Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kostic over de vergunning voor het doden van een wolf in Gelderland
Vragen van het lid Kostic (PvdD) aan de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de vergunning voor het doden van een wolf in Gelderland (ingezonden 21 mei 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Rummenie (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur)
(ontvangen 30 juni 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025,
nr. 2310
Vraag 1
Klopt het dat uw ministerie inhoudelijk heeft meegewerkt aan de totstandkoming van
de vergunning voor het afschot van een wolf in Nationaal Park De Hoge Veluwe, zoals
u op 6 mei jongstleden publiekelijk heeft verklaard?
Antwoord 1
Juristen van mijn ministerie hebben ondersteuning geboden bij totstandkoming van de
vergunning.
Vraag 2
Zo ja, op welke wijze en in welke fase van het besluitvormingsproces heeft deze betrokkenheid
plaatsgevonden? Kunt u alle communicatie hierover met de provincie Gelderland openbaar
maken (artikel 68 Grondwet)?
Antwoord 2
Vanuit de provincie Gelderland is voorafgaand aan het vormgeven van de vergunning
contact opgenomen met het Ministerie van LVVN. Vervolgens heeft er mondeling overleg
plaatsgevonden tussen de provincie en het ministerie over de te zetten stappen om
tot een goede onderbouwing van de vergunning te komen en over de wezenlijke elementen
voor die onderbouwing in het licht van het beoordelingskader voor het besluit over
het wel of niet verlenen van een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit
op grond van artikel 8.74k van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Vervolgens is door
de provincie een conceptvergunning opgesteld. Op het finale concept van deze vergunning
heeft het ministerie meegekeken, wat vervolgens niet tot wijzigingen heeft geleid.
Hierna is er geen inhoudelijke betrokkenheid meer geweest vanuit het ministerie.
Vraag 3
Op basis van welk juridisch kader achtte u deze bemoeienis verenigbaar met artikel
1.2, lid 2 van de Wet natuurbescherming (Wnb), waarin expliciet is bepaald dat uitsluitend
de provincie bevoegd is tot het verlenen van vergunningen met betrekking tot strikt
beschermde soorten?
Antwoord 3
Op dit moment geldt de Wnb niet meer, maar een soortgelijke bepaling is opgenomen
in de Omgevingswet. Het ministerie heeft uitsluitend ondersteuning verleend waar het
de uitleg van de vereisten van de wetgeving betreft mede in het licht van de jurisprudentie.
Ambtelijke contacten om kennis te delen tussen verschillende overheden zijn heel gebruikelijk
en gewenst. Er is op geen enkele wijze getreden in de eigenstandige bevoegdheid van
gedeputeerde staten ten aanzien van de beoordeling en afweging die deze moeten maken
naar aanleiding van een aanvraag om een omgevingsvergunning.
Vraag 4
Klopt het dat bij de opstelling van de vergunning gebruik is gemaakt van definities
van «probleemwolf» en «probleemsituatie» uit een landelijk wolvenplan (Kamerstuk 33 576, nr. 405) dat niet als formeel beleid en regelgeving is vastgesteld?
Antwoord 4
Bij de totstandkoming van de vergunning is gebruik gemaakt van de interventierichtlijnen
uit het recent door de gezamenlijke provincies vastgestelde Wolvenplan 2025. De definities
van probleemwolf en probleemsituatie uit de Landelijke Aanpak Wolven zijn in lijn
met de provinciale interventierichtlijnen en definities, maar zijn bij deze vergunning
uitsluitend als aanvulling gebruikt.
Vraag 5
Klopt het dat deze definities niet juridisch zijn getoetst aan Europese regelgeving?
Antwoord 5
De definities dienen als beleidsrichting en handvatten. Juridische toetsing vindt
plaats in het vergunningverleningstraject en uiteindelijk bij de rechter.
Vraag 6
Kunt u aangeven hoe u de juridische houdbaarheid van de afgegeven vergunning inschat
in de bodemprocedure en een eventueel hoger beroep?
Antwoord 6
De juridische houdbaarheid is vastgesteld in een procedure bij de voorzieningenrechter.1 De provincie heeft voldoende aannemelijk gemaakt welke wolf op Nationaal Park De
Hoge Veluwe voor problemen zorgt en dat het noodzakelijk is om deze (probleem)wolf
af te schieten vanwege de openbare veiligheid. Volgens de voorzieningenrechter zijn
er ook geen minder verstrekkende alternatieven om toekomstige veiligheidsincidenten
met deze wolf te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak gemotiveerd.
Het is niet aan mij om uitspraken te doen over de verwachte afloop van een lopende
bodemprocedure of een eventueel hoger beroep in zaken waarin de provincie partij is.
Het is sowieso gepast om terughoudend te zijn met uitlatingen over zaken die onder
de rechter zijn.
Vraag 7
Bent u ervan op de hoogte dat het DNA-bewijs dat als onderbouwing dient voor het afschot
niet is afgenomen door een bevoegde forensisch deskundige, en dat de bemonstering
noch onder toezicht van BIJ12, noch door een onafhankelijk laboratorium in Nederland
is uitgevoerd? Zo ja, kunt u een uitgebreide onderbouwing geven hoe dat in overeenstemming
is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (het zorgvuldigheidsbeginsel)?
Antwoord 7
Van de provincie begrijp ik het volgende: de DNA-monsters van de bijtwonden zijn afgenomen
door een gekwalificeerd persoon – tevens BOA – conform het monitoringsprotocol dat
daarvoor geldt en onder andere aangeboden wordt in de wolvencursus van de Zoogdiervereniging.
Het materiaal is opgestuurd naar het INBO in Vlaanderen, een erkend onafhankelijk
laboratorium dat aangesloten is bij het Europese samenwerkingsverband CEWOLF consortium.
Aanvullend is de broek van de vrouw met DNA-materiaal (perforaties) door de gekwalificeerd
persoon veiliggesteld en in zijn geheel naar het INBO voor de DNA-analyse getransporteerd.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het bovenstaande essentieel is voor de integriteit van het proces
van een vergunningverlening voor het afschot van een wolf? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ja, daarom is hier door de provincie bewust gekozen voor een daartoe kundig en bevoegd
persoon en erkend onafhankelijk laboratorium.
Vraag 9
Kunt u gedetailleerd aangeven hoe de objectiviteit en onafhankelijkheid worden geborgd
en hoe de protocollen eruitzien bij de afname en analyse van monsters die als onderbouwing
worden gebruikt voor de vergunningaanvraag? Kunt u tevens uitleggen wie de objectiviteit
en wettelijk correcte invulling van protocollen toetst en wie de protocollen, indien
nodig, kan wijzigen?
Antwoord 9
De DNA-monsters zijn afgenomen door een gekwalificeerd persoon – tevens BOA – conform
het monitoringsprotocol dat daarvoor geldt en getransporteerd naar het INBO, aldus
de provincie. Het lab INBO in Vlaanderen werkt transparant conform de procedure die
daarvoor vastgesteld is. Deze werkwijze is als bijlage bij de stukken bij het besluit
van de provincie Gelderland toegevoegd.
Vraag 10
Erkent u dat het DNA van de betreffende wolf pas voor het eerst in de database is
opgenomen na het incident van 13 april 2025 en dat er dus geen enkel bewijs is van
herhaald gedrag of eerdere betrokkenheid bij incidenten? Zo nee, welk concreet bewijs
heeft u er dan wel van?
Antwoord 10
Het DNA van de nakomeling van de roedel is na het incident op 13 april 2025 voor het
eerst vastgesteld. Uit de DNA-analyse blijkt het dat het om een nakomeling van de
roedel van het Park De Hoge Veluwe gaat, die eerder middels DNA vastgesteld is. Op
basis van uiterlijke kenmerken uit beeld- en videomateriaal blijkt dat deze wolf bij
eerdere incidenten betrokken was, aldus de provincie.
Vraag 11
Bent u van oordeel dat de in het besluit aangevoerde grond, namelijk «acute dreiging»,
voor een spoedeisende uitvoering van afschot rechtmatig is? Zo ja, kunt u dat toelichten
en onderbouwen?
Antwoord 11
Ja. Dit wordt onderschreven door de door de provincie geraadpleegde wolvengedragsdeskundige.
Vraag 12
Waarom is het Nationale Park De Hoge Veluwe niet direct na 13 april 2025 overgegaan
tot het afsluiten van het park, als «acute dreiging» de grond is geweest voor het
bespoedigen van de uitvoering (namelijk dat het besluit de tweede dag in werking gaat)?
Antwoord 12
Het volgende is hierover met mij gedeeld: afsluiten van het Park neemt het probleem
niet weg, namelijk de wolf die agressief gedrag jegens mensen vertoont. Bovendien
kunnen wolven in en uit het Park, waarmee afsluiting niet zinvol is.
Vraag 13
Welke concrete en verifieerbare feiten onderbouwen dat alternatieve maatregelen, zoals
bezoekersmanagement, daadwerkelijk zijn geprobeerd en onuitvoerbaar waren? Kunt u
dit uitgebreid onderbouwen?
Antwoord 13
Alternatieven zoals bezoekersmanagement en verjagen zonder en met pijnprikkel zijn
beschreven en afgewogen in de deskundigenbeoordeling. Hieruit bleek dat deze niet
werkzaam en toepasbaar waren voor deze situatie en de kans op herhaling hier niet
mee voorkomen kon worden. Daarmee was voor de provincie de laatste stap tot het doden
van de wolf onontkoombaar.
Vraag 14
Hoe duidt u de rol van de parkdirecteur van De Hoge Veluwe, die direct na het incident
opriep tot afschot, het incident publiekelijk duidde zonder forensische onderbouwing,
en tevens belanghebbende is als jachtrechthebbende? Acht u zijn invloed verenigbaar
met het vereiste van onafhankelijke besluitvorming? Zo ja, hoe onderbouwt u dat?
Antwoord 14
Het staat eenieder vrij om zijn mening te geven over wolven en het ingrijpen bij incidenten.
De besluitvorming door de provincie Gelderland heeft wat mij betreft zorgvuldig plaatsgevonden.
Vraag 15
Acht u het toelaatbaar dat een park dat monitoring van wolven weigert, BIJ12-medewerkers
de toegang ontzegt en structureel ecologische verbindingen blokkeert, toch invloed
heeft op beleid ten aanzien van strikt beschermde soorten? Zo ja, waarom en hoe onderbouwt
u dat precies?
Antwoord 15
Het Park heeft geen invloed op het provinciaal beleid en is als terreineigenaar derde
belanghebbende in de zaak.
Vraag 16
Kunt u bevestigen dat het ecologisch rapport dat ten grondslag ligt aan de vergunning
tot afschot van een wolf (mede) is opgesteld door een wolvendeskundige die tevens
in dienst is van landgoed Den Treek, waar rentmeester Nijland actief is, en dezelfde
persoon die eerder het initiatief nam om vergunningen voor afschot aan te vragen zonder
dat er sprake was van concrete incidenten?2
Antwoord 16
De provincie Gelderland heeft de betroffen wolvengedragsdeskundige op basis van onafhankelijke
expertise en beschikbaarheid bevraagd. Ik twijfel niet aan de keuze die Gelderland
hiervoor gemaakt heeft.
Vraag 17
Hoe beoordeelt u deze verwevenheid van functies en belangen in het licht van het vereiste
van een objectief en onafhankelijk besluitvormingsproces?
Antwoord 17
Zie mijn antwoord op vraag 16.
Vraag 18
Deelt u de opvatting dat dergelijke belangenverstrengeling de integriteit van het
proces ondermijnt?
Antwoord 18
Nee, zie mijn antwoord op vraag 16.
Vraag 19
Hoe borgt u dat beleidsvorming en vergunningverlening inzake beschermde fauna, zoals
de wolf, objectief, transparant en juridisch toetsbaar plaatsvindt, zonder onwettige
inmenging of druk van belanghebbenden? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
Antwoord 19
Het provinciaal wolvenbeleid is gezamenlijk met alle provincies vastgesteld en voor
ieder transparant in te zien. De vastgestelde richtlijnen en afzonderlijk provinciaal
beleid zijn hierin gevolgd. Vergunningverlening heeft binnen de wettelijke kaders
plaatsgevonden en de voorzieningenrechter heeft dit getoetst en akkoord bevonden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.