn.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Laat ik het zo zeggen. We hebben het hier vooral over de fiscale behandeling van die
uitkering. Daar is nu een antwoord op gekomen: die is conform de huidige wetgeving
correct. Er is dus ook gekeken of de netto-uitkering die mensen krijgen, de juiste
hoogte heeft. En het antwoord daarop is: dit is correct. Hoe een eventuele nieuwe
regeling eruit zou kunnen zien en hoe die uitwerkt voor andere beroepsgroepen zoals
politie en brandweer en mogelijk bijvoorbeeld ook voor andere periodieke uitkeringen
– er zijn immers veel meer periodieke uitkeringen – is een bijzonder complex vraagstuk.
Daar heb ik nu geen antwoord op. Ik denk dat het nu in eerste instantie aan Defensie
is om te bepalen wat zij vinden van deze variant. Kunnen zij leven met de uitkomsten
van dit onderzoek, of is dit voor Defensie aanleiding om eventueel over te stappen
op een ander of nieuw regime dat al dan niet gemaakt moet worden?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Maar daarmee zegt de Staatssecretaris toch precies dat wat in mijn motie stond, feitelijk
dus niet is uitgevoerd? Ik heb juist heel nadrukkelijk gevraagd naar de doorwerking
ervan, ook op andere periode uitkeringen of andere smartengelduitkeringen. Die informatie
heb ik nu gewoon niet. De brieven die komen, zijn iedere keer van het Ministerie van
Defensie en van het Ministerie van Financiën gezamenlijk. Dan denk ik: dan moet de
volgende stap ook gezamenlijk genomen worden. Zou de Staatssecretaris kunnen toezeggen
dat hij die extra stap wel neemt, zodat ik een compleet beeld heb van de doorwerking
van het opnemen van een vrijstelling in de wet?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
In mijn beleving is het antwoord op deze vraag gegeven naar aanleiding van de motie-Van
Oostenbruggen van ongeveer een jaar geleden. In datzelfde debat is inderdaad ook door
u een motie ingediend. Dat weet ik. Laat ik het zo zeggen: ik was erbij. Ik zal hier
in de tweede termijn nog op terugkomen.
De voorzitter:
U kunt de beantwoording vervolgen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Een vraag van mevrouw Van Eijk: waarom wil de Staatssecretaris geen openheid betrachten
over rechtsvragen die voorliggen in procedures? Wij willen eigenlijk per definitie
geen uitspraken doen over de inhoud van lopende procedures. Voor een nadere toelichting
hierop verwijs ik u graag naar de brief die ik gisteren naar uw Kamer heb gestuurd.
Dan een vraag van de heer Kouwenhoven: «Kan ik uit de brief concluderen dat door een
specifiek juridische grondslag op te nemen in de Regeling Volledige Schadevergoeding,
zowel voor Defensie als voor het Ministerie van Financiën het recht voldoende is vastgelegd
en een te lage toekenning niet voor kan komen? Kan iets verteld worden over de status
van dat overleg met de vakbonden?» Gelukkig kunnen we constateren dat het vrijwel
nooit voorkomt dat mensen met een BIV-uitkering netto te weinig krijgen. Dat is ook
door de experts vastgesteld. In de praktijk kan al een aanvullende smartengeldvergoeding
betaald worden als er aanwijzingen zijn dat het te weinig is. Dit gaat Defensie inderdaad
in de Regeling Volledige Schadevergoeding opnemen. Over de voortgang van het overleg
hierover met de bonden zal mijn collega bij u terugkomen. Ik begrijp dat u denkt dat
ik alle antwoorden heb, maar dit is echt iets wat op het terrein ligt van mijn collega,
de Minister van Defensie. Hij heeft overigens in oktober al toegezegd dat, als de
uitspraken er zijn, hij samen met mij een standvanzakenbrief naar uw Kamer zal sturen.
Dan een andere vraag van de heer Kouwenhoven van Nieuw Sociaal Contract. «Hoe zijn
we beland in een situatie waarin slechts een beperkt deel van de fiscale regelingen
positief geëvalueerd is? Zou de Staatssecretaris zijn visie hierop willen geven en
kunnen aangeven waarom het zo moeilijk is hier wat aan te doen? Kan de Staatssecretaris
reflecteren op manieren om hier een versnelling in aan te brengen, opdat de heilige
huisjes van klassieke partijen toch hervormd kunnen worden?» Dit is natuurlijk geen
verkiezingsdebat en ik ga hier dan ook de mening geven van het kabinet, zoals de heer
Kouwenhoven misschien ook zal begrijpen.
Het kabinet erkent dat het schrappen of omvormen van veel van de regelingen vanuit
maatschappelijk perspectief wenselijk is. Maar daarbij gaan er altijd meer specifieke
groepen op achteruit, en vaak zijn die meer vocaal dan de veel grotere groep die baat
heeft bij een aanpassing. Ik denk dat dit rapport echt kan helpen, ook omdat is nagedacht
over een samenhang tussen regelingen: hoe kunnen we middelen op een logische manier
terugsluizen, waarbij we recht doen aan de doelen die hiermee beoogd worden? Zo kan
belastinggeld dat nu wordt besteed aan ondoelmatige regelingen in de ondernemerssfeer
op een andere manier worden ingezet binnen hetzelfde domein. Even voor de goede orde:
het kabinet, de coalitie, heeft in het hoofdlijnenakkoord dus niets ingeboekt om al
deze miljarden vrij te laten vallen en elders in te zetten. Het was echt mijn ambitie
om deze regelingen conform de afspraak in het hoofdlijnenakkoord op een andere manier
vorm te geven. Verder is draagvlak belangrijk. Het helpt om over aanpassingen in gesprek
te gaan met stakeholders, want als je iets aanpast, gaat het vaak om details.
Tot slot zijn er gewoon heldere afspraken. Ik ga ze gewoon even opnoemen. In het hoofdlijnenakkoord
is gezegd dat we stapsgewijs gaan werken aan verbeteringen in de sociale zekerheid,
fiscale regelingen en de toeslagen, zodat werken meer loont. Wetgeving voor de hervorming
van toeslagen en het belastingstelsel wordt voorbereid. Concreet worden bijvoorbeeld
de salderingsregeling in de energiebelasting en het verlaagde btw-tarief op logies
door het kabinet afgeschaft. Er was een taakstelling inzake fiscale regelingen en
constructies. Die is gedeeltelijk bij de Voorjaarsnota ingevuld. Het kabinet werkt
ook een voorstel uit voor het geleidelijk afbouwen van de meewerkaftrek en de stakingsaftrek
in het winstdomein; het zet die om een specifieke regeling voor werknemers binnen
start-ups en aandelenparticipatie in start-ups. Zo gaan we ook het plafond in de belasting
op leidingwater aanpassen. Dat hebben we allemaal in het voorjaar besloten, want uiteindelijk
wil je overheidsgeld op een doelmatige manier besteden. Dat is wat we daarmee gaan
doen.
Ik zal hier direct een klein beetje mijn hart over uitstorten: ik had daar graag meer
aan willen doen, maar helaas heeft een van de vier partijen gemeend uit deze samenwerking
te moeten stappen. Daardoor past het nu niet om lange lijnen uit te zetten en om grote
fiscale regelingen waarmee tientallen miljarden zijn gemoeid, op een andere manier
vorm te geven. Dat is de hartenkreet die ik daar nog aan toe wilde voegen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
De Staatssecretaris verwijst in veel antwoorden naar het coalitieakkoord. Dat begrijp
ik, want daarin zijn dingen afgesproken. Maar daarin stond ook gewoon keihard dat
we 250 miljoen euro gaan ophalen door de afbouw van constructies, fiscale regelingen
en belastingontwijking. Waarom houdt de Staatssecretaris intern dan niet vast aan
die afspraak? Waarom slaat hij dan niet gewoon met de vuist op tafel, zo van «dit
hebben we afgesproken en dat gaan we gewoon doen»?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Deze vraag heb ik al eerder gehad van de heer Stultiens. Ik wil die graag nog een
keer beantwoorden. We hebben wel degelijk constructies gevonden en voldoende kunnen
uitwerken om ze in dit belastingplan te kunnen opnemen. Ik noem bijvoorbeeld het spreekwoordelijke
«vleugje zuivel». Een aantal ondernemers dacht slim te zijn door een druppeltje melk
toe te voegen aan sinaasappelsap en daarmee onder de verbruiksbelasting uit te komen.
Nou, dat zetten wij dus dicht, en de opbrengst gaat inderdaad naar die stelpost. Misschien
is het eerlijk om te zeggen dat ik er zo meer op het oog heb. Er zijn meer regelingen
waarbij wij op dit moment onderzoeken of we die kunnen aanpassen om constructies of
ongewenst fiscaal gedrag te voorkomen. Het punt is alleen dat je daar tijd voor nodig
hebt. Ik krijg dat gewoon niet op tijd klaar voor het belastingplan van dit jaar,
terwijl de opbrengst daarvan wel is opgenomen op de begroting voor dit jaar. Daarom
heb ik in een eerder debat al tegen u gezegd dat ik onverminderd doorga. Bij alle
constructies die wij op het oog hebben, werken we daar gewoon aan door. Momenteel
kijken we bijvoorbeeld ook naar de forfaitaire rekenrentes in de erf- en schenkbelasting
naar aanleiding van een rapport van Deloitte. Tegelijkertijd zijn dit heel complexe
vraagstukken; daar zitten ook veel uitvoeringsvraagstukken bij. Ik krijg dat gewoon
niet op tijd klaar. Daarom hebben wij die stelpost uiteindelijk op een andere manier
ingevuld. Dat wil niet zeggen dat wij niet doorgaan met het onderzoekswerk om dit
soort constructies aan te pakken. Dat moet wel zorgvuldig gedaan worden. Ik neem aan
dat de heer Stultiens het daarover met mij eens is.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik stel deze vraag inderdaad heel vaak, maar sinds de vorige keer is er één ding veranderd.
Dit is namelijk uit de boeken, uit de tabellen, uit de begroting geschrapt. Daar stonden
die 250 miljoen eerst in, maar nu niet meer. Dat is een nieuwe keuze die ten tijde
van het vorige debat nog niet gemaakt was. Ik vind dat een onbegrijpelijke keuze.
En daarom vraag ik aan de Staatssecretaris waarom hij niet gewoon met de vuist op
tafel heeft geslagen. Er ligt hier een rapport met 35 miljard aan opties. Mijn vraag
gaat slechts over 250 miljoen. Jullie eigen doelstelling is nu losgelaten. Waarom?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Nogmaals, ten tijde van de Voorjaarsnota hadden we het hier over de stelpost voor
2026. Maar voor 2026 krijg ik dat gewoon niet gereed. Om die reden hebben wij naar
een alternatieve invulling van die stelpost gezocht en die hebben wij gevonden. Ik
ga onverminderd door met een aantal constructies die wij hebben staan. Ik heb daar
net een voorbeeld van genoemd. Nu komt dit rapport over fiscale regelingen erbij.
