Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de KNMG-gedragscode en de vrijheid van artsen om deel te kunnen nemen aan het publieke en wetenschappelijke debat
32 012 Governance in de zorgsector
31 765 Kwaliteit van zorg
Nr. 65 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 4 juli 2025
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de KNMG-gedragscode en de vrijheid van artsen om deel te kunnen nemen aan het publieke
en wetenschappelijke debat.
De vragen en opmerkingen zijn op 5 juni 2025 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 4 juli 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de FVD-fractie
3
II.
Reactie van de Minister
6
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie delen de zorgen die het Kamerlid Van Houwelingen (FVD)
eerder heeft geuit omtrent de KNMG-gedragscode en de vrijheid van artsen om deel te
kunnen nemen aan het publieke en wetenschappelijke debat en hebben hierover nog enkele
vragen en opmerkingen. Allereerst hoe denkt de Minister hierover? Deelt u de zorgen
zoals deze gesteld zijn? Indien nee, waarom niet?
Kan de Minister met volle overtuiging stellen dat artsen in vrijheid hun mening kunnen
uiten en dusdanig in vrijheid kunnen deelnemen aan het publieke en wetenschappelijke
debat?
Is de Minister het met genoemde leden eens, dat wanneer dit niet het geval is, dat
de Kamer nooit een reëel dan wel objectief beeld heeft van de daadwerkelijke actuele
situaties op de werkvloer?
Genoemde leden hopen in de reactie van de Minister gerustgesteld te worden over de
vrijheid van spreken van artsen. Indien dit niet volmondig gedaan kan worden, waarom
niet? En wat is er dan nodig zodat dit wel de norm wordt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie zien de KNMG-gedragscode voor artsen als een waardevol,
door de beroepsgroep zelf bepaald kader dat bijdraagt aan de hoge kwaliteit van medische
zorg. Daarnaast draagt deze gedragscode bij aan de veiligheid in de zorg en de verantwoordelijkheid
om niet slordig om te gaan met de beroepseed. Genoemde leden hebben nog enkele vragen.
Eén van de kernregels is dat artsen de gezondheid en welzijn van de patiënt voorop
moeten zetten en de patiënt geen onnodige schade toebrengen. De leden van de VVD-fractie
hebben veelvuldig aandacht gevraagd voor het aanpakken van kwakzalvers en andere charlatans
in de zorg. Op welke wijze draagt de gedragscode bij aan het tegengaan van kwakzalverij?
Welke maatregelen worden er genomen tegen artsen die, al is het buiten hun reguliere
werk om, behandelingen aanbieden die wetenschappelijk niet-bewezen zijn? Tevens vragen
deze leden of de Minister bekend is met artsen die ervaring hebben met het
toepassen van de gedragscode in situaties waarin patiënten vasthouden aan kwakzalverij
of het extreem experimenteel voorschrijven van geneesmiddelen. Welke knelpunten ervaren
artsen daarbij?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie naar de twaalfde kernregel die gaat over
het voorkomen van belangenverstrengeling en het transparant zijn over belangen. Ondanks
bestaande regels, het Transparantieregister en de KNMG-gedragscode komt belangenverstrengeling
tussen artsen en medisch specialistische bedrijven nog steeds voor. Wat is daarvan
de oorzaak? In hoeverre is de KNMG-gedragscode en de handhaving ervan, effectief in
het voorkomen van ongewenste beïnvloeding?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie spreken hun steun uit voor de artsenfederatie KNMG en
haar leden, die zich iedere dag inzetten voor goede en verantwoorde zorg. Deze leden
zien op dit moment geen aanleiding voor een nadere inhoudelijke reactie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de KNMG-gedragscode en de vrijheid
van artsen om deel te kunnen nemen aan het publieke en wetenschappelijke debat. Genoemde
leden hebben verder geen vragen aan de Minister.
Vragen en opmerkingen van de leden van de FVD-fractie
De leden van de FVD-fractie hebben kennisgenomen van de KNMG-gedragscode in het algemeen
en hoofdstuk veertien van deze gedragscode in het bijzonder. Ook hebben deze leden
kennis genomen van de uitspraak van de Minister dat artsen die zich niet houden aan
deze gedragscode vervolgd kunnen worden door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
(IGJ) en dat de Minister zich hier verder niet in wenst te mengen, ook als de inspectie
artsen vervolgt voor uitlatingen die ze doen in het kader van het publieke debat en
die in strijd zijn met de gedragscode van de artsenfederatie KNMG (hierna: KNMG).
Ziet de Minister een (principieel) verschil tussen medische handelingen (bijvoorbeeld
het behandelen van een botbreuk waar de Minister in het debat hierover naar verwees)
die in strijd zijn met de gedragscode (en patiënten wellicht zouden kunnen schaden)
en uitingen (waarbij er geen enkele sprake is van een medische handeling, patiënt
of behandelrelatie) die in strijd zijn met de gedragscode?
Kan de Minister uitleggen hoe artsen, die kritiek hebben op de KNMG-gedragscode, en
met deze kritiek binnen de KNMG (een belanghebbende) geen gehoor vinden, deze kritiek
toch kenbaar kunnen maken zonder het risico te lopen door de inspectie vervolgd te
worden? Hoe kunnen we ervan uitgaan dat de KNMG-gedragscode de stand van de wetenschap
vertegenwoordigt als artsen, als experts, niet vrij zijn er, in het publiek, kritiek
op te leveren zonder het risico te lopen berispt, beboet of zelfs een beroepsverbod
opgelegd te krijgen door de inspectie? Ziet de Minister in hoe ongelooflijk problematisch
het is, voor de waarheidsvinding, voor de wetenschap en daarmee uiteindelijk ook voor
de volksgezondheid nota bene, als artsen die de KNMG-gedragscode onderschrijven vrij
kunnen deelnemen aan het publieke debat terwijl artsen die kritiek hebben op deze
gedragscode in het openbaar het zwijgen ertoe moeten doen, willen ze niet het risico
lopen door de inspectie vervolgd te worden?
In hoofdstuk 14 van de KNMG-gedragscode wordt een rechtstreeks verband gelegd tussen
klimaatverandering en «gezondheidsproblemen». Zo staat er bijvoorbeeld: «Klimaatverandering
en milieuvervuiling leveren gezondheidsproblemen op, zowel nu als in de toekomst»
en «Dit is niet alleen een acuut probleem, maar is ook een bedreiging voor de gezondheid
en het welzijn van toekomstige generaties» en «Zo kun je de urgentie van de aanpak
van klimaatverandering laten zien». Is de Minister zich ervan bewust dat dit stuk
voor stuk (zeer) omstreden uitspraken zijn? Is de Minister bijvoorbeeld bekend met
de «World Climate Declaration» van Clintel1, ondertekend door tweeduizend wetenschappers (waaronder winnaars van de Nobelprijs)
die hiermee allemaal onderschrijven dat er geen, geen, «klimaatcrisis» is? Is de Minister
ermee bekend dat het wetenschappelijk onomstreden is dat er veel meer mensen (ongeveer
tien keer zoveel) jaarlijks sterven door kou dan door hitte?2 Met andere woorden, dat een geleidelijk warmer klimaat (klimaatverandering dus) zou
kunnen leiden tot per saldo minder (minder) sterfgevallen, een langere levensverwachting
en daarmee dus een verbeterde volksgezondheid?
Blijkbaar is de KNMG zich van dit alles niet bewust? Hoe kan dit? En hoe kan het zo
zijn, dit is natuurlijk de hoofdvraag, dat de KNMG deze dubieuze ideologische stellingnames
niet alleen kan opleggen aan artsen, maar artsen die hier kritiek op leveren zelfs
via de IGJ (en in naam van de Minister) kan vervolgen? Dit is toch volstrekt, maar
dan ook volstrekt onacceptabel? Waarom grijpt de Minister niet in en blijft ze zich
verschuilen achter de (zogenaamd) wetenschappelijke (maar in werkelijkheid ideologische)
KNMG-gedragscode en onafhankelijke inspectie? Zodra instituten, zoals de inspectie,
overduidelijk niet langer onafhankelijk en objectief maar ideologisch en politiek
en daarmee in strijd met hun mandaat opereren dan moet de Minister toch ingrijpen?
Kan de Minister trouwens, juridisch gezien, ingrijpen en de inspectie bijvoorbeeld
per decreet verbieden nog langer artsen te vervolgen omdat ze de euvele moed hebben
de KNMG te bekritiseren? Of kan de inspectie helemaal vrij, onafhankelijk en naar
eigen goeddunken kritische artsen opjagen en vervolgen zonder dat de Minister hier
ook maar iets aan kan doen?3 En is de Minister eigenlijk zelf van mening dat er een verband is tussen klimaatverandering
en gezondheidsproblemen?
Instituten kunnen gecorrumpeerd raken. Vrijwel niemand zal bijvoorbeeld kunnen betwisten
dat het Amerikaanse Ministerie van Justitie onder president Biden bezig was met politieke
vervolgingen. Niets wijst er (gelukkig) op dat president Trump het Ministerie van
Justitie op zijn beurt is gaan gebruiken voor politieke vervolgingen. Wat hij echter
wel heeft gedaan, want dat moest gebeuren, is eerst schoon schip maken en de leiding
op dat ministerie vervangen. Erkent de Minister dat het zo kan zijn dat instituten,
zoals de KNMG en de inspectie, gecorrumpeerd kunnen raken en dat het dan niet alleen
de taak, maar ook de plicht is, van een Minister om in te grijpen en schoon schip
te maken? Of gaat de Minister er per definitie van uit dat instituten zoals de KNMG
en de inspectie altijd correct, onafhankelijk en objectief functioneren? En waar is
dat onvoorwaardelijk vertrouwen van de Minister dan op gebaseerd? En als de Minister
geen onvoorwaardelijk vertrouwen heeft in de KNMG en de inspectie waarom grijpt ze
dan nu niet in en verbiedt ze de inspectie artsen die kritiek hebben op de ideologische
stellingnames van de KNMG hiervoor te vervolgen? De Minister kan zich toch niet blijven
verschuilen achter zogenaamd objectieve, neutrale en onafhankelijke instellingen als
deze overduidelijk niet zo functioneren?
De KNMG stelt, in hoofdstuk 14 van de gedragscode het volgende: «De zorgsector is
daarnaast zelf ook vervuilend en dus onderdeel van het probleem» en «de CO2-uitstoot van de zorgsector [is] groot» en «Daarom is het belangrijk dat de zorgsector
zich inzet voor duurzaamheid». Met andere woorden, in het belang van de volksgezondheid
moet de zorg zo min mogelijk CO2 gaan uitstoten. Wederom, is de Minister ermee bekend dat ook dit, onder artsen nota
bene, een (zeer) controversiële stellingname is? Artsen die genoemde leden hier helaas
niet kunnen noemen omdat ze dan dus mogelijk vervolgd worden (krankzinnig) door de
«onafhankelijke» inspectie, die geweldige neutrale, objectieve en onafhankelijke inspectie
(IGJ) van de Minister die ook nog steeds artsen vervolgt die tijdens de coronatijd
offlabel volstrekt veilige medicijnen hebben voorgeschreven en daar levens mee hebben
gered. Is de Minister zelf eigenlijk van mening dat «beperking van de CO2-uitstoot» een legitieme reden kan zijn om het zorgniveau in ons land terug te schroeven?
Of kan de Minister daar wellicht niet op antwoorden omdat zij dan misschien zelf vervolgd
wordt door de inspectie?
