Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Piri en Westerveld over het bericht 'Transgender teenager is sixth Russian LGBTQ asylum seeker to die in Dutch detention in three years'
Vragen van de leden Piri en Westerveld (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Asiel en Migratie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Transgender teenager is sixth Russian LGBTQ asylum seeker to die in Dutch detention in three years» (ingezonden 9 april 2025).
Antwoord van Minister Keijzer (Asiel en Migratie), mede namens de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 8 juli 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2024–2025, nr. 2206.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Transgender teenager is sixth Russian LGBT asylum seeker
to die in Dutch detention in three years»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit bericht over het tragische overlijden van een bewoonster
van het COA. Onze gedachten gaan uit naar haar nabestaanden, medebewoners en de betrokken
medewerkers op wie deze verdrietige gebeurtenis een diepe indruk heeft gemaakt.
Vraag 2
Bent u het eens met de stelling dat het onacceptabel is dat een minderjarige asielzoeker,
die onder toezicht van de Nederlandse overheid staat, zo aan haar lot is overgelaten?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Het past in dit stadium niet om een dergelijke conclusie te trekken. COA en Nidos
hebben gezamenlijk een melding gedaan bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en
de Inspectie Justitie en Veiligheid en zullen het incident gezamenlijk evalueren.
De uitkomsten hiervan moeten worden afgewacht voordat conclusies kunnen worden getrokken
over de vraag hoe dit incident heeft kunnen gebeuren.
Vraag 3
Wanneer bent u op de hoogte gesteld van de situatie van Alice S. en welke stappen
heeft u toen ondernomen? Heeft u naar aanleiding van haar overlijden contact opgenomen
met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en LGBT Asylum Support? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, welke stappen heeft u sindsdien ondernomen?
Antwoord 3
Het departement en mijn voorganger zijn kort na het incident op de hoogte gebracht
door het COA. Het COA heeft, zoals reeds vermeld in het antwoord op vraag 2, direct
de voorgeschreven vervolgstappen ondernomen. Met externe belangenorganisaties zoals
LGBT Asylum Support hebben wij uit privacy oogpunt in principe geen contact over individuele
casuïstiek. LGBT Asylum Support heeft naar aanleiding van het overlijden een brandbrief
en een open brief verstuurd en zal op beide brieven een reactie ontvangen.
Vraag 4
Is het Openbaar Ministerie (OM) inmiddels op de hoogte gesteld van het overlijden
van Alice S.? Zo ja, wat is het oordeel van het OM? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Bij een niet-natuurlijke dood wordt het Openbaar Ministerie altijd geïnformeerd. Het
OM heeft in deze zaak geen aanwijzingen gezien voor strafbare feiten. Er volgt dus
ook geen onderzoek.
Vraag 5
Wat is uw reactie op de twaalfde brandbrief van LGBT+ Asylum Support over deze zaak?
Antwoord 5
Mijn voorganger heeft op 25 april jl. gereageerd op de brief van LGBT Asylum Support
inzake het tragische overlijden van een bewoonster van het COA. In die reactie is
benadrukt dat dit incident zorgvuldig zal worden onderzocht en dat het COA en Nidos
een gezamenlijke melding hebben gedaan bij de Inspecties Gezondheidszorg en Jeugd
en Justitie. Dit gebeurt volgens de geldende procedures. Verder is benadrukt dat het
van belang wordt geacht dat er wordt gewacht op de uitkomst van het onderzoek of evaluatie
voordat er conclusies getrokken kunnen worden.
Vraag 6
Bent u voornemens een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de omstandigheden
die hebben geleid tot het overlijden van Alice S., zodat duidelijk wordt wat de gemaakte
fouten zijn en wat de lessen zijn die geleerd kunnen worden?
Antwoord 6
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2, wordt dit incident volgens de vaste protocollen
zorgvuldig geëvalueerd. Het COA en Nidos hebben een melding gedaan bij de relevante
Inspecties en zullen alle bijbehorende vervolgstappen ondernemen om grondig te evalueren
hoe dit incident heeft kunnen gebeuren, en de eventuele lessen die hieruit getrokken
kunnen worden voor de betrokken organisaties.
