Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paulusma over de verwachte toename van geslachtsziekten en ongewenste zwangerschappen door bezuinigingen
Vragen van het lid Paulusma (D66) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de verwachte toename van geslachtsziekten en ongewenste zwangerschappen door bezuinigingen (ingezonden 21 mei 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Tielen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
3 juli 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2387.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Straks meer geslachtsziekten en ongewenste zwangerschappen
door bezuinigingen» van 17 mei 20251?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Vraag 2
Soa Aids Nederland stelt in het zojuist genoemde artikel dat het aantal soa's de afgelopen
jaren fors gestegen is en dat zij ook een toename in onbedoelde zwangerschappen zien,
waarbij zij stellen dat voorlichting en soa-testen echt nodig zijn om dit tij te keren.
Deelt u deze zorgen en zou u hier een reactie op willen geven?
Antwoord 2
Ik herken de zorgen over de seksuele gezondheid in Nederland, waar het gaat om de
stijgende soa- en hiv-cijfers. Ook neemt het aantal zwangerschapsafbrekingen toe.
De GGD’en doen heel belangrijk werk. Zij bieden een veilige en deskundige plek waar
mensen terecht kunnen voor seksuele gezondheidszorg, in aanvulling op de reguliere
seksuele gezondheidszorg die geboden wordt door huisartsen. Bijvoorbeeld waar het
gaat om aanvullende soa-zorg, PrEP-zorg (preventieve hiv-medicatie) en gesprekken
met jongeren over seksualiteit en seksuele gezondheid, zoals anticonceptie. De meeste
GGD’en bieden ook keuzehulp bij onbedoelde zwangerschap. Daarnaast helpt de interventie
Nu Niet Zwanger hulpverleners in gesprek te gaan over kinderwens met mensen in kwetsbare
omstandigheden. Nu Niet Zwanger is beschikbaar bij alle 25 GGD’en.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u deze zorgelijke ontwikkelingen met het oog op het belang van preventie?
Erkent u dat er een verband is tussen deze toename en de bezuinigingen op preventie
en de GGD?
Antwoord 3
De financiële middelen voor collectieve preventie rond seksuele gezondheid zijn hetzelfde
gebleven. Wel is in het hoofdlijnenakkoord afgesproken dat specifieke uitkeringen
per 2026 met 10% gekort worden. Dit geldt ook voor de Regeling specifieke uitkering
aanvullende seksuele gezondheidszorg (ASG-regeling) waarmee aanvullende soa-zorg,
PrEP-zorg en seksualiteitshulpverlening door de GGD’en gefinancierd worden. Deze korting
gaat pas komend jaar in en kan de huidige ontwikkelingen niet verklaren. In de Kamerbrief
Voortgang beleid seksuele gezondheid die u recent heeft ontvangen, staat dat de korting
vooral ingevuld zal worden door minder zorg te leveren. Ook staat in die brief dat
de ASG-regeling wordt aangepast. In de regeling zal worden benadrukt dat het soa-zorgaanbod
bedoeld is voor personen die een drempel ervaren om naar de huisarts te gaan, terwijl
zij wel een verhoogd risico lopen op een soa. Het is niet bedoeld voor personen die
weliswaar een verhoogd risico lopen op een soa, maar geen onoverkomelijke drempel
ervaren tot de reguliere zorg. Zo houden we – binnen de bestaande financiële middelen
– deze aanvullende zorg toegankelijk voor diegenen die hier het meeste baat bij hebben.
Vraag 4
Bent u het eens dat goede seksuele voorlichting, toegankelijke soa-testen en anticonceptiezorg
kosteneffectieve interventies binnen de publieke gezondheidszorg vormen?
Antwoord 4
Binnen de publieke gezondheidszorg richten we ons op de algehele bevolking, hoog-risicogroepen
of groepen in een kwetsbare positie. Dit in tegenstelling tot de curatieve zorg, waar
een individuele behandeling centraal staat. Ik ben bekend met onderzoeken waaruit
blijkt dat laagdrempelige soa-zorg aan hoog-risicogroepen en PrEP-zorg binnen de publieke
gezondheidszorg kosteneffectief zijn.2 Wat betreft seksuele voorlichting ben ik bekend met internationale onderzoeken waaruit
blijkt dat relationele en seksuele vorming in het onderwijs kosteneffectief kán zijn,
mede door de verschillende effecten per leeftijdsgroep en de ingewikkeldheid van het
identificeren van de directe baten op (vaak zeer) lange termijn.3
Vraag 5
Kunt u aantonen hoeveel gezondheidscomplicaties hiermee voorkomen worden?