Hierbij wil ik absoluut wel onderscheid maken tussen het fenomeen fiscale regelingen
die het doel hebben om de economie aan te jagen en werkgelegenheid voor iedereen te
organiseren en constructies voor fiscaal ongewenst gedrag. Misschien is het ook wel
ongelukkig opgeschreven. Naast het feit dat de timing in het kasritme niet helemaal
lekker was, stond er: fiscale regelingen en constructies. Maar bij het sluiten van
het hoofdlijnenakkoord hebben echt alle vier partijen beoogd achter fiscaal ongewenst
gedrag, ontwijkgedrag en constructies aan te gaan zoals het vleugje zuivel in de verbruiksbelasting.
De voorzitter:
Ik zie verder geen vragen aan u. U kunt dus verdergaan met de beantwoording.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
De heer Kouwenhoven vraagt naar de weerbarstigheid van hervormen. Hij vraagt ook naar
de status van de toegezegde brief over de hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel.
Nou, daar wordt op mijn ministerie hard aan gewerkt. Ik denk dat ik al meerdere concepten
heb gezien. Het streven is om deze op korte termijn naar de Eerste en Tweede Kamer
te sturen. Ik zeg «Eerste Kamer» erbij, omdat de Eerste Kamer ook zeer geïnteresseerd
is in dit onderwerp. Door de demissionaire status van het kabinet is het onzeker of
dat voor de zomer lukt. Begin deze maand hebben we natuurlijk een paar weken vertraging
opgelopen doordat een van de vier partijen meende uit het kabinet te moeten stappen.
Tegelijkertijd ben ik meer dan gemotiveerd om deze brief er nog uit te krijgen. Ik
hoop echt dat ik aan uw motie kan voldoen.
De heer Kouwenhoven vraagt ook naar de verbruiksbelasting op non-alcoholische dranken.
«Hoeveel onderzoek is nog nodig? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat we de brief
over de verbruiksbelasting nog voor het reces krijgen? Het liefst zo concreet mogelijk.»
Nou, ook dat heb ik toegezegd. Het is nog steeds de bedoeling dat de brief zo snel
mogelijk naar de Kamer gaat. Ik verwacht deze brief uiterlijk volgende week naar de
Kamer toe te sturen. Ik heb hier ook contact over met de nieuwe Staatssecretaris op
dit dossier. Er is namelijk sprake geweest van een staatssecretariswisseling. Maar
de letterlijke tekst is dat wij samen concluderen dat het goed is dat het reces voor
ons een week later start dan voor jullie. Daarmee impliceert zij, en ik dus ook, dat
het nog goed mogelijk is om deze brief binnen een week de deur uit te krijgen.
Dan nu een vraag van de heer Stultiens. «De Staatssecretaris moet, het liefst voor
Prinsjesdag, komen met een aanvullend wetsvoorstel voor het versoberen van de expatregeling
als dekking van de aangenomen motie over het terugdraaien van de verkorting van de
WW.» Dat zou dus betaald moeten worden via de versobering van de expatregeling. Allereerst:
het kabinet gaat zich beraden op de motie. Het is een van de vele moties die zijn
ingediend, maar deze motie conflicteert met de motie-Geerdink/Moonen die is ingediend
in de Eerste Kamer, waarin de regering juist wordt verzocht om deze versobering terug
te draaien. Daar is ook met uw Kamer over gesproken, en dat heeft geleid tot bijstelling
van de versobering van 30% naar 27% per 2027. Een verdere versobering zou in strijd
zijn met de motie van de Eerste Kamer. En ja, zeker met het Belastingplan in aantocht
zit ik bepaald niet te wachten op een Belastingplan dat 142 of 150 stemmen krijgt
in de Tweede Kamer, maar daarna weer – niet «weer», want het is nooit gebeurd – wordt
weggestemd in de Eerste Kamer. Daarnaast doorbreekt de motie de scheiding tussen uitgaven
en inkomsten – dat is ook een leuke. Hier moet het kabinet zich op beraden. Volgens
mij is deze motie tijdens een SZW-debat ingediend. Mijn collega zal zich daartoe moeten
verhouden. De begrotingsregels zijn wat dat betreft belangrijk: er is een scheiding
tussen inkomsten en uitgaven. Dat is niet alleen iets van dit kabinet. We hebben even
teruggekeken: dat was een goed gebruik onder alle kabinetten van de afgelopen 25 jaar.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dit argument ben ik echt helemaal beu. Serieus. Het wordt zó vaak niet betaald door
jullie zelf. De verlaging van de energiebelasting van dit kabinet. Wie betaalt ervoor?
Het Klimaatfonds. Een scheiding van inkomsten en uitgaven. Het amendement-Bontenbal
van vier maanden terug. Uitgaven voor het onderwijs. Wie betaalt ervoor? Een verbruiksbelasting
op vapes. Het wordt de hele tijd gebruikt. Het is zo flauw als dit nu weer gebeurt.
De Kamer heeft gewoon met een meerderheid gezegd dat we dit willen. Het is geen wetmatigheid;
het is een keuze van de oude, demissionaire coalitie. Nu zegt een Kamermeerderheid
dat we de WW willen betalen uit de expatregeling. Dat is een valide wens en is economisch
prima houdbaar. Dan moet dat toch gewoon worden uitgevoerd? We kunnen niet zeggen:
o, maar we hadden afgesproken met de drie partijen dat we dit niet doen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Allereerst heb ik niet gezegd dat drie partijen dat besluiten en de rest van de Kamer
daarin schofferen. Ik heb u er even op gewezen dat de motie de scheiding tussen inkomsten
en uitgaven doorbreekt. Maar ik heb u ook gezegd dat het kabinet zich gaat beraden
over de motie. Ik heb u niet gezegd dat dit de reden is waarom we ’m niet gaan uitvoeren.