Kan de inspectie, op basis van de KNMG-gedragscode, misschien zelfs artsen gaan vervolgen
die behandelingen aanbieden die, naar oordeel van de inspectie, ten opzichte van de
gezondheidswinst die voor de individuele patiënt behaald wordt, te veel CO2-uitstoot genereren? Omdat artsen daarmee immers in strijd met de KNMG-gedragscode
handelen aangezien dergelijke CO2-intensieve behandelingen per saldo een gevaar voor de (planetaire) volksgezondheid
opleveren. En artsen die vervolgens kritiek uiten op het afschaffen van deze behandelingen
en het vervolgen van artsen die deze behandelingen aanbieden door de inspectie ook
nog gaan vervolgen omdat deze artsen met hun kritiek zich duidelijk niet bewust zijn
«van de relatie tussen gezondheid, klimaat en milieu» en daarmee dus ook in overtreding
zijn van de KNMG-gedragscode? Kortom, wanneer is voor de Minister de maat vol, de
pijngrens bereikt en gaat ze optreden tegen de inspectie? Of kan de inspectie als
«onafhankelijke instantie» werkelijk overal mee wegkomen en straks, door middel van
haar vervolgingsbeleid, de facto zelfs de inrichting van onze zorg gaan bepalen?
Een overheid is geen arts en heeft geen artseneed afgelegd. Geen enkele arts is alwetend
en wat wel of niet in het belang van de volksgezondheid is moet niet door een kleine
club (KNMG) beslist worden, laat staan als zo’n kleine club niet bekritiseerd mag
worden op straffe van vervolging door de inspectie. Zoiets kan grote gezondheidsschade
opleveren. Bij de coronavaccinaties is dit vermoedelijk, zoals nu helaas, beetje bij
beetje, elke dag weer, meer en meer ook blijkt, faliekant fout gegaan. Als artsen
gedwongen worden door een overheid beleid uit te voeren waarbij de artsen van mening
zijn dat dat tegen hun expertise, kennis en eed in gaat, dan levert dat juist een
groot gevaar op voor de volksgezondheid. Artsen moeten zich altijd vrij kunnen mengen
in het publieke debat en dat betekent vanzelfsprekend dat ze ook kritiek moeten mogen
kunnen leveren op de KNMG en andere overheidsinstanties zonder vervolgens door de
inspectie de mond gesnoerd te worden.
Artsen waar wij mee in contact staan zien, dat zeggen ze letterlijk, de KNMG en de
IGJ inmiddels als een soort nieuwe inquisitie die met berispingen, boetes en dreiging
van beroepsverboden dogma’s afdwingen. Dogma’s die een groot gevaar zijn voor de volksgezondheid.
De Minister van Volksgezondheid moet dus, als eindverantwoordelijke, gaan optreden
en zorgen dat het vrije debat in de medische sector wordt hersteld. Dat is haar plicht
en daarbij kan de Minister zich niet langer achter de instanties verschuilen die dit
debat onmogelijk maken door kritische geluiden met behulp van de staatsmacht en in
naam van de Minister nota bene de kop indrukken.
II. Reactie van de Minister
De leden van de PVV-fractie delen de zorgen die het Kamerlid Van Houwelingen (FVD)
eerder heeft geuit omtrent de KNMG-gedragscode en de vrijheid van artsen om deel te
kunnen nemen aan het publieke en wetenschappelijke debat en hebben hierover nog enkele
vragen en opmerkingen. Allereerst hoe denkt de Minister hierover? Deelt u de zorgen
zoals deze gesteld zijn? Indien nee, waarom niet?
Nee. Ik deel deze zorgen om twee redenen niet. Ten eerste is in de KNMG-Gedragscode
(verder: gedragscode) voor artsen opgenomen dat artsen op basis van hun expertise
en binnen de grenzen van hun kennen en kunnen in vrijheid kunnen deelnemen aan het
publieke en wetenschappelijke debat. Dit is opgenomen in kernregel 8 van de gedragscode:
«Als arts blijf je binnen de grenzen van je eigen kennen en kunnen. Je onthoudt je
van handelingen en uitingen die daarbuiten liggen»4. Ten tweede kan een arts, zoals in eerdere antwoorden op vragen van het lid Van Houwelingen
(FVD) van 3 april 2024 is aangegeven5, gemotiveerd van de gedragscode afwijken. Ook dit geeft de arts vrijheid in het publieke
en wetenschappelijke debat.
Kan de Minister met volle overtuiging stellen dat artsen in vrijheid hun mening kunnen
uiten en dusdanig in vrijheid kunnen deelnemen aan het publieke en wetenschappelijke
debat?
Is de Minister het met genoemde leden eens, dat wanneer dit niet het geval is, dat
de Kamer nooit een reëel dan wel objectief beeld heeft van de daadwerkelijke actuele
situaties op de werkvloer?
Artsen kunnen op basis van hun expertise en binnen de grenzen van hun kennis en kunde
in vrijheid deelnemen aan het publieke en wetenschappelijke debat. Ook artsen hebben
recht op vrijheid van meningsuiting. Deze vrijheid vraagt een verantwoordelijke afweging
van de arts. De gedragscode biedt artsen met de gedragscode een leidraad voor het
professioneel handelen. De daarin opgenomen regels zijn normerend en richtinggevend
van aard.
Kernregel 86 van de gedragscode geldt zowel voor handelingen als voor uitingen. In de toelichting
bij deze kernregel is opgenomen dat dit geldt voor uitingen zowel binnen de spreekkamer
als voor uitingen daarbuiten, zoals in de media of in het maatschappelijk debat. Een
arts heeft daarbij de verantwoordelijkheid om bij de eigen expertise te blijven en
zich te onthouden van uitingen die buiten de eigen kennis en kunde vallen. De artsen-titel
legt nu eenmaal gewicht in de schaal. In het algemeen wordt meer waarde toegekend
aan een uitspraak van een arts vanuit diens professionele deskundigheid, zeker als
die op zijn eigen werkterrein ligt. Het is daarom dat een arts zorgvuldig moet omgaan
met (persoonlijke) uitingen en het verspreiden van informatie. De gedragscode is een
leidraad van de beroepsgroep zelf en artsen kunnen daarop terugvallen en de gedragscode
als ruggensteun gebruiken. Ook de tuchtcolleges voor de gezondheidszorg kunnen de
gedragscode betrekken bij het toetsen van het handelen van een arts, ongeacht of een
arts lid is van de KNMG. Overigens geldt de gedragscode voor alle artsen die in het
BIG-register zijn opgenomen. Met in achtneming van deze verantwoordelijkheid kan een
arts in vrijheid deelnemen aan het publieke en wetenschappelijke debat.
Als een arts zich niet aan een kernregel in de gedragscode kan houden wordt in de
gedragscode zelf aangeraden om met een collega te overleggen. Besluit een arts om
af te wijken van de gedragscode, dan is het belangrijk dat deze dat besluit goed onderbouwt7. In de gedragscode zelf wordt aangegeven dat afwijken daarvan mogelijk is. Het is
de verantwoordelijkheid van de arts om zelf te beoordelen of er ruimte is om af te
wijken van een kernregel van de gedragscode voor artsen. Het is dus niet aan de orde
dat artsen geen vrijheid van meningsuiting zouden hebben en niet in vrijheid zouden
kunnen deelnemen aan het publieke en wetenschappelijke debat.
Genoemde leden hopen in de reactie van de Minister gerustgesteld te worden over de
vrijheid van spreken van artsen. Indien dit niet volmondig gedaan kan worden, waarom
niet? En wat is er dan nodig zodat dit wel de norm wordt?
Artsen kunnen op basis van hun expertise en binnen de grenzen van hun kennis en kunde
in vrijheid deelnemen aan het publieke en wetenschappelijke debat. De gedragscode
biedt hiervoor als gezegd voldoende handvatten.
De leden van de VVD-fractie zien de KNMG-gedragscode voor artsen als een waardevol,
door de beroepsgroep zelf bepaald kader dat bijdraagt aan de hoge kwaliteit van medische
zorg. Daarnaast draagt deze gedragscode bij aan de veiligheid in de zorg en de verantwoordelijkheid
om niet slordig om te gaan met de beroepseed. Genoemde leden hebben nog enkele vragen.
Eén van de kernregels is dat artsen de gezondheid en welzijn van de patiënt voorop
moeten zetten en de patiënt geen onnodige schade toebrengen. De leden van de VVD-fractie
hebben veelvuldig aandacht gevraagd voor het aanpakken van kwakzalvers en andere charlatans
in de zorg. Op welke wijze draagt de gedragscode bij aan het tegengaan van kwakzalverij?
Welke maatregelen worden er genomen tegen artsen die, al is het buiten hun reguliere
werk om, behandelingen aanbieden die wetenschappelijk niet-bewezen zijn? Tevens vragen
deze leden of de Minister bekend is met artsen die ervaring hebben met het toepassen
van de gedragscode in situaties waarin patiënten vasthouden aan kwakzalverij of het
extreem experimenteel voorschrijven van geneesmiddelen. Welke knelpunten ervaren artsen
daarbij?
In aanvulling op de gedragscode heeft de KNMG de handreiking «De arts en niet-reguliere behandelwijzen»8 ontwikkeld. Deze handreiking is gericht op artsen die niet alleen reguliere behandelingen
aanbieden, maar ook niet-reguliere behandelingen. Met «reguliere behandelwijzen» wordt
gedoeld op methoden van diagnostiek, preventie en behandeling die gebaseerd zijn op
de wetenschappelijke kennis, vaardigheden en ervaring die nodig zijn om de artsentitel
te behalen en te behouden, die algemeen door de beroepsgroep worden aanvaard en deel
uitmaken van de professionele standaard. Niet-reguliere behandelwijzen zijn methoden
van diagnostiek en behandeling die buiten deze omschrijving vallen.
De laatst genoemde handreiking bevat vier voorwaarden voor de niet-reguliere behandelwijzen.
De handreiking begrenst daardoor de toepassing van niet-reguliere behandelwijzen.
Onder deze voorwaarden is het dus toegestaan voor artsen om niet-reguliere behandelwijzen
aan te bieden. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (verder: IGJ) houdt hierop toezicht.
Overigens hebben patiënten de vrijheid om een andere dan een reguliere behandelwijze
te kiezen. Ook als daarvoor onvoldoende wetenschappelijk bewijs bestaat. Artsen die
niet-reguliere behandelwijzen aanbieden, moeten hun patiënten vervolgens in begrijpelijke
taal informeren over de gezondheidstoestand van de patiënt, de voorgestelde behandeling,
de te verwachten risico’s voor de gezondheid van de patiënt en alternatieve behandelingen
al dan niet uitgevoerd door andere hulpverleners. Zij mogen hun patiënten niet weghouden
van reguliere behandelingen.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie naar de twaalfde kernregel die gaat over
het voorkomen van belangenverstrengeling en het transparant zijn over belangen. Ondanks
bestaande regels, het Transparantieregister en de KNMG-gedragscode komt belangenverstrengeling
tussen artsen en medisch specialistische bedrijven nog steeds voor. Wat is daarvan
de oorzaak? In hoeverre is de KNMG-gedragscode en de handhaving ervan, effectief in
het voorkomen van ongewenste beïnvloeding?
Kernregel 12 van de gedragscode bepaalt dat artsen belangenverstrengeling die de patiënt
of die het vertrouwen in de gezondheidszorg kan schaden, moeten voorkomen en dat artsen
transparant moeten zijn over hun overige belangen9.
Voor de samenwerking tussen artsen, farmaceutische en medische hulpmiddelen bedrijven
zijn specifieke regels ontwikkeld. Relevant in dit verband zijn wetten zoals de Geneesmiddelenwet
en de verschillende gedragscodes waar de KNMG samen met veldpartijen in participeert.
Op die manier zijn artsen in Nederland naast aan wetgeving ook gehouden aan de gedragscode
Geneesmiddelenreclame, die de relaties reguleert met farmaceutische bedrijven en de
Gedragscode Medische Hulpmiddelen die de relaties reguleert met medische hulpmiddelen
leveranciers. Daarnaast worden, om transparantie te bevorderen, de financiële relaties
tussen zorgverlener en medische industrie gemeld in het Transparantieregister (TRZ).
