Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Vijlbrief en Paternotte over het tekort aan studentenhuisvesting in Delft en elders
Vragen van de leden Vijlbrief en Paternotte (beiden D66) aan de Ministers van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het tekort aan studentenhuisvesting in Delft en elders (ingezonden 2 mei 2025).
Antwoord van Minister Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), mede namens
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen1 juli 2025)Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2290
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Brandbrief SOS: «Woonruimte één op drie Delftse studenten
in gevaar»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de waarschuwing dat mogelijk tot drieduizend studentenkamers verdwijnen
in Delft?
Antwoord 2
In 2022 hebben gemeenten, huisvesters, universiteiten, hogescholen, studenten en de
ministeries van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) en Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (OCW) de handen ineengeslagen en samen het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting
(LAS) ontwikkeld en ondertekend. De hoofddoelstelling van dit actieplan is om het
tekort aan studentenhuisvesting te verminderen door het realiseren van 60.000 betaalbare
studentenwoningen in de periode van 2022 tot en met 2030 via nieuwbouw en een betere
benutting van de bestaande woningvoorraad. Het huidige kabinet zet deze aanpak voort.
Het signaal uit Delft vind ik in dit kader zorgelijk. Vanuit het Ministerie van OCW
en het Ministerie van VRO gaan we dan ook met de opstellers van dit signaal in gesprek.
Vraag 3
Kunt u uiteenzetten wat u concreet doet om te voorkomen dat bestaande studentenkamers
verdwijnen?
Antwoord 3
Ik neem verschillende maatregelen om dit te voorkomen. Recent is het woningwaarderingsstelsel
voor onzelfstandige woonruimte (WWSO) gemoderniseerd. Onderdeel van deze aanpassingen
is dat de puntprijs met 25% omhoog is gegaan. De verhoging van de puntprijs maakt
het voor verhuurders aantrekkelijker om onzelfstandige woningen te bouwen, wat nodig
is om het tekort aan studentenkamers aan te pakken. Voor studenten betekent dit weliswaar
dat de maximale huur die zij mogelijk moeten betalen ook omhoog is gegaan, maar daar
staat uiteraard een kwalitatief goede kamer tegenover.
Daarnaast heb ik in mijn brief van 10 april2 aangekondigd om tijdelijke huurcontracten voor alle studenten mogelijk te maken.
Tevens bereid ik een wetsvoorstel voor om hospitaverhuur te stimuleren. Ik verwacht
hiermee voor de zomer in internetconsultatie te gaan. Tenslotte ben ik bezig met de
uitvoering van de verkenning naar de kamerverhuurvrijstelling en de mogelijkheden
en belemmeringen bij eventuele uitbreiding daarvan, samen met de Staatssecretaris
van Financiën. Mede door gebrek aan onderzoeksdata duurt het langer om deze verkenning
af te ronden. Ik streef ernaar deze zo spoedig mogelijk naar uw Kamer te sturen.
Vraag 4
Wat zijn de gevolgen van de in de Voorjaarsnota afgesproken huurbevriezing voor de
bouw van nieuwe studentenwoningen? Erkent u dat de huurbevriezing een negatief effect
heeft op de bouw en dus ook op extra studentenwoningen? Kunt u aangeven wat u doet
om de realisatie van meer onzelfstandige kamers te stimuleren?
Antwoord 4
Op basis van het advies van de Raad van State, de politieke ontwikkelingen en om rust
en voortgang te brengen in de volkshuisvesting, heb ik besloten het wetsvoorstel om
de huurbevriezing te regelen niet in te dienen3.
Op 10 juni 2025 is de Regeling Huisvesting Aandachtsgroepen voor studenten opengesteld
waarmee € 30 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor de bouw van studentenhuisvesting.
Hierbij krijgen aanvragen die worden ingediend voor de bouw van onzelfstandige studenten
eenheden voorrang boven de aanvragen voor zelfstandige eenheden. In 2024 is ook al
een Regeling Huisvesting Aandachtsgroepen opengesteld; hiermee worden 1.533 onzelfstandige
eenheden gefinancierd.
Vraag 5
Erkent u dat het niet krijgen van een huurtoeslag, het samenwonen in een studentenhuis
minder aantrekkelijk maakt? Erkent u dat het samenwonen op jonge leeftijd juist belangrijk
is voor de ontwikkeling van studenten? Bent u bereid de huurtoeslag uit te breiden
naar onzelfstandige kamers? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De afweging of een student in een studentenhuis gaat samenwonen is vaak van meerdere
factoren afhankelijk. Het wel of niet krijgen van huurtoeslag kan hierbij een rol
spelen. Het samenwonen op jonge leeftijd heeft verschillende positieve effecten op
het welzijn. Onzelfstandige woonruimtes (kamers) met gedeelde voorzieningen stimuleren
onderling contact en helpen studenten die nieuw zijn in de stad om daar gemakkelijker
hun weg te vinden. Ook bevordert het de ontwikkeling van vaardigheden, zoals het leren
omgaan met verschillende mensen.
Het uitbreiden van de huurtoeslag naar onzelfstandige woonruimten is echter niet zomaar
te realiseren. De mogelijkheden hiervoor zijn eerder verkend, maar hebben vooralsnog
geen uitvoerbare en haalbare uitwerking op de korte of middellange termijn opgeleverd.
Om het recht en de hoogte op huurtoeslag vast te stellen, maakt Dienst Toeslagen gebruik
van gegevens uit onder andere de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Zonder
deze gegevens kan namelijk niet vastgesteld worden of de woning voldoet aan de (minimum)eisen
voor huurtoeslag, of dat voor de betreffende woning reeds huurtoeslag is aangevraagd.
In de BAG worden momenteel echter geen onzelfstandige woonruimtes geregistreerd. Hierdoor
is een uitbreiding van de huurtoeslag naar onzelfstandige woonruimtes niet uitvoerbaar.
Een uitbreiding kan dus pas overwogen worden als onzelfstandige woonruimtes adequaat
worden geregistreerd in een (landelijk) systeem. Deze ontwikkeling wordt bezien in
relatie tot de verkenning naar de mogelijkheden voor een huurregister.
Naast de uitvoeringstechnische belemmeringen, brengt een uitbreiding van de huurtoeslag
ook financiële gevolgen met zich mee waarvoor momenteel geen budgettaire dekking is.
Naar schatting zullen de kosten voor de huurtoeslag tussen de € 1 á € 1,5 mld. per
jaar stijgen. Dit is exclusief de kosten die gepaard gaan met het registreren van
onzelfstandige woonruimtes.
Vraag 6
Waarom kiest deze regering ervoor om de zogenaamde «boodschappenbonus», maar voor
een selectieve groep beschikbaar te stellen? Waarom wordt ervoor gekozen om studenten
daarvan uit te sluiten? Erkent u dat dit willekeurig is? Hoe gaat u dit oplossen?
Antwoord 6
De huurtoeslag is, zoals ook bleek bij eerdere koopkrachtreparaties, een bewezen efficiënt
instrument om huishoudens met een laag inkomen te bereiken. Hieronder vallen ook studenten
in zelfstandige woningen en aangewezen onzelfstandige woningen. Ik herken me dus niet
in de stelling dat maatregelen in de huurtoeslag enkel voor een selectieve groep zouden
zijn.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u het feit dat de koopkracht van uitwonende studenten in 2024 met 6,6%
gedaald is?4
Antwoord 7
Zoals de Minister van OCW in de Kamerbrief over de financiële positie van studenten5 al heeft aangegeven, is de koopkrachtdaling van 6,2% voor mbo-studenten en 6,6% voor
hbo- en wo-studenten vooral het gevolg van het stopzetten van de tijdelijke koopkrachtmaatregel.
Dit was een uitzonderlijke maatregel in een tijd met uitzonderlijk hoge inflatie.
De Minister van OCW verwacht daarom niet dat een dergelijke koopkrachtdaling zich
ook in de komende jaren voordoet. Bovendien wordt de hoogte van de studiefinanciering
ieder jaar geïndexeerd. Per 1 januari 2024 was de indexatie 10% en op 1 januari 2025
is geïndexeerd met 3,84%.
Vraag 8
Waarom doet de regering niks om via gerichte maatregelen de koopkracht van studenten
te herstellen?
Antwoord 8
De koopkrachtdaling in 2024 is het gevolg van het stopzetten van de tijdelijke koopkrachtmaatregel.
Het indexeren van de studiefinanciering draagt bij aan het op peil houden van de koopkracht
van studenten, zoals hierboven aangegeven. Uw Kamer heeft hier mee ingestemd. Binnen
de OCW begroting zijn op dit moment geen middelen beschikbaar om dergelijke maatregelen
te bekostigen.
Vraag 9
Ziet u mogelijkheden voor landelijk beleid om verkameringsverboden te versoepelen
zodat het kamertekort kan worden teruggedrongen?
Antwoord 9
Dit is een gemeentelijke bevoegdheid. Desalniettemin ben ik voornemens -conform mijn
toezegging in het commissiedebat van 12 juni jl. – om te bezien hoe en in welke mate
landelijke wetgeving het beter benutten van de bestaande voorraad bespoedigt. Tot
dat moment moedig ik gemeenten aan kritisch te kijken naar hun verkameringsverboden,
leefbaarheidseisen, parkeernormen, en kosten van een vergunningsaanvraag, om zo de
huidige woningvoorraad beter te benutten.
Vraag 10
Bent u bereid om naast een studentenhuisvestingsregisseur ook een jongerenhuisvestingsregisseur
aan te stellen om de doorstroom uit studentenwoningen te bevorderen?
Antwoord 10
Ik wil deze optie verkennen en informeer u in mijn jaarlijkse voortgangsbrief over
de uitkomsten hiervan.
Vraag 11
Kunt u uiteenzetten wat de gevolgen zijn van de voorgenomen versoepeling van de Wet
betaalbare huur voor de huurprijzen die studenten voor onzelfstandige kamers betalen?
Antwoord 11
De aangekondigde versoepelingen hebben geen gevolgen voor de maximale huurprijs van
onzelfstandige studentenkamers. Wel kunnen straks alle studenten in aanmerking komen
voor een tijdelijk contract, en niet slechts die studenten die van buiten de gemeenten
komen.
Vraag 12
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 12
Ja
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede namens
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.