Vraag 7 en 8
Acht u het aanvaardbaar dat LHBTIQ+-asielzoekers hier in Nederland in onveilige situaties
verkeren, terwijl voor hen hun seksuele gerichtheid of genderidentiteit juist vaak
de aanleiding is om hun land van herkomst te verlaten?2 Zo nee, welke stappen onderneemt u hiertegen?
Bent u op de hoogte van de structurele onveilige situaties waarin LHBTIQ+-asielzoekers
in Nederland verkeren en het toenemende aantal meldingen van deze situaties?3 Zo ja, welke acties heeft u sindsdien ondernomen?
Antwoord 7 en 8
Elke asielzoeker moet in een veilige omgeving opgevangen kunnen worden. Dat lhbtiq+
asielzoekers, die vaak zijn gevlucht vanwege hun seksuele oriëntatie of genderidentiteit,
in de asielopvang in Nederland soms geweldsincidenten en/of homofobe bejegeningen
ervaren, is onaanvaardbaar. Daarom wordt het doen van aangifte altijd gestimuleerd
zodat de daders niet onbestraft blijven en bij dergelijk gedrag altijd normerend wordt
opgetreden. In aanvulling op de bestaande maatregelen om lhbtiq+ asielzoekers adequaat
te begeleiden, door onder meer trainingen van COC Nederland aan COA-medewerkers om
de deskundigheid in de begeleiding te versterken, beziet mijn departement samen met
het COA en partners uit de strafrechtketen mogelijkheden om de veiligheid op locatie
verder te versterken. Daarbij gaat het zowel om preventie van (gewelds)incidenten
als om passende begeleiding en het melden of aangifte doen van incidenten.
Vraag 9
Welke maatregelen worden er op dit moment genomen om de LHBTIQ+-asielzoekers gepaste
opvang te bieden en te beschermen, specifiek ook in de crisisnoodopvangplekken en
specifiek voor minderjarigen? Bent u van mening dat deze maatregelen voldoende zijn?
Zo ja, waarom?
Antwoord 9
Bij de plaatsing van asielzoekers houdt het COA rekening met kwetsbaarheid. Daarnaast
kan de ontvangende locatie via een overdracht op de hoogte worden gebracht van bepaalde
kwetsbaarheden van haar nieuwe bewoners. De ontvangende locatie kan dan rekening houden
met eventuele behoeften van een bewoner t.a.v. de opvang en/of begeleiding. In de
praktijk kan dit inhouden dat wanneer aangegeven wordt dat een lhbtiq+ bewoner vanuit
diens kwetsbare positie behoefte heeft aan plaatsing met andere lhbtiq+ bewoners,
de locatie deze bewoners samen plaatst in een unit. In de praktijk wordt dit dan vaak
een lhbtiq+ unit of roze unit genoemd. Deze units zijn afhankelijk van de in-, door-
en uitstroom van bewoners, de behoeften van de bewoners die op dat moment op de locatie
verblijven en de ruimte die de locatie op dat moment heeft. Wanneer de capaciteitsdruk
laag is, is er meer ruimte voor locaties om aan individuele behoeften te voldoen.
Op dit moment is die ruimte beperkt vanwege de hoge capaciteitsdruk bij het COA. In
verband met deze capaciteitsdruk komt het ook voor dat lhbtiq+ asielzoekers in de
(crisis)noodopvang worden geplaatst.
Daarnaast streeft het COA ernaar om op iedere locatie minstens één lhbtiq+ contactpersoon
onderdeel van het team te laten zijn. Dit is een medewerker met meer kennis en affiniteit
over het onderwerp, die zowel de medewerkers op de locatie als bewoners extra kan
ondersteunen.
Alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) worden opgevangen in aparte opvangmodaliteiten
van het COA of Nidos volgens het amv-opvangmodel. Voor amv gelden dezelfde uitgangspunten
als het gaat om plaatsing. Ook voor medewerkers in de amv-opvang zijn de trainingen
van COC Nederland beschikbaar en ook zij maken gebruik van de lhbtiq+ contactpersonen
van het COA. Bij hoge uitzondering en met toestemming van de jeugdbeschermer (Nidos)
kan het zijn dat een amv geplaatst wordt binnen de reguliere (volwassen) opvang. Uitgangspunt
hierbij is het welzijn en de begeleiding van de amv.
Vraag 10
Hoeveel meldingen van onveilige situaties, geweld of discriminatie tegen LHBTIQ+-asielzoekers,
en specifiek minderjarigen zijn bij u bekend over de afgelopen vijf jaar en hoe vaak
is hierbij iemand komen te overlijden?
Antwoord 10
Vanwege de AVG worden bij het registreren van (gewelds)incidenten of discriminatie
geen bijzondere persoonsgegevens van dader of slachtoffer geregistreerd. Om deze reden
zijn er geen cijfers beschikbaar over het aantal meldingen waarbij lhbtiq+ asielzoekers
betrokken waren. Hetzelfde geldt bij het overlijden van een bewoner van het COA.
Vraag 11
Hoe worden meldingen die bij LGBT Ayslum Support binnenkomen onderzocht, opgevolgd
en leiden deze meldingen tot maatregelen om de situatie van deze asielzoekers te verbeteren?
Antwoord 11
De meldingen van LGBT Asylum Support worden gemeld aan de locatie waar de desbetreffende
bewoner woont. De locatie volgt de melding waar nodig op en geeft hierover terugkoppeling
richting de bewoner. De meldingen worden ook met het centraal bureau van het COA gedeeld,
hier wordt een overzicht van de meldingen bewaard.
Twee keer per jaar heeft het COA een bilateraal overleg met LGBT Asylum Support waar
de trends en signalen uit de meldingen besproken worden. In dit gesprek wordt geen
casuïstiek op persoonsniveau besproken vanwege de AVG.
Daarnaast wordt ieder half jaar een bijeenkomst met de externe klankbordgroep lhbtiq+
van het COA georganiseerd. Hierbij sluiten verschillende expert- en belangenorganisaties
aan, waaronder LGBT Asylum Support. Tijdens deze klankbordgroep denken deze organisaties
met het COA mee over het lhbtiq+ thema, door als klankbord te fungeren en expertise
uit te wisselen.
Vraag 12
Hoe kijkt u aan tegen het invoeren van LHBTIQ+-units in asielzoekerscentra, waarin
LHBTIQ+-asielzoekers groepsgewijs opgevangen worden? Hoe kijkt u aan tegen dergelijke
units specifiek voor minderjarige asielzoekers?
Antwoord 12
Een gestandaardiseerd plaatsingsbeleid voor lhbtiq+ bewoners zou in mijn ogen geen
recht doen aan de autonomie van bewoners. Het zou tevens een verkeerde boodschap zijn,
waarbij de slachtoffers apart worden gezet, terwijl er tegen de daders opgetreden
moet worden. Daarnaast zou een gestandaardiseerd plaatsingsbeleid stigmatisering in
de hand kunnen werken en bovendien incidenten niet volledig kunnen voorkomen. Uit
ervaring van het COA blijkt dat lhbtiq+ bewoners geen homogene groep vormen binnen
de opvang en begeleiding van het COA. Er zijn bewoners die zich identificeren als
lhbtiq+ en aangeven geen behoefte te hebben aan plaatsing in de zogenoemde lhbtiq+
units, bijvoorbeeld omdat ze hierover niet open wensen te zijn naar andere bewoners.
De insteek is om maatwerk te leveren om de veiligheid van asielzoekers te waarborgen,
met specifieke aandacht voor kwetsbaarheden en bijbehorende behoeftes van bewoners.
Vanuit die specifieke behoeftes van bewoners zijn er op diverse locaties lhbtiq+ units
ontstaan. De persoonlijke behoefte maar ook de beschikbare capaciteit bepalen de daadwerkelijke
plaatsing van iemand op een bepaalde kamer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister voor Asiel en Migratie -
Mede namens
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.