Antwoord 5
Met de soa-zorg door GGD’en worden transmissieketens doorbroken en voorkómen, waardoor
soa’s niet verder verspreiden. PrEP-zorg voorkómt hiv. Tijdige seksualiteitshulpverlening
leidt tot vroegtijdige signalering en hulp bij seksuele gezondheidsproblematiek, waarmee
verergering van problematiek kan worden voorkómen. Er worden dus gezondheidscomplicaties
voorkómen, hoeveel precies is lastig in te schatten. Dit omdat ontwikkelingen rond
seksuele gezondheid van meerdere factoren afhankelijk zijn en moeilijk toegeschreven
kunnen worden aan één (preventie-)maatregel vanuit de overheid. Zo kunnen personen
altijd voor soa-zorg bij hun huisarts terecht. Bovendien kunnen de effecten van preventie
ook op zeer lange termijn pas zichtbaar worden. Zoals uw Kamer weet, werkt het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport momenteel aan een investeringsmodel voor preventie.
In de ontwikkeling van het model hebben we aandacht voor het in kaart brengen en onderbouwen
van de langetermijneffecten van preventieve maatregelen, ook op het terrein van seksuele
gezondheid.
Wel is te zien dat sinds PrEP beschikbaar is in Nederland, het aantal nieuwe hiv-diagnoses
meer dan gehalveerd is. Verder is er wetenschappelijke onderbouwing dat relationele
en seksuele vorming er onder andere aan bijdraagt dat mensen bewuster beginnen met
seks, beter wensen en grenzen kunnen aangeven en respecteren, en een positiever zelfbeeld
hebben.4
Vraag 6
Heeft u onderzoek gedaan naar de effecten van de bezuinigingen op preventie? Zo ja,
wat is er uit deze onderzoeken gekomen? Zo nee, bent u voornemens verder onderzoek
te doen?
Antwoord 6
De financiële middelen voor collectieve preventie op het terrein van seksuele gezondheid
zijn hetzelfde gebleven. Integendeel, zoals ik eerder met uw Kamer deelde, doen het
RIVM en Soa Aids Nederland onderzoek naar effectieve interventies om het condoomgebruik
te stimuleren. Ik verwacht de resultaten in oktober 2025. Op basis van deze resultaten,
start ik activiteiten met als doel meer condoomgebruik.
Per 2026 is wel sprake van een korting van 10% op de specifieke uitkering Regeling
Aanvullende seksuele gezondheidszorg (ASG-regeling), waarmee GGD’en aanvullende soa-zorg,
prep-zorg en seksualiteitshulpverlening bieden. Er is geen onderzoek verricht naar
de verwachte effecten van deze bezuiniging. In de Kamerbrief Voortgang beleid seksuele
gezondheid die u recent heeft ontvangen, heeft u kunnen lezen hoe deze korting wordt
ingevuld.
Vraag 7
Is er bij de besluitvorming over deze bezuinigingen rekening gehouden met de verwachte
maatschappelijke kosten en zorgkosten die zullen voortvloeien uit een stijging van
soa's en ongewenste zwangerschappen? Zo ja, hoe is hier rekening mee gehouden en kunnen
stukken hierover met de Kamer gedeeld worden?
Antwoord 7
De bezuiniging van 10% op de specifieke uitkeringen is een afspraak voor alle specifieke
uitkeringen op basis van het hoofdlijnenakkoord.
Vraag 8
Is er onderzocht wat de directe effecten van de bezuinigingen op bijvoorbeeld Centra
voor Seksuele Gezondheid zijn op de ontwikkeling van geslachtziektes, zoals HIV en
syfilis? Erkent u dat het zeer zorgelijk is als deze besmettingen oplopen en het de
gezondheid van veel Nederlanders ernstig kan schaden?
Antwoord 8
Er is niet onderzocht wat de directe effecten zijn van de bezuinigingen op bijvoorbeeld
de Centra Seksuele Gezondheid. Het is zorgelijk dat diverse soa’s momenteel aan het
stijgen zijn, met mogelijke schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid en het individu.
Vraag 9 en 10
Hoe beïnvloeden de voorgenomen bezuinigingen de beschikbare capaciteit en de wachtlijsten
bij de seksuele gezondheidszorg van GGD’en?
Wat betekent deze beleidswijziging voor de regionale beschikbaarheid van seksuele
gezondheidszorg, met name in regio’s waar GGD’en al kampen met personeelstekorten
of financiële krapte?
Antwoord 9 en 10
De korting van 10% wordt evenredig over de regio’s verdeeld. Zoals aangegeven betekent
deze korting vooral een afschaling van zorg. Dit heeft negatieve gevolgen voor de
beschikbaarheid van deze zorg bij GGD’en. Voor soa-zorg kan eenieder terecht bij de
huisarts. Zoals aangegeven is het soa-zorgaanbod bij de GGD bedoeld voor personen
die een drempel ervaren om naar de huisarts te gaan, terwijl zij wel een verhoogd
risico lopen op een soa. Het is niet bedoeld voor personen die weliswaar een verhoogd
risico lopen op een soa, maar geen onoverkomelijke drempel ervaren tot de reguliere
zorg. Dit zal worden verduidelijkt in de ASG-regeling.
Vraag 11
Wat is de verwachte invloed van deze bezuinigingen op de werkdruk van huisartsen?
Antwoord 11
De korting van 10% wordt grotendeels ingevuld door minder aanvullende soa-zorg, seksualiteitshulpverlening
en PrEP-zorg. Personen waarvoor geen plek meer is bij de GGD, kunnen elders zorg ontvangen,
bijvoorbeeld bij de huisarts. Soa-zorg is een basistaak van de huisarts. Huisartsen
leveren ongeveer twee derde van de soa-zorg, een derde wordt geleverd door GGD’en.
De verwachting is daarom dat huisartsen iets vaker seksuele gezondheidszorg zullen
verlenen, al blijft het lastig te voorspellen in welke mate.
Vraag 12
Welke maatregelen neemt u om te waarborgen dat de toegankelijkheid tot soa-zorg, anticonceptie
en seksuele voorlichting gewaarborgd blijft voor iedereen, ongeacht afkomst, inkomen
of leeftijd?
Antwoord 12
Zoals u heeft kunnen lezen in de Kamerbrief Voortgang beleid seksuele gezondheid,
wordt de ASG-regeling wat betreft de doelgroepen voor aanvullende soa-zorg verduidelijkt.
Het aanvullende soa-zorgaanbod is bedoeld voor diegenen die dit het hardst nodig hebben,
omdat zij behoren tot een hoog-risicogroep én een dermate drempel ervaren om naar
de huisarts te gaan dat zij anders zorg zouden mijden. De huisarts is immers de plek
waar iedereen terecht kan, ongeacht afkomst, inkomen of leeftijd.
Met activiteiten binnen de Aanpak onbedoelde en ongewenste zwangerschap en het programma
Nu Niet Zwanger, verbeter ik de toegang tot anticonceptie en versterk ik de regie
op een kinderwens voor mensen in een meer kwetsbare positie. Seksuele voorlichting
kan op verschillende plekken plaatsvinden en door verschillende personen. Denk aan
zorgverleners, gezondheidsbevorderaars bij GGD’en, leraren of ouders en verzorgers
in de thuissituatie. De kennisinstituten Rutgers en Soa Aids Nederland zetten zich
met velerlei activiteiten in om zorg- en onderwijsprofessionals en ouders hierin te
ondersteunen.5 Naast ondersteuning van en voorlichting aan specifieke doelgroepen, voorzien Rutgers
en Soa Aids Nederland de gehele samenleving van betrouwbare informatie over seksuele
en reproductieve gezondheid. Het werk van deze kennisinstituten blijf ik vanuit het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport mogelijk maken. Bovendien is toegankelijkheid
tot seksuele voorlichting gewaarborgd in het onderwijs via de landelijke wettelijke
kerndoelen voor relationele en seksuele vorming. In de Kamerbrief Voortgang beleid
seksuele gezondheid ben ik hier nader op ingegaan.
Vraag 13
Op welke wijze wordt gemonitord of de toegankelijkheid van seksuele gezondheidszorg
voldoende blijft als gevolg van deze voorgenomen bezuiniging, met name voor kwetsbare
groepen en risicogroepen?
Antwoord 13
Het RIVM monitort de seksuele gezondheidszorg die GGD’en bieden, bijvoorbeeld welke
doelgroepen soa-zorg ontvangen en met welke uitkomsten.6 Ook monitoren thema-instituten Rutgers en Soa Aids Nederland periodiek de seksuele
gezondheid in Nederland, bijvoorbeeld in Seks onder je 25ste of de volwassenenmonitor Seksuele Gezondheid in Nederland.7,
8 Op basis van deze surveillance hebben we inzicht in ontwikkelingen en trends, maar
een causaal verband met de korting op de specifieke uitkering is niet zomaar te leggen.
Vraag 14
Op welke termijn zal de Kamer geïnformeerd worden over de exacte invulling van deze
bezuiniging?
Antwoord 14
Uw Kamer is op 18-06-2025 geïnformeerd over de invulling van de korting op de specifieke
uitkering voor de regeling Aanvullende Seksuele Gezondheid, in de Kamerbrief Voortgang
beleid seksuele gezondheid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.