Ik heb ook gezegd dat er nog een spanningsveld is met de Eerste Kamer. Hoe lovend
de motie ook is en hoe fantastisch en geweldig de dekking ook past, het kabinet gaat
zich beraden over de motie. Uiteindelijk zullen we een afweging moeten maken. Ik probeer
u een volledig beeld te geven van alle belangen die hier spelen. Daar zullen we mee
terugkomen. Tegelijkertijd zeg ik: begrijp mij goed; er ligt een hoge drempel bij
dit kabinet, en bij elk kabinet, als het goed is, om moties niet uit te voeren. Dat
is een schoffering van de Tweede Kamer. Ik wil de Eerste Kamer niet schofferen en
de Tweede Kamer ook niet. Mijn collega, de Minister van SZW, zal hierop terugkomen.
Ik geef wel aan dat wij ons nog aan het beraden zijn en dus nog geen besluit genomen
hebben. Er spelen flink wat zaken in mee die het ook lelijk maken. Dat is even wat
ik daarover wilde zeggen.
De voorzitter:
U kunt verdergaan met uw beantwoording.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik voeg er graag nog aan toe dat de motie helder was. We hebben ook nog weleens dat
er onduidelijke moties zijn, maar deze was helder.
Dan was er een vraag van de heer Vijlbrief. Hij is er niet. Ik leg ’m even apart,
want misschien komt hij nog terug. Zijn spullen liggen er nog.
Dan een vraag van mevrouw Van Eijk. Wat zijn de concrete opties die het ministerie
onderzoekt om dekking te vinden voor het arrest rond de liquidatieverliesregeling?
Ik doe momenteel onderzoek naar de mogelijkheden om de budgettaire gevolgen van het
arrest te dekken. Daarbij kijk ik naar de mogelijkheden binnen en buiten de liquidatieverliesregeling
en de deelnemersvrijstelling, waar de liquidatieverliesregeling onderdeel van is.
Ik verwacht uw Kamer gelijktijdig met de Miljoenennota 2025 te informeren over hoe
de budgettaire gevolgen van het arrest zullen worden gedekt. U wil vast meer details,
maar die heb ik op dit moment niet.
Nog een vraag van mevrouw Van Eijk. In 2022 was het Nederlandse btw-nalevingsgat 7,9%,
goed voor 5,9 miljard euro. Waarom ligt dit percentage in andere landen aanzienlijk
lager, wat kan Nederland leren van die landen, en wat doet de Belastingdienst om het
nalevingsgat terug te dringen? Dit komt uit het rapport van de Europese Commissie
over het btw-gat, waarin staat dat Nederland een btw-gat heeft van 7,9%. Maar het
maakt niet duidelijk waar de verschillen in btw-nalevingsgaten tussen landen op zijn
gebaseerd. Een groot deel van het btw-nalevingsgat is toe te schrijven aan andere
oorzaken dan btw-fraude, zoals verschillen in faillissementen of fouten in aangiften.
Volgens het rapport uit 2022 was het in Europa 7%. Nederland zit daar met 7,9%, voor
het eerst in jaren, iets boven.
Gelukkig maken we ook onze eigen berekeningen, op basis van veel meer gedetailleerde
gegevens. Volgens onze gegevens ligt het percentage van het Nederlandse btw-nalevingsgat
aanzienlijk lager: de afgelopen jaren is ons gat stabiel rond de 4,5%. Dat neemt niet
weg dat Nederland uiteraard naar andere landen kijkt, niet alleen om van elkaar te
leren, maar ook om samen te werken. Met name btw-fraudes hebben een grensoverschrijdend
karakter. In de Europese Unie zijn verschillende gremia waarin beleid en uitvoering
bij elkaar komen om te spreken over de implementatie van wetgeving, uitwisseling van
informatie en aanpak van btw-fraude. Nederland neemt hier actief aan deel.
Ik ben overigens afgelopen week, omdat ik op z’n zachtst gezegd niet welkom was in
Den Haag vanwege de NAVO-top, net zoals enkele duizenden ambtenaren, die dus allemaal
thuisgewerkt hebben de afgelopen week, op werkbezoek geweest in Noordrijn-Westfalen.
Ik heb daar ook gesproken met de evenknie van de FIOD. Daarbij is ook de samenwerking
tussen Noordrijn-Westfalen en onze FIOD met betrekking tot btw-carrouselfraudes aan
bod gekomen. Ik ben blij om te constateren dat die samenwerking er is en dat die ook
effectief is. In ieder geval hebben we bij de Belastingdienst sowieso een uitgebreide
handhavingsstrategie om het gat zo klein mogelijk te houden. De Belastingdienst streeft
ernaar dat zo veel mogelijk burgers en bedrijven de regels uit zichzelf naleven. Hierbij
kan ook worden gedacht aan maatregelen zoals horizontaal toezicht en een op specifieke
doelgroepen gerichte toelichting. Ondanks deze uitgangspositie zal er altijd een verlies
aan btw zijn als gevolg van btw-fraude. De inzet van de Belastingdienst en de FIOD
is dus ook continu gericht op btw-fraude. We houden daar dus ook capaciteit voor beschikbaar.
Het is een feit dat het gat volgens onze berekening aanzienlijk kleiner is dan wat
de EU heeft berekend, maar toch vinden wij 4,5% ook te hoog en zijn we er volle bak
mee bezig om ervoor te zorgen dat dat gat zo klein mogelijk blijft.
Dan kom ik op een vraag van mevrouw Van Eijk. «Hoe effectief is de TNA?» Voor de kijkers
thuis: dat is de transaction network analysis. «Moet deelname niet verplicht worden?
Wat is de inzet van Nederland binnen de Europese Unie op dit dossier?» TNA is een
zeer effectief instrument. Met dit instrument kan er veel sneller en makkelijker op
vroege waarschuwingen gereageerd worden. Dat is vooral nodig bij carrouselfraude.
Alle lidstaten maken nu al deel uit van Eurofisc en de transaction network analysis.
Tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 2016 heeft Nederland een grote bijdrage
kunnen leveren aan de uiteindelijke totstandkoming van en gezamenlijke deelname aan
TNA. Ook vandaag de dag heeft Nederland nog een zeer actieve rol in Eurofisc en TNA.
In de toekomst zal Nederland zich blijven inzetten op effectieve en veilige Europese
samenwerking en gegevensuitwisseling. De inzet van voldoende experts om de signalen
daadwerkelijk op te pakken, blijft daarbij wel een voorwaarde.
Dan een vraag van de heer Stultiens. Het kabinet zou artikel 67 van de AWR ...
De voorzitter:
Mag ik u even onderbreken? Voordat u verdergaat met beantwoording, is er eerst nog
even een interruptie van mevrouw Van Eijk. Ik vermoed dat die over het vorige onderwerp
gaat.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ja, over de btw-fraude en de aanpak daarvan. Wat me niet helder werd uit de brief
is het vrijwillige karakter van die TNA. Zouden het verplicht deelnemen en het verplicht
uitwisselen de aanpak nog effectiever kunnen maken? Met andere woorden, zijn er landen
die op dit moment niet meedoen, waarvan wij denken dat het heel erg goed zou zijn
om ze daar wel bij te betrekken, als we kijken naar onze handelsstromen et cetera?
Wat is de inzet van Nederland op dat punt?
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Mijn informatie op dit moment is dat alle lidstaten nu al onderdeel uitmaken van Eurofisc
en TNA. Hoe de samenwerking precies gaat, is een vrij technische vraag. Het staat
u geheel vrij om heel technische vragen te stellen of misschien beter even als Kamervraag
in te dienen. Dan kunnen wij daar verder naar kijken. In onze beleving is die samenwerking
goed.
Dan was er dus een vraag van de heer Stultiens over artikel 67 van de AWR. Het gaat
hierbij om de fiscale geheimhoudingsplicht en hoe we die gaan moderniseren. Hoe staat
het met deze toezegging? Een algeheel traject ter modernisering van artikel 67 AWR
is mij niet bekend. Bij de behandeling van het pakket Belastingplan 2025 heb ik wel
een Kamerbrief toegezegd waarin wordt ingegaan op doel en strekking van de fiscale
geheimhoudingsplicht, het huidig beleid op het gebied van transparantie en mogelijkheden
tot verruiming. We zijn bezig met deze Kamerbrief. Deze valt in het bakje: net wel
of net niet voor de zomer. Anders komt de brief na de zomer en dan durf ik wel een
termijn te noemen: september. Voor het reces, zou ik ook kunnen zeggen, maar het is
niet duidelijk of dat dan het zomerreces of het verkiezingsreces is. We zijn er dus
mee bezig. Voor het verwachtingenmanagement: er is geen algeheel moderniseringsonderzoek
voor artikel 67, maar wel vragen we ons af waar we eventueel nog wat kunnen verbeteren.
Dan een vraag van mevrouw Van Eijk. «Overweegt u naar aanleiding van de evaluatie
wettelijke criteria voor de bepaling van de fiscale woonplaats? Zo niet, komt er dan
meer voorlichting en kunt u toezeggen dat naleving van de werkinstructie wordt gemonitord
en gerapporteerd?» De wet kent een open norm als het gaat om de bepaling van de fiscale
woonplaats. Dat is een bewuste keuze geweest om de inspecteur de mogelijkheid te bieden
om alle feiten en omstandigheden mee te wegen. De bestrijding van belastingconstructies
is voor een groot deel een feitelijke discussie over de woonplaats, waarbij ook de
belastingverdragen een rol spelen. Belastingconstructies waarbij de woonplaats een
rol speelt, worden door de Belastingdienst bestreden. Zo is de Belastingdienst in
diverse hogerberoepsprocedures waarin sprake is van een drielandenpuntconstructie
in het gelijk gesteld. Dat is natuurlijk wind in de rug van de inspecteurs die deze
zaken bestrijden. Uit de evaluatie van de fiscalewoonplaatsbepaling is dan ook niet
gebleken dat nadere wettelijke criteria gewenst zijn. Integendeel, wettelijke criteria
beperken juist de ruimte om alle relevante feiten en omstandigheden mee te wegen,
terwijl dat wel wenselijk is. Uit de evaluatie is wel gebleken dat in internationale
verhoudingen niet altijd eenvoudig over relevante gegevens en inlichtingen kan worden
beschikt. We zetten ons er dus voor in dat de internationale gegevensuitwisseling
beter wordt.
Dan was er nog één vraag van mevrouw Van Eijk en daarna heeft de heer Vijlbrief gewoon
pech vanwege zijn telefoontje. De vraag van mevrouw Van Eijk ging over de doorwerking
van het opnemen van de vrijstelling in de wet op andere smartengelduitkeringen. Daar
zou ik in tweede termijn op terugkomen. De hoogleraren Lubbers en Boot hebben in hun
rapport de volgende passage opgenomen: «Als de BIV op dit moment als een adequate
voorziening kan worden beschouwd, dan ligt het niet voor de hand een van de drie alternatieve
varianten te omarmen die zijn voorgesteld in de brief van de Staatssecretarissen van
Financiën en van Defensie van 7 juni 2024. Die varianten hebben immers alle drie als
consequentie dat de netto-uitkering wordt verhoogd: of door de ontvanger van de BIV-uitkering
in feite vrij te stellen van belasting (...) of door de BIV-uitkering te bruteren.»