Een register op basis van zelfregulering.
Echter, eerder is gebleken dat het transparantieregister nog niet naar tevredenheid
functioneert. Zo ontbraken er meermaals transacties of waren deze slecht vindbaar.
Daarnaast kan de IGJ op basis van het huidige wettelijke kader niet goed handhaven
op sponsoring. Daarom werk ik, zoals benoemd in de Kamerbrief van 8 april 202410, aan het aanscherpen van de wetgeving omtrent gunstbetoon. Dit houdt een grotere
rol voor besturen van zorgaanbieders in, in het aangaan van financiële relaties tussen
zorgverleners en medisch specialistische bedrijven, een beter wettelijk kader voor
sponsoring en het instellen van een wettelijk transparantieregister. Met deze maatregelen
moet ongewenste beïnvloeding zoveel mogelijk worden voorkomen. Omdat nieuwe wet- en
regelgeving tijd vergt zijn er in de tussentijd verschillende verbeteringen doorgevoerd
in het huidige register. Zo is onder andere de zoekfunctie uitgebreid en heeft de
stichting TZR een onafhankelijke voorzitter aangesteld. Dit laatste heeft de governance
verbeterd.
De leden van de D66-fractie spreken hun steun uit voor de artsenfederatie KNMG en
haar leden, die zich iedere dag inzetten voor goede en verantwoorde zorg. Deze leden
zien op dit moment geen aanleiding voor een nadere inhoudelijke reactie.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de KNMG-gedragscode en de vrijheid
van artsen om deel te kunnen nemen aan het publieke en wetenschappelijke debat. Genoemde
leden hebben verder geen vragen aan de Minister.
De leden van de FVD-fractie hebben kennisgenomen van de Gedragscode in het algemeen
en hoofdstuk veertien van deze gedragscode in het bijzonder. Ook hebben deze leden
kennis genomen van de uitspraak van de Minister dat artsen die zich niet houden aan
deze gedragscode vervolgd kunnen worden door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
(IGJ) en dat de Minister zich hier verder niet in wenst te mengen, ook als de inspectie
artsen vervolgt voor uitlatingen die ze doen in het kader van het publieke debat en
die in strijd zijn met de gedragscode van de artsenfederatie KNMG (hierna: KNMG).
Ziet de Minister een (principieel) verschil tussen medische handelingen (bijvoorbeeld
het behandelen van een botbreuk waar de Minister in het debat hierover naar verwees)
die in strijd zijn met de gedragscode (en patiënten wellicht zouden kunnen schaden)
en uitingen (waarbij er geen enkele sprake is van een medische handeling, patiënt
of behandelrelatie) die in strijd zijn met de gedragscode?
Tussen medische handelingen en uitingen wordt in de gedragscode geen verschil gemaakt.
Dit blijkt uit kernregel 811 die regelt dat artsen binnen de grenzen van hun eigen kennen en kunnen moeten blijven
en dat zij zich moeten onthouden van handelingen én uitingen die daarbuiten liggen.
Ik onderschrijf dat. Beide zijn immers onderdeel van de medische professie. Want,
niet alleen een medische handeling, maar ook een uiting zoals een gegeven advies,
kan een patiënt schaden. De veiligheid en de kwaliteit van de zorg die artsen verlenen
worden in grote mate bepaald door hun kennis en kunde, ofwel: hun «bevoegd- en bekwaamheid».
Daarom is het van belang dat zij de grenzen daarvan kennen én in acht nemen.
Kan de Minister uitleggen hoe artsen, die kritiek hebben op de KNMG-gedragscode, en
met deze kritiek binnen de KNMG (een belanghebbende) geen gehoor vinden, deze kritiek
toch kenbaar kunnen maken zonder het risico te lopen door de inspectie vervolgd te
worden? Hoe kunnen we ervan uitgaan dat de KNMG-gedragscode de stand van de wetenschap
vertegenwoordigt als artsen, als experts, niet vrij zijn er, in het publiek, kritiek
op te leveren zonder het risico te lopen berispt, beboet of zelfs een beroepsverbod
opgelegd te krijgen door de inspectie? Ziet de Minister in hoe ongelooflijk problematisch
het is, voor de waarheidsvinding, voor de wetenschap en daarmee uiteindelijk ook voor
de volksgezondheid nota bene, als artsen die de KNMG-gedragscode onderschrijven vrij
kunnen deelnemen aan het publieke debat terwijl artsen die kritiek hebben op deze
gedragscode in het openbaar het zwijgen ertoe moeten doen, willen ze niet het risico
lopen door de inspectie vervolgd te worden?
De gedragscode is tot stand gekomen in nauw overleg met artsen, experts en andere
stakeholders12, zoals de Patiëntenfederatie Nederland. Ook heeft de KNMG gesproken met de IGJ in
hun rol als toezichthouder. Er zijn inspraakavonden, artsenpanels en een internetconsultatie
geweest. De KNMG heeft mij laten weten dat er tot op heden geen signalen zijn ontvangen
dat artsen ontevreden zijn over de gedragscode. Ook zijn er geen signalen dat artsen
met kritiek bij de KNMG geen gehoor vinden of zouden hebben gevonden. De gedragscode
weerspiegelt hierdoor wat de beroepsgroep van artsen zelf belangrijk vindt in relatie
tot patiënten, collega’s, de samenleving en zichzelf. De code vormt een leidraad voor
professioneel handelen. De gedragscode is onderdeel van de professionele standaard
voor artsen, het geheel van professionele medische normen dat beschrijft wat in een
bepaalde situatie «goed handelen» is. De ontwikkeling van de professionele standaard
staat nooit stil. De medische wetenschap staat immers ook niet stil. Individuele artsen
hebben, als lid van de beroepsgroep van artsen, ook invloed op de doorontwikkeling
van de professionele standaard. Dit is ook zo beschreven in de gedragscode13. Artsen kunnen daarom op basis van hun expertise en binnen de grenzen van hun kennis
en kunde in vrijheid deelnemen aan het publieke en wetenschappelijke debat. Zij hebben
recht op vrijheid van meningsuiting. Deze vrijheid vraagt een verantwoordelijke afweging
van de arts. De gedragscode biedt artsen met de gedragscode een leidraad voor het
professioneel handelen.
