Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 2 juli 2025, over Politie
29 628 Politie
Nr. 1281
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 19 augustus 2025
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 2 juli 2025 overleg gevoerd
met de heer Van Weel, Minister van Justitie en Veiligheid, over:
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 april 2025 inzake beleidsreactie
op evaluatie Eenduidige Landelijke Afspraken (Kamerstuk 28 684, nr. 778);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 24 april 2025 inzake beleidsreactie
op brief van de Inspectie Justitie en Veiligheid over inrichting governance van de
meldkamer (Kamerstuk 25 124, nr. 116);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 1 mei 2025 inzake voorbereidingen
herdenkingen 4 mei en veiligheidssituatie en/of verstoringen rondom Nationale Dodenherdenking
(Kamerstuk 36 600-VI, nr. 139);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 14 mei 2025 inzake evaluatie
WODC naar het programma Implementatie Vernieuwing C2000 (Kamerstuk 25 124, nr. 117);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 mei 2025 inzake WODC-rapport
Aanhoudend dienstbaar (Kamerstuk 29 628, nr. 1255);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 mei 2025 inzake inspectierapport
Faciliteren of begrenzen? (Kamerstuk 34 324, nr. 37);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 19 mei 2025 inzake aanpak
van geweld in het publieke en semipublieke domein (Kamerstuk 28 684, nr. 780);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 juni 2025 inzake WODC-onderzoek
naar publiek-private samenwerking in het kader van de politietaak (Kamerstuk 29 628, nr. 1276);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 12 juni 2025 inzake eerste
halfjaarbericht politie 2025 (Kamerstuk 29 628, nr. 1277);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 juni 2025 inzake beleidsreactie
op onderzoeksrapport «Tussen voorzien en onvoorzien – politie in een complexe werkelijkheid»
van de Inspectie Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 36 651, nr. 36).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Pool
De griffier van de commissie, Brood
Voorzitter: Pool
Griffier: Van Tilburg
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Aardema, Boswijk, Eerdmans, El Abassi,
Michon-Derkzen, Mutluer, Van Nispen, Pool, Six Dijkstra, Van der Werf en Wijen-Nass,
en de heer Van Weel, Minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 13.59 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, bij dezen open ik graag het commissiedebat Politie van de vaste Kamercommissie
voor Justitie en Veiligheid. Allereerst een hartelijk woord van welkom aan de Minister
en zijn ondersteuning, die hem vandaag ongetwijfeld ook weer zal helpen.
We zijn met veel leden en dat is hartstikke leuk, maar het betekent ook dat we een
beetje scherp moeten zijn op de spreektijden. De spreektijd bedraagt vier minuten.
Interrupties mogen natuurlijk, maar hou ze zelf alsjeblieft een beetje kort, zonder
dat ik daar heel erg op moet aandringen. Anders is er geen tijd meer voor een echt
debat met de Minister en dat willen we natuurlijk niet. We doen in eerste instantie
drie interrupties, maar alleen als u ze echt kort houdt. We gaan gelijk beginnen met
de eerste termijn van de Kamer en wel met de eerste spreker, mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank, voorzitter. Ik moet dus heel snel praten.
Ik begin met een groot compliment uit te delen over de inzet van de politie tijdens
de NAVO-top. Dat kan niet ongezegd blijven! Zelfs als inwoner van Den Haag heb ik
er op allerlei manieren van genoten, bijvoorbeeld wakker worden met helikoptergeluiden,
maar ook op woensdagavond met de hele buurt gaan kijken. Ik vond het prachtig. Ik
heb veel politiemannen en -vrouwen gesproken. Een heel groot compliment, want wat
een mooi visitekaartje.
Voorzitter. Dat brengt mij bij een punt dat ik wil maken, namelijk de slagkracht van
de politie. Ook tijdens de NAVO-top zagen we natuurlijk weer dat de politie te maken
kreeg met demonstraties die vooraf verboden waren. Die demonstraties zijn gelukkig
tegengehouden, maar je kijkt desondanks toch wel met ongemak naar hoe de politie door
het hoge gras achter demonstranten aan holt. Ik vond het echt geen beelden om erg
trots op te zijn.
Hoe zit het nou met de slagkracht van de politie? Ik zag twee mooie onderzoeken in
de stukken over ondersteuningsgroepen, die aanhoudings- en ondersteuningsteams. Ik
wil daar niet tot achter de komma over doorgaan, maar hoe zorgen we er nou voor dat
de politie slagvaardiger wordt? Ik kijk daarbij ook naar het onderzoek naar publiek-private
samenwerking. Zit daar nou wat in? Ik vraag dat ook in het licht van mijn motie om
de ME beter uit te rusten. Hoe staat dat ervoor? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de
politie beter haar werk kan doen? Overigens denk ik bij dat pps-onderzoek, politie
en publiek-private samenwerking, ook gelijk aan de aanpak van winkeldiefstal, ook
iets waarover ik een motie heb uitstaan. Graag hoor ik iets over de voortgang.
Voorzitter. We hebben de hele ochtend gesproken over de financiële situatie van de
politie. Die is ronduit zorgelijk. Ik denk dat het daarom goed is om hier te zeggen
dat het budget van de politie in de periode 2017 tot 2025 van 5,5 miljard naar ruim
8 miljard is gestegen. Het is dus niet zo dat zij, zeg maar, op de nullijn zitten
en dat je zou moeten denken: goh, de personeelskosten gaan omhoog en daar zijn ze
niet voor gecompenseerd. Ze zijn van 5,5 miljard naar 8 miljard gegaan in een periode
van zeven of acht jaar, maar we stevenen nu wel af op een tekort van 300 miljoen.
Ik wil graag van de Minister weten hoe dit tekort heeft kunnen ontstaan en hoe we
het binnen de perken gaan houden. Er is eigenlijk een tekort van 800 miljoen, maar
dat hebben we terug weten te brengen naar 300 miljoen. Dat stelt mij niet heel erg
gerust, want ik denk dan toch: wat doen we dan als over twee jaar blijkt dat het toch
geen 300 miljoen maar 400 miljoen zou moeten zijn?
Ik heb het vorig jaar ook al bij de begroting gevraagd, maar hoe zorgen we er nou
voor dat we focussen op de kerntaken? We willen juist dat we de agenten op straat
met rust laten en dat die zich richten op hun kerntaken. Dat wil zeggen dat er niet
te veel politie naar personen met verward gedrag zou moeten gaan, iets waar de Kamer
haar best voor heeft gedaan. Er moet niet te veel politie naar voetbal en daar doen
we dus ook onze best voor. Er moet ten slotte ook niet te veel politie naar demonstraties
die überhaupt niet plaats mogen vinden door een besluit van de burgemeester. Hoe zorgen
we er nou voor dat we de politie zodanig gaan helpen dat we blauw op straat, de kerntaken
van de politie, overeind houden? Dat begint met de samenwerking met anderen, de boa's,
zowel groen en blauw, de KMar en anderen.
Het derde punt dat ik wil maken, betreft het politieonderwijs. We hebben daar een
rondetafel over gehad en ik vond die vrij heftig, om het zo maar te zeggen. Je ziet
dat de Politieacademie de organisatie is die ervoor moet zorgen dat onze politieagenten
op een goede en professionele manier hun werk kunnen doen. De Politieacademie doet
dat met alles wat ze in zich heeft, maar zij kan de vraag niet aan. Dat is mij wel
duidelijk geworden.
Je ziet daarom dat er in Amsterdam een eigen rechercheacademie komt. Er is verder
de Intel Academy. Dat wordt allemaal zelf georganiseerd. Ik vraag me dan wel af met
welk geld dat eigenlijk wordt gedaan, maar het kan dus allemaal. Die eigen initiatieven
zijn er dus zeer beducht voor dat ze uiteindelijk wel een gecertificeerd diploma kunnen
uitreiken, want daar hebben ze dan weer de Politieacademie voor nodig. Dat vind ik
kafkaësk en daarom zou ik de Minister willen vragen hoe hij de ontwikkeling van het
politieonderwijs ziet. Is die wel gericht op de kerntaken van de politie? Zorgen we
er daarmee wel voor dat we voldoende mensen in staat stellen om het belangrijke werk
van de politie te doen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. Mevrouw Mutluer heeft een interruptie.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Om zo mijn collega iets meer tijd en ruimte te geven om in te gaan op de politieopleiding.
Ook ik schrok van de wijze waarop de Politieacademie haar taken vervult. De Politieacademie
kan het niet aan en samenwerking met andere organisaties, bijvoorbeeld universiteiten,
lijkt mij dan ook broodnodig. Zo vond ik de opmerking van de academie dat ze kijkt
naar kwaliteit en dat ze dus niet alle mbo'ers kan aannemen, ook weer getuigen van
kortzichtigheid. Je kan namelijk ook nadenken over hoe het wel kan. Mijn vraag aan
mijn collega is daarom hoe zij de herziening of de herschikking van deze politieopleiding
voor zich ziet. Zo gaat het namelijk niet langer.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Bedankt voor de vraag, mevrouw Mutluer. Ik vind dat de Politieacademie die opleidingen
moet verzorgen die de markt niet kan verzorgen. Het gaat mij dus om die heel specifieke
politieopleidingen. Dat moeten ze op een goede manier doen, want we willen dat er
professionele agenten op straat en in de opsporing werken. Tijdens de rondetafel heb
ik daarom de vraag gesteld wat de meerwaarde is van academische studies bij de Politieacademie.
Zou je bij de Politieacademie niet juist de vaardigheden moeten bijbrengen die een
agent nodig heeft voor zijn werk?
Ik begrijp uit de vraag van mevrouw Mutluer dat zij vindt dat er meer samengewerkt
moet worden met de reguliere mbo's, omdat je ziet dat er veel boa's naar de politie
doorstromen. Maar voor het hele werkveld en dus ook voor werken in het veiligheidsdomein
geldt dat niemand meer bij een organisatie begint om 40 jaar later bij dezelfde organisatie
te stoppen. Je moet makkelijker kunnen wisselen tussen boa, politie en defensie. Daar
heeft de Kamer al vaker iets over gezegd. Ik kijk daarvoor ook mijn andere collega's
aan. Dat speelt bij werving en selectie. Als iemand voor een functie wordt afgewezen,
moet je hem of haar attenderen op een andere functie in het veiligheidsdomein. En
ook bij de opleidingen is volgens mij echt veel winst te halen door de luiken een
beetje open te zetten. Je zult moeten gaan samenwerken voor ons doel om vakbekwame
mensen op te leiden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat is voldoende voor mevrouw Mutluer. Dan nu de heer Van Nispen voor
zijn interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Ik wil nog even terug naar de financiële problematiek bij de politie. De informatie
die we vanochtend kregen, was inderdaad heftig, ook al wisten we het voor een deel
al wel.
Ik hoorde mevrouw Michon-Derkzen zeggen dat er steeds meer geld naar de politie is
gegaan en dat de Kamer uit alle macht probeert om zaken binnen de perken te houden.
Ze noemt daarbij demonstraties, voetbalwedstrijden en personen met verward en gevaarlijk
gedrag. Ik weet niet of het komt doordat we daarin onvoldoende succesvol zijn, maar
feit is wel dat de druk op de politie enorm is. En die financiële problematiek is
ook enorm. Mijn concrete vraag aan mevrouw Michon-Derkzen is daarom wat er volgens
haar volgend jaar moet gebeuren met dat gat van 43 miljoen. Vanochtend hebben we namelijk
gehoord dat dat geld eigenlijk op geen enkele manier gehaald kan worden uit de plooien
van de politie, want de politie heeft al 500 miljoen zelf weten op te brengen om die
bezuiniging te dichten. Wat gaan we dus doen om te voorkomen dat ...
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik deel totaal de frustratie die ik hoor in de vraag van de heer Van Nispen. Ik heb
bij de begrotingsbehandeling een motie ingediend met het verzoek de politie door te
lichten. We moeten gewoon weten hoeveel agenten er op straat zijn. Hoe groot is de
operationele capaciteit nu eigenlijk? Ik heb de stukken echt zorgvuldig bestudeerd,
inclusief de grafieken die we er nu bij hebben gekregen over de financiële situatie,
maar het is in mijn ogen niet genoeg, want ik wil het veel preciezer hebben.
Er werd vanochtend inderdaad gerefereerd aan die 800 miljoen als het tekort. Maar
dat blijkt uiteindelijk toch minder te zijn. Dat is een getal in de toekomst, maar
je wilt natuurlijk gewoon een reeks hebben. Wat is er nou per jaar tekort, wat kan
je er per jaar aan doen en wat blijft er dan nog over? Ik vind de informatie die we
hebben gekregen dus veel te weinig concreet en specifiek. Ik hoop daar vandaag meer
over te horen van de Minister, want in die motie van mijn hand over de doorlichting
van de begroting heb ik ook gezegd dat we volgend jaar een apart wetgevingsoverleg
over de begroting van de politie willen hebben. Als het over meer dan 8 miljard gaat,
vind ik het oprecht onze taak als parlementariërs, verantwoordelijkheid voor het budgetrecht,
te weten waar die 8 miljard naartoe gaat. Ik denk dat de heer Van Nispen dat zal aanspreken.
Voorzitter. We willen allemaal hetzelfde, namelijk slagvaardige politie. Ik denk dat
iedereen hier dat vindt. En ik denk ook dat we het er allemaal over eens zijn dat
we er nu onvoldoende zicht op hebben. Dat enkele feit vind ik heel zorgelijk.
De heer Van Nispen vraagt mij wat ik vind dat er volgend jaar moet gebeuren. Dat kunnen
we eigenlijk niet weten, want we hebben er dus onvoldoende zicht op. Het enige wat
ik er nu over wil zeggen, is dat op een begroting van 8 miljard 40 miljoen vinden
mij niet een al te hoog percentage lijkt. Maar nogmaals, wij kunnen er nu niet veel
over zeggen. Wat levert het sluiten van politiebureaus bijvoorbeeld op? Dat weten
we allemaal niet. Welke zouden dat dan moeten zijn? Dat weten we niet. Welke staan
er op het lijstje? Weten we niet. Dus iedereen die hier nu iets over zegt, berijdt
gewoon zijn eigen hobbelpaardje.
De voorzitter:
Ja, hartelijk dank. We zijn met nog meer leden, dus we moeten nog kortere antwoorden
geven! De heer Van Nispen heeft nog een interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Ik steun het verzoek om meer informatie en een apart debat volledig. Dat hadden we
eerder moeten doen. Steun, want daar zijn we het over eens. Maar het blijft dan nog
steeds de vraag hoe we dat probleem voor volgend jaar oplossen. We zitten in een demissionaire
periode en in een periode dat de politieke partijen verkiezingsprogramma's gaan schrijven.
Ik kan u nu al voorspellen dat geen enkele partij zal opschrijven: wij willen graag
dat er bezuinigd wordt op de politie, dat er minder agenten komen, dat mensen minder
agenten in de wijk tegenkomen en dat het dus allemaal minder veilig wordt. Ik denk
dat mevrouw Michon-Derkzen dat met mij eens is.
Weet je, iedereen gaat weer zaken beloven. En dan moet je toch op z'n minst zorgen
dat je geen dingen belooft als je weet dat je straks in een gat valt. Je zegt dan
namelijk: dat zoeken ze bij de politie maar uit. En dat gaat dan weer ten koste van
de instroom en ten koste van de opleidingen. Dat hebben we vanochtend allemaal gehoord!
Dat gebeurt, tenzij we nu zeggen: neem even de tijd om die informatie op orde te krijgen.
Dat was ook het pleidooi vanmorgen van de heer Otte van het Openbaar Ministerie. Ik
vond dat heel verstandig. Ik zou mevrouw Michon-Derkzen willen vragen om daarop te
reageren en om die vraag samen met mij aan de Minister te stellen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik zal hier kort op antwoorden, voorzitter. Ik heb uit de brief van de Minister begrepen
dat die 40 miljoen op te lossen is voor 2026. In de brief staat overigens «enkele
tientallen miljoenen», maar volgens mij is het dus 42 miljoen. Maar dat hoor ik ook
graag van de Minister. Het is blijkbaar op te lossen voor 2026, maar het zou goed
zijn dat de Minister daar nu ook op ingaat. Wat moet er in de jaren daarna gebeuren?
Ik heb vanochtend begrepen dat we de informatie daarover in het najaar krijgen. Die
informatie moeten we vervolgens in het WGO, dat we met elkaar hebben afgesproken,
meerjarig bespreken, want de Minister vindt dat nu, gezien zijn demissionaire positie,
te ver gaan.
Ik heb het dus zo opgevat dat het voor 2026 op te lossen is. Zo lees ik althans de
stukken van de Minister. Maar daarna hebben we dus met elkaar wel even een kluif te
verhapstukken. Dat probleem zullen we met elkaar moeten aanpakken en iedereen zal
daarvoor natuurlijk zijn eigen agenda inzetten.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Zijn er nog andere interrupties? Ja, mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Het is de laatste week voor het zomerreces en dan is het altijd goed om even terug
te blikken. En misschien moeten we nu zelfs wat verder teruggaan in de tijd. De start
van de nationale politie is inmiddels twaalf jaar geleden. Ik heb het even opgezocht:
in die tijd hebben vijf Ministers van de VVD zich over dit dossier gebogen. Dat zijn
de heren Opstelten, Van der Steur en Blok, mevrouw Yeşilgöz en de heer Van Weel. We
hebben het nu over de problemen van vandaag, maar hoe reflecteert u op wat ik nu maar
even «dit bewindvoerderschap over deze portefeuille» noem?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dat vind ik een prachtige vraag, omdat het mij de gelegenheid geeft om een klein historisch
perspectief te schetsen van de positie van de VVD op de politie. Onder Rutte I is
in 2010 de nationale politie ontstaan. Ik vind dat nog steeds de enige goede weg.
Het is namelijk de logische manier om met de politie om te gaan. In 2012 is er bezuinigd
op de politie, omdat we te maken kregen met een grote financiële crisis. De politie
is toen om 300 miljoen gevraagd, maar vanaf de kabinetten-Rutte III en verder is er
zwaar geïnvesteerd in de politie. Het is immers gegaan van 5,5 miljard naar ruim 8
miljard.
Mevrouw Van der Werf vraagt mij te reflecteren op de VVD-positie over de politie en
dan zit mijn zorg dus niet bij het budget, want dat is verhoogd. Wat ik wel zorgelijk
vind – dat hoorde je vandaag ook weer – is dat de informatie over de politie echt
tekortschiet. Het gaat dan dus om sturingsinformatie. Wie zit waar? Waar zitten de
operationele mensen? Hoe krijg je nou boven water wat er in Groningen en wat er in
Heerlen gebeurt?
Het betekent dat er een gezamenlijke opgave ligt, namelijk van zowel de politie als
het ministerie. Daarom ben ik op zich ook heel blij met de presentatie van vanochtend,
want daar zit geen woord Spaans bij! De tegel is nu gelicht, in eerste instantie door
de politie zelf. Die had daar, vond ik, kraakheldere sheets over. Ik weet niet of
de Minister die kent. Ik kijk hem even aan, want we hebben het vanochtend allemaal
gehoord. Dat moet nu dus ook aangepakt worden. Maar ja, dat is dus mijn reflectie
hierop.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank voor deze reflectie. Maar deze tekorten zijn natuurlijk geen natuurverschijnsel.
Sterker nog, uw partij stond erbij en keek ernaar. Het is natuurlijk ook niet alleen
maar de schuld van de heer Van Weel, die nu een oplossing aan het zoeken is voor volgend
jaar. Ik keek ook even terug naar het aantal agenten. Dat zijn er maar net meer dan
bij de start. In 2012 waren er 51.552 operationeel. Vorig jaar waren dat er 51.610.
Al die posters met die kekke oranje streep eronder met «meer blauw op straat» hebben
50 man opgeleverd. Hoe reflecteert u daar nou op?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dan kan ik nog een keer het VVD-perspectief vertellen. Door opeenvolgende Ministers
is er budget bij gekomen voor de politie. We hebben 700 extra wijkagenten met de motie-Hermans,
los van wat er elke keer bij de start van een nieuw kabinet bij is gekomen. Ik ben
het met mevrouw Van der Werf eens als ze zegt: we hebben er te weinig concreet blauw
op straat voor teruggezien. We zaten er allemaal bij. Vandaag horen we eigenlijk:
kijk eens aan, we hebben nog heel erg veel tekorten, want huisvesting en IV zijn te
duur. Ik wil maar zeggen: het zit dus niet in het ophogen van het budget voor de politie,
want in al die jaren zijn de lonen omhooggegaan en wordt er wat gedaan voor de PTSS-problematiek.
Gelukkig is er voor al die dingen geld vrijgemaakt. Het resultaat, blauw op straat,
schiet tekort. Daar heb ik ook eerder een punt van gemaakt. Ik vind dat er binnen
de politie veel te veel kantoortijgers zijn. Ze moeten allemaal veel meer op straat.
Ik vind dat je niet met één dienst per maand je executieve status moet behouden, maar
dat je veel vaker diensten moet draaien. Ik heb vanochtend ook nog aan de vakbondsvoorzitter
gevraagd of dat ruimhartiger kan. Wij moeten hier dus met elkaar sturen op de prestaties
van de politie, om ervoor te zorgen dat degenen die operationeel werk kunnen doen,
ook daadwerkelijk het operationele werk doen. Dat is wat we moeten doen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Uw laatste interruptie, mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank aan mevrouw Michon dat zij ook eerlijk toegeeft dat het niet is gelukt om genoeg
mensen op straat te krijgen. Ik denk dat we dat allemaal kunnen constateren. Waar
ik het niet helemaal mee eens ben, is dat ze dan ook een beetje de schuld geeft aan
de politie zelf, zo van: er zijn zo veel kantoortijgers daar op de zaak. We hebben
vanochtend ook gehoord dat de politiek gewoon veel te weinig geleverd heeft. Met mijn
eerdere punt wilde ik zeggen: vijf periodes lang stond uw partij erbij en keek uw
partij ernaar. Er is ook nu heronderhandeld. Er was ook nu weer de gelegenheid om
te zeggen: we doen er wél extra geld naartoe. Ik vind het prima dat u hier een soort
van beschouwende blik geeft, maar het is niet uit de lucht komen vallen. Het is dan
volgens mij ook heel eerlijk om dat er even bij te zeggen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik heb het idee dat mevrouw Van der Werf een opmerking blijft maken omdat ze anders
haar punten niet heeft gemaakt. In de opeenvolgende kabinetten waar we naar gekeken
hebben, zat de partij van mevrouw Van der Werf ook. Daarbij hebben we dus inderdaad,
gelukkig, aan de start ook extra geld voor de politie weten vrij te maken, waarvoor
dank voor de medewerking. Wij sturen hier met elkaar op aantallen politieagenten.
Dat is namelijk ook precies – dat is vanochtend ook gedeeld – een probleem van de
politie: wij zetten, terecht, een hek om blauw op straat, om die wijkagent. Dat hek
moet wat mij betreft zelfs nog steviger en hoger, nu we met deze bezuinigingen te
maken kunnen krijgen. We komen niet aan het blauw op straat. We komen niet aan de
wijkagent. Dat betekent dus dat je ergens anders keuzes moet gaan maken.
Maar wij sturen met elkaar sinds jaar en dag op aantallen agenten. Wat betreft die
aantallen agenten hebben we, ook door het tekort bij de Politieacademie en de enorme
pensioengolf, keer op keer in debatten gezegd: «Opschieten met de instroom bij de
Politieacademie! Verkort die opleiding, want we willen de sterkte op orde houden.»
Ik vind het in die zin een knappe prestatie dat die sterkte is gestegen, terwijl er
zo'n enorme pensioengolf is geweest. Dat is gelukt omdat de Politieacademie de opleiding
van vier naar twee jaar heeft bekort. Dus wij zitten non-stop, een paar keer per jaar,
met elkaar te duwen om ervoor te zorgen dat er voldoende blauw op straat is, en terecht.
Dat moeten we blijven doen, ook met de uitdaging die we nu hebben. Daar kan mevrouw
Van der Werf mij altijd op bevragen. Daar wil ik ook prima verantwoording over afleggen.
De voorzitter:
Dank u wel. Er zijn verder geen interrupties op dit punt. Dan gaan we luisteren naar
de inbreng van de heer Eerdmans. U heeft vier minuten.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank u zeer. In het hoofdjaarbericht staan de financiële problemen bij
de politie. Daar schrik je van. Het gaat om een tekort van 300 miljoen euro vanaf
2030. Dat is gewoon echt heel zorgelijk. Het OM en burgemeesters vrezen voor minder
wijkagenten, voor een dalend aantal opsporingszaken en voor roosters die niet meer
rondkomen, en dus voor een hele hoge druk op het personeel.
Voorzitter. Dat is problematisch. Op zich zie ik verklaarbare redenen, zoals natuurlijk
digitalisering en personeelskosten. Maar ik zie ook als reden: hogere huisvestingskosten
als gevolg van de duurzaamheidseisen. Als ik het goed begrijp, komt de taak van de
nationale politie, die primair verantwoordelijk is voor onze veiligheid, in het geding
omdat wij duurzaamheidsverplichtingen moeten nastreven. Dat vind ik onbegrijpelijk.
Ik denk ook dat politiemensen zelf niet zitten te wachten op een warmtepomp, maar
vooral zitten te wachten op goede spullen en voldoende collega's om hun werk fatsoenlijk
uit te voeren. Ik wil dus graag een reactie. Wat vindt de Minister van deze eisen
die worden gesteld aan de politie? Kunnen die eisen worden afgezwakt?
Voorzitter. De boekhouding blijkt op het ministerie toch een rommeltje te zijn. 900
verdachten van gewelds- en zedenzaken ontlopen hun straf. Dat bleek vorige maand uit
het rapport van de Rekenkamer. Dat is overigens al tien jaar zo. Namen van verdachten
en veroordeelden worden door elkaar gehusseld. Er zijn invoerfouten, maar ook fraudegevallen.
Ambtenaren zeggen: we liggen er al wakker van sinds 2005. Nou zit ik te denken: Van
Nispen zat hier toen al. Die heeft dit volgens mij ook weleens aan de orde gesteld
in al die tijd. Mijn vraag aan de Minister, ook mede namens de SP: om hoeveel verdachten
gaat het nou eigenlijk precies op dit moment? Hoe gaat deze chaos nou opgeruimd worden?
Het is overigens niet alleen het Ministerie van Justitie; ook andere departementen
gaan hieronder gebukt.
Voorzitter. Het vertrouwen in de politie is 80%. Dat is echt fors. Dat is hoog. Daar
ben ik blij mee. Volgens mij geldt dat ook voor de politie als werkgever. Dat is ook
belangrijk. Er wordt namelijk heel veel van de politie gevraagd. Ik denk altijd: wat
hebben wij toch een mooi land, waarin de politie optreedt, maar ook niet bij elke
verkeerde opmerking iemand meteen kreupel slaat, zoals je weleens in andere landen
ziet. Tegelijkertijd vraag ik me af: hoelang blijf je nog je geduld bewaren als agent,
als je ziet hoe de meute je sart, beledigt en uitdaagt? Dat overkomt heel veel hulpverleners;
dat weten we. We hebben duidelijk gezegd als JA21: wie aan de hulpverleners komt,
komt aan ons. Samen met de VVD hebben we nu het taakstrafverbod voor geweld tegen
hulpverleners ingebracht. Dat is superbelangrijk, want je moet daarbij echt zij aan
zij staan met de hulpverleners.
Tegelijkertijd is preventie belangrijk. Deze of afgelopen week is de campagne «Blijf
jezelf, tel tot 11» gestart om die agressie tegen hulpverleners te voorkomen. Maar
welke analyse ligt daar nou aan ten grondslag? Want ik heb bij het debat over oud
en nieuw gevraagd: weten we inmiddels waar dat geweld met oud en nieuw vandaan komt?
Eigenlijk is het antwoord daarop: we weten het niet. Ik denk dat het heel erg te maken
heeft met drank, drugs en alle remmen los. Maar werkt zo'n campagne dan wel voor mensen
die zich overgeven aan het moment en helemaal uit hun dak gaan? Dat is mijn vraag.
Voorzitter. Dan over demonstraties. Er wordt gewerkt aan een nieuwe bevoegdheid, lees
ik, om politie ook in openbare bronnen te kunnen laten meelezen. Geldt dat nou ook
voor Telegram- en WhatsApp-groepen? Daar ben ik benieuwd naar, want dat snijdt natuurlijk
met de privacy. Maar er wordt wel om gevraagd vanuit het veld. Ook graag een reactie
op hoe het nu loopt met het wetsvoorstel over gezichtsbedekkende kleding. Ligt dat
op schema met het WODC-onderzoek daarnaar? Graag een reactie.
Voorzitter. Tot slot het Zweedse bendegeweld. We weten dat dat zich uitsmeert. Dat
zijn dus bendes die zorgen voor ongeveer 360 schietincidenten in Zweden en 50 doden.
Dat is een nieuw fenomeen. Dat breidt zich ook uit buiten Zweden, naar landen als
Noorwegen en Duitsland, en dus ook naar Nederland, wordt gezegd. Afgelopen week was
er nog een aantal arrestaties vanwege een moord in het Brabantse Oosterhout. Maar
mijn punt is: die bendes ronselen gewoon jongens op school, maar ook in openbare groepen
op WhatsApp en Telegram. Die zijn heel jong en heel kwetsbaar. Een Deense criminoloog
noemt dat de nieuwe kluseconomie: je wordt gewoon geronseld en erbij getrokken voor
het gooien van een granaat of het plegen van een moord. Kortom: is er contact met
de autoriteiten in Zweden om dit fenomeen in kaart te brengen en ook in Nederland
absoluut bij de bron aan te pakken?
Voorzitter, daar moet ik het bij laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. De heer Six Dijkstra.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal vandaag een aantal onderwerpen aanstippen. Dat zal
grotendeels gaan over de aanpak van gedigitaliseerde criminaliteit en cybercrime door
de politie. Daar hebben we als commissie een tijd geleden een heel interessant werkbezoek
over gehad.
Maar eerst wil ik nog even ingaan op de financiële positie van de politie. Vanochtend
hebben we hier een gesprek over gehad en het kwam ook terug in de halfjaarbrief: er
is sprake van grote structurele tekorten. Dat is ook door mijn voorgangers aangekaart.
Die zijn nu boven tafel, maar die hebben natuurlijk wel grote gevolgen voor de keuzes
van de politie, en daarmee ook voor de samenleving. De politie moet natuurlijk dermate
wendbaar zijn in haar financiering dat de operationele capaciteiten niet gaan lijden
onder die tekorten. Wat ons betreft zijn er ook geen taboes om dit voor elkaar te
krijgen. We gaan niet ontkomen aan pijnlijke keuzes op termijn.
De politie deed ook een duidelijke oproep om minder te verschotten in de begroting.
Dat is wat mij betreft niet aan dovemansoren gericht. Uiteraard zijn investeringen
in bijvoorbeeld hightechcrime en andere expertisen nodig om de opsporing toekomstbestendig
te maken. Daar zal ik in mijn spreektekst later ook uitgebreid op terugkomen. Maar
het belangrijkste is natuurlijk dat de basis op orde gebracht wordt. Ik heb dat al
eerder gevraagd, maar toch vraag ik opnieuw aan de Minister: ziet hij nog mogelijkheden
om de politiebegroting te ontschotten, zodat dit de wendbaarheid van de politie ten
goede komt?
Voorzitter. Dan iets heel anders. Voor het eerst zijn er meer geregistreerde slachtoffers
van digitale strafbare feiten dan van fysieke strafbare feiten. Waarschijnlijk is
dat eigenlijk al jarenlang zo. Maar bij deze vorm van criminaliteit speelt een belangrijke
rol dat de meldingsbereidheid door schaamte erg laag ligt. Er moet wat ons betreft
meer aandacht komen voor slachtofferpreventie. We moeten ook waarschuwen voor digitale
kwetsbaarheden, bijvoorbeeld door mensen tijdig in te seinen dat ze aangevallen worden,
gehackt zijn of in een database staan et cetera.
Ontbrekende grondslagen voor gegevensdeling binnen de politie met andere overheden
en/of private partijen belemmeren dit nu, zegt de politie ook. De AVG kan hierbij
beperkend werken, terwijl die eigenlijk bedoeld is om mensen te beschermen. De politie
heeft behoefte aan een apart framework hiervoor en aan een grondslag voor het delen
van bepaalde gegevens. Daarbij is te denken aan hashes, IP-adressen en telefoonnummers,
die soms ook worden aangemerkt als persoonsgegevens, terwijl ze eigenlijk een relatief
kleine inbreuk op de privacy maken. Wil de Minister daarom in kaart brengen op welke
punten en voor welke relaties er een grondslag nodig is voor meer gegevensdeling?
Zou dit mogelijk kunnen zijn vanuit het perspectief van slachtofferpreventie, waarbij
«zo min mogelijk inbreuk op de privacy» het uitgangspunt is? Is de Minister het met
mij eens dat het inrichten van een apart datadelingsframework voor slachtofferpreventie
nut heeft? Ik overweeg op dit punt een motie.
Daarnaast is een probleem bij dit soort zaken dat er sprake is van massaal slachtofferschap.
Soms zijn er bij gedigitaliseerde criminaliteit bijvoorbeeld wel 300 slachtoffers
in één zaak. Het dilemma dat dan ontstaat, is dat het waarborgen van de slachtofferrechten
van alle slachtoffers moet worden afgewogen om de opsporing en de vervolging werkbaar
te houden. In de praktijk worden daardoor niet alle slachtoffers benaderd voor een
strafzaak, maar slechts een deel. Wat ons betreft moeten we toe naar een systeem waarin
het bij dit soort zaken veel eenvoudiger wordt om tot wel honderden slachtoffers te
kunnen voegen, zonder dat daarbij het hele strafrechtsysteem wordt platgelegd. Zou
de Minister bereid zijn om te verkennen wat er op dit vlak mogelijk is, en of hier
wetswijzigingen of beleidswijzigingen voor nodig zijn en, zo ja, welke? Ik wil graag
een toezegging op dit punt.
Dan heb ik nog een aantal vragen over de hackbevoegdheid van de politie. Onder omstandigheden
kan dit een zeer nuttige bevoegdheid zijn. De politie geeft echter wel aan dat de
voorwaarden om deze in te zetten dermate strikt zijn dat ze de bevoegdheid in de praktijk
nog nauwelijks kunnen inzetten. Wat is het beeld van de Minister hierbij? Waar zitten
volgens hem de belemmeringen? Moet en kan hier iets aan gewijzigd worden? Vormt de
structuur van verslaglegging vooraf een belemmering? Zou dat ondervangen kunnen worden
door toe te werken naar een andere constructie waarbij bijvoorbeeld sprake is van
continu toezicht?
Voorzitter. Dan bad hosting, een grote frustratie van de politie bij opsporing en
handhaving. Op mijn verzoek heeft er een verkenning plaatsgevonden naar de aanpak
hiervan. Dat heeft nuttige aanknopingspunten opgeleverd. Dus ook dank aan de Minister
voor de heldere brief op dat punt; daar ben ik erg blij mee. Wat ons betreft is het
belangrijk om daar vaart in te houden, zodat we ook snel de nodige vervolgstappen
in gang kunnen zetten. Daarom zou ik ook graag op een later moment een motie willen
indienen om die verkenning uit te werken in een concreet plan van aanpak.
Mag ik nog één laatste zin, voorzitter, om af te ronden?
De voorzitter:
Een laatste zin.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Een afrondende zin. Tot slot. We hebben het natuurlijk vaak over de wijkagent, maar
ook de recherche staat onder druk, hebben wij gehoord. Het tekort is eigenlijk nog
veel groter dan bij wijkagenten. Welke acties, vraag ik de Minister, worden er ondernomen
om specifiek meer rechercheurs te werven?
Dat was het van mijn kant.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is de vloer aan de heer Boswijk.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met complimenten aan alle 27.000 politieagenten die
vorige week en de tijd daarvoor ervoor hebben gezorgd dat de NAVO-top veilig is verlopen.
Ook complimenten aan deze Minister. Het is indrukwekkend om te zien hoe de grootste
veiligheidsoperatie ooit in ons land tot een succes is gebracht en waartoe onze veiligheidsdiensten
in staat zijn. Op voorstel van de NAVO steunt dit kabinet het plan om 1,5% van het
bbp per jaar te besteden aan de versterking van de maatschappelijke weerbaarheid.
We zien dat alle ministeries al hard aan het lobbyen zijn over hoe dat ingevuld moet
worden. Wat het CDA betreft hoort de politie daar zeker onder. Graag een reactie hoe
de Minister daarnaar kijkt.
Zonder de politie kon deze veiligheidsoperatie niet slagen. Daarom is het zo tegenstrijdig
dat we collectief lof uitspreken voor politie, terwijl deze regering onvoldoende de
problemen erkent waarmee de organisatie te maken heeft. We hebben een brief ontvangen
van de politievakbonden, die bezorgd zijn over de grote financiële tekorten bij de
politie. Vanmorgen is het ons in deze Kamer uitgebreid toegelicht door de politie.
De korpschef heeft aangegeven dat er een structureel tekort is van ruim 800 miljoen.
Het loopt zelfs tegen de 900 miljoen aan. Als dit zo doorgaat, gaat het ten koste
van de politiemensen. We kunnen het ons niet veroorloven dat zij de dupe worden van
de problemen die dit kabinet nu creëert. Wat zijn volgens de Minister de gevolgen
als de financiële problemen niet worden opgelost? Hoe voorkomt hij dat dit ten koste
gaat van politieagenten zelf?
Voorzitter. Samen met collega's Mutluer en Van der Werf heb ik eind vorig jaar een
initiatiefnota gemaakt over de aanpak van PTSS bij geüniformeerde beroepen, met het
plan om PTSS landelijk te erkennen als beroepsziekte voor zowel de politie, brandweer,
ambulance, Defensie en de boa's. De Minister heeft toegezegd om nog voor de zomer
met een kabinetsreactie te komen. Komt die deze week dan nog, vraag ik de Minister.
We vragen ons sowieso af of er wel genoeg urgentie wordt gevoeld bij dit onderwerp.
Deze week lazen we dat PTSS nog steeds niet landelijk erkend is als beroepsziekte
bij bijvoorbeeld de brandweer, terwijl er vorig jaar al een breed aangenomen motie
hiervoor lag. Er is ook nog steeds geen geld voor gereserveerd. Hoe kan dat, vraag
ik de Minister. De brandweermensen worden er moedeloos van en voelen zich niet serieus
genomen. Dat begrijpen we.
Voorzitter. Tot slot de bewapening van de groene boa's. Onze boa's moeten steeds vaker
werk doen dat overlapt met politiewerk, waardoor zij in gevaarlijke situaties terechtkomen,
vooral in het buitengebied, als het gaat om drugscriminaliteit en ondermijning. De
Minister schreef in antwoorden op onze schriftelijke vragen hierover dat rond de zomer
een beschouwing komt over het boa-bestel. Is deze al gereed? En nog belangrijker:
is er ook samenspraak met de groene boa's over de totstandkoming daarvan? Kan de Minister
de toezegging doen dat er in deze beschouwing geen inperking wordt opgenomen van de
bevoegdheden van groene boa's? In hoeverre worden hierin toekenningscriteria van geweldsmiddelen
voor groene boa's verbeterd, ook expliciet aan de kant van Justis?
Dank u wel.
De voorzitter:
Ruim binnen de tijd; een voorbeeld voor alle Kamerleden. Er zijn nog enkele vragen
aan u, allereerst eentje van de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Wij hebben gisteravond ook onze complimenten uitgedeeld aan de Minister voor de NAVO-top.
Ik vond het heel opvallend dat tijdens die hele NAVO-top geen één activist op de snelweg
te bekennen was. Hoe kwam dat nou? Dat was omdat er een noodverordening was. Toen
heb ik tegen de Minister gezegd: waar een wil is, is een weg; als we die ellendelingen,
die idioten, niet meer op de A12 willen hebben, dan moet je dus inderdaad zeggen «er
is geen plek op de A12 voor jullie», want dan gebeurt het ook niet. Ik heb de Minister
dus verzocht: laten we eens kijken naar die noodverordening, want misschien valt dat
wel te herhalen, te reproduceren, als we dan toch een aankondiging zien van XR om
weer op de A12 te gaan zitten en onze snelweg te blokkeren. Niemand mag dat doen,
want in het normale leven zijn er zes regels die verbieden dat we op de snelweg lopen,
maar blijkbaar is er voor een activist van Extinction een uitzondering beschikbaar.
Ik snap dat niet. Heel veel mensen snappen dat niet. Kortom, de vraag aan het CDA
is: zou JA21 gesteund kunnen worden als wij bij de Minister gaan bepleiten om permanent
een noodverordening uit te delen bij elke aankondiging van Extinction om de A12 te
blokkeren?
De heer Boswijk (CDA):
De heer Eerdmans vindt mij aan zijn zijde als het gaat over de frustratie over de
mensen die ondermijnend bezig zijn. Dat zorgt voor enorme druk op het politieapparaat.
Het is als burger buitengewoon frustrerend om te zien dat je schijnbaar straffeloos
de wet kunt overtreden. Daarom hebben wij vaker samen moties ingediend en heel veel
moties van JA21 gesteund die dan ook werden aangenomen. Ik heb ook de motie gezien
van collega Eerdmans over die noodverordening. Die noodverordening is inderdaad succesvol
geweest. Ik vraag me alleen af in hoeverre het juridisch houdbaar is om dat permanent
te doen. Ik heb mij recent laten informeren door wat juristen en wat burgemeesters.
Er is eigenlijk al heel veel mogelijk. Het gaat nu vooral fout omdat burgemeesters
nog onvoldoende op de hoogte zijn van hun instrumenten, maar ook omdat het Openbaar
Ministerie, dat burgemeesters vaak adviseert, verschillende adviezen afgeeft. Dus
de ene regio krijgt een ander advies van de burgemeester dan de andere. Daar kwam
ik achter toen ik, wat is het, een week of drie geleden met 30 burgemeesters heb afgesproken,
onder anderen burgemeesters die pasgeleden de demonstraties hadden van Christenen
voor Israël. De vraag was: waarom grepen jullie niet in en die andere gemeenten wel?
Ze zeiden: wij kregen van het OM dit advies. Toen zeiden andere burgemeesters: hé,
dat is gek; ik had in een soortgelijke situatie een ander advies gekregen. Dus mijn
vraag aan de Minister zou eigenlijk, via deze interruptie, zijn: erkent hij dit probleem
en hoe kijkt hij naar het voorstel van JA21?
De heer Eerdmans (JA21):
Die motie ligt er inderdaad. Die is gisteravond ingediend. Ik wacht natuurlijk ook
op de appreciatie daarvan. Niettemin ben ik het eens met een aantal dingen die u noemt.
Daar gaat het ook over bij bijvoorbeeld de burgemeester van Den Haag. Die zegt: niet
altijd zit iedereen in de meewerkstand. Mij gaat het hierom. Als Trump komt, is de
A12 schoon. Als Trump weg is, kunnen ze zich gewoon weer parkeren, zich totaal aan
niemand iets gelegen laten liggen, kunnen ze wetten overtreden, mensen en de politie
tot last zijn en moeten er bussen naar het ADO-stadion. Het gaat helemaal nergens
over. Dus ik wil gewoon dat dit permanent wordt. Natuurlijk gaan we niet een permanente
noodverordening zetten op de A12, maar wel op het moment dat er een aankondiging is
dat er weer idioten op de A12 gaan zitten, zich laten vastplakken en wegslepen enzovoorts.
Dat is vermoeiend, irritant en kost geld en energie. We hebben de politie heel hard
nodig voor andere dingen. Kortom: CDA, denk alsjeblieft mee en ga in de meewerkstand.
Dan gaan we de Minister overtuigen. Ik hoop overigens ook op de andere collega's,
ter linker- en rechterzijde. We gaan gewoon die A12 verdedigen; daar komt het op neer.
Geen idioten meer op de A12, zittend, slapend of liggend; gewoon niet. Mijn vraag
is inderdaad: laten we het gewoon mogelijk maken. In feite hebben we gezien dat het
met Trump mogelijk is en zonder Trump niet. Ik vraag me af: wat heeft Trump daarmee
te maken?
De heer Boswijk (CDA):
Ik stel voor dat we Trump gewoon vaker gaan uitnodigen! Nee, maar ik beschouw mezelf
minder op het niveau van Trump als normale sterveling, dus ik kan me voorstellen dat
de risico's dan wat anders zijn als er een blokkade van de A12 is, hoewel ik het buitengewoon
irritant, onacceptabel enzovoorts vind. Maar ik kan me voorstellen dat er andere regels
gelden als er een wereldleider langskomt met grote potentiële consequenties voor het
bondgenootschap, enzovoort. Dus ik snap dat je dan andere instrumenten kan gebruiken,
zoals een noodverordening. Maar nogmaals, wij zitten in de meewerkstand, want ik deel
de frustratie van collega Eerdmans. Hij weet ook uit de geschiedenis dat wij heel
veel moties van hem hebben gesteund. Sterker nog, we hebben ze ook samen ingediend.
Bij dezen wil ik even van de Minister horen hoe hij ernaar kijkt. Mijn gevoel zegt
dat dit juridisch niet houdbaar is. Dus het is misschien mooi als de motie wordt aangenomen,
maar als die dan vervolgens wordt vernietigd, helpt het niet. Ik ben vooral benieuwd
of er niet al heel veel instrumenten zijn waar burgemeesters allang iets mee kunnen,
maar dat door onwetendheid of onwil – ik heb geen idee – mogelijk niet doen. Dat is
misschien nog een veel snellere route om dit op te pakken.
De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Eerdmans, uw laatste interruptie dan. Laat maar? Die bewaren
we nog eventjes. Mevrouw Mutluer had ook nog een vraag.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Collega Boswijk en ik hebben vaker samen opgetrokken als het gaat om PTSS, zowel bij
de brandweer als bij de politie. Zo verwacht ik weinig van het demissionair kabinet
als het gaat om de landelijke erkenning van PTSS en boter bij de vis. Daarom heb ik
een eigen amendement, waarvan ik nog steeds hoop dat het CDA dat gaat ondersteunen.
Ik richt mijn vraag op de politie. Wij zien dat de politie met name te maken heeft
met tegenwerking als het gaat om PTSS. Dan lijkt ook nog het budget voor PTSS-hulp
en de schadevergoedingen tekort te schieten. Zeker gezien de financiële tekorten waar
de politie mee te maken heeft, vind ik dat voorkomen moet worden dat uiteindelijk
deze agenten, die kwetsbaar zijn en PTSS hebben, de rekening moeten gaan betalen.
Is hij het met me eens? En wat vraagt hij eigenlijk concreet aan de Minister richting
de begroting, zeker ten aanzien van het stukje over de politie en PTSS, uiteraard
in relatie tot de financiële tekorten waar de politie nu mee van doen heeft?
De heer Boswijk (CDA):
Allereerst wil ik wat zeggen over het amendement over PTSS bij de brandweer. Ik ga
er alles aan doen om te zorgen dat wij dat gaan steunen, maar ik zeg in alle openheid:
wij hebben in onze fractievergadering vorige week besloten dat we geen financiële
claims gaan doen tot aan de verkiezingen. Daar heb ik toen mee ingestemd. Nu denk
ik: dat had ik nooit moeten doen. Dus ik moet kijken of ik daar nog een bocht kan
maken. Dan weten jullie dat ook allemaal.
Het andere punt gaat over PTSS bij onder andere de politie. We hebben ook in de brief
kunnen lezen dat dat inderdaad een financieel probleem is. Ik ben heel benieuwd hoe
de Minister reflecteert op de lezing die wij vanochtend hebben gehad. Ik denk dat
wij allemaal van mening zijn dat politieagenten niet het kind van de rekening mogen
worden, helemaal niet de mensen die door hun werk in een kwetsbare positie zijn gekomen.
Tegelijkertijd – dat zeggen we ook in onze initiatiefnota – zijn er veel meer punten
die voor nog meer frustratie zorgen. Dat is niet alleen geldtekort, maar ook het feit
dat je zelf de bewijslast hebt om aan te tonen dat je PTSS hebt en, als dat het geval
is, dat door je werk komt en niet door iets anders. De voorzitter van de vakbond zei
vanmorgen dat dat er soms voor zorgt dat mensen een tweede trauma hebben. Ik denk
eerlijk gezegd dat wij met z'n drieën een heel mooi rond verhaal op dit punt hebben
gemaakt. Het zou mooi zijn als het kabinet, zoals het heeft beloofd, nog deze week
erop kan reageren, zodat we wellicht nog voor de verkiezingen hier ook met de Kamer
nog iets mee kunnen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat is zo te zien voldoende. Dan is het woord aan de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Toepasselijk voor de OG en het AOT is om letterlijk met de
deur in huis te vallen. Dat doe ik om te beginnen met de laatste regel uit het WODC-rapport
Aanhoudend dienstbaar. Daar staat namelijk dat ondanks gebrekkige wet- en regelgeving
en gebrekkig toezicht de OG's en AOT's doorgaans hun taken beheerst en met goed resultaat
uitvoeren, hetgeen pleit voor de professionaliteit van de operationeel leidinggevenden
en het uitvoerende personeel. Een terechte dikke pluim voor deze politiemensen, dus.
Als je dan bedenkt dat AOT'ers fulltime bezig zijn met hun werk en hun inzetten, terwijl
OG'ers dit doen als neventaak, dan doet die laatste groep het dus prima.
Dan de verschillen en de aanbevelingen over het inzetten van beide eenheden. Een AOT
wordt ingezet met toestemming van een hoofdofficier van justitie of een burgemeester.
Een OG wordt ingezet met toestemming van een sectorhoofd politie of een chef van dienst,
altijd na toetsing van de casus door de leiding van het AOT. Met andere woorden: de
aanhoudingen die de basiseenheid te boven gaan, dus waarbij meestal sprake is van
een geweldsprobleem, doch die te licht zijn voor een AOT, worden opgepakt door een
OG – vergeef me de afkortingen, voorzitter – na toetsing door een hogere politiechef
en afstemming met de leiding van het AOT. Als de inschatting wordt gemaakt dat de
klus te zwaar is of te moeilijk wordt, bijvoorbeeld door zwaar vuurwapengevaarlijke
verdachten, neemt het AOT het alsnog over. Wat ons betreft is dat voldoende gewaarborgd.
We onderschrijven wel de aanbeveling dat de regelgeving omtrent besluitvorming en
inzet van OG's beter beschreven zou moeten worden. Dat geldt ook voor het achteraf
administreren van een OG-inzet. Dat moet net als bij een AOT-inzet, niet met een simpele
mutatie in het politiesysteem. En natuurlijk moet je een OG voldoende uitrusten met
middelen en voertuigen, zodat ze hun werk goed en veilig kunnen doen. Dat is ook in
het belang van de verdachten, trouwens. Ik heb weleens een verdachte na een inval
horen zeggen dat hij blij was door een AOT of OG te zijn aangehouden en niet een inval
van rivaliserende criminelen voor z'n kiezen had gekregen, omdat het dan slechter
met ’m was afgelopen. Verder ben ik benieuwd naar het antwoord van de Minister over
de overige aanbevelingen.
Voorzitter. Nu iets ernstigers. Wij maken ons ook ernstige zorgen over de financiële
situatie bij de politie. We hebben vanochtend in de gesprekken met onder anderen de
korpschef gehoord dat men de problemen nu op tafel heeft en dat er hard gewerkt wordt
aan oplossingen. In de brief van de Minister staat dat er personele maatregelen genomen
dienen te worden om dit resterende tekort op te lossen. Waar nu al ernstige capaciteitsproblemen
zijn, waar nu al geknepen wordt, kan het niet zo zijn dat er nog meer personele maatregelen
worden genomen. Dat gaat ons echt raken in de nationale veiligheid.
Voorzitter. Ik chargeer nu, maar er wordt te veel vergaderd over zaken die allang
besloten zijn binnen de politie. Stuur die chefs de straat op om leiding te geven
aan echt politiewerk. Daar valt nog heel wat capaciteit te genereren. Hoe gaat de
Minister de middelen vinden om in ieder geval op korte termijn de gaten te dichten?
Dan nog iets over demonstraties. De PVV komt niet aan het recht op demonstratie, maar
men moet zich daarbij wel aan de regels houden. Een van die regels is dat demonstraties
van tevoren moeten worden aangemeld bij het lokale gezag. Dat is niet voor niks, want
dan kan het gezag maatregelen nemen om het te faciliteren en hoeft er niet ad hoc
opgetreden te worden. Zo noem ik ook het landelijk registreren van aangekondigde demonstraties,
zodat er een overzicht is van wat er staat te gebeuren, zodat je daarop kunt inspelen.
Voorzitter. Ten slotte nog een opmerking over het meldpunt 144 Red een dier. De PVV
vindt dat dit meldpunt bij de politie dient te blijven, en niet uitbesteed moet worden
aan een andere organisatie. Uitbesteden is niet praktisch. Een burger doet dan een
melding bij deze organisatie, die de melding dan weer moet doorgeleiden naar de politie
om op te treden. Dat is een onnodige omweg. Laat het gewoon bij de politie. Bovendien
blijkt in de praktijk dat er bij dierenmishandeling vaak ook onderliggende problemen
zijn, zoals huiselijk geweld, kinderleed en verslavingsproblematiek. Meldpunt 144
heeft dus wel degelijk een signalerende functie, ook voor andere problemen. Graag
een reactie van de Minister.
Tot zover.
De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Van Nispen was als eerste, voor zijn laatste interruptie alweer.
De heer Van Nispen (SP):
De heer Aardema sprak natuurlijk met verve over zijn zorgen over de financiële problemen
bij de politie. Hij vond dat politiechefs wat vaker de straat op moeten. Maar hij
zei ook tegen de Minister dat hij het financiële gat moet dichten. Nou is eigenlijk
mijn vraag aan de heer Aardema, die het vanmorgen ook allemaal heeft aangehoord: wat
is tot nu toe zijn conclusie of zijn oproep aan de Minister? Vindt hij nou dat dit
nog uit de plooien van de politieorganisatie zelf kan komen of vindt hij dat de politie
dit moet voorkomen en sowieso zelf het gat moet dichten om ervoor te zorgen dat er
in ieder geval in 2026, in deze demissionaire periode, geen problemen komen met het
vullen van roosters en met de opleidingen, waar mensen op straat de gevolgen van ondervinden?
De heer Aardema (PVV):
Die problemen zijn er nu al, want er is nu al een groot capaciteitsprobleem. Je kunt
nog wel door gaan snijden, maar dan kom je op een gegeven moment op het bot en wordt
het alleen maar erger. Je zult middelen moeten vinden. Wat ons betreft heeft nationale
veiligheid een heel hoge prioriteit. Als we nu eens de instroom van asielzoekers met
minstens de helft kunnen indammen en wat minder miljarden in het klimaat zouden steken,
dan blijft er zo veel geld over dat iedere diender gewoon in een eigen dienstauto
zou kunnen rijden.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik zag dat de heel El Abassi ook een vraag heeft voor u.
De heer El Abassi (DENK):
Ik zou de PVV willen vragen wat de PVV ervan vindt dat er op azc-demonstraties met
NSB-vlaggen rondgelopen wordt.
De heer Aardema (PVV):
Kijk, ik zou het niet goedkeuren als men met dat soort vlaggen gaat rondlopen. Maar
goed, er wordt ook met Palestijnse vlaggen gezwaaid. Is dat goed?
De heer El Abassi (DENK):
Ik probeer die vergelijking te snappen: een Palestijnse vlag, een vlag van een land,
versus een NSB-vlag.
Een tweede vraag. Wat vindt de PVV ervan dat bij azc-demonstraties raadsleden en burgemeesters
bedreigd en geïntimideerd worden?
De heer Aardema (PVV):
Een simpel antwoord: je mag niet bedreigen en je mag niet intimideren. Dat staat gewoon
in het Wetboek van Strafrecht, dus dat moet je gewoon niet doen. Dat geldt voor alle
geledingen. Ik had het net over de Palestinavlaggen, maar er zijn ook mensen die met
Hamasvlaggen lopen te zwaaien. Dat moeten we ook niet doen.
De voorzitter:
De heer El Abassi voor zijn laatste interruptie.
De heer El Abassi (DENK):
Dan ben ik ook nieuwsgierig naar het antwoord op mijn laatste vraag. Wat vindt de
PVV ervan dat Kamerleden tweets gaan sturen dat niet de burgemeester de baas is, maar
dat deze demonstranten de baas zijn in die gemeente?
De heer Aardema (PVV):
Als ik naar Extinction Rebellion kijk, dan lijkt het soms wel alsof zij de baas zijn.
Het lijkt alsof zij gewoon straffeloos dingen kunnen doen, zoals op de snelweg zitten.
Collega Eerdmans zei dat net ook al. Het lijkt de omgekeerde wereld, maar dat moeten
we gewoon niet willen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat zijn de interrupties tot zover. Dan gaan we luisteren naar mevrouw
Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ook mijn grote waardering voor alle politiemensen en het veilige
verloop van de NAVO-top. Bijna gelijktijdig worden wij en de politie geconfronteerd
met een financieel ravijn: een tekort van bijna 900 miljoen. In mijn blik is dat geen
klein euvel, maar een mokerslag voor de politieorganisatie. Ik ben blij dat de transparantie
er eindelijk is, maar laten we eerlijk zijn: de situatie is meer dan zorgelijk, want
de basis is niet helemaal op orde. De taskforce van de politie heeft inmiddels 500
miljoen aan bezuinigingen gevonden onder de noemer dat de operationele slagkracht
niet wordt geraakt. Maar laten we eerlijk zijn: wie snijdt in de ICT, opleidingen,
personeelszorg of bedrijfsvoering, raakt wel degelijk de mensen op straat. Het raakt
de kern van het politiewerk. Ik vind het ook heel terecht dat de regioburgemeesters,
het OM en de bonden de noodklok luiden. Ze spreken over een bestaand tekort van 300
miljoen en daarmee een verlies van bijna 2.500 fte. Het tekort van 43 miljoen in 2026
zou uitkomen op 750 fte. En dat terwijl het ziekteverzuim heel erg hoog is, de werkdruk
oploopt, de opsporing piept en kraakt, wijkagenten verdwijnen en cybercrime groeit.
De Minister stelt dat de bezuinigingen in 2026 de basisteams niet treffen, maar dan
is mijn vraag: wat dan wel? Ik wil daarin meegenomen worden als Kamerlid en precies
weten: welk geld, welke taken en ten koste van wat? De suggestie dat dit pijnloos
kan, klopt simpelweg niet, want de rek is eruit. Je moet de druk van de ketel halen,
bijvoorbeeld via de middelen uit het hoofdlijnenakkoord die voor de politie zijn toegekend.
Ik wil daar een reflectie en een reactie op.
Ik zou niet willen dat deze ombuigingen ten koste gaan van arbeidsvoorwaarden, vroegpensioen,
opleidingen of PTSS-hulp. Wat betreft PTSS gaf ik in een interruptiedebatje met mijn
collega al aan dat ik zie dat heel veel agenten ondanks de nieuwe regeling nog steeds
vastlopen in bureaucratie, tegenwerking en juridische trajecten. Als het budget voor
PTSS-hulp nu ook onder druk komt te staan, vrees ik echt het ergste. Ik vind dat daar
duidelijkheid over moet komen, dus graag een reactie.
Dat brengt me gelijk bij De blauwe familie, want ook de agenten uit die documentaire
hadden te maken met PTSS naar aanleiding van datgene wat er met hen is gebeurd en
wat hun is overkomen. Ik begreep dat er wel al een erkenning is en dat het nu staat
of valt met wat die erkenning financieel betekent. Ik wil van de Minister horen of
dat klopt. Ik hoop namelijk dat daar snelheid in komt, zodat dat hoofdstuk afgesloten
kan worden.
Dan iets heel anders: cold cases. De Federatie Nabestaanden Geweldslachtoffers, het
platform «Cold Case, Never Give Up» en ik hebben onlangs een plan ingediend om ervoor
te zorgen dat er meer coldcasezaken opgelost worden. Ik wil dit plan straks aan de
Minister overhandigen, maar ik zal het in een paar punten samenvatten. Wat ons betreft
komt er een landelijke coördinatie van coldcasezaken, met een eenduidige registratie
van de zaken en een landelijke database voor het selecteren van kansrijke zaken. Ik
ga via een motie, hopelijk medeondertekend door meerdere collega's, de Minister oproepen
om dat plan uit te voeren.
Ik zou willen dat de Minister ook ingaat op de bewaartermijnen en het bewaren van
politiegegevens voor het oplossen van cold cases. Volgens de Raad van State en de
AP moeten die gegevens na vijf jaar worden vernietigd. De AP heeft op een motie van
mij gereageerd. Die zegt ook: de uitvoerbaarheid van die motie hangt af van heldere
criteria om relevante gegevens gericht te kunnen bewaren; dan kan de wet aangepast
worden. Ik hoop dat de Minister daar duidelijkheid over geeft.
Voorzitter. Tot slot over politiegeweld. Sinds 2010 bestaan de Eenduidige Landelijke
Afspraken over de aanpak van geweld tegen publieke dienstverleners, de zogenoemde
ELA. Maar ook uit de derde evaluatie blijkt dat de afspraken nog steeds niet goed
worden nageleefd. Er komen weer nieuwe afspraken, nieuwe onderzoeken. Ik denk bij
mezelf: waarom lukt het maar niet? Tegelijkertijd – dan rond ik af – stijgt ook het
aantal klachten over geweldsgebruik door de politie. Is dit dan de andere kant van
de medaille? Hoe ga je nou zorgen dat zowel geweld tegen als geweld vanuit de politie
serieus en effectief wordt aangepakt?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit mij ook aan bij mijn voorgangers wat betreft de complimenten
over de NAVO-top. Met het reces in aantocht lijkt het mij goed om eens wat breder
de balans op te maken, en vandaag in het bijzonder. Hoe staat het ervoor met de politie?
Het is één jaar geleden dat deze Minister werd beëdigd. Heeft hij zijn ambities waargemaakt?
Hij noemde vorig jaar drie prioriteiten: weerbaarheid, de aanpak van ondermijnende
criminaliteit en herstel van vertrouwen in de rechtsstaat. Maar is hij ondertussen
de basis, de politie, niet uit het oog verloren, vraag ik hem. En een kleinere vraag:
is dit nou het juiste moment om in de zomer bij te gaan klussen als Asielminister?
We hadden vandaag verontrustende gesprekken met de politie, de vakbonden en ook de
regioburgemeesters. Zij hebben allemaal de noodklok geluid, want de politie komt structureel
honderden miljoenen tekort. De Minister gaf gisteravond nog aan dat hij dat tekort
in beginsel wil oplossen binnen de huidige begroting. Ook zei hij dat de capaciteit
absoluut niet geraakt gaat worden. Maar in het gesprek vanochtend was de heer Dijsselbloem
heel duidelijk: er is echt additioneel geld nodig, anders wordt de operationele slagkracht
wel degelijk geraakt. Houdt de Minister na dit gesprek van vanochtend vol dat het
klopt wat hij gisteren zei, namelijk dat dat niet gaat gebeuren? Hoeveel signalen
heeft de Minister nog nodig voor hij wel over de brug gaat komen met die structurele
investeringen?
Voorzitter. Dan een andere zorg, die ik vanochtend ook heb benoemd. Zelfs als de Minister
zijn Excelsheet voor de komende jaren rond weet te krijgen, is de allerbelangrijkste
vraag natuurlijk niet kwantiteit maar kwaliteit. Wat betekent dit voor wat de politie
aan mensen kan leveren? We zien de problemen rondom huiselijk geweld, femicide, zeden
en allemaal dit soort zaken, waarvan we de afgelopen jaren al constateerden dat er
te weinig gebeurt en dat er te weinig mensen en te weinig specialisten zijn. Hoe gaan
we dat dan doen als we dat nu met rust laten omdat we denken: we zijn al druk bezig
om überhaupt de slagkracht op orde te krijgen? Hoe denkt de Minister dit op peil te
kunnen houden?
Er zijn gelukkig hordes enthousiastelingen die aan de slag willen bij de politie en
aan de instroom wordt niet gemorreld om het financiële gat te vullen. Maar er is ook
nu niet voor iedereen plek op de Politieacademie. Ziet de Minister mogelijkheden om
die capaciteit te vergroten? Een van de bepalende factoren is het lage aantal stageplekken.
En dan zijn er nog genoeg studenten van mbo 3-opleidingen uit het veiligheidsdomein
die dolgraag een vervolgopleiding willen volgen, maar slechts drie op de tien lukt
dat daadwerkelijk. Hoe zou je dat beter kunnen laten aansluiten?
Voorzitter. Tot slot wil ik het graag hebben over een gesprek dat ik vorige week had
met twee politieagenten uit Amsterdam. Dat ging over stalking, intieme terreur en
femicide. Die agenten gaven aan dat de kennis hierover, zeker bij de jonkies, nog
onvoldoende is, zowel op straat als in de meldkamer. Om een rode vlag te herkennen,
moet je wel eerst weten welke tinten rood er zijn. Zij hadden een hele concrete suggestie:
geef iedere agent een cursus over dit onderwerp. Is de Minister bereid om dit idee
uit de organisatie op te pakken en een cursus op te zetten over het herkennen van
en het handelen bij huiselijk geweld, stalking, intieme terreur en femicide, en deze
aan te bieden aan elke politiemedewerker?
De voorzitter:
Hartelijk dank. U heeft een vraag van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
In het amendement waarmee we in gezamenlijkheid 10 miljoen hebben weten vrij te spelen
voor de aanpak van femicide, stond ook het verzoek om de politie met die middelen
te trainen. Ik zou zeggen: één plus één is twee. Zou daarmee niet de suggestie van
mevrouw Van der Werf verder gefinancierd moeten worden? Volgens mij zijn we het er
helemaal over eens dat de politie deze taken goed moet uitvoeren en beter moet gaan
herkennen en signaleren, zodat we vrouwenlevens kunnen redden.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Daar sta ik in beginsel positief tegenover. Dat lijkt mij een goed idee. De verkorting
van de politieopleiding knelt natuurlijk ergens, zo hoorden we vanochtend ook. Die
twee jaar aan kennis kun je niet zomaar even in twee andere jaren proppen. Het enige
waar ik voor zou willen waken ... Ik zou het echt breder willen trekken dan alleen
femicide. Als je naar de huiselijkgeweldcijfers kijkt, zie je dat zo'n 1,5 miljoen
Nederlanders daarmee te maken krijgen. Dat is echt een heel stuk groter en breder.
Laten we dat dan in één keer proberen te pakken, als je toch probeert om mensen zowel
in de meldkamer als operationeel hierin op te leiden.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan zijn we aangekomen bij de inbreng van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Binnenkort barst de verkiezingscampagne los, als die niet
al is losgebarsten. Ik voorspel dat er helemaal niemand is die voor zal stellen om
miljoenen euro's te bezuinigen op de politie. Dat is mijn voorspelling. Dat is ook
verstandig, want ik denk dat vrijwel iedereen hierin zal willen investeren. We vinden
veiligheid altijd met z'n allen een heel belangrijk thema, omdat criminelen moeten
worden opgespoord, omdat de politie al structureel overbelast is en agenten het zwaar
hebben, en omdat we vinden dat wijkagenten weer de oren en ogen in de wijken moeten
worden.
Maar toch zal er allemaal maar bitter weinig van terecht gaan komen als we niet uitkijken,
want de politie stevent af op een heel fors begrotingstekort, structureel zo'n 300
miljoen euro aan onopgeloste problematiek. Dat is dan nog exclusief de 50 miljoen
euro vanuit de Voorjaarsnota of de rijksbrede taakstelling. Hoe zit het precies? Maar
de vraag is vooral: waar gaan die bezuinigingen dan terechtkomen? De politie heeft
al heel veel gedaan om de tekorten te dempen, namelijk de rest van die 800 miljoen
euro die het was. Nog meer snijden betekent dat de veiligheid van het personeel, de
opsporing van misdrijven, het werk in de wijken en zelfs de nationale veiligheid in
het gedrang kunnen komen. Dat mogen wij niet laten gebeuren. De Nederlandse Politiebond
zegt ook: laat politiemedewerkers niet de rekening betalen van jarenlang financieel
beleid waarin structurele tekorten zijn genegeerd; investeer in mensen, investeer
in veiligheid, investeer in de maatschappij. Ik sluit me daar van harte bij aan.
We hoorden vanochtend ook een hele duidelijke waarschuwing: een deel van de personele
groei zal niet plaatsvinden; er zal gestuurd gaan worden op onderbezetting, anders
wordt het financiële probleem nog groter. De vraag gaat zijn: ten koste van wat gaat
dit nou? Zeer waarschijnlijk ten koste van allerlei verkiezingsbeloftes, wederom.
Nogmaals, tenzij we daar iets aan doen. We hebben dat al geprobeerd met een aangenomen
Kamermotie van 28 mei, waarin we tegen de regering hebben gezegd: als je moet gaan
bezuinigen, hoe dan ook, wie dan ook, zorg er dan voor dat dat niet ten koste gaat
van het personeel, dat het niet leidt tot minder inzetbaarheid, minder zichtbaarheid,
hogere werkdruk, minder collega's of veiligheid van politiemensen. Hiermee heeft de
Tweede Kamer in meerderheid al tegen de politie gezegd: in ieder geval niet ten koste
van deze zaken die wij zo belangrijk vinden. Graag hoor ik de Minister daar nog een
keer over, ook vandaag. Wij mogen dit op deze manier niet laten gebeuren.
De heer Otte zei vandaag terecht: er is tijd nodig; nu geen onbezonnen acties of bezuinigingen
waar we in de toekomst spijt van gaan krijgen. Ik zou ook willen dat de Minister ingaat
op het argument van de voorzitter van de Nederlandse Politiebond dat incidenteel geld
nu leuk lijkt, maar dat je er niet zo veel aan hebt, omdat je daar geen personeel
van kunt aannemen. Ik zou de Minister daartoe willen oproepen. Dat zouden we ook in
meerderheid kunnen doen. Natuurlijk, de Minister is demissionair, maar als wij in
meerderheid iets aan de Minister vragen, kan daar een oplossing voor worden gevonden.
Dat is dus de oproep die ik aan de Minister zou willen doen.
Voorzitter. Dan de discussie over de politiebureaus. Toekomstbestendige politie vraagt
om volwaardige politiebureaus, zeker ook in de regio. Dat is wat wij vanuit de politie
horen. Er is dus een aangenomen Kamermotie die de regering oproept een pas op de plaats
te maken met het sluiten van politiebureaus. Las ik het nou goed dat de Minister stelt
dat het een demissionair Minister niet past om verstrekkende, meerjarige besluiten
te nemen? Nee, dat zou juist zijn als je bureaus zou sluiten. Dát zijn pas verstrekkende,
meerjarige besluiten, want die bureaus komen nooit meer terug. Dit is juist een pleidooi
om de aangenomen motie te volgen en dus die pas op de plaats te maken. Graag een bevestiging
van de Minister.
Voorzitter. Dan wil ik het ook nog hebben over het politieonderwijs. Collega's refereerden
al aan het zeer interessante rondetafelgesprek. Er zijn grote zorgen over de opleidingscapaciteit,
met name bij de opsporing. Die staat echt op omvallen. De vraag is zo hoog dat de
Politieacademie het nu al niet aankan. Dan zijn er opties: je kunt de Politieacademie
uitbreiden, je kunt extern gaan opleiden, je kunt het allebei doen. Maar de constatering
was dat de Minister hier niet uit kiest en de regie niet neemt. Dat is de vraag die
ik aan de Minister wil stellen: waar kiest hij dan voor? De krapte op de Politieacademie
is een feit, maar het is ook weer geen natuurverschijnsel. Het is niet zo dat je daar
nooit iets aan zou kunnen doen. Die vraag zou ik dus nadrukkelijk bij de Minister
neer willen leggen.
Ten slotte, voorzitter.
De voorzitter:
Kort.
De heer Van Nispen (SP):
Ja. Ten slotte vraag ik de Minister om in te gaan op de forensische geneeskunde, want
het wegvallen van de belangrijke taak van de medische arrestantenzorg is echt een
noodkreet vanuit dat beroep. Als je die experts verliest, zou dat hele beroep weleens
kunnen omvallen, dus ik wil graag dat de Minister daar nog op ingaat. Ziet hij mogelijkheden
om dat te voorkomen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. U heeft een vraag van mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja. Ik waardeer de heer Van Nispen altijd zeer. Ook al zijn we het inhoudelijk niet
altijd met elkaar eens, ik waardeer het dat hij benoemt hoe het zit en dat we daar
met elkaar over in debat kunnen gaan. Dat is bijvoorbeeld het geval met de huisvesting
van de politie. De motie van de heer Van Nispen hierover heb ik ook gesteund: geen
bureaus sluiten, want die zijn juist voor de buurt zo herkenbaar en die zijn voor
agenten de start van hun dienst. Maar vanochtend hoorde ik dat gezegd werd: 75% is
personeel en de andere 25% is ICT of huisvesting. Dan is ook hier, aan ons, de vraag:
waarvan zeggen wij dan dat je het zou willen oplossen? Ik hoor de Minister elke keer
zeggen over de bureaus, over de huisvesting, dat we toe moeten naar een ander concept,
naar het concept van politieposten. Ik zit daar zelf erg op te kauwen: zou je een
andere manier van huisvesting kunnen hebben, waardoor je bijdraagt aan een oplossing
en tegelijkertijd de nabijheid, die wij allebei zo belangrijk vinden, overeind houdt?
Hoe kijkt de heer Van Nispen naar zo'n ontwikkeling in huisvestingsconcepten? Kan
hij daar iets over zeggen?
De heer Van Nispen (SP):
Dank voor de vraag. Het is inderdaad niet helemaal zwart-wit. Je hoeft niet altijd
alles tot in de eeuwigheid te houden zoals je het ooit had. Daar sta ik best voor
open. Ik wil daar best goed naar kijken, maar tot nu toe heb ik nog geen manier gezien
waarvan ik zeg: dat rechtvaardigt inderdaad het sluiten van bepaalde bureaus in bepaalde
regio's; dat is verstandig. Ik ben daar dus nog niet van overtuigd. Nogmaals, het
hoeft niet tot in lengte van jaren zo te blijven, maar ik zie vooralsnog geen beter
alternatief dat ervoor zorgt dat de aanrijtijden van politieauto's goed blijven en
dat agenten zichtbaar de oren en ogen in de wijken blijven. Dat staat voor mij echt
voorop. In die zin ben ik er nog niet van overtuigd dat het verantwoord is om dat
te doen. Volgens mij hebben we nu juist spijt van bepaalde sluitingen in het verleden,
waardoor we bepaalde aanrijtijden hebben en denken: hadden we die bureaus nou maar
niet gesloten. Daarom blijf ik daarop hameren.
Maar ik denk dat mevrouw Michon-Derkzen mij niet vraagt om te zeggen: u moet vandaag
kiezen tussen bezuinigen op personeel en bureaus sluiten. Dat vind ik namelijk een
oneigenlijke keuze. Ik vind niet dat wij voor die keuze gesteld moeten worden. Ik
denk namelijk – dat is eerder mijn invalshoek – dat er uiteindelijk geld bij moet.
De politieorganisatie heeft zelf al geprobeerd er veel aan te doen. Daar hebben we
vanochtend veel waardering voor gehoord. Dan moeten we ook met elkaar bereid zijn
om te kijken of we dat tekort politiek kunnen oplossen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Nog een vraag van mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
We hebben overigens ook vanochtend gehoord dat een aantal maatregelen van de politie
zelf, zoals overbezetting voor niet-operationele werkzaamheden ... Ik zou zeggen:
prima, daar kun je ook niet tegen zijn. Maar als het gaat over de huisvesting, werd
ik getriggerd door de bijdrage van de heer Dijsselbloem. Hij zei terecht: het gezag
heeft het belang dat er politie in de wijk is en ook zichtbaar in de wijk is. Ten
aanzien van het sluiten van bureaus en nieuwe concepten van huisvesting zouden wij
graag concreet willen zien waar het dan over gaat, dus de concrete plaatsen. Dat is
een uitnodiging aan de Minister. Mijn fractie hecht er zeer aan dat dan ook de burgemeester
en de regioburgemeester dat een goede weg vinden en dat verantwoorden. Zo brengen
we het gezag in positie, want dat wordt daar ook op aangesproken. Hoe kijkt de heer
Van Nispen daartegen aan? Kunnen we de burgemeester en de regioburgemeester een rol
laten spelen bij de ontwikkeling van de huisvesting?
De heer Van Nispen (SP):
Als de vraag aan de Minister is om daar eens naar te kijken, dus als het een vraag
om informatie is, kan ik die natuurlijk steunen. Of ik het een verstandig idee vind
om te zeggen – ik chargeer een beetje – dat we toestaan dat in de ene regio allerlei
bureaus worden gesloten, waardoor het daar op manier X gaat, terwijl er in een andere
regio juist bureaus worden geopend, waardoor het daar op manier Y gaat, weet ik niet.
Daar ben ik een beetje terughoudend in. Ik ben er nog niet helemaal over uit of je
dat soort grote verschillen zou moeten laten bestaan.
Wat ik ook nog wil zeggen over de huisvesting: het is ook wel een beetje een punt
van de wat langere termijn. Natuurlijk moet je daarnaar kijken, daarover nadenken
en met een visie komen voor hoe dat zou moeten, maar dat neemt natuurlijk nooit de
financiële problematiek weg die we nu hebben, in deze periode, waarin het kabinet
demissionair is en waarin er verkiezingsprogramma's geschreven worden. Dit is ook
iets wat meer jaren gaat duren. Ik vind het ook goed dat er nagedacht wordt over innovatieve
concepten en bepaald werk dat in de toekomst eventueel niet meer nodig is of zou verdwijnen.
Prima, daar moet je allemaal over nadenken, maar dat zorgt vandaag de dag niet voor
extra wijkagenten en dat lost die problemen niet op.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat is voldoende zo. Dan gaan we luisteren naar de heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. Ik wil toch beginnen met te zeggen dat ik het stuitend vind. Ik
stelde de vraag wat er gevonden wordt van azc-demonstranten die politie, raadsleden
en een burgemeester aanvallen, en van een Kamerlid dat dan zegt dat niet zij de baas
zijn, maar dat de burgemeester de baas is. Dan heb ik niks aan een antwoord over Extinction
Rebellion. Dit is namelijk gewoon opruiend en gevaarlijk.
Voorzitter. Het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid over het politieoptreden
bij demonstraties is alarmerend. De inzet van de ME werkt vaak escalerend en de rol
van de politie is onduidelijk. Op Spaanse universiteiten vinden regelmatig demonstraties
plaats, waarbij pro-Palestijnse studenten kamperen voor universiteitsgebouwen. Er
is één groot verschil met Nederland: in Spanje is tijdens de protesten nog nooit iemand
opgepakt. Opstootjes tussen demonstranten en politie zijn er nauwelijks geweest, terwijl
de studenten daar vergelijkbare doelen nastreven als in andere landen, waar protesten
juist wel uit de hand lopen. Ik zou de Minister willen vragen hoe dat komt. Wat kunnen
wij leren van Spanje?
Het optreden van de politie wordt gekenmerkt door willekeur en dat ziet Nederland.
Wie hier te maken krijgen met intimidatie – dat is duidelijk: harde arrestaties en
buitensporig geweld – zijn niet de boeren, die in hun trekkers provinciehuizen bestormen
en Kamerleden bedreigen, niet de azc-demonstranten die in het hele land raadsleden
en burgers intimideren en bedreigen, en ook niet de tegendemonstranten die geweld
gebruiken tegen mensenrechtenactivisten, zoals in Katwijk; nee, dat zijn de klimaatdemonstranten,
de anti-Zwarte Pietdemonstranten en de pro-Palestinademonstranten. Juist de mensen
die opkomen voor het klimaat, tegen racisme en voor de mensenrechten worden geïntimideerd.
Pro-Palestinademonstranten worden thuis opgezocht, geïntimideerd, geslagen met wapenstokken
en massaal gearresteerd.
Terwijl mensen in het land onderling tegenover elkaar komen te staan, zijn politici
in dit huis bezig met opruiing. We zagen gisteren dat Douwe Bob door politieke framing
met de dood is bedreigd en het land moest ontvluchten. We zien partijleiders bij demonstraties
waar NSB-vlaggen worden meegedragen, leiders die daar roepen dat zij de baas zijn,
en niet de burgemeester, terwijl ze weten dat diezelfde demonstranten raadsleden en
burgemeesters hebben bedreigd en geïntimideerd, geweld hebben gebruikt en vuurwerkbommen
hebben gegooid. Eerder tweette deze politicus ook nog «I love Katwijk», nadat Katwijkers
gewelddadig tekeer waren gegaan tegen vreedzame demonstranten.
Ik heb de volgende vragen aan de Minister. Wat vindt de Minister van deze opruiende
uitingen van politici? Is de Minister zich ervan bewust dat deze uitingen zorgen voor
tweespalt in de samenleving? Heeft de Minister onderzocht of hier sprake is van opruiing?
Wat vindt de Minister van demonstranten die met NSB-vlaggen rondlopen? Is de Minister
het met mij eens dat dit strafbaar is? Wat is er met deze demonstranten gebeurd? Zijn
ze al opgepakt? Wat doet de Minister met Kamerleden die bijdragen aan het framen van
mensen zoals Douwe Bob, voor velen een volksheld, die moest vluchten voor zijn eigen
veiligheid? Is er onderzoek gedaan naar mogelijke smaad en laster?
Voorzitter. Dan de Maccabi-rellen in Amsterdam. Vrouwen werden belaagd, bespuugd en
zelfs aan de deur met de dood bedreigd, enkel omdat zij zichtbaar solidair waren met
Palestina. En wat doet het Openbaar Ministerie? Het seponeert de zaak. De reden? De
ov-beelden zouden zijn gewist. Maar hier ontstaat een strijdig beeld. Het Amsterdamse
vervoersbedrijf spreekt de lezing van het OM tegen. Volgens hen zijn de beelden niet
gewist. Sterker nog, de beelden zijn helemaal niet opgevraagd. Kan de Minister dit
verhelderen?
De voorzitter:
Rondt u af?
De heer El Abassi (DENK):
De vraag is of het überhaupt nog wat uitmaakt. Dit kabinet zegt een speciale relatie
met Israël te hebben. In de praktijk betekent dit onderdanigheid van Nederlandse zijde.
Maccabi-hooligans kwamen op bezoek, hebben onze inwoners geterroriseerd en lachen
ons nu vierkant uit vanuit Israël, want ze worden toch niet vervolgd. Kan de Minister
dit bevestigen? Waar blijven de reacties van partijen die normaal gesproken schande
spreken van buitenlands tuig dat onze straten terroriseert?
Tot slot, voorzitter.
De voorzitter:
Heel kort, want u bent ver in de rode cijfers.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dan laat ik het hierbij.
De voorzitter:
Dan dank ik u voor uw inbreng. We gaan luisteren naar mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik ga beginnen met het geweld tegen politieambtenaren.
Het was weer eens ruim 12.000 keer raak: 12.543 keer, om precies te zijn. Dat zijn
allemaal geweldsincidenten tegen de mannen en vrouwen die voor onze veiligheid opkomen.
Dat is wat BBB betreft onacceptabel. Agressie tegen hulpverleners en politie kan gewoon
niet. Uit respect voor hen moeten we dit soort tuig echt zwaarder gaan straffen. Daarom
heeft mijn fractie al meerdere moties ingediend om een taakstrafverbod bij geweld
tegen hulpverleners in te voeren. Het duurt ons veel te lang. Mijn fractie wil deze
wet nog graag behandelen voor het verkiezingsreces ingaat. Ik ben benieuwd hoe het
staat met deze wet en of de Minister mij hier een update van kan geven.
De voorzitter:
U heeft een vraag van mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank aan mevrouw Wijen-Nass voor dit belangrijke punt. Daar kwam ik zelf niet meer
aan toe, dus dan kan ik het zo nog even doen. Ik zal ook steun geven aan alle initiatieven
die ervoor zorgen dat geweld tegen politieambtenaren wordt ingedamd. Vandaar de initiatiefwet
van JA21 en de VVD, want het duurt ook ons te lang. Maar de Minister heeft eerder
ook gezegd met een wetsvoorstel te komen. Dat zou voor de zomer in consultatie gaan.
Ik hoop dat dat is gebeurd. Maar ik heb nog iets wat ik aan mevrouw Wijen-Nass wil
vragen. We hebben eind 2024 een WODC-rapport gekregen. In de stukken lees ik dat de
Eenduidige Landelijke Afspraken in 2026 worden aangepast en naar ons toe komen. Is
mevrouw Wijen-Nass het met mij eens dat het allemaal rijkelijk lang duurt en dat wat
we daadwerkelijk kunnen doen, namelijk het aanscherpen van de Eenduidige Landelijke
Afspraken, echt in een versnelling zou moeten?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ja, zeker. Dat ben ik helemaal met mevrouw Michon-Derkzen eens. Het moet zeker veel
sneller. Het duurt allemaal veel te lang. Dat zei ik net ook. Ik ben heel benieuwd
naar de beantwoording van de Minister op dit punt.
Dan kom ik nu bij mijn volgende punt, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Ja, gaat u verder.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Mijn volgende punt gaat over de herdenking van 4 mei. Dat is een moment dat in het
teken hoort te staan van respect, stilte en waardigheid. Mijn fractie schaamt zich
er diep voor dat de sfeer op sommige plekken volledig is verziekt. Dat mensen het
op zo'n dag, op zo'n moment, überhaupt nodig vinden om de boel te verstoren of te
escaleren is ziekelijk. Ik wil op deze plek de politie nog eens danken voor haar hele
belangrijke rol bij het in goede banen leiden van herdenkingen. Ze staan er natuurlijk
ook vaak voor garant dat demonstraties veilig verlopen. Maar ook bij herdenkingen
hebben zij een hele belangrijke rol.
Meneer de voorzitter. Ik ben wel verontwaardigd over de manier waarop we omgaan met
mensen die juist proberen zo'n herdenking wel waardig te houden, die opstaan als anderen
over de schreef gaan. Ik heb het hier over Marco Kroon. Dat is een man die handelde
uit betrokkenheid, ter bescherming van een herdenking die ons allemaal na aan het
hart gaat. Wat gebeurt er vervolgens? Hij wordt niet bedankt, maar hij mag zich melden
voor een verhoor, omdat demonstranten aangifte hebben gedaan. Wat BBB betreft is dat
werkelijk de wereld op zijn kop. Daarom wil ik de Minister vragen wat hij daarvan
vindt. Vindt hij het ook buiten proportie dat die zaak überhaupt in behandeling wordt
genomen? Mocht het zover komen dat er daadwerkelijk vervolgstappen worden ondernomen
tegen de heer Kroon, is hij dan bereid om gebruik te maken van zijn bijzondere bevoegdheid
om die zaak te stoppen?
Dan nog een laatste punt, meneer de voorzitter. Ik heb daar plenair een debat over
aangevraagd, maar daar was op dat moment geen meerderheid voor, dus ik vraag de Minister
hier langs deze weg aandacht voor. Het gaat om het volgende. Landelijk gezien stijgt
de algemene acceptatie van lhbti+-personen, maar in Amsterdam, onze hoofdstad, dé
stad die internationaal symbool zou moeten staan voor vrijheid en diversiteit, zien
we het tegenovergestelde gebeuren. De cijfers zijn ronduit schokkend. Nog maar 43%
van de Amsterdamse jongeren zegt homoseksualiteit te accepteren. Als we inzoomen op
specifieke delen van de stad, zoals Amsterdam Nieuw-West, zien we dat er zelfs een
school is waar dat is weggezakt naar nog maar 9%. Dat is niet zorgelijk; dat is onacceptabel.
Ik ben heel benieuwd hoe de Minister van Justitie en Veiligheid gaat optreden tegen
strafbare overtredingen op dit punt. Hoe gaat hij ervoor zorgen dat geweld tegen deze
personen keihard wordt aangepakt?
Dank u wel, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
U bedankt voor uw inbreng. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn
van de zijde van de Kamer. Ik kijk naar de Minister. Hij wil graag een schorsing van
twintig minuten. Hartstikke goed.
De vergadering wordt van 15.15 uur tot 15.35 uur geschorst.
De voorzitter:
Goed. Het is 15:35 uur en daarom heropen ik dit commissiedebat van de vaste Kamercommissie
voor Justitie en Veiligheid over de politie. We zijn aangekomen bij de eerste termijn
van de zijde van het kabinet, in de hoedanigheid van de Minister. Ik geef hem graag
het woord, allereerst voor een introductie; daarna doen we dan de interrupties en
de verdere beantwoording van de vragen. Het woord is aan de Minister.
Minister Van Weel:
Dank, voorzitter. Naar het zich laat aanzien – maar niks is zeker in deze tijden –
is dit mijn laatste debat voor het reces. Ik ben blij dat het gaat over de politie,
een organisatie waarvan ik weet dat we die allemaal een warm hart toedragen. Ik zal
heel kort een inleiding houden en daar meteen de financiën bij pakken. Dat wordt dus
één blokje. Daarna ga ik in op personeel, taakuitvoering en andere belangrijke zaken.
Zo zal ik daar met u doorheen gaan.
Laat ik beginnen met de NAVO-top. Ik ben blij dat ik na het WGO dat ik gisteren met
een aantal van u mocht hebben, vandaag nog een keer in de gelegenheid ben om de tienduizenden
mensen, waaronder 27.000 politieagenten, die hebben bijgedragen aan het succes van
deze top, ontzettend te bedanken. Het is een top waarvoor rekening werd gehouden met
het ergste, met allerlei scenario's en zaken die mis konden gaan, met tekorten elders
in het land, maar uiteindelijk hebben we gezien dat we een vreedzame, rustige, veilige
top hebben gehad, met lof van eigenlijk iedereen, niet in de laatste plaats van de
andere wereldleiders die aanwezig waren. Vele NAVO-toppen bezocht hebbende kan ik
u vertellen dat slechte koffie al de oorzaak kan zijn van een deal die het niet redt.
Ook bijvoorbeeld een gebrek aan toiletten of toiletten die overstromen – ik ben ook
op een COP geweest in Sharm el-Sheikh – kunnen een akkoord drastisch onder druk zetten.
Van dat alles was hier geen sprake. Het was veilig en gastvrij en ik denk dat het
een enorm succes is voor Nederland, ook op de inhoud. Dank dus voor uw complimenten,
die ik meteen weer doorgeleid.
Dan het minder goede nieuws. Ik heb u in het halfjaarbericht politie meegenomen in
het tekort dat bij de politie is ontstaan. Ik ben blij, zeg ik hier in alle eerlijkheid,
dat we nu inzicht hebben in wat er mis is met de politiebegroting. We wisten allemaal
dat er meerjarige exploitatietekorten te zien waren op die begroting en dat we dat
alleen maar konden laten lopen vanwege de onderbezetting in de politieorganisatie.
Dat gaf financiële lucht om deze situatie te tolereren. Die tijden zijn voorbij. Daar
zit ook een stuk goed nieuws aan vast, namelijk dat de vulling van de politieorganisatie
goed loopt. De Politieacademie zit vol. Daar kom ik zo meteen nog op terug. Zoals
mevrouw Michon al memoreerde, zijn we, ondanks de pensioengolf die we nu al meemaken,
in staat om de organisatie te laten groeien, in lijn met wat u allen van ons en de
politie heeft gevraagd.
Maar dat noopt ons er wel toe om te komen tot het meerjarig sluitend maken van die
begroting. Laat ik vooropstellen dat het meerjarig sluitend maken van een begroting
geen bezuiniging is. Mevrouw Michon memoreerde het al: we zijn in de afgelopen jaren
van 5,5 miljard naar meer dan 8 miljard gegaan. In principe moet elke organisatie,
ook die van mij, het ministerie, haar taken uitvoeren binnen de beschikbare budgetten.
Het probleem was dat dit de politie niet lukte. Dat hebben ze niet gedaan. Op een
aantal vlakken liepen de kostenoverschrijdingen drastisch uit de klauwen. Een daarvan
betreft de IV-projecten. Daar is separaat onderzoek naar gedaan door EY. Daar zijn
drastische ingrepen verricht. Dat is onderdeel van het van 900 miljoen naar 300 miljoen
brengen; zo is die enorm stijgende curve, die uiteindelijk al het andere verdringt,
omgebogen.
Het is dus niet zo, zeg ik tegen de heer Van Nispen, dat we niks doen aan de problemen
die zijn geconstateerd. Datgene wat je vanuit beheersverantwoordelijkheid moet doen,
hebben we aangepakt. Denk daarbij aan het ombuigen van kostenoverschrijdingen, het
terugbrengen van de bezetting naar de formatie, het op orde brengen van het formatiehuis,
dus mensen met een goede schaal op de goede positie zetten en niet te hoog zetten,
en het repareren van de zaken die nooit goed waren ingecalculeerd. Ook waren er wel
voorzieningen, arbeidsvoorwaardelijk, ten aanzien van PTSS of anderszins, toegezegd
– die toezeggingen werden ook nagekomen – maar daarvoor was er nooit geld bij gekomen.
Dat soort zaken worden nu allemaal aangepakt. Als je dan uiteindelijk de minder pijnlijke
maatregelen neemt, als je alle beheersmaatregelen neemt, als je de technische ruimte
pakt die je nu eenmaal hebt in de wijze van begroten, dan resteert een problematiek
die oploopt naar 300 miljoen.
Wat gaan we daar nou mee doen? We weten het nu pas sinds kort. U heeft die brief van
mij gekregen vrij kort nadat ik het LOVP voor de eerste keer heb ingelicht over de
staat. Ik moet komen met een sluitende begroting voor 2026, dus ik moet nu iets doen.
Gelukkig is de problematiek die resteert voor 2026 overzichtelijk; niks is pijnloos,
zeg ik erbij, maar het is overzichtelijk. Ik kan er invulling aan geven zonder dat
het aan de operationele slagkracht raakt. Dat is wat ik heb gezegd en daar sta ik
voor. Ik heb niet gezegd dat we niet aan de knoppen van personeel of anderszins gaan
zitten. Dat kan niet, want er zijn maar een aantal knoppen in de organisatie. Maar
«personeel» kan ook bestaan uit ondersteuning, uit bedrijfsvoering. De korpschef gaf
een voorbeeld en zei: er zijn functies die normaal gesproken bedoeld waren voor agenten
om kentekens na te zoeken, maar dat kunnen ze nu op hun mobiel. Het betekent dus ook
dat we op een slimmere manier kijken naar de formatie: welke formatie hadden we en
wat zit daar voor lucht in? Je raakt je operationele slagkracht niet als je dat zo
doet. Die slagkracht kun je in stand houden. Je kunt je basisteams en je recherchecapaciteit
in stand houden en laten groeien en, last but not least, we kunnen de instroom in
stand houden. Dat is namelijk heel belangrijk. Als je dat niet doet als organisatie,
ben je weg op de arbeidsmarkt. Dan ben je je betrouwbaarheid kwijt, creëer je langjarige
gaten in de organisatie en loopt het mis in de opleiding. Dat zijn dus de zaken waarvan
de korpschef heeft gezegd – en ik volg haar daarin – dat ze daar niet aan wil komen.
Dat noemen we nu de taboes, om het zo maar te zeggen, voor de invulling van de begroting
voor 2026.
Maar daarmee heb je geen 300 miljoen gevonden. Dat is de reden dat we de knip hebben
gemaakt. We komen voor 2026 met een begroting waarbij de operationele slagkracht in
stand blijft en zelfs nog kan groeien, conform projectie, maar dan houden we wel een
restopgave over waarover we met de gezagen in overleg willen. Als we daar keuzes in
moeten maken – en ja, dat zijn geen makkelijke keuzes meer, want de makkelijke keuzes
zijn al gemaakt in aanloop naar de resterende problematiek – moeten we dat gezamenlijk
doen. Daar komen we ook met uw Kamer over te praten, nog dit najaar, dan wel begin
volgend jaar, op het moment dat we scherper in beeld hebben aan welke knoppen we nog
kunnen draaien.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat levert enkele vragen op. Allereerst is het woord aan mevrouw Van
der Werf. We doen maximaal drie interrupties per persoon, als ze puntig zijn, want
anders lopen we echt uit de tijd.
Mevrouw Van der Werf (D66):
De Minister zegt dat hij de operationele slagkracht bedoelt en dat hij dus niet gaat
snijden in het huidige bestand van mensen, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat
je dan niet snijdt in de werkdruk. We weten dat de Wet seksuele misdrijven, om maar
een voorbeeld te noemen, meer werk oplevert. Dan gaan we dus wel merken dat mensen
minder goed geholpen kunnen worden. Dat is precies wat ik in mijn inbreng bedoelde
met kwantiteit en kwaliteit. Kan de Minister daar een eerlijke reflectie op geven?
Wat gaat dit dan betekenen?
Minister Van Weel:
Met operationele slagkracht bedoel ik dat we de basisteams, de gebiedsgebonden politie
en de opsporings- of recherchecapaciteit, die daadwerkelijk bijdragen aan de zichtbaarheid
en de nabijheid van de politie, aan het oplossen van strafrechtzaken – daar vallen
ook zedenrechercheurs onder, dus dat betreft ook de opvolging van de Wsm – in stand
houden. Dat betekent dat je op sommige andere vlakken, ook in 2026 al, moet gaan kijken
waar het minder kan. Dat kan bijvoorbeeld door te kijken naar de overbezetting bij
niet-operationele functies, waarvan al jaren sprake is. Vanuit beheersmatig oogpunt
is het vreemd dat een organisatie al jaren een bepaalde formatie heeft, maar meer
mensen inzet. Dat is geen adequaat beheer. Maar bij het schrappen van niet-operationele
functies kunnen we bijvoorbeeld wel zeggen: hier zitten toevallig twee digitale whizzkids,
die ontzettend bijdragen aan het terugdringen van de digitale criminaliteit; die willen
we niet missen. Maar als we in de bedrijfsvoering op de niet-operationele sterkte
kunnen bezuinigen, dan gaan we dat wel doen. Ik zie niet zozeer hoe de dienstverlening
daarmee in het gedrang komt.
We kijken nu op een hele kritische manier naar de formatie van de organisatie. We
kijken bijvoorbeeld naar de functies die zijn komen te vervallen of die niet meer
zo worden ingevuld als vroeger. Misschien kunnen we ook in de ondersteuning van de
bedrijfsvoering dingen slimmer aanpakken. Dat is het soort maatregelen waar in eerste
instantie naar wordt gekeken. Het kan dus zo zijn dat de bezetting daar lager wordt,
voor bepaalde werksoorten, maar dat geldt dus niet voor de werksoorten die raken aan
de operationele slagkracht.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dit is wel een antwoord, maar eigenlijk geen antwoord op mijn vraag. Vanochtend werd
er ook, onder andere door de NPB, heel duidelijk gezegd: je kan natuurlijk nooit garanderen
dat zo'n bezuiniging op de werkvloer, op functies van mensen die niet direct de straat
opgaan, niet raakt aan dat werk. Als er minder mensen achter de balie staan of als
er minder mensen zijn die andersoortig werk doen waarmee ze blauw op straat ondersteunen,
raakt dat natuurlijk wel degelijk aan de kwaliteit van het politiewerk en dan gaan
mensen dat ook merken. De zedenrecherche bijvoorbeeld is al jaren niet op peil geweest.
Het is fijn dat de mensen die daar nu zitten, behouden kunnen blijven, maar eigenlijk
zegt de Kamer al heel lang: er zouden er meer bij moeten komen om de werklast überhaupt
draaglijk te kunnen houden. Wat gaat de Minister nou doen om ervoor te zorgen dat
wij als Nederlanders de kwaliteit van het politiewerk kunnen behouden?
Minister Van Weel:
Er zitten keuzes in deze slag, waarin we de tering naar de nering zetten, om het zo
maar even te noemen, waarin we de uitgaven van de politie terugbrengen tot binnen
het kader van de inkomsten die zij jaarlijks krijgt. Als Kamer en als Minister zijn
wij er verantwoordelijk voor om te zorgen dat organisaties dat doen. Binnen de keuzes
die er zijn voor 2026 – ik zal voor u inzichtelijk maken hoe die worden gemaakt, want
dat stelt u in staat om uiteindelijk een oordeel te vellen over de begroting en over
de vraag of ik de woorden die ik hier uitspreek, gestand doe – zijn voor mij kwaliteit,
zichtbaarheid, nabijheid en de basisteams de leidraden om die keuzes te maken. Ik
kan niet zeggen dat er geen functie van afgaat, dat er geen politiebureau dichtgaat
en dat we ergens geld zullen vinden. Die exercitie is al gedaan om van 800 miljoen
naar 300 miljoen te gaan. Het resterende bedrag voor 2026 vinden op een begroting
van 8 miljard plus gaat echt lukken zonder dat door de buitenwereld gevoeld wordt
dat de dienstverlening van de politie minder wordt; dat geloof ik. Ik kan u niet garanderen
dat er geen functie niet bezet wordt onder dit regime, maar de operationele slagkracht
blijft en daar gaat het om. Bij de zedenrechercheurs kan de groei voorlopig gewoon
doorgaan zoals we die hadden voorzien.
De voorzitter:
Dank. Voor nu voldoende zo, mevrouw Van der Werf? Ja, zie ik. Mevrouw Michon-Derkzen
stak als eerste daarna haar vinger op.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik wilde nog even terugkomen op de tekorten die nu duidelijk zijn geworden en de reactie
van de Minister daarop. Even een inkijkje. Is de Minister zich niet helemaal rot geschrokken?
Bij de voorbereiding van mijn debatten kijk ik altijd even debatten terug. Niet voor
niets hebben we al vanaf het moment van de begrotingsbehandeling, met mijn motie over
de doorlichting, de wens geuit om meer inzicht te krijgen, omdat je aan je water voelt
dat het niet echt lekker gaat daar; we hebben er weinig zicht op. Bij het commissiedebat
in april was het EY-rapport net openbaar geworden en toen schrokken we ons rot van
de tekorten op IV. Als je alles opstapelt, is het nu bij elkaar dus 800 miljoen. Ik
ben benieuwd wat de reactie van de Minister was. Heeft hij als beheerder – want dat
lijkt me zo ongemakkelijk eraan – ook niet gedacht: «Moet ik mijn beheerdersrol misschien
anders of steviger invullen? Wat overkomt mij nu?» Kan de Minister daar iets meer
over zeggen, ook om ons comfort te geven, zodat we dit over een tijdje niet weer hebben?
Minister Van Weel:
Het feit dat boo, de basis op orde, een gekende afkorting is in de politieorganisatie
en dat iedereen daarmee te maken heeft, gaf mij al bij aantreden aan dat de basis
niet op orde was, dat daar een probleem zat. Daar hebben we het ook over gehad, ook
in die eerste debatten. Dat ongemak had ik dus wel. Bij het optillen van de tegel
kwam daar uiteindelijk maar liefst ruim 800 miljoen onder vandaan, zoals u zegt, en
daar ben ik enorm van geschrokken. Enorm.
Wat heb ik in dit traject gedaan? Ik prijs de korpschef, want zij heeft gezegd: ik
wil hier wat aan doen en dat ga ik in alle transparantie doen; we zullen moeten gaan
ombuigen, want zo gaat het niet verder. Zij heeft ook het EY-rapport in gang gezet,
wat uiteindelijk, hoe pijnlijk ook, heeft blootgelegd welke structurele problemen
er zaten in het IT-beheer en de projecten van de politie. Daar prijs ik haar voor.
Tegelijkertijd heb ik gezegd: dan wil ik ook vol comfort hebben over alles wat er
aan cijfers naar boven komt. Ik heb de directie Financieel-Economische Zaken van het
ministerie dus laten meekijken, als een zijlicht, bij alles waar de taskforce meekwam.
Dat heeft mij comfort gegeven ten aanzien van de bedragen die daaruit zijn gekomen.
Vinden wij die bedragen net zo hard als de politie of kunnen we daar iets aan afdoen?
Zijn dat bedragen die onvermijdelijk zijn of kunnen daar nog keuzes in gemaakt worden?
We hebben dus geholpen in zowel het valideren van de omvang, als het kijken naar wat
je financieel-technisch of met keuzes zou kunnen doen om het tekort kleiner te maken.
Ik denk dat dat heeft bijgedragen aan het terugbrengen van die 800 miljoen naar 300
miljoen.
Ik ben niet voornemens om dat concept snel los te laten, want in de aanloop naar de
keuzes die we volgend jaar moeten gaan maken, zal ik behoefte houden aan dat extra
comfort. Ik denk ook dat de politie geholpen is met een zijlicht bij de keuzes die
in kaart moeten worden gebracht. Ik denk dat de doorlichting waar u zo lang om heeft
gevraagd er nu ligt en dat die transparantie goed is. Die zal de Kamer de komende
jaren beter in staat stellen om te kijken wat de impact van de keuzes is: als ik hier
nu geld in steek, verdwijnt dat dan in een zwart gat of zie ik daar daadwerkelijk
output voor terug?
Ik denk dat de politie en de regioburgemeesters daarvoor wel iets terug zullen vragen,
namelijk: kunt u vanuit Den Haag dan ook zo min mogelijk gelabeld geld voor specifieke
taakjes geven? Dat maakt het namelijk weer moeilijk voor de gezagen in de organisatie
om dat in stand te houden. Het is een gezamenlijke queeste van meer inzicht versus
kijken waar we kunnen ontschotten en hoe we de politie kunnen helpen om het beheer
makkelijker te maken. Daar wil ik graag samen met u, de politie en de gezagen een
ronde in maken.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw Michon-Derkzen, met haar tweede interruptie.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja, ik heb een vervolgvraag. We hoorden het vanochtend ook: de politieorganisatie
is een sui-generisorganisatie. Dat is een soort specialis. De Minister is verantwoordelijk
voor het beheer. Wij hebben als parlementariërs het budgetrecht. Zo eenvoudig is het
leven ook, ongeacht hoe de clip eruitziet. Met de informatie die we nu hebben vind
ik het te mager – dat wil ik wel gezegd hebben – dat de Minister zegt dat we daar
samen de goede keuzes in gaan maken, met alle respect voor wat er nu gebeurt binnen
de politie; dat wil ik ook gezegd hebben. Richting het debat dat we in het najaar
zullen hebben, waarin we wat meerjarig vooruitkijken, moeten we specifieker weten
hoe het zit. Neem een heel simpel voorbeeld als de huisvesting: wat levert bij wijze
van spreken bureau X of bureau Y op? Het concept, het alternatief, moet er dan gelijk
naast staan. Wat de Minister net als queeste aanhaalde, moet er gelijk mee oplopen.
Daar ontbreekt het vaak aan. Ik wil de Minister ook uitnodigen om nog een concretiseringsslag
van de politie te vragen voor de informatie die we vandaag hebben gekregen, ten behoeve
van het debat in het najaar.
Minister Van Weel:
Dat wil ik zeker doen. We leven toe naar een debat in het najaar. Ook daarin moet
een balans worden gevonden tussen als Kamer sturen op de verwarmingskosten in Westerwolde
en de vraag welke huisvestingstaakstelling we meegeven aan de politie. We zullen ergens
de balans moeten vinden tussen het werkbaar houden voor de organisatie, sui generis
of niet, om zelf het dagelijks beheer te kunnen doen enerzijds en de politieke keuzes
die we maken en de vraag of we comfort hebben bij het beheer anderzijds. Dat het comfort
bij het beheer zoals het was een knauw heeft gekregen, moge duidelijk zijn. Op dat
vlak zullen we dus aan vertrouwen moeten gaan werken.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat was voldoende hierover. Er zijn veel vragen. De heer Van Nispen
was nu als eerste.
De heer Van Nispen (SP):
Toch even over dat bedrag voor het jaar 2026, want daarna ... Die 300 miljoen zal
mogelijk ingrijpende keuzes vergen. Het kan betekenen dat er geld bij moet, maar het
kan ook iets anders zijn, afhankelijk van de politieke meerderheid. De Minister zei:
voor 2026 is het overzichtelijk, zonder af te doen aan de formatie; de operationele
slagkracht blijft in stand en we kunnen ook de instroom bij de politie in stand houden.
Dat is allemaal taboe verklaard. Dat klinkt toch een beetje als: dat gaat dus geen
pijn doen. Tegelijkertijd hoorden wij vanmorgen dat het uitgesloten is dat de politieorganisatie
dit zelf gaat ophoesten en dat het geen pijn doet, want natuurlijk doet het wel ergens
pijn. Ik ga de Minister dus toch vragen waar dit dan pijn gaat doen. Zegt hij hiermee
nou dat er vanuit hem geen extra geld komt en dat de politie die 43 miljoen op de
een of andere manier toch maar zelf moet ophoesten, uit de eigen begroting?
Minister Van Weel:
Ik heb ook geen ander geld. Ik moet het ministerie en een hoop andere uitvoeringsorganisaties
draaiende houden. We hebben grote tekorten bij de DJI, zoals u weet. Als u kijkt naar
de totale Justitiebegroting, zult u zien dat er niemand is die mij aan het einde van
het jaar geld teruggeeft en zegt: dank, ik hoef volgend jaar minder. Ook voor mij
als ultieme eindbeheerder geldt dat ik het moet doen met het geld dat mij is toevertrouwd.
Deels de tering naar de nering zetten, is iets wat we van alle organisaties verlangen.
Ik zou een gezonde politieorganisatie achter willen laten, met visie, die binnen haar
jasje in staat is om het werk uit te voeren dat we van de politie vragen. Als je in
een formatie of in de toekomst meer geld aan die organisatie geeft, moet je weten
dat dat meteen gaat zitten in meer output en slagkracht. Die gezondheidsswitch wil
ik maken. Zoals ik zei, ga je niet niks merken van de ingrepen die nu gedaan zijn
of die in 2026 gedaan worden. Maar er zal niemand ontslagen worden, er zijn geen consequenties
voor de rechtspositie van de mensen die er zitten, het zal geen consequenties hebben
voor de gebiedsgebonden politie, noch voor de opsporing.
Ja, we gaan bijvoorbeeld de niet-operationele sterkte, de overbezetting, afbouwen.
Eigenlijk is dat gezond, zoals ik al zei, maar zelfs daarbij gaan we kijken of we
daarbinnen kunnen differentiëren tussen mensen die wel degelijk meer raakvlakken hebben
met de operationele output versus mensen die op overbezetting zitten in de bedrijfsvoering.
Ook gaan we kijken of we processen slimmer kunnen inrichten. Die hele slag gaan we
maken. Ik kan geen geld vinden zonder te bezuinigen op ofwel bedrijfsvoering, ofwel
arbeidsvoorwaarden, ofwel personeel, ofwel materieel. Dat zijn de enige draaiknoppen
die er zijn. Maar daarbinnen heb ik gezegd hoe ik het ga doen, waarbij ik de operationele
slagkracht in stand houd.
De heer Van Nispen (SP):
Of je dit nu «het meerjarig sluitend maken van de begroting» of «het ombuigen van
de kostenoverschrijding» of «het terugbrengen van de formatie» noemt, in gewonemensentaal
is het een bezuiniging. Dat is het begrotingstechnisch misschien niet, maar in gewonemensentaal
wel; zo zal het ook gevoeld worden door politieagenten. Dit voelt gewoon als een bezuiniging
op de politie, ondanks alle verkiezingsbeloftes uit vorige verkiezingsprogramma's
en ondanks alles wat iedereen nu weer opschrijft in de programma's. Nou ja, dat weet
ik nog niet, maar dat voorspel ik. Is het niet buitengewoon pijnlijk en ook slecht
voor het vertrouwen dat er nu, in deze demissionaire periode, toch een begin wordt
gemaakt met bezuinigingen op de politie, die gewoon gevoeld gaan worden op de werkvloer?
Daarna werken die natuurlijk ook door in hoe mensen het voelen, als er geen mensen
zijn die opsporingshandelingen verrichten in zaken waarvan aangifte is gedaan et cetera.
Dit is toch buitengewoon onhandig en vervelend? Waarom kunnen we als Tweede Kamer
de Minister dan niet het mandaat geven om wel op zoek te gaan naar dat extra geld?
Dan kunnen we die bezuinigingen nu in ieder geval voorkomen en een pas op de plaats
maken, niet alleen met het sluiten van bureaus, zoals we hebben afgesproken, maar
ook met deze bezuinigingen, die kennelijk voor het begrotingsjaar 2026 doorgevoerd
gaan worden.
Minister Van Weel:
Ik druk toch even terug op het woord «bezuinigingen». Zo zou dat in uw eigen huishoudboekje
ook niet werken. Als u elke maand te veel geld uitgeeft, meer dan u binnenkrijgt,
en er tegen u gezegd wordt «meneer Van Nispen, het wordt nu tijd dat u gaat uitgeven
wat u binnenkrijgt elke maand», zegt u ook niet: kom op zeg, ik ga niet bezuinigen!
De toonzetting moet net anders zijn.
De politiebegroting is enorm gegroeid de afgelopen jaren en die zal ook verder doorgroeien,
conform de investeringen die we hebben gedaan overeenkomstig het hoofdlijnenakkoord
en het regeerprogramma. We zien echter dat het, door de oplopende overschrijdingen
binnen de politie en door de toenemende vullingsgraad, gaat knellen binnen het jasje
van de politie. Dan kun je zeggen: jeetje, het knelt; het jasje moet meteen groter.
Ik zeg niet dat ik daar op zich tegen ben, maar ik zou toch eerst zeker willen stellen
dat als het jasje groter wordt, de persoon die erin past niet ook verder doorgroeit.
Ik zou structurele maatregelen willen om te zorgen dat extra input ook extra output
is, en dat er niet steeds inherent stijgende kostensoorten zijn, zoals de IV er een
is geweest de afgelopen tijd. Ik zou zeker willen stellen dat dat opgelost is. Ik
ben het dus met u eens, maar ik verzet me een klein beetje tegen het frame dat er
nu iets afgehaald wordt, terwijl de hoeveelheid geld die de politie krijgt, gelijk
blijft of stijgt.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Meneer Van Nispen, is dat voldoende op dit punt? U heeft nog één interruptie
over; ik snap het. Even kijken. Dan is mevrouw Mutluer aan de beurt.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp heel goed dat een organisatie opnieuw naar de inrichting kijkt en die checkt,
transparant is over de besteding en voorstellen doet om het geld effectiever in te
zetten. Laat ik dat vooropstellen. Aan de andere kant hoor ik nog steeds de woorden
van de regioburgemeester, die in het gesprek dat we vanochtend hadden, zei: je kunt
wel stellen dat je niet bezuinigt op de operationele slagkracht, maar op het moment
dat je de niet-operationele slagkracht vermindert of daar goed naar kijkt, ook financieel
gezien, en daar allerlei voorstellen voor doet, gaat dat, omdat die mensen ten dienste
staan van het apparaat, uiteindelijk toch het apparaat en de politiemensen raken.
Dat vind ik een heel terechte constatering en ik kan dat dus niet weerleggen zolang
ik niet concreet weet met welke suggesties en voorstellen men zal komen en wat daarvan
de neveneffecten kunnen zijn.
Mijn concrete vraag en suggestie was dan ook: kunnen we nu niet pas op de plaats maken?
Kunnen we niet beter de druk van de ketel halen door die 170 miljoen euro voor de
politie die bij hoofdlijnenakkoord ter beschikking zijn gesteld nu deels in te zetten
voor dat tekort van 43 miljoen in 2026? Dan hebben ze in ieder geval de tijd en de
ruimte om het zorgvuldig te doen. De Kamer heeft budgetrecht en dit geeft ze de tijd
om ons te laten zien waarom welke keuzes er worden gemaakt en welke effecten men daarvan
verwacht. Daar heb ik namelijk behoefte aan.
Voorzitter, het probleem is wel dat het tweeminutendebat mogelijk deze week niet plaatsvindt
en ik daardoor dus ook geen mogelijkheid heb om met een meerderheid de Minister aan
te sturen. Ik wil daarom dat hij hier serieus antwoord op geeft.
Minister Van Weel:
Dat zal ik doen. Ik wilde ook nog terugkomen op de suggestie van de HLA-gelden, want
de regioburgemeesters hebben mij dat ook gesuggereerd. Ik moet de verwachtingen wel
temperen, want die middelen zitten niet in mijn achterzak. Die staan op de politiebegroting!
Die worden onder andere gebruikt voor de PTSS-kosten van 45 miljoen, die niet gedekt
waren door het vorige kabinet. Er gaat verder een enorm bedrag naar digitale opsporing
en daarover hebben we allemaal, ook de gezagen zelf, de regioburgemeesters, gezegd
dat we daar enorm achterlopen. We zien hier een enorme groei en we kunnen het niet
meer behappen.
Ik heb al die posten tegen het licht gehouden. Ik kan u nog wel vertellen dat er één
post is die ik bereid ben over te hevelen. Dat is een post die mij zelf aan het hart
gaat, omdat ik daarin geloof. Maar ik ben bereid om die vanwege het algemeen belang
toch over te hevelen naar de resterende problematiek. Die post is het extra innovatiegeld
uit het regeerprogramma. Het gaat dan om 10 miljoen in 2026 en 15 miljoen in 2027.
Ik geloof in de toekomst van AI, kwantum, onbemande systemen et cetera. Ik wilde hiermee
een impuls geven aan de doorontwikkeling daarvan, omdat ik denk dat het een essentieel
onderdeel is van de toekomst. Maar alles afwegende is het hemd nu nader dan de rok.
Ik ben daarom bereid om in 2026 en 2027 af te zien van dat geld, maar meer ruimte
is er niet binnen de HLA-gelden. Het staat allemaal op de politiebegroting en dat
deelt de korpschef ook.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Mutluer nog een keer op dit punt? Nee. Dan de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Ik wilde toch even terug naar de vragen die de vorige leden hebben gesteld. Noem het
dan maar niet «bezuinigingen» maar «ombuigingen», want dat kan volgens mij ook. De
Minister schetst dat zijn ministerie, zijn mensen, ook hebben meegekeken en dan rijst
bij mij de vraag of er discussie is geweest met de korpsleiding over wat wel en wat
niet.
Minister Van Weel:
Dat waren hele interessante meetings, zeg ik via de voorzitter tegen de heer Aardema.
In die zin heeft het zijlicht ook wel zijn nut bewezen. Er is bijvoorbeeld gekeken
naar de vacaturefrictieruimte en hoe de politie daarmee omgaat. De experts van het
ministerie zeiden: wat kun je hanteren als frictieruimte? Je hebt immers altijd vacatures,
omdat mensen van de ene naar de andere positie gaan. Dat levert geld op.
Dat is een van de voorbeelden waarbij de input van het ministerie en alle discussies
hebben geleid tot het kunnen reduceren van de financiële problematiek, zonder dat
dat pijn doet in de organisatie. Dat lukte dus door te zeggen: uit rijksbrede ervaring
is gebleken dat dit de manier is om met het ramen van de bezettingsgraad en de frictie
om te gaan.
Zo zijn er meer discussies geweest. Er is ook een aantal keer doorgevraagd: «Hoe hard
is deze afspraak nou? Staat dit echt in de cao's? Hoe diep zit dat?» Dat soort discussies
heeft dat zijlicht opgeleverd. Maar uiteindelijk is iedereen het erover eens dat dit
de plaat is en dat dit is wat je verantwoord aan technische maatregelen kunt nemen.
De voorzitter:
Dank. Dat zijn voor dit moment de vragen. De Minister continueert.
Minister Van Weel:
Ik kijk nog even of ik onder het kopje financiën dingen ben vergeten. Dat is het geval,
want de heer Van Nispen vroeg nog naar incidenteel geld. Hij deed dat omdat de bonden
daar ook naar hebben gevraagd. Maar dat is dus geen oplossing voor deze problematiek.
Het gaat namelijk om structureel oplopende problematiek, die uiteindelijk uitkomt
op een «plateau». Dat is niet het woord, maar die 300 miljoen is dus wel waarop het
stabiliseert. Het is een opgave die er ligt en die aangepakt gaat worden naar mate
de organisatie meer gevuld raakt.
De heer Eerdmans vroeg naar de duurzaamheidseisen. Ze zouden in zo'n geval ook hoog
op mijn verlanglijstje staan van dingen om te schappen, want het levert weinig op.
Maar we hebben hier te maken met wettelijke verplichtingen om de CO2-uitstoot te reduceren. Ik wil er nog wel een keer naar kijken, maar in de regel houden
we ons aan de wet. Dus als er echt geen uitvlucht mogelijk is, zitten we daar, vrees
ik, aan vast.
De voorzitter:
De heer Eerdmans, heeft u een opmerking op dit punt? Nee? Oké.
Minister Van Weel:
Dan kom ik bij het kopje personeel en daar zit ook het onderwijs in.
Hoe zit het met de eenheden die zelf een academie of een onderwijsinstelling oprichten,
vroeg mevrouw Michon-Derkzen. Alle breed-executieve politiemedewerkers volgen na hun
instroom de Politieacademie. Dat weet u. De basispolitieopleiding en de opleiding
voor specialistische inzet bevinden zich allemaal daar. In de functie is de vereiste
opleiding vastgelegd en daar wordt dan ook aan vastgehouden. De academies en de opleidingen
waar u, mevrouw Michon, het over heeft, zijn vaktechnische opleidingen die daarna
spelen.
Los van de basispolitieopleidingen zijn er zogenoemde «veldacademies» in de eenheden.
De Intel Academie en de opsporingsacademie dragen bijvoorbeeld kennis en vaardigheden
uit hun eigen ervaring over aan agenten. Natuurlijk moeten ze elkaar aanvullen en
moet je dubbelingen voorkomen. Als je vindt dat dingen in de basisopleiding thuishoren,
moeten die niet in een veldacademie zitten. Die moeten naar die basisopleiding. Het
is dus de bedoeling dat ze elkaar aanvullen. De certificering zit verder echt alleen
bij de Politieacademie.
Ik ben zelf op bezoek geweest bij een veldacademie voor verborgen plaatsen in auto's.
Het is enorm interessant om te zien wat voor expertise je kunt opbouwen in het onderkennen
van een verborgen ruimte in een auto en hoe je die vervolgens open krijgt als je weet
dat die er zit. Dat gebeurt door kortsluiting te maken op de carrosserie met de oplader
van je telefoon. Daarna moet je drie keer drukken op het mistlampknopje en het handschoenenkastjes
opendoen. En dan pas komt de verborgen ruimte aan het licht!
Dit is een voorbeeld van ... Ik vertrouw dit publiek! Ik hoor zeggen dat er mensen
meeluisteren, maar dit is dus een voorbeeld van de praktijkkennis van mensen die in
een bepaalde niche heel veel kennis hebben opgedaan en dat breed delen met collega's.
Ik ben daar ontzettend voor en dat hoeft van mij niet allemaal geconcentreerd te zijn
in de Politieacademie.
De voorzitter:
Het leidt wél tot een vraag van Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dat is wel dramatisch, maar niet zo dramatisch als al de geheimen die de Minister
hier prijsgeeft over het aanpakken van verborgen ruimtes.
Zonder gekheid. Ik wist niet dat die veldacademies zo heten, maar het gaat dus om
eenheden die vakspecialistische kennis overbrengen. Die eenheden worden niet erkend
door de Politieacademie. Althans, ze ploeteren om ervoor te zorgen – en dat is nog
niet gelukt – dat ze via de Politieacademie een certificaat kunnen verstrekken aan
de agenten die daar iets hebben geleerd. Dat dat gelukt zou zijn, is niet waar, want
het zijn twee gescheiden trajecten. De Politieacademie werkt dus niet alleen niet
goed samen met die regionale academies, maar ook niet met dat initiatief, dat nota
bene vanuit de bonden is gekomen.
Het IVV is een club van de bonden en die club zorgt er dus voor dat agenten sneller
opgeleid worden en door kunnen stromen. Het IVV heeft heel specifieke opleidingen,
bijvoorbeeld rijden met licht en optische geluiden. Het IVV werkt niet samen met de
Politieacademie en daarom wil ik toch echt tegen de Minister gezegd hebben dat hier
sturing nodig is. Volgens mij willen we gewoon allemaal dat iedereen wordt gestimuleerd
om zijn werk beter te doen door een opleiding te volgen. De Politieacademie moet daaraan
bijdragen en hun niet het leven moeilijker maken.
Minister Van Weel:
Ik wil er graag in duiken, maar mijn beleving is niet dat de Politieacademie niet
meewerkt. Het zijn gewoon, zoals ik al zei, twee verschillende beesten. Bij de een
gaat het om het overdragen van praktijkkennis aan collega's. Daar hoeft van mij ook
geen diploma met allerlei stempels aan vast te zitten. Certificering brengt strengere
eisen met zich mee en geldt natuurlijk wel voor de basisopleidingen en de vaktechnische
opleidingen die de academie geeft. Dat is mijn belevingswereld, maar als ik ernaast
zit, kom ik graag bij u terug.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Van Weel:
Zie ik mogelijkheden om de Politieacademie uit te breiden om aan de instroomwensen
te blijven voldoen? De Politieacademie zit op dit moment aan haar maximale capaciteit,
maar dat geldt eigenlijk ook voor de absorptiecapaciteit van de politieorganisatie
voor mensen die uit de academie komen. Die hebben weliswaar een fantastische opleiding
gehad, maar ze moeten in de praktijk wel worden meegenomen door eenheden om uiteindelijk
het vak in de vingers te krijgen.
Ik kan me dat zelf nog herinneren uit mijn operationele tijd bij de marine. Op papier
waren wij een volledig gevuld schip, maar ondertussen was ik wel vijf collega's aan
het opleiden. Op dat moment was ik de enige die volledig gekwalificeerd was om het
werk te doen. Dat schiet niet op! De uitstroom uit de academie moet dus wel behapbaar
zijn voor de eenheden die uiteindelijk die uitstroom moeten opnemen en die mensen
verder moeten opleiden. Ik denk dat we daar op dit moment aan onze max zitten.
Mevrouw Mutluer vroeg naar de stage en de vooropleiding mbo: kunnen die beter aansluiten
op de politieopleiding? Politiewerk is niet voor iedereen weggelegd. Het is zwaar
werk dat veel van mensen vraagt. Iedereen moet daarom gewoon voldoen aan de aanstellingseisen
om in te kunnen stromen. Dat is soms moeilijk als je op zoek bent naar personeel,
maar uiteindelijk is de organisatie het meest gebaat bij het vasthouden aan de kwaliteitseisen.
«Kwaliteit» moet ik het niet noemen, want het gaat om de aanstellingseisen die de
organisatie stelt.
Onder anderen de heer Six Dijkstra vroeg om meer rechercheurs. Het belangrijkste wat
hier gebeurd is, is dat de directe instroom in het vakgebied tactische opsporing van
de recherche mogelijk wordt gemaakt. Dan hoef je dus niet meer vanuit de gebiedsgebonden
politie door te stromen. Dat is een nieuwe route, die gaat zorgen dat we meer directe
opsporingscapaciteit beschikbaar krijgen. Diverse eenheden zijn al gestart met een
tijdelijk alternatief voor deze nieuwe instroomroute. Er blijkt daar veel animo te
zijn om van buiten in te stromen. Ik kom ook op veel politiebureaus dit soort mensen
tegen. Het zijn jonge, zeer gemotiveerde mensen die via zijinstroom echt tot het hart
van de politieorganisatie komen en daar hun bijdrage leveren.
Mevrouw Van der Werf vroeg naar het tekort aan femicidespecialisten. We hebben het
net al even gehad over de kwaliteitseisen die leidend zijn bij alle opgaven die we
hebben. Het aantal specialisten met specifieke expertise, dat de afgelopen jaren is
geworven, is wel toegenomen. Ik denk dat de vraag naar specialisten alleen maar verder
zal toenemen. Wij nemen deze keuzes mee wanneer we de begroting voor 2026 opstellen
en we nemen het ook mee naar het overleg dat wij samen aangaan.
«Kan iedere agent een opleiding krijgen voor het herkennen van femicide en huiselijk
geweld?» Binnen de politie wordt geïnvesteerd in kennis, deskundigheid en bewustzijn,
zowel in de basisopleiding als daarna.
In het verlengde van deze vraag vroeg mevrouw Mutluer ook nog of de 10 miljoen voor
de aanpak van femicide voor die scholing kan worden gebruikt. Die middelen worden
voor meerdere doelen ingezet. Ik zeg dat ook namens de Staatssecretaris, die natuurlijk
primair voor dit beleidsterrein verantwoordelijk is. De politie heeft al aangegeven
dat met die 10 miljoen de bestaande scholings- en leermiddeleninstrumenten zullen
worden verbeterd en doorontwikkeld.
De heer Boswijk is er nu niet, maar hij zal dit vast teruglezen. Hij vroeg of er nog
een reactie komt op zijn initiatiefnota. Ik werk op dit moment, ook met de andere
betrokken bewindspersonen, aan die kabinetsreactie. Daarbij houden we rekening met
de werkgeversverantwoordelijkheid en het feit dat elke beroepsgroep uniek is. Het
zijn niet allemaal gelijke beestjes. De aanpak moet dus passen bij de betreffende
doelgroep. Ik ben bang dat ik het niet red om deze week met die reactie te komen.
De heer Boswijk vroeg daarnaar en ik kan hem zeggen dat ik spoedig na de zomer en
ruim voor het verkiezingsreces zal komen met een reactie op die initiatiefnota over
PTSS.
De heer Boswijk merkte op dat er nog geen geld is gereserveerd voor PTSS. Dat is inderdaad
een van de punten die bij de doorlichting naar boven zijn gekomen. Voor de politie
zit dat nu dus in het oplossingenpakket. Bij de politie is dus geen gebrek aan geld,
maar voor de brandweer verwijs ik de heer Boswijk door naar collega Struycken, die
daar inmiddels voor verantwoordelijk is. Hij zal daarover met u het debat aangaan.
Dat brengt mij bij het kopje uitvoering, voorzitter. Ik zeg u er ter geruststelling
maar gelijk bij dat de blokjes steeds dunner worden.
Hoe kunnen we focussen op de kerntaken? Dit is een vraag van Michon-Derkzen die mij
absoluut ontzettend bezighoudt. Ik zat vanmorgen nog in het Veiligheidsberaad met
de VNG en anderen en de Minister van Binnenlandse Zaken. Daar hebben we het onder
andere weer gehad over verward gedrag en waar de verantwoordelijkheid ligt. Het doet
mij goed om te merken dat er steeds minder wordt gesproken over en gekeken naar de
politie, maar veel meer naar de gzz en zorginstellingen als het gaat om deze problematiek.
Dat is precies hoe het zou moeten zijn; ik denk dat wij dat hier allemaal delen. Per
1 januari zijn ook de taken op het gebied van identificatie en registratie in het
kader van asiel overgeheveld. Ook die liggen niet meer bij de politie. Zo hoop ik
dat er meer domeinen zijn waar we kunnen kijken naar de focus van de politie op de
kerntaken. Publiek-private samenwerking bij winkeldiefstal is er ook één. Op dit moment
zijn we in overleg met de sector. Ik hoop spoedig na de zomer een voorstel daarover,
gedragen door zowel de publieke als private sector, aan de Kamer te kunnen doen toekomen.
Ook de herziening van het boa-bestel gaat, denk ik, een bijdrage leveren aan wat de
politie wel en niet hoeft te doen.
Laat ik dan meteen zeggen tegen de heer Aardema: vanuit die optiek wil ik niet al
een toezegging doen over het behoud van 144 bij de politie. De korpschef werkt op
dit moment aan voorstellen. In het kader van de kerntaken is dit een veld waarvan
zij bekijkt of dat wel per se bij de politie moet of dat er ook andere organisaties
meer en beter toegerust zijn, waar niet die specifieke politiekennis nodig is om 144
overeind te houden. Ik kan er nog niks conclusiefs over zeggen. Daar komen we na de
zomer nog op terug. Eerst komt de korpschef bij mij terug, en dan ik bij u.
De voorzitter:
Dat leidt tot een reactie van de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Ik heb mijn argumenten genoemd over de praktische uitvoering van 144. Uiteindelijk
komt het dan toch weer op het bordje van de politie. Maar goed, we wachten de ontwikkelingen
even af.
Maar met de vorige woorden van de Minister triggerde hij me toch even. Er is namelijk
ook nog iets als korpscheftaken. Dan kom je weer terug bij de uitwisseling van de
stewards van voetbalclubs. Ik hoorde dat dat nog steeds niet goed gaat. Kunt u daar
iets meer over zeggen?
Minister Van Weel:
Daar overvalt u mij nu een beetje mee. Ik heb me daar nu niet op voorbereid voor dit
debat. Ik kom daar heel graag in het volgende bericht op terug.
Waarover ik wel alvast een tipje van de sluier kan oplichten, zeg ik tegen de heer
Boswijk in absentia, is de bewapening van de groene boa's. Ook naar aanleiding van
aangenomen moties hier ben ik voornemens om de kan-bepaling te schrappen. Ik ga daar
dus nu het gesprek met politie en OM over aan en wil de wijziging op de AMvB spoedig
doen toekomen. Dan wil ik kijken of dat inderdaad het verschil maakt waarvan wij hopen
dat dat het geval is. Zo dat niet het geval is – daar zal ik een redelijke termijn
op zetten – moeten we werken aan nieuwe wet- en regelgeving. Maar dat duurt dan ook
meteen langer, dus ik doe het liever via deze suggestie, die ook vanuit uw Kamer al
een paar keer is gekomen.
Er werd gevraagd naar de voortgang op de motie van Michon-Derkzen over de uitrusting
van de ME. Het is van groot belang dat ze toereikend zijn uitgerust, naast gehoorbescherming
ook met beschermende kleding en middelen om veilig te kunnen optreden. We kijken daar
continu naar. In het kader van het programma politie en openbare-ordemanagement worden
de mogelijkheden om de slagkracht en inzet van de ME te verbeteren, bekeken. Onderdeel
daarvan is of aanvullende bewapening of uitrusting daarbij van meerwaarde kunnen zijn.
Dat traject loopt dus.
Mevrouw Mutluer vroeg: hoe gaan we voorkomen dat geweld vanuit en door de politie
blijft groeien? Omdat we dit pas een aantal jaren registreren, denk ik dat er ook
sprake is geweest van een registratiestijging, dus dat er door meer bekendheid ook
beter gemeld werd door mensen. De cijfers van 2024 laten hierin wel een stabilisatie
zien, waarvan ik hoop dat die zich bestendigt. Dat zou namelijk betekenen dat er in
ieder geval geen stijging is, maar er gewoon sprake is geweest van een registratie-effect,
waarbij een oploop te zien was omdat mensen steeds beter wisten dat dit moest worden
geregistreerd en hoe dat moest. Dan is daar de stijging aan te wijten.
De brief over bad hosting. De heer Six Dijkstra zei: het is belangrijk om hier vaart
in te houden; gaan we dit uitwerken in een plan van aanpak? Ja. Laat ik de antwoorden
inkorten waar ze makkelijk zijn.
Zijn er problemen met de hackbevoegdheid? Ik herken niet het beeld dat men daar tegen
een muur aanloopt, maar er zijn wel strikte voorwaarden aan verbonden. Dat is ook
in overleg met uw Kamer op een zorgvuldige manier tot stand gekomen. Met succes wordt
die in de praktijk overigens ingezet. Dat blijkt onder meer uit de evaluatie van deze
bevoegdheid, die aan uw Kamer is gezonden aan het eind van 2023, waarin ook een aantal
grote zaken werden genoemd waarin doorbraken zijn bereikt, juist door de hackbevoegdheid.
Maar er zijn toen ook wel belemmeringen aangegeven, bijvoorbeeld het aankopen van
binnendringsoftware. Daar is het beleid inmiddels op aangepast. Waar belemmeringen
wijziging van wet- en regelgeving vergen, zijn we dat aan het bekijken en zullen we
in een halfjaarbericht berichten over hoe we dat zouden willen aanpakken.
Dan kom ik op meer gegevensdeling naar aanleiding van de gedigitaliseerde criminaliteit
en cybercrime. Het notificeren en identificeren van potentiële slachtoffers is een
complex en gespecialiseerd proces. De politie is daar eigenlijk niet goed op toegerust.
Maar het Nationaal Cyber Security Centrum is dat wel. In het kader van de Nederlandse
Cybersecuritystrategie wordt daar reeds op ingezet. Dus vanaf 1 januari van dit jaar
kan de politie politiegegevens verstrekken aan het Nationaal Cyber Security Centrum.
Daardoor wordt mogelijk dat uit politieonderzoek verkregen slachtoffergegevens verstrekt
kunnen worden aan het NCSC. Dat kan die informatie vervolgens duiden en waar mogelijk
overgaan tot notificatie en het verrichten van analyses en onderzoek voor derde partijen.
Ook wordt deze zomer in samenwerking met KPN een pilot gestart met een zogenaamd «anti-phishing
shield», waarbij internetgebruikers die dreigen te belanden op een niet-vertrouwde
website worden geredigeerd richting een waarschuwingspagina. We hopen dat dat enorm
helpt. Zelf ben ik erg gecharmeerd van de publiekscampagne Laat je niet interneppen.
Ik weet niet of u die kent, maar die bestaat uit allerlei gevallen, zoals verkopers
aan de deur die een horloge aanbieden voor een tiende van de prijs. Het zijn allemaal
zaken waarvan we in de normale wereld allemaal aanvoelen dat het niet klopt, maar
waar we online allemaal wel intrappen. Ik denk dat het gaat om een stuk bewustwording.
Wat we in de echte wereld niet vertrouwen, moeten we ook online niet vertrouwen.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank aan de Minister voor de antwoorden hierop. Mijn vraag richtte zich niet zozeer
op slachtoffernotificatie, dus op personen of bedrijven die slachtoffer zijn geworden.
Als ik met de politie spreek, hoor ik dat de politie echt behoefte heeft aan meer
kaders voor slachtofferpreventie. Ik bedoel dus dat zij weten dat bepaalde IP-adressen
of domeinen gebruikt worden door aanvallers om een hack te plegen of mensen op te
lichten. Zij willen graag die gegevens delen, maar missen daar een framework voor.
Herkent de Minister dat punt?
Minister Van Weel:
Mij is verteld dat met de samenwerking en de mogelijkheden die er bestaan om het NCSC
informatie te geven uit politiegegevens, ook IP-adressen, bad hosters of bad actors
kunnen worden doorgegeven. Maar ik zal dat nog een keer nagaan en neem dat mee in
het volgende halfjaarbericht.
De voorzitter:
Dank. Gaat u verder.
Minister Van Weel:
De heer Eerdmans vroeg naar de foute tenaamstelling. Dat is een dossier van de Staatssecretaris,
een zorgelijk dossier. Hij heeft daar gisteren in het WGO wel uitgebreid aandacht
aan besteed.
Is er contact met Zweden? Zeker, veelvuldig. Helaas kunnen wij een hoop van elkaar
leren. Daar waar ze in Zweden nu zien dat de explosieven waar wij in Nederland al
een tijdje mee te kampen hebben, daarheen overslaan, hebben wij te maken met Zweedse
criminele bendes die ook hier actief zijn en bijvoorbeeld pogingen tot huurmoorden
doen. Dus het is zeker een zorgelijke ontwikkeling, maar wij houden elkaar daarbij
goed vast. We zien inderdaad dat onze praktijken hetzelfde zijn: het gaat vaak via
Telegram, het is voor een appel en een ei en het betreft vaak kwetsbare jongeren die
nog niet half beseffen waar ze aan beginnen; zeer zorgelijk.
Het wetsvoorstel over gezichtsbedekkende kleding. De Minister van BZK en ik hebben
gezegd dat we daar een wetsvoorstel voor gaan maken. We wachten dus nu op het WODC-rapport
en maken daar één clusterwet van voor alles wat we gaan veranderen in de demosfeer.
Het WODC-rapport komt na de zomer en het wetsvoorstel is onze reactie daarop. Het
komt binnen een redelijke termijn na dat rapport.
De heer Eerdmans vroeg of Telegram- en WhatsApp-groepen ook vallen onder het wetsvoorstel
over openbare groepen. Ja, voor zover zij openbaar toegankelijk zijn. Voor de besloten
groepen werk ik tegelijkertijd ook aan wetgeving. Ik moet eerlijk zeggen dat die wetgeving
vanuit het oogpunt van privacy wel complexer is. We hebben in het verleden voorbeelden
gezien van gevallen waarin we op de vingers zijn getikt, dus het moet wel kloppen.
Vandaar dat ik begin met stap één. Die gaat op heel korte termijn, nog voor de zomer,
in consultatie.
Mevrouw Mutluer sprak over cold cases. Ik dank haar voor haar plan. We maken zo meteen
nog even een foto en dan gaan we het serieus bekijken. Ik ben bezig met mijn ultieme
poging, zoals ik het heb genoemd. In het kader daarvan heb ik inmiddels al een gesprek
met de Raad van State gehad. Ja, de AP geeft aan dat er mogelijkheden zijn, als je
je maar beperkt in de gegevens. Maar daar komen meteen ook ontzettend veel nadelen
achter weg. Een van de dingen waarover we bijvoorbeeld gesproken hebben met de Raad
van State gaat over de vraag of je gegevens voor langere mag bewaren als je een perimeter
legt rondom een moordgeval, een plaats delict. Dat zou wellicht werkbaar kunnen zijn,
maar de grap van het oplossen van cold cases is nou juist vaak dat er ergens uit een
compleet andere hoek een link kom die uiteindelijk kan leiden tot weer nieuwe beweging.
Heel vaak is in die omgeving alles al in verband gebracht met die zaak en alles wat
al in het dossier zit, mag gewoon bewaard worden; dat is het probleem niet. Het is
echt een worsteling. Ik wil iets doen wat ook echt nut heeft en niet een lege huls
optuigen waardoor we wel een heleboel bureaucratie hebben, maar geen resultaat. Ik
ben dus nog bezig. Ik heb alleen wat langer tijd nodig, dus het wordt het najaar voordat
ik hierop terugkom. In de tussentijd doe ik dus niks met deze gegevens.
Dan de documentaire De blauwe familie. Is er erkenning voor deze mensen? Ik kan helaas
niet ingaan op individuele casuïstiek, zoals u weet. Maar de documentaire heeft wel
laten zien wat een impact het heeft en welk leed dat teweeg kan brengen. De zorg,
op basis van het stelsel beroepsgerelateerde gezondheidsklachten, is voor alle politiemedewerkers
beschikbaar, ook bij gezondheidsklachten naar aanleiding van discriminatie en racisme.
De heer Van Nispen vroeg naar de forensisch geneeskunde. We hebben het er al vaak
over gehad. U weet dat er nog een bezwaar loopt op het besluit zoals dat genomen is,
dus ik wil er inhoudelijk nu niet op ingaan. Ik wil ook niet de keuze die we gemaakt
hebben ter discussie stellen hangende dat bezwaar, want daarmee zou ik invloed uitoefenen
op dat bezwaar. Dit is een keuze die destijds gemaakt is en die in 2018 door het kabinet
in gang is gezet. Ik moet nu echt even deze trein uitzitten. Dit neemt niet weg dat
we natuurlijk wel kijken naar de beschikbaarheid van voldoende forensische artsen
in het algemeen. Maar ik wil dat voor nu wel even loskoppelen van de medische arrestantenzorg.
Daar zit een separaat programma op, het programma Versterking Forensische Geneeskunde,
in opdracht van JenV, VWS en BZK.
De voorzitter:
Dank. Er is een interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind het uiteraard jammer dat de Minister er nu niets over wil en kan zeggen. Ik
heb daar overigens wel begrip voor. Maar zodra die bezwaarprocedure is verlopen, kan
het natuurlijk wel opnieuw bezien worden. Het gaat hier namelijk wel om de forensische
geneeskunde en als je de taak van de medische arrestantenzorg daar weghaalt, ook al
is daar in het verleden misschien voor gekozen, dan dreigt het fundament onder het
beroep weggeslagen te worden, zoals de artsen zelf zeggen. Naast het forensisch-medisch
onderzoek en de lijkschouw vormt het namelijk een van de drie belangrijke pijlers
van de forensische geneeskunde. Het zou dus wel een moment kunnen zijn waarop de Minister
het opnieuw kan bezien, zeker als een aantal partijen in de Kamer dat van hem vraagt,
maar ook omdat hij zelf dat beroep erg belangrijk zegt te vinden.
Minister Van Weel:
4 juli is de uitspraak in het kort geding. Dat is al snel. Zoals ik al zei, ga ik
hangende het bezwaar geen uitspraken doen, maar houd ik vast aan de route die is ingezet.
Ik ga dus ook niet speculeren over wat er mogelijk anders zou kunnen zijn.
De voorzitter:
De Minister continueert.
Minister Van Weel:
Dan de vragen over Marco Kroon, die zich moest melden op het bureau. Ik kan mij alleen
maar aansluiten bij de woorden van de Minister van Defensie, hoewel ik echt alle begrip
heb voor de emoties en gedachten daaromheen. Maar we leven in een rechtsstaat en dat
recht moeten we zijn beloop laten. Dat heeft in dit geval geresulteerd in een procedure
waar ik me niet in ga mengen. Dat mag u van mij ook verwachten als Minister van Justitie.
Dit geldt eigenlijk ook voor een groot deel van de vragen van de heer El Abassi, die
allemaal zagen op individuele gedragingen, individuele gevallen en individuele uitlatingen
van politici of leiders. Ik ga daar allemaal niet op in. In algemene zin kan ik u
zeggen dat ik dat wat strafbaar is, verwerpelijk vind. Dat moet niet plaatsvinden.
Oproepen tot geweld is strafbaar, opruiing is strafbaar. Ik heb onlangs een wetsvoorstel
over de verheerlijking van terrorisme in consultatie gebracht, want ik vind dat ook
het steun betuigen aan terroristische organisaties of aan terroristische daden duidelijker
strafbaar moet worden. Dus ik ben zeker bezig met de thematiek en ik realiseer me
dat in het verhitte debat er meer behoefte is aan strafrechtelijk maatregelen om daar
paal en perk aan te stellen. Maar ik ga niet in op individuele zaken.
De heer El Abassi (DENK):
Ik vind het ingewikkeld. Deze zelfde Minister kon namelijk wel zijn mening uiten over
en vertellen wat hij vond van bijvoorbeeld IS-vlaggen. Nou stel ik hem de vraag wat
hij vindt van een NSB-vlag. Ik krijg daar geen antwoord op. Ik krijg een algemeen
antwoord, terwijl de Minister wel heel duidelijk is over een IS-vlag. Dus wat vindt
de Minister van een NSB-vlag waarmee tijdens een demonstratie gewapperd wordt?
Minister Van Weel:
Dan moet ik me verlaten op wat het OM van een NSB-vlag vindt. We hebben duidelijke
richtlijnen over vlaggen van terroristische organisaties. IS is aangemerkt als een
terroristische organisatie. De NSB stamt volgens mij van voor die tijd, dus hoewel
ik het verwerpelijk vind om met NSB-vlaggen rond te lopen, kan ik nu niet oordelen
of het OM dat ook daadwerkelijk strafbaar vindt.
De heer El Abassi (DENK):
Die voorzichtigheid zag ik dus niet bij een IS-vlag. We hebben het over een nazivlag,
een vlag met een fascistische ideologie erachter. Dan is het voor de Minister ineens
heel moeilijk om daar een mening over te hebben, om te vertellen wat hij daarvan vindt,
terwijl hij dat heel makkelijk doet als het gaat om andere vlaggen. Begrijpt de Minister
dat mensen hier moeite mee hebben?
Minister Van Weel:
Ik weet niet eens hoe een NSB-vlag eruitziet. Als u «een nazivlag» had gezegd, had
ik volmondig «ja» gezegd. Dat is mijn aarzeling hierin.
De voorzitter:
De heer El Abassi voor zijn laatste interruptie, de derde.
De heer El Abassi (DENK):
Dit is dus zo stuitend. De Minister weet helemaal niet eens hoe een IS-vlag eruitziet.
De Minister weet helemaal niet hoe een Hamasvlag eruitziet. Er waren vlaggen met de
sjahada erop, wat niks te maken heeft met IS of Hamas, maar die zijn wel uitgemaakt
voor IS- en Hamasvlaggen. Daarover heeft de Minister meteen een mening. Hier gaat
het om vlaggen die gebruikt werden door nazi's, met een fascistische ideologie, en
dan weet de Minister ineens helemáál niet hoe zo'n vlag eruitziet. Ik vind het verwerpelijk.
Minister Van Weel:
Dat mag u vinden. Ik heb uitgelegd wat ik daarvan vind. Ik ken wel degelijk IS-vlaggen.
Ik laat mij hierin leiden, ook als ik die uitspraken erover doe, door zaken die al
door politie en OM zijn behandeld. Dan kan ik er namelijk wél wat over zeggen, want
dat is het afgedaan. Dat is in het geval van deze IS-vlag gebeurd. Dan spreek ik ook
met gezag. Dat kan ik nu niet. Ik was er niet bij; u zegt mij dit. Daarom kan ik er
niet zo veel over zeggen. Dat heeft nik te maken met meten met twee maten.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Van Weel:
Er is gevraagd naar een vergelijking met Spanje. Ik weet ik niet wat de Spaanse wetgeving
en het Spaanse demonstratierecht zeggen. In Nederland is het vrij helder: dat recht
gaat ver, maar is niet onbegrensd. Dat geldt dus ook voor het ingrijpen bij een demonstratie,
wat in een voorkomend geval door de politie wordt gedaan. Dat wordt gedaan binnen
de grenzen van onze regels en wetten, en daar is in de kern volgens mij niks mis mee.
Wat ik tegen homohaat in Amsterdam ga doen, vroeg mevrouw Wijen-Nass. Primair ligt
dit bij Staatssecretaris Paul, die coördinerend bewindspersoon is waar het gaat om
emancipatie en de rechten van vrouwen en lhbtq+-personen. Er is in oktober vorig jaar
wel een beweging gestart om tot een vervolg te komen op het Actieplan Veiligheid lhbti
2019–2022. De resultaten zullen in de tweede helft van dit jaar met uw Kamer worden
gedeeld. Ik ga ervan uit dat de Staatssecretaris ook dit daarin zal meenemen.
De voorzitter:
Een vraag, van mevrouw Wijen-Nass, voor de Minister.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ja, dank u wel, meneer de voorzitter. Dank voor het antwoord van de Minister. Mijn
vraag hield vooral in: wat gaat de Minister concreet doen, nu, tegen het geweld tegen
die gemeenschappen in Amsterdam? Want daar is echt wel wat aan de hand. Ik begrijp
dat het emancipatiedeel bij Mariëlle Paul ligt, maar wat gaat deze Minister doen,
die verantwoordelijk is voor Justitie en Veiligheid en dus ook voor de veiligheid
in onze hoofdstad? Wat gaat hij daar specifiek aan doen?
Minister Van Weel:
Ik zeg vaak: het strafrecht is niet het panacee voor alles wat er mis is in onze maatschappij,
maar het is het sluitstuk van een aanpak, en dat gebeurt dus pas als wetten worden
overtreden. U noemt dat geweld wordt gebruikt. En ook voor als er wordt gediscrimineerd,
hebben we wetten en dan moet de politie optreden. Met expertisecentra, ook op het
gebied van diversiteit, rusten we vervolgens de politie en het OM uit om te weten
en goed te kunnen herkennen wanneer hiervan sprake is en of we dan vanuit een specifieke
bril, bijvoorbeeld de lhbtq-bril, anders aandacht moeten besteden aan een geconstateerd
strafbaar feit. Dat is wat we doen, en dat zorgt hopelijk voor een betere aanpak van
de geconstateerde strafbare uitingen. Maar daar gaat natuurlijk niet per se een preventieve
werking van uit. Wat u zegt, dat emancipatiedeel is dus wel ontzettend belangrijk.
Ik denk dat daar in Amsterdam ook een deel van het probleem zit; niet zozeer in de
handhaving, maar wel in de emancipatiekant van dit probleem.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik heb nog één vervolgvraag hierop. Kan ik dan concluderen dat de Minister niet hier
specifiek over in gesprek gaat met de burgemeester van Amsterdam?
Minister Van Weel:
Ik wil dit graag opbrengen in een gesprek met de burgemeester van Amsterdam, om te
horen wat zij verder voor aanpak heeft. Maar ook die zal breder zijn, hoop ik, dan
alleen de inzet van politie en justitie.
De voorzitter:
Oké. Gaat u verder.
Minister Van Weel:
Dan vroegen zowel de heer El Abassi als mevrouw Wijen-Nass naar signalen dat Maccabi-supporters
niet worden vervolgd. Het strafrechtelijk onderzoek heeft zich echt op beide kanten
gericht in deze onderzoeken naar de ongeregeldheden. Er is ontzettend veel beeldmateriaal
bekeken, ook naar aanleiding van de aangiften die zijn gedaan tegen Maccabi-supporters,
maar in acht gevallen is het niet gelukt om uit het beschikbare beeldmateriaal ook
bewijsbare zaken te halen. Dat kan komen doordat beelden niet voldoende duidelijk
zijn. En ook is er van veel ongeregeldheden wel beeldmateriaal maar geen geluidsmateriaal,
waardoor je ook niet discriminatie of belediging – want dat zijn dan vaak de aangiften
geweest – kunt aantonen. Tja, en dat leidt dan tot seponeren. Maar dat heeft niks
te maken met meten met twee maten; zonder bewijs is er gewoon geen vervolging. Ook
dat is aan beide kanten gebeurd. Dat is de huidige stand. Er zijn nog 84 verdachten
van beide kanten, zeg ik, in beeld. Die zijn nog niet geïdentificeerd, maar de politie
geeft niet op.
De voorzitter:
Mevrouw Wijen-Nass voor haar laatste interruptie.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ah nee, meer een correctie, in die zin dat ik daar niet naar heb gevraagd. Dus alleen
de heer El Abassi.
De voorzitter:
Ja, waarvan akte. Excuus. Dan gaan we door.
Minister Van Weel:
Excuus.
Geweld tegen mensen met een publieke taak. Ontoelaatbaar, en dat moeten we ook adequaat
bestraffen. En ja, het klinkt slap om nog een keer te komen met nieuwe Eenduidige
Landelijke Afspraken, maar dat is wel nodig en dat blijkt uit de evaluatie. Ik heb
dit net ook weer met de VNG besproken en gevraagd: help ons om die afspraken duidelijker
en effectiever te maken. Daar zat ook de voorzitter van het College van pg's bij,
de heer Otte. Dus ik hoop dat we daarin wel stappen kunnen maken. Wat ik ook zal doen,
is hopelijk nog voor de zomer komen met het beloofde taakstrafverbod in het geval
van hulpverleners, zodat we dat in consultatie kunnen brengen. Ik heb er goede hoop
op dat dat nog voor de zomer lukt.
De campagne «Blijf jezelf, tel even tot 11» richt zich voornamelijk op zorgmedewerkers
en ziekenhuismedewerkers. Ik ben het ermee eens dat die posters tijdens de nieuwjaarsnacht
op de mensen die we dan geweld zien gebruiken, niet heel veel impact hebben. We hebben
wel andere middelen die we daarop inzetten, via de Taskforce Onze hulpverleners veilig.
Gisteren heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet veilige jaarwisseling. In het
kader van de handhaving zullen we ons ook gaan beraden op wat dat nou betekent in
de communicatie in de aanloop daarnaartoe: hoe houden we het veilig voor onze hulpverleners,
ook tijdens het laatste oud en nieuw waarbij nog wel vuurwerk mag worden afgestoken?
Daar informeren de Staatssecretaris van IenW en ik uw Kamer meer over voor het einde
van het jaar.
Voorzitter, ik denk dat ik daarmee recht heb gedaan aan de meeste vragen.
De voorzitter:
Ik ga nog even kijken. Zijn er prangende vragen van de leden blijven liggen? Ik ga
even het rijtje af. Dit is bij de heer Six Dijkstra het geval. Graag even uw vraag
herhalen.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Zeker, voorzitter. Ik had nog een vraag gesteld over massaal slachtofferschap bij
bijvoorbeeld gedigitaliseerde criminaliteit, over dat het rechtssysteem voor opsporing
en vervolging niet helemaal gebouwd lijkt te zijn voor zaken waarin je honderden slachtoffers
hebt. Mijn vraag aan de Minister is of er nog een verkenning mogelijk is naar mogelijke
beleidswijzigingen.
De voorzitter:
Dank. Ik kijk nog even verder. Geen onbeantwoorde vragen. De heer Aardema heeft nog
een onbeantwoorde vraag?
De heer Aardema (PVV):
Ja, voorzitter, dank. Ik had nog een vraag gesteld naar de mening van de Minister
over de aanbevelingen over AOT en OG.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Minister, als u deze nog zou willen beantwoorden, zijn wij helemaal
blij.
Minister Van Weel:
Ja, uiteraard. Op dat eerste kom ik terug in het halfjaarbericht. Ik ben daar ook
wel benieuwd naar, want het zijn inderdaad zaken waarin enorm veel mensen slachtoffer
zijn geworden en we willen die niet allemaal individueel door de strafketen hebben;
dat zou een grote belasting betekenen.
Op die aanbevelingen gaan we nog reageren, dus daar kom ik op terug, zeg ik tegen
de heer Aardema. We hebben hier goed kennis van genomen.
De voorzitter:
Dan dank ik u hartelijk voor de beantwoording in deze eerste termijn. We gaan door
naar de tweede termijn, allereerst van de zijde van de Kamer. Gezien de tijd: één
minuut spreektijd met één onderlinge interruptie. Als eerste is het woord aan mevrouw
Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik denk dat het goed is dat we over dit debat een tweeminutendebat
hebben. Mevrouw Mutluer vroeg dat bij de regeling van deze week. Ik weet niet zo goed
of dat nog ingepland kan worden. Hoe dan ook, dan is het maar gezegd dat het van belang
is dat er een tweeminutendebat komt. Het is ook goed om een uitspraak van de Kamer
te hebben over hoe om te gaan met de situatie waar de politie nu voor staat.
Ik wil de Minister hartelijk bedanken voor zijn beantwoording. Ik kijk zeer uit naar
het gewijzigde boa-bestel, en ook naar die bewapening van de boa: heel goed. Taakstrafverbod:
heel goed. Er komt allemaal veel moois aan. Het WODC-rapport: idem. Dat wordt nu ook
iets waar iedereen zo erg naar uitkijkt; de verwachtingen zijn hooggespannen. Aanpak
winkeldiefstal: idem. Ik zou de Minister ook nog willen vragen om zich te verdiepen
in de Politieacademie en de wisselwerking met die academies bij eenheden. Ik heb oprecht
zeer het gevoel dat dat verbeterd kan en moet.
En, voorzitter, ik wil graag ook nog vragen hoe de Minister aankijkt tegen de inzet
van de politie bij demonstraties. Daar had gisteren ook de heer Eerdmans het over.
Hij kwam daar kort op terug. Ik begrijp wel waarom hij dat vraagt, en tegelijkertijd
denk ik: tja, als half politie-Nederland in Den Haag is, dan halen we ze wel van de
snelweg af. Dus wat leren we daar nou nog van, om er inderdaad voor te zorgen dat
we daar niet continu mee geconfronteerd worden, zodat we ook nog steeds politie in
de regio blijven houden? Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt. Dan is het woord aan de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Dank u wel. Trump uitnodigen was een oplossing, geloof ik, dus dan zijn we van alle
problemen af. «Meer Trumps nodig», zei mijn buurman net, dus wie weet...
Voorzitter. Dank voor de antwoorden. Eigenlijk is alles voor mij beantwoord. Ik kijk
erg uit naar het wetsvoorstel gezichtsbedekkende kleding – uiteraard; daar zit JA21
nogal op te azen – na de zomer. Houd die bendes in de gaten, wil ik de Minister meegeven.
Eén vraag. U verwees volgens mij heel snel naar de Staatssecretaris waar het ging
om het rommeltje rond de administratie op het departement, waarbij blijkt dat mensen
door elkaar worden gehusseld en 900 verdachten dan gewoon hun straf ontlopen. Klopt
dat? En mag ik daar dan een toezegging op of een brief, zodat we, voordat de heer
Duisenberg weer met een nieuw rapport komt met «het blijft een chaos», weten wat we
aan die infofout kunnen doen? Want dat is denk ik echt wel een hobbel.
Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt. De heer Six Dijkstra.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor de heldere beantwoording en voor het laatste
debat met hem voor het reces. Enige puntjes waar onderling nog wat onduidelijkheid
over was. Natuurlijk de slachtofferpreventie. Volgens mij is er nog wat uitzoekwerk
aan onze beide kanten. Van de politie hoor ik wel duidelijke signalen dat hier echt
een behoefte aan bestaat, maar dat kunnen wij dan in aanloop naar het tweeminutendebat
doen, als dat in september hopelijk kan plaatsvinden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Ja, voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister. Het is wel duidelijk dat de problemen
qua financiën nu op tafel liggen. Eigenlijk was er de toezegging van de Minister dat
de operationele slagvaardigheid bij de politie in ieder geval in stand blijft, en
ook de instroom. Dus dat is goed, alleen houden wij zeker de vinger aan de pols als
het gaat over de financiën.
Cold cases. Mijn collega Mutluer had het daar net ook al over. Ik denk dat die zeker
aandacht behoeven, want de collega's die 30 jaar geleden een onderzoek hebben gedaan,
hebben dat uiteraard zo grondig mogelijk gedaan. Alleen zijn de technische mogelijkheden,
met name op het gebied van DNA, tegenwoordig veel beter, dus sommige zaken verdienen
ook echt dat ze opnieuw opgepakt worden.
Tot slot: die uiteenzetting over de verborgen ruimtes was wat mij betreft veel te
kort. Dank u wel.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Mijn dank aan de Minister. Ik ben blij dat er eindelijk transparantie is gekomen ten
aanzien van de financiën van de politie, maar de situatie is ook wel weer heel erg
zorgelijk. Ik snap dat er nu gekeken wordt naar de niet-operationele slagkracht, maar
ik zeg nogmaals dat dat gewoon gaat over de mensen op straat, de mensen die het werk
moeten doen, en dat dat hen ook gaat raken. Ik wil gewoon meegenomen worden in dit
traject. Voor mijn part gaan we in september weer een gesprek voeren met de politie,
of een rondetafelgesprek. En ik wil gewoon geïnformeerd worden via een Kamerbrief
over wat wel en niet wordt gedaan en wat de verwachte impact daarvan zou kunnen zijn,
zodat wij daar vanuit onze rol als Kamer ook gewoon keuzes in kunnen maken.
Ten tweede de mbo-opleidingen. Ik verzoek de Minister om na te gaan hoe die samenwerking
tussen de mbo-opleidingen en de Politieacademie versterkt kan worden, zodat de kwaliteiten
die mensen hebben maximaal benut worden of ze ondersteund worden, zodat ze aan die
eisen kunnen voldoen.
Tot slot, voorzitter, De blauwe familie. Ik begrijp niet helemaal waarom de Minister
zegt dat hij niet kan ingaan op individuele zaken. Dit hebben we uitgebreid hier in
de Kamer besproken. Ik hoop van harte dat die afhandeling en het afsluiten van dat
hoofdstuk zo snel mogelijk plaatsvinden. Dat is gewoon een oproep die ik nog even
doe.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank, voorzitter, en ook aan de collega's, voor dit wederom prettige debat. Er moet
mij één ding van het hart, aanvullend op alle kritische vragen over de formatie en
het geld, die natuurlijk terecht zijn. Ik zou er echt voor willen waken dat we straks
niet alleen voor volgend jaar, maar ook voor de daaropvolgende jaren heel blij zijn
met onszelf als de Excelsheet klopt maar we eigenlijk moeten constateren dat de praktijk
er droeviger op is geworden. Want uiteindelijk gaat het om wat mensen ervan merken
en of het politiewerk nog kan worden uitgevoerd op de manier waarop we dat wenselijk
vinden. Dat is natuurlijk de echte toets; niet de rekensom die rond is, maar: kunnen
we gewoon waarmaken en leveren wat we hier met z'n allen zouden willen?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
U bedankt. De heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst over de forensische geneeskunde als beroep. Ik
herhaal mijn oproep: houd nou die drie pijlers van het beroep bij elkaar. De Minister
mag dat na 4 juli wel degelijk opnieuw bezien, ongeacht de afloop van die zaak. Ik
zeg niet dat het morgen of volgende week moet, maar er kan wel degelijk een moment
komen waarop we dit opnieuw gaan bezien. Die oproep herhaal ik hier.
Ten tweede: het geld. De Minister zei: dat heb ik niet. En de Minister kan zich wel
verzetten tegen het frame van bezuiniging, maar ik vind het juist een frame dat de
Minister zegt dat het geen bezuiniging is. Want dit voelt natuurlijk wel als een bezuiniging.
Mevrouw Van der Werf had natuurlijk volkomen gelijk: het gaat uiteindelijk niet alleen
om die Excelsheet, maar ook om hoe politieagenten, om wat zij dagelijks merken in
hun werk. En misschien nog wel belangrijker: om wat de mensen op straat en in de wijken
ervan merken. Dus tot slot dit, voorzitter. Als hier nou het beeld is van «tja, het
kan niet anders; het moet en het zal op deze manier, en die 43 miljoen gaan we er
toch bij de politie van afhalen», kan dat volgens mij niet. Het kan gewoon niet zo
zijn dat wij straks weer allemaal tegen de kiezer zeggen «stem op ons, want wij investeren
het meeste in veiligheid», terwijl we hier verzuimd hebben om de basis op orde te
brengen. Dat gaat er bij mij gewoon niet in. Dus als de Minister de komende maanden
niet zelf met een oplossing komt, bij de begroting voor 2026 die hij nog gaat schrijven
of aan het schrijven is, dan hebben wij hier als Tweede Kamer een hele belangrijke
taak om daar wél voor te zorgen.
De voorzitter:
Dank. Dan de heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Dank, voorzitter. Een groep gewelddadige hooligans uit Israël die met de Mossad zijn
meegereisd, die roepen «Dood aan de Arabieren!» en «Waarom geen scholen in Gaza? Omdat
daar toch geen kinderen zijn», Palestijnse vlaggen van gevels rukken, taxichauffeurs
aanvallen, geweld plegen tegen vrouwen, die planken, riemen en metalen staven hebben
gebruikt als wapens. Pogingen tot het binnendringen van woningen. Het onderbreken
van een minuut stilte voor de overstromingen in Spanje met racistische leuzen. Allemaal
op beeld. En dan hoor ik de Minister zeggen: geen beeld, geen geluid; niet strafbaar,
geseponeerd.
Voorzitter, ik heb meer meegegeven. We zullen dat terugzien in moties en in het tweeminutendebat.
Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt. Tot slot, mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik kijk
erg uit naar dat taakstrafverbod voor geweld tegen hulpverleners. Ook dank ik de Minister
ervoor dat hij in gesprek gaat met de burgemeester van Amsterdam om te spreken over
het geweld tegen de lhbti+-gemeenschap.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor deze tweede termijn van de Kamer. Dan gaan we naar de Minister
voor zijn tweede termijn.
Minister Van Weel:
Dank, voorzitter. Ik zal een aantal van de vragen langslopen. Op een aantal zaken
heb ik ook toezeggingen gedaan, en die ziet u schriftelijk terug of bij de begroting.
Die laatste is inderdaad waar 2026 in moet neerdalen. Dat is een begroting die sluitend
is. Ik probeer niet een ander frame neer te zetten. Alleen, als u zegt dat we 43 miljoen
afpakken van de politie, dan wil ik wel zeggen dat de politie met heel knap werk,
zonder te raken aan de kern van de organisatie, de problematiek heeft weten terug
te brengen tot een beperkte omvang, maar dat er een restproblematiek blijft: het probleem
is dat het niet in de begroting past. Dus als we zeggen dat er een oplossing voor
moet komen, dan is het antwoord: de begroting van de politie moet omhoog. Maar dat
is wat anders dan: «de begroting van de politie gaat omlaag». De begroting is de begroting.
Dat is denk ik de discussie die wij met elkaar hadden. En ik heb de wettelijke verplichting
om de uitvoering van de politie in dat kader te brengen. Als wij daar collectief een
andere mogelijkheid voor zien en zeggen dat we dat kader willen oprekken, dan sta
ik daar helemaal voor open, maar dat is niet primair waarvoor ik aan de lat sta richting
uw Kamer.
De tenaamstelling. Inderdaad is dat de constatering van de Algemene Rekenkamer waar
Staatssecretaris Struycken mee bezig is. Die heeft daar volgens mij ook een plan van
aanpak voor toegezegd. Alleen zat hij in het WGO van gisterenavond aan het einde alleen,
dus ik heb dat niet live meegekregen. Maar u wordt daar zeker nog over geïnformeerd.
Over de demonstraties en het uitnodigen van Trump: we kijken of er nog andere lessons
learned zijn dan het uitnodigen van de Amerikaanse president naar aanleiding van het
optreden van de politie hier. Daarover zullen we met de driehoek in Den Haag zeker
contact zoeken.
De voorzitter:
We hebben nog één interruptie in deze termijn, dus ga uw gang, mevrouw Michon-Derkzen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja, daar zit natuurlijk niemand op te wachten, maar dit is echt een belangrijk punt.
Het punt is namelijk dat er gewoon verschillend wordt opgetreden en dat er ook handelingsverlegenheid
is in het land. Ik zou de Minister willen vragen om juist dat punt wel actief op te
pakken. Daar hebben we het WODC in die zin ook niet voor nodig. Wat kan je nu doen?
Kunnen we de gezagen en ook de politie in de driehoeken gewoon helpen met wat er mogelijk
is, waaruit je kan kiezen? Dat las ik ook terug in het inspectierapport dat we bij
de stukken hebben. Daarvan dacht ik: «Nou ja, wat let ons? Gewoon doen!»
Minister Van Weel:
Nee, dat ben ik helemaal met u eens. En dat heb ik ook geschreven in een reactie op
het inspectierapport: dat we ermee aan de slag gaan om dat handelingskader op te zetten.
Dat hoeft dus ook niet te wachten op het WODC-rapport. Maar dan nog: ik kan niet de
afweging maken; elke driehoek maakt soms zijn eigen afwegingen.
De voorzitter:
En nog een vraag van de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Ja, voorzitter, een hele korte. Komt er nog een evaluatie van de NAVO-top, het optreden
en vooral ook de kosten? En kunt u die met ons delen?
Minister Van Weel:
Ja, wij zullen ons moeten verantwoorden over de kosten. Ik ga er ook van uit dat er
een evaluatie komt over de bredere organisatie. Wij zullen daar de veiligheidsinput
aan bijdragen. En wat ik zei: er zijn ook een aantal lessons learned die ik graag
vertaald zou willen zien in permanente constructies. Denk bijvoorbeeld aan het optreden
tegen drones, waarvoor we nu voor de NAVO-top methoden hebben gevonden waarvan ik
denk dat die wellicht ook in het normale leven soelaas kunnen bieden, om het zo maar
te zeggen. Dus ik heb daar ook behoefte aan.
Over de andere punten heb ik eerder gezegd dat ik daarop terugkom of die zijn anders
afgedaan, denk ik.
De voorzitter:
Ik zie geen rebellie ontstaan, dus dat zal dan zeker het geval zijn. Ik bedank de
Minister voor de beantwoording in de tweede termijn. Daarmee zijn we aan het einde
gekomen van dit commissiedebat Politie.
Ik loop graag nog even de toezeggingen met u door. Allereerst is er dus een tweeminutendebat
aangevraagd door mevrouw Michon-Derkzen. Dat wordt in principe na het reces ingepland
met u, mevrouw Michon-Derkzen, als eerste spreker. Wilt u dat nog voor het reces doen,
dan moet u heel erg moeilijk gaan doen met een extra regeling van werkzaamheden et
cetera. Maar goed, dat is aan u.
We hebben drie toezeggingen genoteerd.
– De eerste toezegging. De Minister stuurt de kabinetsreactie op de initiatiefnota van
de leden Boswijk, Mutluer en Van der Werf over de aanpak van PTSS bij geüniformeerde
beroepen na de zomer naar de Kamer.
De Minister knikt en de Kamerleden zijn akkoord, dus dat staat dan zo genoteerd.
– De tweede toezegging. Na de zomer informeert de Minister de Kamer ook nader over het
boa-bestel en over de aanpak winkeldiefstal.
De Minister knikt. Dat is akkoord, ook voor de leden. Dat staat dan zo genoteerd.
– Dan de laatste toezegging. In het volgende halfjaarbericht politie komt de Minister
terug op de vraag van de heer Aardema over de korpscheftaken en op de vraag van de
heer Six Dijkstra over massaal slachtofferschap gedigitaliseerde criminaliteit.
De Minister knikt. Kamerleden, zijn we nog toezeggingen vergeten? Dat is niet het
geval. Goed, dan dank ik de Minister voor zijn komst naar de Kamer en natuurlijk ook
zijn ondersteuning. We danken de boa's voor de ... Althans, boa's? Sorry, sorry, ik
ben helemaal niet boa-bevoegd. Wat zeg ik nou? Misschien komt dat ooit nog. We danken
de bodes voor de koffie en de thee, en natuurlijk de Kamerleden voor hun inbreng.
Sluiting 16.57 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.M. Brood, griffier