Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ceder en Bikker over de verjaring van kindermisbruik op de BES-eilanden
Vragen van de leden Ceder en Bikker (beiden ChristenUnie) aan de staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de verjaring van kindermisbruik op de BES-eilanden (ingezonden 23 mei 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Struycken (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 30 juni 2025). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2438.
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat ernstige zedendelicten tegen minderjarigen op de BES-eilanden
(Bonaire, Sint Eustatius en Saba) nog steeds kunnen verjaren, in tegenstelling tot
dezelfde delicten in Europees Nederland?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat in Europees Nederland sinds 2013 geen verjaringstermijn meer geldt voor
ernstige zedenmisdrijven tegen minderjarigen, juist om slachtoffers de ruimte te geven
op hun eigen tempo aangifte te doen?
Antwoord 2
Ja, sinds de inwerkingtreding van de Wet aanpassing van de regeling van de vervolgingsverjaring
op 1 april 2013 is geregeld dat misdrijven met een strafmaximum van twaalf jaar of
meer niet meer verjaren (artikel 70, tweede lid, onderdeel 1°, Sr).1 In aanvulling op deze hoofdregel is de vervolgingsverjaring ook opgeheven ten aanzien
van een aantal specifieke seksuele misdrijven gepleegd tegen minderjarigen waarop
gevangenisstraf van minder dan twaalf jaren is gesteld (artikel 70, tweede lid, onderdeel
2°, Sr). Het ging destijds om ernstige misdrijven waarop een maximale gevangenisstraf
van acht jaar of meer was gesteld. De achtergrond voor deze bijzondere verjaringsregeling
voor ernstige seksuele misdrijven gepleegd tegen minderjarigen was inderdaad dat er
soms ruime tijd voorbij gaat voordat slachtoffers naar buiten treden met hun verhaal.2
In de Wet seksuele misdrijven die op 1 juli 2024 in werking is getreden, is de verjaringsregeling
voor seksuele misdrijven tegen kinderen verder aangescherpt. De ondergrens voor het
niet verjaren van seksuele misdrijven gepleegd tegen kinderen is verlaagd naar misdrijven
waarop een maximale gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld. Hierdoor verjaart
het recht tot strafvordering voor onder andere het delict kinderpornografie (artikel
252 Sr) niet meer.3
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat op de BES-eilanden voor ernstige zedendelicten tegen kinderen
– zoals verkrachting – nog een verjaringstermijn van twaalf jaar geldt? Zo ja, waarom
is deze ongelijke behandeling nog steeds van kracht?
Antwoord 3
Ja. Op basis van artikel 72, onderdeel 3°, van het Wetboek van Strafrecht BES vervalt
het recht tot strafvordering door verjaring in twaalf jaren voor alle misdrijven waarop
tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld. Ernstige seksuele misdrijven
begaan tegen kinderen, zoals verkrachting (artikelen 250 en 251 Sr BES), vallen onder
deze categorie.
Ten tijde van de staatkundige veranderingen van 10 oktober 2010, waarbij de Nederlandse
Antillen werden ontbonden en Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbare lichamen
van Nederland werden opgenomen, is afgesproken in eerste instantie terughoudend te
zijn bij het invoeren van nieuwe wetgeving in Caribisch Nederland. Dit uitgangspunt
was bedoeld om – mede gelet op het beperkte absorptievernogen van de eilanden – een
periode van rust en gewenning te bieden aan burgers en bestuurders van deze openbare
lichamen.
De Wet aanpassing regeling vervolgingsverjaring dateert uit de periode van legislatieve
terughoudendheid. Ook de Wet seksuele misdrijven is in deze periode voorbereid. Voor
beide wetsvoorstellen geldt dan ook dat destijds niet is onderzocht in hoeverre de
aanpassing van het Wetboek van Strafrecht BES aangewezen was. Sinds 2019 is uitgangspunt
van het kabinetsbeleid dat bij nieuwe wetgeving en aanpassing van bestaande wet- en
regelgeving steeds moet worden bezien of en hoe deze wetgeving van toepassing kan
worden verklaard in Caribisch Nederland én of differentiatie nodig en wenselijk is.4
Sinds enkele jaren werkt het kabinet, samen met de openbare lichamen en in lijn met
de motie-Ceder,5 toe naar aanvaarding van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen
en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (het Verdrag van Istanbul)
voor Caribisch Nederland.6
Dit verdrag stelt eisen aan de aanpak van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.
Het trad voor Europees Nederland op 1 maart 2016 in werking, maar geldt nog niet voor
Caribisch Nederland.7 Om te voldoen aan de verplichtingen van het Verdrag van Istanbul moeten er nog een
aantal stappen gezet worden.