De hoogleraren refereren ook al aan mijn brief van 7 juni 2024. In die brief gaan
we in op de varianten die worden genoemd in de motie-Van Eijk. Ik verwijs dan ook
graag naar de betreffende brief. Als oud-militairen door aanpassing in de fiscale
behandeling van de BIV en zonder aanpassing van de bedragen onderaan de streep veel
meer BIV gaan ontvangen, kan dat uitstralingseffecten hebben naar andere dan militaire
regelingen, naar smartengeldregelingen en ook naar andere beroepsgroepen en andere
periodieke uitkeringen. De veel hogere smartengeldvergoedingen van oud-militairen
die een BIV ontvangen, zijn echt onuitlegbaar aan die andere groepen. Dat is het antwoord
op de vraag waar ik in tweede termijn op terug zou komen, al is dit niet wat u wilt.
Ik denk dat we echt naar een situatie moeten waarin we met de Minister van Defensie
bekijken of aanpassing van de BIV nodig is. Dat is niet mijn terrein, zeg ik op de
meest respectvolle manier. Ik hoop in ieder geval dat het zo overkomt.
Dan ben ik nu toch bij de vragen van de heer Vijlbrief. De heer Vijlbrief zegt dat
er een wens is om zeer vermogende mensen die niet mee werken aan de informatiebeschikking,
eerlijke belasting te laten betalen. Dat is een bekend probleem. Het onderzoek uit
2024 waarnaar wordt verwezen, geeft aan dat langdurige informatiebeschikkingen als
uitvoeringsprobleem al bekend zijn sinds 2016. Wanneer verwacht u resultaten te boeken?
De informatiebeschikking kan worden vastgesteld als de verzochte fiscaal relevante
informatie door de belastingplichtige niet wordt verstrekt. Tegen de informatiebeschikking
staan bezwaar en beroep open. Dit kan helaas, zeg ik erbij, leiden tot langdurige
procedures. De Kamer is in dit voorjaar geïnformeerd over een beleidsdocument met
oplossingsrichtingen voor die informatiebeschikking. Dit beleidsdocument is inmiddels
in preconsultatie geweest en die heeft vanuit verschillende partijen nuttige reacties
opgeleverd. Het kabinet is voornemens om dit jaar met definitieve oplossingsrichtingen
te komen om onder andere de problemen van de lange doorlooptijd van informatiebeschikkingsprocedures
aan te pakken.
Dan vraagt de heer Vijlbrief als laatste of de het klopt dat de opbrengst van de tariefsverhoging
van de kansspelbelasting op termijn gaat dalen met 70 miljoen. Die aanname van de
heer Vijlbrief klopt niet. Het is mij ook niet geheel duidelijk waar de heer Vijlbrief
dit getal vandaan haalt. De stapsgewijze verhoging van de kansspelbelasting naar 37,8%
levert structureel 202 miljoen euro op. Deze raming is ook gecertificeerd door het
CPB. Wij vermoeden dat de heer Vijlbrief aan het getal komt op basis van een berekening
uit een ander rapport, maar voor beleidsvorming houd ik me vaak of eigenlijk altijd
vast aan wat CPB en Financiën daarover zeggen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de beantwoording van de
Staatssecretaris. We gaan verder met de tweede termijn van de Kamer. Ik maak het rondje
toch maar weer op dezelfde manier en begin dus bij de heer Stultiens.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Nu ik opeens aan deze kant zit, op de eerste plaats, vraag ik graag
een tweeminutendebat aan over dit onderwerp. Ik heb dit debat vooral gebruikt om te
verwijzen naar eerder aangenomen moties. Ook heb ik mijn zorgen geuit over de vraag
hoe die uitgevoerd gaan worden. Die zorgen zijn eigenlijk niet weggenomen, omdat ik
veel argumentatie hoor die ik selectief en inconsistent vind. Er is een rode draad,
namelijk dat de VVD altijd haar zin krijgt. Er wordt namelijk verwezen naar het coalitieakkoord:
het eigen huis, daar gaan we niet aankomen, «want het coalitieakkoord». Op zich is
dat logisch, maar vervolgens wordt de CO2-belasting er wel uit geschrapt. De plastic-heffing wordt eruit geschrapt. 250 miljoen
aan fiscale vrijstellingen worden eruit geschrapt. Waarom mag de VVD dingen wel doen
en andere partijen niet? Een ongedekte motie over CO2-belasting kan opeens wel. En ja, die was door het CDA ingediend, maar de VVD steunt
die.
Er wordt ook verwezen naar begrotingsregels. Dat vind ik een raar argument als de
Kamer in meerderheid iets aanneemt. Een regel is een interne afspraak binnen de coalitie,
vooral binnen ministeries. Maar als een Kamermeerderheid zegt «we willen geld uitgeven
aan a en dat dekken met b», dan is dat een valide politieke wens. Dan kun je niet
zeggen dat dat de afspraak van de coalitie schendt. Nee, een Kamermeerderheid wil
gewoon geld voor de WW weghalen bij expats.
Er wordt ook verwezen naar de Eerste Kamer. Dat is op zich een goed argument, maar
het is wel onvolledig. Hoe zat het namelijk wel? In 2023 nam de Kamer het amendement-Omtzigt
aan dat zei: van de expatregeling maken we 30-20-10. Twee maanden later zei de Eerste
Kamer: dat moet worden aangepast. Een jaar later werd het aangepast door het kabinet
en werd de expatregeling 27%. Daarmee is de motie van de Eerste Kamer uitgevoerd.