In hoofdstuk 14 van de KNMG-gedragscode wordt een rechtstreeks verband gelegd tussen
klimaatverandering en «gezondheidsproblemen». Zo staat er bijvoorbeeld: «Klimaatverandering
en milieuvervuiling leveren gezondheidsproblemen op, zowel nu als in de toekomst»
en «Dit is niet alleen een acuut probleem, maar is ook een bedreiging voor de gezondheid
en het welzijn van toekomstige generaties» en «Zo kun je de urgentie van de aanpak
van klimaatverandering laten zien». Is de Minister zich ervan bewust dat dit stuk
voor stuk (zeer) omstreden uitspraken zijn? Is de Minister bijvoorbeeld bekend met
de «World Climate Declaration» van Clintel14, ondertekend door tweeduizend wetenschappers (waaronder winnaars van de Nobelprijs)
die hiermee allemaal onderschrijven dat er geen, geen, «klimaatcrisis» is? Is de Minister
ermee bekend dat het wetenschappelijk onomstreden is dat er veel meer mensen (ongeveer
tien keer zoveel) jaarlijks sterven door kou dan door hitte?15 Met andere woorden, dat een geleidelijk warmer klimaat (klimaatverandering dus) zou
kunnen leiden tot per saldo minder (minder) sterfgevallen, een langere levensverwachting
en daarmee dus een verbeterde volksgezondheid?
Ik heb kennisgenomen van het genoemde rapport van Clintel en ben mij bewust van verschillende
opvattingen rondom klimaatverandering. Het kabinet baseert haar klimaatbeleid op een
diversiteit aan nationale en internationale (wetenschappelijke) rapporten, onderzoeken
en adviezen. Specifiek voor de Nederlandse situatie heeft het RIVM de effecten van
klimaatverandering op onze gezondheid in beeld gebracht. De grootste risico’s voor
de gezondheid in Nederland zitten in een toename in hitte, met onder andere meer risico
op hart- en vaataandoeningen als gevolg. Daarnaast zijn er risico’s voor de gezondheid
door meer blootstelling aan UV-straling, door een langer seizoen met meer pollen in
de lucht, door meer en andere infectieziekten vanuit de leefomgeving en door de effecten
van klimaatverandering op mentale gezondheid.16
Overigens overlijden er op dit moment in Nederland inderdaad meer mensen tijdens koude
perioden dan tijdens hitteperioden. Dat is echter niet hetzelfde als dat zij door
kou of hitte sterven. Het heeft bijvoorbeeld ook te maken met infectieziekten die
in die perioden rondgaan. Het RIVM heeft met behulp van de klimaatscenario’s van het
KNMI verkenningen gedaan naar de mogelijke temperatuurgerelateerde sterfte in 2050
en 210017. Daaruit komt het beeld naar voren dat de koudegerelateerde sterfte zal afnemen,
maar ook dat dat op termijn kan worden overtroffen door een toename van de hittegerelateerde
sterfte. In totaal wordt een toename van temperatuurgerelateerde sterfte verwacht.
Voor een deel komt dit ook door een verwachte groei en vergrijzing van de bevolking.
Blijkbaar is de KNMG zich van dit alles niet bewust? Hoe kan dit? En hoe kan het zo
zijn, dit is natuurlijk de hoofdvraag, dat de KNMG deze dubieuze ideologische stellingnames
niet alleen kan opleggen aan artsen, maar artsen die hier kritiek op leveren zelfs
via de IGJ (en in naam van de Minister) kan vervolgen? Dit is toch volstrekt, maar
dan ook volstrekt onacceptabel? Waarom grijpt de Minister niet in en blijft ze zich
verschuilen achter de (zogenaamd) wetenschappelijke (maar in werkelijkheid ideologische)
KNMG-gedragscode en onafhankelijke inspectie? Zodra instituten, zoals de inspectie,
overduidelijk niet langer onafhankelijk en objectief maar ideologisch en politiek
en daarmee in strijd met hun mandaat opereren dan moet de Minister toch ingrijpen?
Kan de Minister trouwens, juridisch gezien, ingrijpen en de inspectie bijvoorbeeld
per decreet verbieden nog langer artsen te vervolgen omdat ze de euvele moed hebben
de KNMG te bekritiseren? Of kan de inspectie helemaal vrij, onafhankelijk en naar
eigen goeddunken kritische artsen opjagen en vervolgen zonder dat de Minister hier
ook maar iets aan kan doen?18 En is de Minister eigenlijk zelf van mening dat er een verband is tussen klimaatverandering
en gezondheidsproblemen?
De KNMG-Gedragscode is tot stand gekomen in nauw overleg met artsen, experts en andere
stakeholders19, zoals de Patiëntenfederatie Nederland. Ook heeft de KNMG gesproken met de IGJ in
hun rol als toezichthouder. De KNMG is zich bewust van de inhoud van de eigen gedragscode
en daarover bestaat consensus binnen de beroepsgroep.
De IGJ heeft mij laten weten dat zij de gedragscode van de KNMG niet oplegt, maar
het handelen van zorgprofessionals toetst aan de richtlijnen en veldnormen die de
KNMG zelf heeft vastgesteld. Daaronder valt ook de hier bedoelde gedragscode. Pas
wanneer de IGJ risico’s ziet voor de kwaliteit of veiligheid van zorg, kan zij passende
interventies inzetten. Artsen kunnen op de website van de IGJ lezen hoe de IGJ interventies
inzet en welke maatregelen zij kan nemen20. Daarbij benadruk ik dat de IGJ een arts niet strafrechtelijk kan vervolgen en ook
niet zelfstandig een beroepsverbod kan opleggen. Vervolging vindt plaats in het strafrecht
door het OM en niet in het toezicht door de IGJ. Een eventuele tuchtklacht wordt door
het onafhankelijke tuchtcollege voor de gezondheidszorg beoordeeld.