Belangrijk onderdeel daarvan is dat in kaart wordt gebracht welke bredere (beleids)maatregelen
en aanvullende uitvoeringswetgeving nodig zijn voor de aanvaarding van het Verdrag
van Istanbul voor Caribisch Nederland en of er dekking is voor de verwachte financiële
consequenties. In dat kader wordt bezien welke wijzigingen nodig zijn om uitvoering
te geven aan de verdragsverplichtingen in het Wetboek van Strafrecht BES, onder andere
op het gebied van seksuele misdrijven. Het Verdrag van Istanbul verplicht onder andere
tot het strafbaar stellen van het opzettelijk verrichten van seksuele handelingen
zonder wederzijds goedvinden (artikel 36 van het verdrag). Daarbij wordt ook gekeken
naar de verjaringstermijn voor seksuele misdrijven gepleegd tegen minderjarigen. Parallel
hieraan wordt bezien in hoeverre de vormgeving en de inhoud van de overige bepalingen
in Boek II Titel XIV van Misdrijven tegen de zeden in het Wetboek van Strafrecht BES
modernisering behoeven. De inhoudelijke en systematische samenhang tussen de bepalingen
in de titel is zodanig dat modernisering van de wetgeving op integrale wijze dient
plaats te vinden. Het kabinet verwacht het Verdrag van Istanbul voor Caribisch Nederland
op zijn vroegst in 2027 te kunnen aanvaarden, mede afhankelijk van de voortgang van
het benodigde beleids- en wetgevingstraject.
Vraag 4
Deelt u de opvatting dat kinderrechten universeel zijn en niet afhankelijk zouden
mogen zijn van geografische locatie binnen het Koninkrijk? Zo ja, hoe beoordeelt u
de rechtsongelijkheid die door deze verjaringstermijn ontstaat?
Antwoord 4
Kinderrechten zijn universeel, zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake
de Rechten van het Kind (IVRK) van de Verenigde Naties.8 Het kabinet vindt het belangrijk dat aan kinderen voldoende bescherming wordt geboden.
Minderjarigen die slachtoffer worden van een ernstig seksueel misdrijf moeten daarom
de tijd krijgen om naar buiten te treden met hun verhaal. Zoals in het antwoord op
vraag 3 is aangekondigd zal bij het in kaart brengen van de wijzigingen die nodig
zijn in het Wetboek van Strafrecht BES om uitvoering te geven aan het Verdrag van
Istanbul, ook worden gekeken naar de verjaringstermijn voor seksuele misdrijven gepleegd
tegen minderjarigen.
Vraag 5 en 6
Bent u bereid om op korte termijn werk te maken van het gelijktrekken van de verjaringsregels
op de BES-eilanden met die van Europees Nederland, zodat ook daar ernstige zedendelicten
tegen minderjarigen niet meer kunnen verjaren?
Is er momenteel al een wetswijziging in voorbereiding of in overweging om dit verschil
op te heffen? Zo nee, bent u bereid om deze wetswijziging spoedig te initiëren, desnoods
via een spoedprocedure? Op welke termijn kan dit naar de Kamer worden gestuurd?
Antwoord 5 en 6
Zie mijn antwoord op vraag 3. Beoogd wordt om het Verdrag van Istanbul ook te aanvaarden
voor de BES-eilanden en in dat kader de wetgeving op het gebied van seksuele misdrijven
aan te passen. Daaraan wordt de komende jaren gewerkt. Bezien wordt of een aanpassing
van de verjaringstermijnen zo snel mogelijk kan worden verwezenlijkt, door deze op
te nemen in het verzamelwetsvoorstel Justitie voor de BES dat op dit moment wordt
voorbereid. Of de aanpassing hierin kan worden meegenomen is mede afhankelijk van
de uitvoeringsconsequenties die een dergelijke wetswijziging met zich zou brengen.
Deze worden op dit moment in kaart gebracht.
Vraag 7
Hoe waarborgt u dat slachtoffers van seksueel geweld op de BES-eilanden toegang hebben
tot passende juridische, medische en psychosociale hulp – ook als zij pas jaren na
het delict naar buiten treden?
Antwoord 7
Bij het bieden van passende hulp en ondersteuning aan slachtoffers van seksueel geweld
in Caribisch Nederland, speelt Bureau Slachtofferhulp, dat onderdeel uitmaakt van
het Korps Politie Caribisch Nederland (KPCN), een belangrijke rol.
Slachtoffers van seksueel misbruik kunnen altijd contact opnemen met het bureau, ook
als het misbruik lang geleden heeft plaatsgevonden. Slachtoffers kunnen ook door de
politiemensen werkzaam bij het Bureau Jeugd en Zeden Zaken worden doorverwezen naar
Bureau Slachtofferhulp, als het slachtoffer dit wenst. Bij Bureau Slachtofferhulp
wordt kortdurende hulpverlening (voor een periode van 2 maanden) verleend. Wanneer
het slachtoffer een langdurige behandeling (bijvoorbeeld trauma therapie) nodig heeft,
kan het slachtoffer via de huisarts naar specialistische psychologische hulp worden
doorverwezen.
Ook kunnen slachtoffers van seksueel misbruik bij Bureau Slachtofferhulp KPCN de nodige
ondersteuning krijgen om een aanvraag in te dienen bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Dit geldt voor misdrijven gepleegd in Caribisch Nederland op of na 1 januari 2017
(inclusief misdrijven die vóór 1 januari 2017 zijn begonnen maar op die datum nog
voortduren). Een aanvraag moet worden ingediend binnen tien jaar na de dag waarop
het geweldsmisdrijf is gepleegd, tenzij de aanvrager een geldige reden heeft voor
het feit dat hij/zij de aanvraag niet eerder indiende. In het geval van minderjarige
slachtoffers begint de termijn te lopen op het moment dat het slachtoffer meerderjarig
is geworden.9
In het geval dat een zaak voor de rechter komt, en als het slachtoffer zich wil gaan
voegen als benadeelde partij in het strafproces, biedt Bureau Slachtofferhulp ook
de nodige juridische ondersteuning aan het slachtoffer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.