Weer een halfjaar later, deze zomer, zegt een Kamermeerderheid: we willen de regeling
verder versoberen. Dan kun je niet verwijzen naar een motie van de Eerste Kamer van
twee jaar gelezen. Nee, de Kamer wil nu een versobering. Wij hebben hier het politieke
mandaat in deze Tweede Kamer. Wij zeggen: we willen een versobering van de expatregeling.
Dus ik hoop gewoon dat de Staatssecretaris mijn zorgen zo meteen kan wegnemen en zegt:
ik ga die moties klip-en-klaar uitvoeren.
Hetzelfde geldt eigenlijk ook voor de motie rondom private equity. Daarvan is nu gezegd
dat we er morgen over gaan stemmen. Ik neem aan dat de partijen die een jaar geleden
voorstander waren, dat nog steeds zijn. Dat geldt ook voor de PVV. Dan gaan we eindelijk
zorgen dat die private-equitybonussen wel eerlijk belast gaan worden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U vraagt een tweeminutendebat aan. Ik ga ervan uit dat dit zo snel mogelijk
plaatsvindt, maar u weet ook dat het voor het reces niet meer mogelijk is.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Nou ja, dat is wel mogelijk, maar dat heeft de coalitie tegengehouden, helaas. Het
is prima mogelijk. Het kost een paar minuten morgenavond. Ik vind het eigenlijk heel
raar dat het tegengehouden is. Wat mij betreft doen we het wel voor het zomerreces.
Als de coalitie dat blokkeert, vind ik dat niet heel chic.
De voorzitter:
In ieder geval is het plenair besloten, dus kunt u akkoord gaan met «zo spoedig mogelijk»?
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dat is dan second best, hè? Zo snel mogelijk, ja.
De voorzitter:
Dan kom ik nu bij de tweede termijn van de heer Vijlbrief.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, ik zie af van mijn tweede termijn. Ik was even geobsedeerd door iets anders.
Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Van Eijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik ga het heel kort houden. Dank voor de antwoorden. Die waren veelal heel uitgebreid
en heel erg to the point. Op een aantal punten ga ik waarschijnlijk in aanloop naar
het Belastingplan zelf nog terugkomen.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Kouwenhoven.
De heer Kouwenhoven (NSC):
Dank. Ik houd het ook kort. Ik verwees al even naar de daadkracht van de Staatssecretaris.
Ik wil ook graag de ambtenaren bedanken voor de antwoorden en voor de vele stukken
die we hebben ontvangen en het onderzoek dat vele pagina’s rijk is. We hebben het
er nog niet over gehad, maar ik vind het belangrijk om te onderstrepen dat er wel
echt mijlpalen zijn bereikt met het halen van de Wet tegenbewijsregeling, hoe vervelend
sommige elementen daarvan ook zijn, maar ook met de Wet werkelijk rendement die naar
de Kamer is gestuurd. We gaan alles op alles zetten om daar een goed verslag voor
te maken.
Ik wilde ook wel waardering uitspreken aan de Staatssecretaris en de ambtenaren die
daar verantwoordelijk voor zijn. Dit is de enige manier waarop we voorwaarts kunnen
gaan. Ik zou mijn collega’s aan de linkerzijde, maar ook de Staatssecretaris willen
uitnodigen om zo veel als mogelijk werk te maken van die hervorming, zodat we nog
voor de verkiezingen met elkaar op een goede manier van gedachten kunnen wisselen
daarover. Zo kunnen we daar daadkrachtig in een nieuwe periode mee aan de bak. Eigenlijk
wil ik die oproep centraal stellen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kom ik bij de Staatssecretaris voor de beantwoording in tweede termijn.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dank u wel. Ik hoor lovende woorden mijn kant op, en dat wordt gewaardeerd, maar nogmaals:
die zijn geheel en direct doorverwezen naar alle ambtelijke ondersteuning. Die is
fantastisch vanuit het ministerie.
Ik ga vooral even in op de opmerkingen van de heer Stultiens. Ik heb niet gezegd dat
de motie over het terugdraaien van de verkorting van de WW in relatie tot de expatregeling
niet wordt uitgevoerd. Ik heb daarbij, net als bij de andere motie, geschetst wat
daar meegewogen moet worden. Moties moeten altijd gewogen worden. Het is aan mijn
collega, de Minister van SZW, om daar als eerst op terug te komen. Het heeft budgettaire
impact. Het klopt wat de heer Stultiens zegt: soms kun je wel degelijk inkomsten en
uitgaven op een andere manier behandelen. Dat doen we dan dus ook heel bewust bij
de voorjaars- en augustusbesluitvormingen, om het nog een klein beetje te kanaliseren.
Augustus is dichtbij. Dat gaan we ook gewoon doen.
U zei daarbij dat we alleen maar ten dienste staan van de VVD om hen ter wille te
zijn en dat de VVD zich verschillende keren niet houdt aan het hoofdlijnenakkoord.
Dat zijn kwalificaties die u geeft. Ik kan alleen maar toevoegen dat dat niet alleen
voor de VVD geldt; er zijn meer partijen die zich niet houden aan het hoofdlijnenakkoord.
Daar heb ik helaas al ervaring mee gehad met bijvoorbeeld het stemmen tegen de box 3-regeling
en het indienen van het amendement over een geruisloze overgang naar box 2, waar de
VVD mee kwam, wat ook gewoon een miljard zou kosten. Gelukkig is dat niet aangenomen,
waarvoor dank, trouwens. Dat komt door steun van de Kamer. Maar het zijn wel zaken
die tegen afspraken uit ons hoofdlijnenakkoord ingaan. Ik ben blij dat dat uiteindelijk
geen brokken heeft opgeleverd.
Er wordt door mevrouw Van Eijk terecht gewezen op het Belastingplan. Dat is het eerstvolgende
moment dat we elkaar intensief gaan spreken, in eerste instantie natuurlijk schriftelijk.
Ik hoop ook echt dat jullie vooral heel veel al schriftelijk willen doen, omdat de
plenaire behandeling waarschijnlijk na het verkiezingsreces gaat plaatsvinden. Het
is voor nieuwe collega’s zacht gezegd een mijl op zeven om dat op een goede manier
te doen. U bewijst uw opvolgers een dienst – natuurlijk hoop ik jullie allemaal weer
te zien – door in ieder geval een heel grondige schriftelijke behandeling te doen.
Er komt nog het een en ander aan post aan. Daar zullen wij elkaar na het reces weer
over spreken.
Dank voor dit debat.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even of de tweede termijn van de Staatssecretaris nog aanleiding
geeft tot vragen. Ik zie dat dat niet het geval is.
Dan zijn er een aantal toezeggingen gedaan door de Staatssecretaris. De eerste toezegging
is als volgt.
− De Staatssecretaris zal ten aanzien van de CO2-doelen in samenwerking met de Minister van KGG de gevolgen van de afschaffing van
de CO2-korting verkennen en de Kamer na de zomer nader informeren over nadere maatregelen.
Dat is niet zoals u ’m bedoeld had? Ik zei: «de CO2-korting verkennen en de Kamer na de zomer nader informeren over nadere maatregelen».
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
In principe wordt dat gewogen bij de augustusbesluitvorming en volgens mij word je
met de Miljoenennota gewoon geïnformeerd hierover. Dat is volgens mij niet een aparte
brief die ik stuur over hoe we de CO2-heffing anders vormgeven. Dat is óf een brief van mijn collega van KGG óf het is
– dat is volgens mij het geval – gewoon onderdeel van de augustusbesluitvorming. Dan
zit het dus in alle stukken en bescheiden en alle ellende die met de Miljoenennota
worden meegestuurd.
De voorzitter:
Dan passen we die zo even aan.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Het lijkt me dus geen toezegging dan, toch?
De voorzitter:
Nee, dan is het geen toezegging, maar we noteren het, zodat het in ieder geval duidelijk
is.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het prima dat het bij de brieven bij de Miljoenennota hoort. Dat vind ik logisch.
Maar ik wil dan wel graag dat ook wordt ingegaan op de vraag hoe die doelen wettelijk
gehaald gaan worden. Daar maak ik me namelijk zorgen over. Dat mag een collega ook
doen, maar het kabinet is verantwoordelijk voor die Klimaatwet. Die wordt nu niet
gehaald. Ik hoor graag op Prinsjesdag hoe ze het wel gaan halen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik zal dat verzoek zeker doorgeleiden naar mijn collega van KGG. Zij is degene die
als stelselverantwoordelijke antwoord geeft over de doelen, zeg ik via de voorzitter.
De voorzitter:
Dan kom ik bij de volgende toezeggingen van de Staatssecretaris.
− De Staatssecretaris zal het rapport over rode diesel na de ministerraad van 11 juli
aan de Kamer doen toekomen.
− De Staatssecretaris zal ten aanzien van de afschaffing van de doelmatigheidsmarge
en gebruikelijk loon vervolgonderzoek laten doen en de Kamer nader informeren.
− De Staatssecretaris zal de brief over de hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel
na de zomer aan de Kamer sturen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Er is een motie aangenomen om het voor de zomer te doen. Er wordt heel hard aan gewerkt
om dat voor de zomer te doen.
De voorzitter:
Dan maken we van het woordje «na» het woordje «voor». Dan is iedereen blij.
− De Staatssecretaris heeft toegezegd de brief over verbruiksbelasting binnen een week
aan de Kamer te sturen.
− De Staatssecretaris heeft ook toegezegd de Kamer bij de Miljoenennota nader te informeren
over de gevolgen van het arrest van de Hoge Raad over liquiditeitsverliesregeling.
− De Staatssecretaris zal ten aanzien van de modernisering van de geheimhoudingsplicht
uit artikel 67 van de AWR de Kamer uiterlijk in september informeren.
− Tot slot heb ik de toezegging staan dat de Staatssecretaris ten aanzien van informatiebeschikking
de Kamer dit jaar nader zal informeren over oplossingsrichtingen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Volgens mij klopt het allemaal wat er gezegd is. Een heel deel gaat automatisch in
de Miljoenennota. Sommige dingen zitten standaard in brieven. Het viel mij op dat
deze toezeggingen erg gedetailleerd zijn vastgelegd in de toezeggingenregistratie.
Tegelijkertijd gaan we er keurig netjes mee werken. Dat viel me even op. Maar verder
is dat prima.
De voorzitter:
Een stukje duidelijkheid is ook belangrijk.
De heer Stultiens heeft aangegeven een tweeminutendebat aan te vragen. Daar zetten
we bij: zo spoedig mogelijk inplannen.
Dan zijn we hiermee aan het einde van deze vergadering over nationale fiscaliteit
gekomen. We ronden mooi op tijd af. Het is bijna 17.40 uur, zie ik. Ik wens u verder
een goede avond toe. Wellicht heeft u een paraplu nodig, maar dat mag u zelf even
gaan bekijken als u nu het huis gaat verlaten. Ik wens u verder een fijne avond toe.
Sluiting 17.39 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier