Brief commissie : Brief van de commissie voor de Rijksuitgaven inzake de dechargeverlening voor het door de ministers gevoerde financieel beheer in het jaar 2024
36 740 Financieel jaarverslag van het Rijk 2024
Nr. 21
BRIEF VAN DE COMMISSIE VOOR DE RIJKSUITGAVEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2025
Naar aanleiding van de behandeling van de verantwoordingsstukken van de Ministers
over het jaar 2024 brengt de commissie voor de Rijksuitgaven hierbij advies uit aan
de Kamer over de dechargeverlening voor het door de Ministers gevoerde financiële
beheer in 2024. Met het oog op de begrotingsbehandeling van 2026 informeert de commissie
de Kamer hierbij ook meer algemeen over de behandeling van de verantwoordingsstukken,
met extra aandacht voor aandachtspunten voor het opstellen van de begroting voor 2026.
Behandeling van de jaarverslagen in de commissies
Dit jaar besloten elf vaste Kamercommissies om rapporteurs te benoemen.1 Op 28 mei 2025 heeft de commissie voor de Rijksuitgaven een bijeenkomst van het Auditcomité
georganiseerd ter ondersteuning van de rapporteurs over de verantwoordingsstukken.
Namens de commissies hebben de rapporteurs in de vier2 wetgevingsoverleggen en negen3 schriftelijke overleggen hun bevindingen gedeeld met de betrokken bewindslieden.
Deze schriftelijke behandelingen zijn allemaal afgerond.
Dechargeverlening voor het gevoerde financieel beheer in 2024
Het sluitstuk van de begrotingscyclus is de goedkeuring van de slotwetten en de dechargeverlening
aan de Ministers voor het gevoerde financieel beheer. Het besluit over dechargeverlening
neemt de Kamer voornamelijk op basis van de door de Algemene Rekenkamer onderzochte
departementale en niet-departementale jaarverslagen, alsmede het door de Algemene
Rekenkamer onderzochte Financieel Jaarverslag van het Rijk. Nadat de Kamer heeft besloten
over de dechargeverlening zal de Kamervoorzitter het besluit bekrachtigen met een
aantekening in de jaarverslagen, waarna deze worden doorgeleid ter behandeling in
de Eerste Kamer.4
Zoals in voorgaande jaren hebben de commissies ook dit jaar, op advies van de commissie
voor de Rijksuitgaven,5 bij de behandeling van de jaarverslagen aandacht besteed aan het gevoerde financieel
beheer. Bij het wetgevingsoverleg van de commissie Justitie en Veiligheid van 11 juni
jl. is de motie Mutluer c.s. ingediend over het uitspreken dat de Kamer onder bepaalde
voorwaarden instemt met decharge van de Minister van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk
36 600 VI, nr. 153), inclusief het verzoek aan de Minister om de Kamer voorafgaand aan de begrotingsbehandeling
te informeren over de uitwerking van enkele concrete verbeterpunten in het functioneren
van de strafrechtketen, de slachtofferrechten en de foute tenaamstellingen in de vonnissen.
Die motie is op 17 juni jl. aangenomen.
De commissie voor de Rijksuitgaven heeft geconstateerd dat bij de behandeling van
geen enkel jaarverslag de dechargeverlening zodanig ter discussie is gesteld dat de
dechargeverlening zou moeten worden opgeschort, dan wel dat het verlenen van decharge
zou moeten worden onthouden. Om die reden komt de commissie voor de Rijksuitgaven
tot het oordeel dat, met inachtneming van de diverse toezeggingen van bewindspersonen
ter verbetering van het financieel beheer, door de Kamer aan alle Ministers decharge
kan worden verleend.
Aandachtspunten voor de begroting 2026
De commissie voor de Rijksuitgaven vindt het belangrijk dat de lessen die uit de verantwoording
kunnen worden getrokken, worden betrokken bij het opstellen van toekomstige begrotingen.
Om te leren van wat goed ging en wat beter moet. Daarom heeft de commissie voor de
Rijksuitgaven de vaste Kamercommissies en hun rapporteurs dit jaar gevraagd bij de
behandeling van de jaarverslagen ook aandacht te besteden aan risico’s en aandachtspunten
die met het oog op een goede besteding van publiek geld bij het opstellen van de begroting
van 2026 extra aandacht behoeven.
De commissie voor de Rijksuitgaven heeft geconstateerd dat rapporteurs namens hun
commissies in hun inbreng meerdere aandachtspunten voor de departementale begrotingen
voor 2026 hebben benoemd. Die aandachtspunten zien bijvoorbeeld op het herstel van
de gereedheid van de krijgsmacht, het verbeteren van het functioneren van de strafrechtketen,
het vervangen van de verouderde IT-systemen bij de Belastingdienst en het verbeteren
van de informatie over de renovatie van het Binnenhof en over revolverende fondsen.
Daarnaast wordt door rapporteurs ook aandacht gevraagd voor meer generieke onderwerpen
die al vaker als verbeterpunten zijn gesignaleerd:
• de informatiewaarde van de begroting en verantwoording, met toetsbare (tussen)doelen en een betere koppeling tussen doelen, ingezette middelen
en resultaten. Daarbij is ook aandacht gevraagd voor de navolgbaarheid voor de Kamer
van veranderende beleidsdoelen en definities bij opeenvolgende kabinetten, en voor
meetbare indicatoren, inclusief indicatoren over brede welvaart.
• de kwaliteit van de ramingen, met meer aandacht voor het realiteitsgehalte ervan. Daarbij is ook gevraagd om te
kijken naar mogelijkheden om meer informatie te geven over de redenen achter het doorschuiven
van middelen naar latere jaren, nu overheidsinvesteringen moeizaam van de grond komen.
En om de Kamer beter te informeren over het aangaan en aflopen van meerjarige verplichtingen.
• meer aandacht voor risico’s in de uitvoering, bijvoorbeeld door het standaard uitvoeren van uitvoeringstoetsen volgens het «comply-or-explain»-principe, het vaker in de begroting en het jaarverslag schetsen van een tijdpad,
mijlpalen en knelpunten in de uitvoering en het waar mogelijk vereenvoudigen van beleid.
Meerdere commissies vragen ook aandacht voor de krapte op de arbeidsmarkt en de gevolgen
daarvan voor het realiseren van beoogde doelen.
• de kwaliteit van evaluaties en de opvolging van aanbevelingen, inclusief meer aandacht voor die opvolging in de begrotings- en verantwoordingscyclus.
Er zijn, in lijn met de motie-Van Vroonhoven/Vermeer (Kamerstuk 36 740, nr. 6), al verschillende stappen gezet om de evaluatiecyclus te versterken. Daar is waardering
voor, maar er moet meer worden gedaan om de kwaliteit te daadwerkelijk op een hoger
plan te brengen.
De rapporteurs hebben voor hun werk gebruik kunnen maken van de inzichten van de Algemene
Rekenkamer uit het Verantwoordingsonderzoek 2024. De commissie voor de Rijksuitgaven
merkt op dat ook tijdens het Verantwoordingsdebat meerdere moties zijn ingediend die
– onder meer – verwijzen naar dat onderzoek, te weten:
• de motie Van der Lee c.s. over een instructie tot een tabel van de hoofddoelen en
hoofdresultaten in het jaarverslag (Kamerstuk 36 740, nr. 7);
• de motie-Sneller c.s. over de verantwoordelijkheid voor het rijksinkoopbeleid beleggen
bij de Minister van BZK (Kamerstuk 36 740, nr. 9);
• de motie-Grinwis c.s. over een jaarlijks vereenvoudigingsplan (Kamerstuk 36 740, nr. 16) en
• de motie Dassen/Van der Lee over een voorstel voor een rodekaartmechanisme voor uitvoeringsorganisaties
(Kamerstuk 36 740, nr. 19).
Die moties zijn op 17 juni aangenomen. De commissie voor de Rijksuitgaven zal de opvolging
van deze moties monitoren en in het najaar de betrokken begrotings- en verantwoordingsrapporteurs
ook vragen bij hun werkzaamheden aandacht aan die opvolging te besteden.
De commissie voor de Rijksuitgaven is de rapporteurs van de vaste Kamercommissies
zeer erkentelijk voor hun werkzaamheden. Door bij de behandeling van de jaarverslagen
expliciet in te gaan onderwerpen die bij de behandeling van de ontwerpbegrotingen
extra aandacht behoeven, kunnen kabinet en Kamer gerichter sturen op noodzakelijke
aanpassingen. Dat versterkt de begrotings- en verantwoordingscyclus en helpt kabinet
en Kamer om beter prioriteiten te stellen en belasting- en premiegeld zo effectief
en doelmatig mogelijk in te zetten, met zoveel mogelijk maatschappelijke impact. Dit
jaar hebben de rapporteurs daartoe een betekenisvolle eerste stap gezet. De commissie
voor de Rijksuitgaven zal deze werkwijze de komende begrotings- en verantwoordingscyclus
onder de aandacht van commissies en rapporteurs blijven brengen en met het Auditcomité
verder uitbreiden. De commissie voor de Rijksuitgaven zal ook een afschrift van deze
brief aan de Minister van Financiën en aan de Algemene Rekenkamer doen toekomen.
Advies voor plenaire afronding dechargeverlening
Het advies van de commissie voor de Rijksuitgaven luidt in het licht van het bovenstaande
dat door de Kamer aan alle Ministers decharge kan worden verleend, met inachtneming
van de diverse toezeggingen van bewindspersonen ter verbetering van het financieel
beheer.6
De voorzitter van de commissie, Sneller
De waarnemend griffier van de commissie, Weeber
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.C. Sneller, voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier