Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ceder over het bericht 'Nederland zet voor het eerst 'gewortelde' kinderen uit sinds einde pardonregeling'
Vragen van het lid Ceder (ChristenUnie) aan de Minister van Asiel en Migratie over het bericht «Nederland zet voor het eerst «gewortelde» kinderen uit sinds einde pardonregeling» (ingezonden 30 mei 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Asiel en Migratie), mede namens de Minister van Asiel
en Migratie Van Hijum (ontvangen 10 juli 2025).
Vraag 1
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Nederland zet voor het eerst «gewortelde» kinderen
uit sinds einde pardonregeling»?1
Antwoord 1
Wij hebben kennisgenomen van het bericht. Wij gaan verder niet in op individuele casuïstiek.
Vraag 2
Klopt het dat dit de eerste keer is dat gewortelde kinderen Nederland uit worden gezet
sinds het afschaffen van het kinderpardon? Zo ja, wat maakt dat in dit geval er wel
voor gekozen is om de kinderen uit te zitten? Zo niet, hoeveel keren is het al gebeurd
dat gewortelde kinderen uitgezet werden?
Antwoord 2
In alle procedures voor een verblijfsvergunning waarbij minderjarige kinderen zijn
betrokken wordt betrokken wat een negatief besluit en de daarmee vaak gepaard gaande
vertrekplicht voor deze kinderen voor gevolgen heeft. Die gevolgen worden betrokken
in een belangenafweging die de IND maakt om vast te stellen of de uitzetting van de
vreemdeling in strijd is met artikel 8 EVRM. Bij het maken van deze belangenafweging
wordt ook rekening gehouden met de leeftijd van het kind, en de duur van het verblijf
in en banden met Nederland. Voor een zuiver begrip wat «gewortelde kinderen» betreft;
dit is niet een zelfstandig toetsingscriterium dat als zodanig door de IND wordt gehanteerd
in de beoordeling of een vreemdeling recht heeft op verblijf en als zodanig systematisch
wordt geregistreerd. Om die reden kunnen wij ook niet ingaan op de vraag hoeveel keren
het al is gebeurd dat gewortelde kinderen zijn uitgezet.
Iedere vreemdeling die in Nederland verblijft, zal in zekere mate banden aangaan met
Nederland. Dit geldt zeker ook voor kinderen. Hoe langer een kind in Nederland is,
hoe sterker de banden met Nederland zullen zijn. Deze banden worden, zoals gezegd,
betrokken in een bredere belangenafweging.
Vraag 3 en 4
Hoe is het mogelijk dat Nigeria niet op de lijst van veilige landen staat van het
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), maar dit gezin wel is uitgezet? Hoe verantwoordt
u het uitzetten van een moeder met drie kinderen naar een stad waar ze niet vandaan
komen en geen contacten hebben?
Hoe verhoudt dit zich met het «regelmatig oplaaiende» en «toenemende» geweld in Nigeria
waar de Minister van Buitenlandse Zaken over spreekt in zijn beantwoording op eerdere
schriftelijke vragen?2
Antwoord 3 en 4
Dat een land niet voorkomt op de lijst veilige landen, laat onverlet dat in individuele
gevallen door de IND gemotiveerd kan worden vastgesteld dat de vreemdeling in land
van herkomst geen gegronde vrees heeft voor vervolging of het reële risico loopt op
schending van artikel 3 van het EVRM.
Voorts worden bij de toepassing van artikel 8 EVRM de banden van de vreemdeling met
het land van herkomst gewogen.
Het uitgangspunt is dat de vreemdeling zelf verantwoordelijk is voor zijn/haar vertrek.
De DTenV faciliteert de vreemdeling daarbij zoveel als mogelijk. Naast het faciliteren
bij het verkrijgen van reisdocumenten en het boeken van vliegtickets wordt de vreemdeling
in vertrekgesprekken ook geïnformeerd over de uitgebreide ondersteuningsmogelijkheden,
zoals de basisondersteuning en de herintegratieondersteuning, zodat de vreemdeling
met een duurzaam perspectief kan terugkeren naar het land van herkomst. Hiervoor werkt
de DTenV samen met diverse (maatschappelijke) organisaties, zoals het IOM en NGO’s.
Een deel van de vreemdelingen wil Nederland, ondanks de beschikbare ondersteuningsmogelijkheden,
echter niet uit eigen beweging verlaten. In dat geval is gedwongen vertrek aan de
orde. Het is een eigen keuze van de vreemdeling om uiteindelijk geen gebruik te maken
van de beschikbare ondersteuningsmogelijkheden.
Vraag 5
Hoe verantwoordt u het uitzetten van in Nederland geboren en gewortelde kinderen die
na vijf jaar naar een onveilig land moeten dat ze niet kennen?
Antwoord 5
Het belang van het kind is, zowel in asielprocedures als in reguliere toelatingsprocedures,
onderdeel van de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM. In de toetsing
aan artikel 8 EVRM wordt het belang van het kind meegewogen, zoals dit hoort op basis
van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Daaruit volgt dat het belang van het kind een eerste overweging dient te zijn bij
alle maatregelen die kinderen betreffen.
De toets aan artikel 8 EVRM omvat een afweging van alle aangevoerde omstandigheden
van het individuele geval. Zo wordt onder andere rekening gehouden met de leeftijd
van het kind, diens binding met Nederland, waaronder de duur en aard van het verblijf
(rechtmatig of onrechtmatig), als ook de positie van het kind in het land van herkomst
en afhankelijkheid van het kind van de ouder(s). Het gaat om een optelsom van meerdere
aspecten die het privéleven vormen, niet om één factor als hoe groot het sociaal netwerk
is. Het hebben van privéleven wordt dus meegewogen in de afweging van belangen van
die van het individu tegen die van de Staat. De IND weegt de belangen en maakt deze
weging inzichtelijk in het besluit.
Indien er beroep wordt ingesteld toetst de rechter of de IND zich voldoende rekenschap
heeft gegeven van de belangen van het kind in de betreffende zaak en beoordeelt de
rechter of de IND in de motivering van de beschikking op kenbare wijze het belang
van het kind heeft betrokken.
Vraag 6
Waarom mocht het gezin de uitspraak in het hoger beroep niet afwachten? Als het gezin
gelijk krijgt, hoe gaan ze dan terug naar Nederland worden gehaald?
Antwoord 6
Wij kunnen niet ingaan op individuele gevallen. In algemene zin kunnen wij aangeven
dat een hoger beroep alleen in Nederland kan worden afgewacht als de voorzieningenrechter
een voorlopige voorziening toewijst.
Vraag 7
Erkent u dat het feit dat kinderen geschaad worden in hun ontwikkeling door detentie
en door (dreigende) uitzetting in strijd is met artikel 6 van het Internationaal Verdrag
van de Rechten van het Kind, het recht op leven en ontwikkeling?
Antwoord 7
Het uitgangspunt is dat vertrekplichtige vreemdelingen zelf verantwoordelijk zijn
voor hun vertrek. Dit uitgangspunt laat echter onverlet dat de DTenV de vreemdeling
zoveel als mogelijk wil faciliteren bij zijn/haar vertrek en in vertrekgesprekken
ook informeert over de uitgebreide ondersteuningsmogelijkheden, zoals de standaard
terugkeerondersteuning en de herintegratieondersteuning, zodat de vreemdeling met
een duurzaam perspectief kan terugkeren naar het land van herkomst. Hiervoor werkt
de DTenV samen met diverse (maatschappelijke) organisaties, zoals het IOM en andere
NGO’s. Een deel van de vreemdelingen wil Nederland, ondanks de beschikbare ondersteuningsmogelijkheden,
echter niet uit eigen beweging verlaten. Alleen als vertrekplichtige vreemdelingen
weigeren Nederland zelfstandig te verlaten en niet wensen gebruik te maken van het
uitgebreide aanbod van de ondersteuningsmogelijkheden, is gedwongen vertrek – met
daarbij de mogelijkheid van plaatsing in vreemdelingenbewaring om de vreemdelingen
beschikbaar te houden voor vertrek – aan de orde.
Overigens worden gezinnen met minderjarige kinderen, die in vreemdelingenbewaring
worden geplaatst om ervoor te zorgen dat ze beschikbaar blijven voor vertrek, enkel
geplaatst op de ggv (gesloten gezinsvoorziening). Dit is een speciale locatie voor
gezinnen. Bij de ggv is sprake van vreemdelingenbewaring met volledige bewegingsvrijheid
binnen de muren van de locatie, met toegang tot internet, speelvoorzieningen en onderwijs.
Daarnaast is er een grote buitenruimte met veel groen.
Vraag 8
In hoeverre zijn deze uitgezette kinderen geworteld geraakt door toedoen van te lange
asielprocedures? Deelt u de mening dat kinderen die geworteld raken buiten de schuld
van de ouders om een verblijfsvergunning zouden moeten krijgen?
Antwoord 8
Het komt voor dat asielzoekers na een definitieve afwijzing, nieuwe verblijfsprocedures
starten. Daardoor ontstaat na afwijzing een stapeling van procedures. Gevolg is dat
het verblijf in Nederland voortduurt.
Wij zijn met u eens dat kinderen niet verantwoordelijk zijn voor de daden van hun
ouders en niet bestraft mogen worden voor de daden van hun ouders. Zoals blijkt uit
artikel 2 van het IVRK moeten kinderen beschermd worden tegen discriminatie en bestraffing
op grond van de omstandigheden of de activiteiten van, de meningen geuit door of de
overtuigingen van de ouders, wettelijke voogden of familieleden. Bestraffing of discriminatie
van kinderen in die zin van dat artikel is niet aan de orde wanneer het gaat om het
toetsen aan democratisch tot stand gekomen voorwaarden. Van bestraffing is dus geen
sprake als het gaat om toepassen van het migratiebeleid. Dat de afwijzing gevolgen
heeft voor een kind, maakt dat niet anders. Wij willen daarbij nog benadrukken dat
het de ouders zijn die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn om de belangen van
hun kinderen te behartigen.
Vraag 9
In hoeverre bent u op de hoogte van de mentale schade die kinderen oplopen door uitgezet
te worden naar een land dat ze niet goed kennen? Hoe reageert u op het onderzoek over
geworteldheid van de Rijksuniversiteit Groningen?3
Antwoord 9
U verwijst naar de schadenota uit 2018. In dit verband verwijzen wij naar de brief
uit 2019 met betrekking tot het kinderpardon en het treffen van overgangsmaatregelen.4
Vraag 10
Op welke wijze is rekening gehouden met het belang van het kind, dat voortvloeit uit
artikel 3 van het VN-Kinderrechtenverdrag, bij de uitzetting van deze gewortelde kinderen?
Antwoord 10
Het belang van het kind is, zowel in asielprocedures als in reguliere toelatingsprocedures,
onderdeel van de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM. In de toetsing
aan artikel 8 EVRM wordt het belang van het kind meegewogen, zoals dit hoort op basis
van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Daaruit volgt dat het belang van het kind een eerste overweging dient te zijn bij
alle maatregelen die kinderen betreffen. Dit artikel sluit echter niet uit dat andere
zwaarwegende belangen kunnen prevaleren. Er dient een afweging plaats te vinden tussen
het belang van het kind en andere belangen, waarbij deugdelijk gemotiveerd moet worden
waarom een belang doorslaggevend is.
Vraag 11
Bent u in contact met de Nigeriaanse autoriteiten waar het gezin aan wordt overgedragen?
Antwoord 11
Wij kunnen niet ingaan op individuele gevallen.
Vraag 12
In hoeverre heeft de u zicht op de toekomst van gewortelde kinderen in Nederland?
Zullen er meer uitzettingen volgen?
Antwoord 12
Uitgangspunt is dat indien een asielaanvraag is afgewezen, terugkeer aan de orde is.
Dat geldt dus ook voor gezinnen met minderjarige kinderen. Daarbij willen wij opmerken
dat het niet in het belang van kinderen is wanneer ouders zich in Nederland onttrekken
aan het overheidstoezicht of wettelijke verplichtingen om zo alsnog verblijf te kunnen
krijgen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Asiel en Migratie -
Mede ondertekenaar
Y.J. van Hijum, minister voor Asiel en Migratie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.