Als Minister ben ik politiek verantwoordelijk voor het functioneren van de IGJ. De
IGJ verricht echter haar toezichtstaken onafhankelijk binnen de kaders van de wet.
Ik kan algemene aanwijzingen geven aan de IGJ, maar kan niet in individuele handhavingsbeslissingen
ingrijpen. Dit zou strijdig zijn met het beginsel van onafhankelijk toezicht.
Ik onderschrijf de stand van de huidige wetenschappelijke inzichten dat klimaat- en
milieuveranderingen zowel positieve als negatieve gezondheidseffecten met zich mee
kunnen brengen. Dit blijkt ook uit de effecten van de klimaatveranderingen op de gezondheid
die het RIVM in beeld heeft gebracht21.
Instituten kunnen gecorrumpeerd raken. Vrijwel niemand zal bijvoorbeeld kunnen betwisten
dat het Amerikaanse Ministerie van Justitie onder president Biden bezig was met politieke
vervolgingen. Niets wijst er (gelukkig) op dat president Trump het Ministerie van
Justitie op zijn beurt is gaan gebruiken voor politieke vervolgingen. Wat hij echter
wel heeft gedaan, want dat moest gebeuren, is eerst schoon schip maken en de leiding
op dat ministerie vervangen. Erkent de Minister dat het zo kan zijn dat instituten,
zoals de KNMG en de inspectie, gecorrumpeerd kunnen raken en dat het dan niet alleen
de taak, maar ook de plicht is, van een Minister om in te grijpen en schoon schip
te maken? Of gaat de Minister er per definitie van uit dat instituten zoals de KNMG
en de inspectie altijd correct, onafhankelijk en objectief functioneren? En waar is
dat onvoorwaardelijk vertrouwen van de Minister dan op gebaseerd? En als de Minister
geen onvoorwaardelijk vertrouwen heeft in de KNMG en de inspectie waarom grijpt ze
dan nu niet in en verbiedt ze de inspectie artsen die kritiek hebben op de ideologische
stellingnames van de KNMG hiervoor te vervolgen? De Minister kan zich toch niet blijven
verschuilen achter zogenaamd objectieve, neutrale en onafhankelijke instellingen als
deze overduidelijk niet zo functioneren?
Zowel de IGJ als de KNMG genieten een hoog vertrouwen in Nederlandse samenleving in
het algemeen en bij de Nederlandse burger specifiek. Zij dienen zich, net als alle
andere toezichthouders en beroepsorganisaties, te houden aan vigerende wet- en regelgeving.
In individuele gevallen treedt de IGJ op wanneer zij een concreet risico voor patiëntveiligheid
of volksgezondheid vaststelt. De inspectie kan geen artsen vervolgen in strafrechtelijke
zin, noch zelfstandig beroepsverboden opleggen.
Vervolging vindt plaats in het kader van het strafrecht door het OM en niet in het
toezicht dat de IGJ uitoefent. Een eventuele tuchtklacht ingediend door de IGJ wordt
door een onafhankelijk tuchtcollege beoordeeld. Inspectiebesluiten zijn openbaar en
zijn vatbaar voor rechterlijk toetsing en uitspraken van de tuchtrechter worden gepubliceerd.
Mocht IGJ buiten haar wettelijke mandaat treden, dan kan ik als Minister ingrijpen
middels bijvoorbeeld het geven van een aanwijzing.
De KNMG stelt als privaatrechtelijke beroepsvereniging richtlijnen en veldnormen op.
Deze komen tot stand na brede consultatie onder artsen en bieden ruimte voor gemotiveerde
afwijking wanneer het individuele patiëntbelang dat vergt. Een dergelijk opgestelde
richtlijn of code is geen ideologisch standpunt dat zonder tegenmacht of tegenspraak
is opgesteld. Centraal staat altijd de kwaliteit en veiligheid van de zorg.
De KNMG stelt, in hoofdstuk 14 van de gedragscode het volgende: «De zorgsector is
daarnaast zelf ook vervuilend en dus onderdeel van het probleem» en «de CO2-uitstoot van de zorgsector [is] groot» en «Daarom is het belangrijk dat de zorgsector
zich inzet voor duurzaamheid». Met andere woorden, in het belang van de volksgezondheid
moet de zorg zo min mogelijk CO2 gaan uitstoten. Wederom, is de Minister ermee bekend dat ook dit, onder artsen nota
bene, een (zeer) controversiële stellingname is? Artsen die genoemde leden hier helaas
niet kunnen noemen omdat ze dan dus mogelijk vervolgd worden (krankzinnig) door de
«onafhankelijke» inspectie, die geweldige neutrale, objectieve en onafhankelijke inspectie
(IGJ) van de Minister die ook nog steeds artsen vervolgt die tijdens de coronatijd
offlabel volstrekt veilige medicijnen hebben voorgeschreven en daar levens mee hebben
gered. Is de Minister zelf eigenlijk van mening dat «beperking van de CO2-uitstoot» een legitieme reden kan zijn om het zorgniveau in ons land terug te schroeven?
Of kan de Minister daar wellicht niet op antwoorden omdat zij dan misschien zelf vervolgd
wordt door de inspectie?
Ja. Ik ben ermee bekend dat niet iedere arts dezelfde visie heeft op de relatie tussen
klimaat, milieu en gezondheid. Tegelijkertijd is het uitgangspunt van de gedragscode
helder: klimaatverandering en milieuvervuiling leveren gezondheidsproblemen op, de
zorgsector draagt hieraan bij en heeft daarom ook een verantwoordelijkheid om haar
eigen impact te verkleinen. De KNMG maakt hierin eigen keuzes en afwegingen in samenspraak
met haar leden.
Het doel van het verduurzamen van de sectoren zorg en welzijn is niet het verminderen
van het zorgniveau, maar het leveren van even goede of betere zorg met minder verspilling
van grondstoffen, energie en middelen. Binnen de bestaande kwaliteits- en veiligheidskaders
worden in richtlijnen en veldnormen daarom bijvoorbeeld minder milieubelastende alternatieven
genoemd, zonder dat dit ten koste gaat van uitkomst of toegankelijkheid.
In de praktijk zijn veel artsen en zorgprofessionals aan de slag met het verminderen
van afval en het efficiënt omgaan met materialen. Wanneer een gelijkwaardig alternatief
voor een behandeling beschikbaar is, waarbij sprake is van minder afval of vervuiling,
kan hier in overleg met een patiënt op overgegaan worden. Ik sta positief tegenover
dit soort initiatieven. Een voorbeeld hiervan is de inzet van intraveneuze anesthesiemiddelen,
in plaats van de inzet van narcosegassen. De uiteindelijke keuze blijft altijd bij
de professional en in afstemming met de patiënt. Centraal staat altijd de kwaliteit
en veiligheid van de zorg.
Zo werkt het kabinet samen met de sector toe naar een stelsel van (publieke) zorg
en welzijn dat zuiniger omgaat met de beschikbare materialen en grondstoffen22. Dit zonder af te doen aan de kwaliteit en veiligheid van de zorg.
Kan de inspectie, op basis van de KNMG-gedragscode, misschien zelfs artsen gaan vervolgen
die behandelingen aanbieden die, naar oordeel van de inspectie, ten opzichte van de
gezondheidswinst die voor de individuele patiënt behaald wordt, te veel CO2-uitstoot genereren? Omdat artsen daarmee immers in strijd met de KNMG-gedragscode
handelen aangezien dergelijke CO2-intensieve behandelingen per saldo een gevaar voor de (planetaire) volksgezondheid
opleveren. En artsen die vervolgens kritiek uiten op het afschaffen van deze behandelingen
en het vervolgen van artsen die deze behandelingen aanbieden door de inspectie ook
nog gaan vervolgen omdat deze artsen met hun kritiek zich duidelijk niet bewust zijn
«van de relatie tussen gezondheid, klimaat en milieu» en daarmee dus ook in overtreding
zijn van de KNMG-gedragscode? Kortom, wanneer is voor de Minister de maat vol, de
pijngrens bereikt en gaat ze optreden tegen de inspectie? Of kan de inspectie als
«onafhankelijke instantie» werkelijk overal mee wegkomen en straks, door middel van
haar vervolgingsbeleid, de facto zelfs de inrichting van onze zorg gaan bepalen?
De IGJ toetst of zorg veilig, kwalitatief en volgens professionele standaarden verloopt.
Richtlijnen worden door de beroeps- en wetenschappelijke verenigingen zelf opgesteld
en bijgehouden. CO2-uitstoot van een individuele behandeling is geen onderdeel van die standaarden. De
IGJ beschouwt duurzaamheid als één van de aspecten van goede zorg, naast bewezen effectiviteit
en patiëntveiligheid.
De gedragscode biedt ruimte voor artsen om in specifieke gevallen gemotiveerd af te
wijken. Als een arts zich niet aan een kernregel uit de gedragscode kan houden, wordt
in de gedragscode zelf aangeraden om met een collega te overleggen. Besluit een arts
om van een kernregel af te wijken, dan is het belangrijk dat deze dat besluit goed
onderbouwt23.
Alleen wanneer een uiting of handeling een reëel gevaar voor de volksgezondheid oplevert,
kan de IGJ overgaan tot het toepassen van een interventie, variërend van een gesprek
tot, in uitzonderlijke gevallen, het indienen van een tuchtklacht.
De IGJ werkt, als onafhankelijk toezichthouder, binnen de grenzen van wet- en regelgeving,
veldnormen en de handhavingsbesluiten staan open voor rechtelijke toetsing. Daarbij
kan ik als Minister vanuit mijn verantwoordelijkheid ingrijpen wanneer de IGJ buiten
haar wettelijke mandaat opereert.
Een overheid is geen arts en heeft geen artseneed afgelegd. Geen enkele arts is alwetend
en wat wel of niet in het belang van de volksgezondheid is moet niet door een kleine
club (KNMG) beslist worden, laat staan als zo’n kleine club niet bekritiseerd mag
worden op straffe van vervolging door de inspectie. Zoiets kan grote gezondheidsschade
opleveren. Bij de coronavaccinaties is dit vermoedelijk, zoals nu helaas, beetje bij
beetje, elke dag weer, meer en meer ook blijkt, faliekant fout gegaan. Als artsen
gedwongen worden door een overheid beleid uit te voeren waarbij de artsen van mening
zijn dat dat tegen hun expertise, kennis en eed in gaat, dan levert dat juist een
groot gevaar op voor de volksgezondheid. Artsen moeten zich altijd vrij kunnen mengen
in het publieke debat en dat betekent vanzelfsprekend dat ze ook kritiek moeten mogen
kunnen leveren op de KNMG en andere overheidsinstanties zonder vervolgens door de
inspectie de mond gesnoerd te worden.
Artsen waar wij mee in contact staan zien, dat zeggen ze letterlijk, de KNMG en de
IGJ inmiddels als een soort nieuwe inquisitie die met berispingen, boetes en dreiging
van beroepsverboden dogma’s afdwingen. Dogma’s die een groot gevaar zijn voor de volksgezondheid.
De Minister van Volksgezondheid moet dus, als eindverantwoordelijke, gaan optreden
en zorgen dat het vrije debat in de medische sector wordt hersteld. Dat is haar plicht
en daarbij kan de Minister zich niet langer achter de instanties verschuilen die dit
debat onmogelijk maken door kritische geluiden met behulp van de staatsmacht en in
naam van de Minister nota bene de kop indrukken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier