Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2024 (Kamerstuk 36740-IV)
36 740 IV Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2024
Nr. 9 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 27 juni 2025
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over onder
meer het Jaarverslag en Slotwet Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2024 (Kamerstuk 36 740 IV, nr. 1). De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.
De vragen en opmerkingen zijn op 18 juni 2025 aan de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 27 juni 2025 zijn de vragen, mede
namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Olger van Dijk
Adjunct-griffier van de commissie, Van der Graaf
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de Slotwet 2024 voor
de begrotingshoofdstukken Koninkrijksrelaties (IV) en BES-fonds (H). Zij constateren
dat er opnieuw sprake is van aanzienlijke slotverschillen tussen begroting en realisatie.
Zo blijkt uit de stukken onder meer dat er sprake is van een wisselkoerstegenvaller
van circa € 10,7 miljoen en van € 2,9 miljoen aan extra verplichtingen binnen het
BES-fonds. Deze verplichtingen zijn veelal meerjarig van aard en zijn aangegaan zonder
voorafgaande budgettaire dekking. Daarnaast is de subsidie aan de Omgevingsdienst
Nederland (€ 1,7 miljoen) niet op een structureel budget ingepast binnen het jaar
2024. Voornoemde leden vinden het zorgelijk dat dergelijke meerjarige verplichtingen
zonder voorafgaande dekking telkens via slotwetten worden rechtgezet, waarmee de begrotingsdiscipline
wordt uitgehold.
Aan de ontvangstenzijde valt op dat de inkomsten lager zijn uitgevallen dan geraamd,
met als voornaamste oorzaak de herfinanciering van coronaleningen aan Curaçao en Aruba
tegen aanzienlijk lagere rentetarieven. Voor Curaçao is de rente verlaagd van 5,1%
naar 3,4%; voor Aruba van 6,9% naar 5,1%.
De aan het woord zijnde leden merken op dat de renteverlaging voor Aruba reeds is
doorgevoerd, terwijl de bijbehorende rijkswet voor financieel toezicht, die uiterlijk
op 1 mei 2025 afgerond had moeten zijn, nog altijd niet is vastgesteld. De deadline
is inmiddels verstreken, maar tot op heden is er geen bestuurlijk akkoord bereikt
en geen afgerond wetsvoorstel ingediend. Deze leden hebben zich altijd uitgesproken
tegen het verlenen van financiële voordelen zonder voorafgaande wetgeving die toezicht
en hervormingen waarborgt. De vraag dringt zich op waarom het kabinet desondanks is
overgegaan tot een rentekorting voor Aruba.
Antwoord:
In het herfinancieringsaanbod voor de covidlening in 2023 en in het Bestuurlijk akkoord
(BA) van 4 juni 2024 is vastgelegd dat de rente op de covidlening na bereiken van
een akkoord om te komen tot een rijkswet zou worden verlaagd van 6,9% naar 5,1%. Uw
Kamer is hierover geïnformeerd1. De rente is weer verhoogd, omdat het wetsvoorstel niet vóór de in het BA2 vastgelegde datum van 1 mei 2025 gereed was voor indiening.
Daarnaast maken de leden van de PVV-fractie zich ernstige zorgen over de situatie
op Curaçao. De regering van Curaçao heeft geen financiële voorzieningen getroffen
voor de aflossing van de coronalening die op 15 oktober 2025 afloopt, terwijl dit
moment al jarenlang bekend is. In plaats van te reserveren voor deze aflossing, heeft
de Curaçaose regering in aanloop naar de verkiezingen van maart 2025 fors uitgegeven,
ogenschijnlijk met het doel de kiezer op uiteenlopende manieren te plezieren. Naar
het oordeel van deze leden getuigt dit van een gebrek aan financiële verantwoordelijkheid
en begrotingsdiscipline.
Het is onbestaanbaar dat het Rijk wederom een herfinanciering zou moeten toestaan
voor een land dat willens en wetens geen dekking heeft geregeld voor een bekende verplichting,
en tegelijkertijd de begroting heeft misbruikt voor verkiezingsdoeleinden. De leden
van de PVV-fractie vragen de Minister hoe dit gedrag zich verhoudt tot de waarborgfunctie
en of het kabinet bereid is, bij een eventueel verzoek tot herfinanciering, keiharde
voorwaarden te stellen en politieke consequenties te verbinden aan dit onverantwoordelijke
financiële beleid.
Tot slot constateren deze leden dat slotwetten meer en meer worden ingezet als structureel
correctie-instrument in plaats van als uitzondering. Daarmee verliest het oorspronkelijke
begrotingsproces aan betekenis en wordt het parlementaire budgetrecht in de praktijk
uitgehold.
Antwoord:
Ik zie bij de herfinanciering geen verband met de waarborgfunctie. De waarborgfunctie
verwijst naar de verantwoordelijkheid van het Koninkrijk der Nederlanden om de fundamentele
rechten en vrijheden, rechtszekerheid en behoorlijk bestuur te waarborgen binnen alle
landen van het Koninkrijk. Dit betekent dat, hoewel elk land primair verantwoordelijk
is voor deze aspecten binnen zijn eigen grenzen, het Koninkrijk als geheel de verantwoordelijkheid
heeft om de toepassing van deze basisprincipes in alle landen te verzekeren. Van deze
waarborgfunctie is sprake wanneer het land zelf niet in staat is om fundamentele rechten
te effecturen. Hiervan is niet snel sprake. Het enkel tekortschieten van een landsorgaan
is niet voldoende. Slechts wanneer er geen redres in en door de eigen landsorganen
zelf meer mogelijk is, kan ingrijpen van het Koninkrijk worden overwogen. Dit is het
ultimum remedium. Zowel om deze reden als het feit dat herfinanciering geen verband
houdt met de genoemde basisprincipes uit artikel 43 lid 1 van het Statuut ligt het
gebruik van de waarborgfunctie om herfinanciering te voorkomen lag derhalve niet in
de rede.
Op grond van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten wordt toezicht
gehouden op de begroting, de uitvoering daarvan en de verantwoording daarover. In
dat kader heeft de Rijksministerraad geen bericht over onverantwoord financieel beleid
ontvangen. De herfinanciering is nodig omdat de landen niet in staat zijn terug te
betalen, blijkens adviezen van het College financieel toezicht. De (gedeeltelijke)
herfinanciering wordt gebaseerd op advies van het College financieel toezicht en daaraan
worden de gebruikelijke voorwaarden van het nakomen van rente- en aflossingsverplichtingen
verbonden.
Voornoemde leden hebben nog een aantal vragen. Waarom is de renteverlaging voor Aruba
doorgevoerd, terwijl de consensusrijkswet voor financieel toezicht nog niet is afgerond?
Wanneer verwacht de Minister deze rijkswet alsnog ter consultatie of indiening voor
te leggen? Is de Minister bereid de renteverlaging van 6,9% naar 5,1% terug te draaien
totdat de wet is vastgesteld? Hoe beoordeelt de Minister het feit dat Curaçao geen
dekking heeft geregeld voor de lening die op 15 oktober 2025 afloopt? Is het kabinet
voornemens om opnieuw in te stemmen met herfinanciering voor Curaçao? Zo ja, onder
welke voorwaarden? Is het kabinet bereid renteverlagingen voortaan afhankelijk te
maken van wetgeving, toezicht én resultaatsverplichtingen? Is de Minister bereid om
in de toekomst af te zien van zogenoemde «bulletleningen», om te voorkomen dat leningen
eindeloos geherfinancierd moeten worden indien er geen of slechts gedeeltelijke aflossing
plaatsvindt?
Antwoord:
Zie ook het antwoord op de eerste vraag van uw fractie.
Wij verwachten de consensusrijkswet na het zomerreces voor internetconsultatie te
kunnen publiceren. In het wetgevingsproces volgt daarna nog het voor advies voorleggen
aan de Raad van State van het Koninkrijk alvorens tot indiening bij de Tweede Kamer
kan worden overgegaan. Zonder vertraging zal dit in de eerste helft van 2026 kunnen
plaatsvinden.
Zoals aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen3 zie ik geen mogelijkheid of reden de renteverlaging per 1 mei 2024 ongedaan te maken.
De renteafspraken zoals vastgelegd in het Bestuurlijk Akkoord worden nagekomen.
Zoals aangegeven in het antwoord op de eerste vraag van uw fractie, beschikt Curaçao
volgens het College financieel toezicht over onvoldoende financiële buffer om de lening
uit 2010 die in oktober 2025 afloopt volledig af te lossen. Ik kan dit advies volgen.
Het kabinet gaat alleen over tot herfinanciering indien dit noodzakelijk wordt geacht.
Voor de in 2030 t/m 2040 aflopende leningen uit 2010 wordt bezien hoe in de toekomst
een knellende liquiditeitspositie kan worden voorkomen. De leenvorm wordt in die analyse
meegenomen. Overigens is het niet ongebruikelijk dat overheden leningen herfinancieren.
In het algemeen wordt de rente voor de gehele looptijd van een lening vastgelegd.
Dat bevordert de financiële stabiliteit waardoor het beter mogelijk is bestendig overheidsbeleid
te voeren. De renteafspraken zijn bij de herfinanciering van de covidleningen bij
uitzondering toegepast, om een aantal voor de overheidsfinanciën urgente zaken te
regelen.
De Slotwet vermeldt een wisselkoerstegenvaller van circa € 10,7 miljoen binnen artikel 6
«Apparaat». Kan de Minister toelichten op welke wijze valutaverschillen in de toekomst
zoveel mogelijk kunnen worden beperkt? Waarom komen deze tegenvallers structureel
ten laste van Europees Nederland, en niet – althans gedeeltelijk – voor rekening van
de landen waarvoor deze gelden zijn bestemd? Erkent de Minister dat het structureel
corrigeren van begrotingsfouten via slotwetten het begrotingsproces uitholt? Welke
maatregelen worden genomen om dit in de toekomst te voorkomen?
Antwoord:
De meeste budgetten op begrotingshoofdstuk 4 staan in euro’s weergeven, maar zijn
aan de eilanden in dollars (USD) toegezegd. Omdat het uitgangspunt is dat het bedrag
in dollars gelijk blijft, ligt voor deze koersgevoelige budgetten het wisselkoersrisico
bij het Rijk en vanaf 2024 is bepaald dat deze generaal gedekt worden. Dit betekent
dat eventuele tekorten die voortkomen uit wisselkoersfluctuaties worden gedekt vanuit
de generale middelen. Indien er een meevaller is, vloeit deze ook weer terug naar
het generale beeld.
Dit betreft geen begrotingsfout omdat er wordt gestuurd op bedragen in dollars. De
wisselkoerseffecten daarvan kunnen nooit van tevoren ingeschat kunnen worden. De effecten
zijn pas na sluiting van het boekjaar bekend en kunnen daarom niet in de begroting
worden opgenomen.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de jaarstukken. Deze leden hebben voor dit moment een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich zorgen over het feit dat veel mensen
in het Caribisch deel van het Koninkrijk in armoede leven en moeite hebben om de eindjes
aan elkaar te knopen. Deze leden zouden daarom graag van het kabinet vernemen wat
er in 2024 concreet is verbeterd voor de inwoners van het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Kan het kabinet hierbij concreet aangeven hoe de kosten van het levensonderhoud zich
hebben ontwikkeld en hoe de inkomens en uitkeringen zich hebben ontwikkeld? Graag
ontvangen deze leden hiervan een concreet overzicht per bijzonder BES-eiland en daarnaast
vernemen deze leden graag hoe het kabinet in 2024 concreet heeft samengewerkt met
de regeringen van de andere landen binnen het Koninkrijk om ook deze delen van het
Koninkrijk hierbij te ondersteunen? Kan het kabinet ook aangeven of zij van oordeel
is dat de bestaanszekerheid van de inwoners van de BES-eilanden in 2024 is verbeterd?
Zo ja, waar baseert het kabinet deze constatering precies op?
Antwoord:
Het kabinet heeft in 2024 € 30 mln. (vanaf 2025 € 32 mln. structureel) beschikbaar
gesteld voor het ondersteunen van huishoudens op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
In lijn met het advies van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland, zijn
deze middelen ingezet om de inkomens te verhogen en kosten van levensonderhoud te
verlagen. Met deze middelen is het wettelijk minimumloon verhoogd, zijn de minimumuitkeringen
(onderstand, AOV en AWW) en kinderbijslag structureel verhoogd en zijn de werkgeverspremies
verlaagd. Ook is de belastingvrije som structureel verhoogd naar het minimumloonniveau
van 2024. Tevens is structureel geld uitgetrokken voor OV op de eilanden en voor de
voedselbank Bonaire. Tot slot zijn met de middelen in 2024 de subsidies op de nutsvoorzieningen
tijdelijk (verder) verlaagd en is er ook in 2024 een energietoeslag voor minimahuishoudens
beschikbaar gesteld.4
Het is nog niet mogelijk om de precieze effecten van de in 2024 genomen maatregelen
te kwantificeren omdat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) momenteel nog
niet over alle gegevens van 2024 beschikt, zoals de inkomensgegevens en koopkrachtcijfers
voor het jaar 2024. Die resultaten neemt het CBS mee in volgende publicaties van de
«monitor macro-economische context Caribisch Nederland».5 Wel acht het kabinet, gelet op de beperkte inflatieontwikkeling, het zeer aannemelijk
dat de inkomensverhogende maatregelen in 2024 een wezenlijke impuls hebben gegeven
aan de koopkracht van minimahuishoudens in Caribisch Nederland. Zoals verzocht door
de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wordt de ontwikkeling van de inkomens en uitkeringen
hieronder per eiland uiteengezet.
De ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud is te monitoren aan de hand van
het consumentenprijsindexcijfer (cpi). In 2024 lag het gemiddelde prijspeil op Bonaire
2,6 procent hoger dan in 2023, op Sint Eustatius 2,2 procent hoger en op Saba 2,1 procent
hoger.6 Daarnaast maakt het Nibud in hun minimumvoorbeeldbegrotingen jaarlijks inzichtelijk
wat huishoudens minimaal nodig hebben om rond te komen en te kunnen participeren.
Daaruit blijkt eveneens dat de kosten van levensonderhoud op Bonaire, Sint Eustatius
en Saba in 2024 beperkt zijn gestegen ten opzichte van 20237. Tegelijkertijd zijn de minimuminkomens in 2024 fors verhoogd (zie tabel).
Tabel. Ontwikkeling van inkomensbedragen.
Bedragen in USD p/m
01/2023
10/20231
01/2024
07/2024
WML Bonaire
$ 1.236
$ 1.236
$ 1.570
$ 1.750
WML Sint Eustatius
$ 1.446
$ 1.446
$ 1.555
$ 1.750
WML Saba
$ 1.434
$ 1.434
$ 1.654
$ 1.750
Onderstand Bonaire2
$ 894
$ 1.031
$ 1.334
$ 1.488
Onderstand Sint Eustatius
$ 1.055
$ 1.102
$ 1.321
$ 1.488
Onderstand Saba
$ 1.046
$ 1.172
$ 1.406
$ 1.488
AOV Bonaire
$ 1.047
$ 1.047
$ 1.335
$ 1.488
AOV Sint Eustatius3
$ 1.113
$ 1.113
$ 1.322
$ 1.488
AOV Saba
$ 1.175
$ 1.175
$ 1.406
$ 1.488
Belastingvrije som (gem. p/m)
$ 1.446
$ 1.446
$ 1.702
$ 1.702
X Noot
1
In oktober 2023 heeft een bijzondere verhoging van alleen de onderstand plaatsgevonden.
X Noot
2
Bedragen gelden voor een alleenstaande in de onderstand die zelfstandig woont.
X Noot
3
Bedragen voor de AOV zijn met inbegrip van de duurtetoeslag op Sint Eustatius en Saba.
Voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten betreft het verbeteren van de bestaanszekerheid
een Landsaangelegenheid van de autonome landen zelf. Middels de Landspakketten biedt
het Rijk wel inhoudelijke ondersteuning bij thema’s die aan werk en bestaanszekerheid
raken. Daarnaast vindt kennisuitwisseling plaats tijdens de periodieke Vierlandenoverleggen
Labour en Social.
Voornoemde leden constateren dat het kabinet in reactie op het verantwoordingsonderzoek
van de Algemene Rekenkamer aangeeft dat de aanbevelingen ten aanzien van de knelpunten
bij de realisatie van voldoende betaalbare woningen op de BES-eilanden op zal volgen.
Deze leden zouden graag een concreet tijdpad zien wanneer de in het commissiedebat
d.d. 29 januari jl. toegezegde actielijst en de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer
op dit punt worden uitgevoerd.
Antwoord:
De Kamer ontvangt, conform toezegging tijdens het debat van 29 januari jl., na de
zomer de toegezegde actielijsten, inclusief uitvoeringsplanning, voor het verminderen
van knelpunten bij betaalbare woningbouw op de eilanden.
Tot slot ontvangen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nog een actuele stand van
zaken met betrekking tot de uitvoering van de volgende aangenomen moties: 36 600 IV, nr. 11, 36 600 IV, nr. 14, 36 600 IV, nr. 12 en 36 410 IV, nr. 61.
Antwoord:
De stand van zaken is als volgt per motie:
Kamerstuk II 2024/25, 36 600 IV, nrs. 11 en 12
Uw Kamer is over beide moties geïnformeerd in de brief van 6 december 2024 (Kamerstuk
36 600 IV, nr. 30). Uw Kamer ontvangt voor het zomerreces nadere informatie over de moties in de voortgangsbrief
sociaal minimum.
Kamerstuk II 2024/25, 36 600 IV, nr. 14
Deze motie is afgedaan met de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 20 mei 2025, Verzamelbrief kinderopvang in Caribisch Nederland
(Kamerstuk 31 322, nr. 556).
Kamerstuk II 2023/24, 36 410 IV, nr. 61
Deze motie White c.s. is afgedaan met de brieven van de Staatssecretaris van BZK van
18 oktober 2024 (Kamerstuk 36 600 IV, nr. 5) en van de Staatssecretaris van SZW van 10 december 2024 (Kamerstuk 36 600 IV, nr. 31).
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die geagendeerd zijn
voor dit schriftelijk overleg, waaronder een aantal rapportages van C(A)ft en Cft
BES. Zij hebben daarover nog een aantal opmerkingen en vragen.
Deze leden merken op dat er sprake is van veel woorden, maar weinig daden. De voormalig
Staatssecretaris Szabó heeft dat zelf ook aangegeven tijdens de persconferentie op
Bonaire (mei 2025). Er wordt te weinig tempo gemaakt met de afspraken met de eilanden.
Voor de CAS-eilanden is er te weinig voortgang als gaat om financieel beheer en de
afspraken in het kader van de landspakketten. Voor de BES-eilanden ook als het gaat
om financieel beheer, maar ook in de uitvoering. Volgens het jaarverslag verbetert
het financieel beheer gestaag. Waarop is deze constatering van het kabinet gebaseerd?
Want wat de aan het woord zijnde leden betreft is dit nog volstrekt onvoldoende. Er
is veel te weinig voortgang geboekt sinds 10-10-2010. Deze leden willen weten waarom
het allemaal zo lang duurt. Er wordt fors geïnvesteerd en er wordt veel ondersteuning
geleverd, maar de resultaten tot nu toe zijn nog ondermaats. De situatie bij Selibon
is nog steeds niet opgelost. Het OV is nog steeds niet geregeld op Bonaire. De kwaliteit
van de wegen op de BES is volstrekt onder de maat. Welke verklaring heeft het kabinet
hiervoor? Wanneer kunnen deze zaken wel op orde zijn? Wat wordt daaraan gedaan? Graag
krijgen deze leden een reactie.
Antwoord:
In dit antwoord ga ik in op de vragen die door de leden van de VVD-fractie zijn gesteld
over de afspraken met de eilanden en bestedingen van middelen.
Allereerst een reactie op de vraag over het financieel en begrotingsbeheer van Bonaire,
Sint Eustatius en Saba. Deze is de afgelopen jaren verbeterd. Zo heeft naast Saba
ook Bonaire een goedkeurende accountantsverklaring gekregen en is de administratieve
organisatie en interne beheersing (AO/IB) op Sint Eustatius sterk verbeterd. Dit blijkt
onder andere uit de rapportage van het College financieel toezicht BES (Cft BES) over
de voortgang van het financieel beheer van de eilanden (Stand van zaken financieel
en begrotingsbeheer Bonaire, Sint Eustatius en Saba – 2021–2023, Kamerstuk 36 600 IV, nr. 38).
Ondanks de recente verbeteringen blijven er uitdagingen op het gebied van het financieel
beheer van de eilanden. Ik heb daarom met de eilanden afspraken gemaakt over de verdere
verbetering van het financieel beheer. Deze afspraken zijn vastgelegd in de bestuurlijke
afspraken met de eilanden waarover uw Kamer op periodieke basis wordt geïnformeerd.
Deze afspraken zien onder meer op het versterken van de financiële teams met voldoende
expertise en capaciteit, het verbeteren van interne werkprocessen en het optimaliseren
van digitale systemen.
Ten tweede ga ik specifiek in op Bonaire. De leden van de VVD-fractie hebben gevraagd
hoe ik de impasse in de samenwerking met het bestuurscollege van Bonaire ga doorbreken
en hoe ik samen met hen ga komen tot resultaten. Eind mei heeft de toenmalig Staatssecretaris
Bonaire bezocht. Hierbij heeft hij aangekaart dat het ontbreekt aan merkbare en zichtbare
voortgang voor de inwoners van Bonaire. Dit ging onder andere over de afspraken uit
het Bestuursakkoord, zoals over de implementatie van openbaar vervoer, de aanpak van
de wegen en de situatie bij Selibon Lagun. De noodzaak voor deze resultaten is onveranderd
en blijft op de agenda. Tegelijkertijd zijn dit grote vraagstukken die met een beperkte
capaciteit en met alle beperkingen van een eiland (geografische ligging, schaal, omvang)
moeten worden aangepakt. De gesprekken daarvoor zijn scherp doch constructief, waarbij
onder andere het tekort aan uitvoeringskracht en het financieel beheer ter sprake
komt. Deze gesprekken voeren wij dan ook vanuit een gezamenlijke ambitie voor het
eiland en die samenwerking zetten we onverminderd door. Zo zijn inmiddels afspraken
gemaakt over de inzet van de middelen voor de wegen voor de jaren 2025, 2026, 2027
en 2028 op basis van een plan van het openbaar lichaam Bonaire. Begin mei heeft mijn
voorganger de Kamer geïnformeerd over de verdere prioritering die we hebben aangebracht
binnen het bestuursakkoord, deze afspraken zien op de realisatie van een containerdepot;
de realisatie van een betaalbare en effectieve busverbinding (openbaar vervoer) op
het eiland; uitvoering van de eilandelijke aanpak goed bestuur; en de versterking
van het VTH-stelsel voor natuur, milieu en bouwen.11 Dit moet in 2025 leiden tot zichtbaar resultaat op het eiland. Verder krijgt de totstandkoming
van de Regio Deal voor Bonaire hoge prioriteit. Over de inzet van € 24 mln. voor voedselzekerheid
voor het Caribisch deel van het Koninkrijk is uw Kamer recent geïnformeerd.12
Voor de situatie bij Selibon Lagun geldt dat dit onderdeel is van het interbestuurlijk
toezichttraject van de waarnemend Rijksvertegenwoordiger. Op verzoek van hem heeft
het bestuurscollege een aangepast verbeterplan aangeleverd. De verdere aanpak moet
dan ook binnen deze kaders plaatsvinden.
Zoals opgemerkt door de leden van de VVD-fractie wordt Bonaire bij de aanpak van deze
opgaven ondersteund door het Rijk. Hierbij richt ik mij op het verbeteren van de randvoorwaarden
voor het openbaar lichaam Bonaire. Zo is via het IdeeVersa onderzoek «Eilandelijke
taken en middelen Caribisch Nederland» en het AEF-onderzoek «Klein gebied, grote opgave»
in kaart gebracht wat de openbare lichamen nodig hebben om hun taken zelfstandig uit
te kunnen voeren. De opgaven van Bonaire blijven onverminderd groot en nemen, vooral
in het fysieke domein, alleen maar toe door de toenemende groei van het eiland. Dit
is onlangs nog eens bevestigd door de Raad voor de fysieke leefomgeving en infrastructuur
(Rli) in haar advies «Samen naar beter: aanbevelingen voor het rijksbeleid voor het
fysieke domein in Caribisch Nederland». Hiernaast bied ik de openbare lichamen verschillende
ondersteuningsinstrumenten zoals de VNG-Caribendesk, het VNG-uitwisselingsnetwerk,
de Omgevingsdienst NL en het ondersteuningsprogramma voor politieke gezagdragers.
Een volledig overzicht van de specifieke maatregelen is als bijlage bij de brief «Waarborgen
van het principe «comply or explain»» met uw Kamer gedeeld.13
Vanuit het Rijk blijven we gericht op de samenwerking met het openbaar lichaam Bonaire,
zo spreken we per kwartaal op bestuurlijk niveau met het bestuurscollege om de voortgang
van het bestuursakkoord te bespreken en eventuele nadere afspraken te maken. In de
brief over de voortgang van de bestuursakkoorden hebben we toegezegd om de Kamer voor
de zomer nader te informeren. In verband met de recente ontwikkelingen in Den Haag
en Bonaire informeren we u na de zomer.
De leden van de VVD-fractie vinden dat ook de verbetering van goed bestuur en integriteit
op de CAS te wensen overlaat. Er zijn ook nog te veel gevallen van corruptie en vriendjespolitiek.
Zo is enige tijd geleden de Arubaanse Minister Croes gearresteerd vanwege mogelijke
betrokkenheid bij fraude bij verblijfs- en werkvergunningen. In het verleden was er
een veroordeling voor corruptie, witwassen en valsheid in geschrifte van voormalig
premier van Curaçao, Schotte. En in 2020 werd Heyliger, voormalig premier op Sint
Maarten, veroordeeld voor het aannemen van steekpenningen en witwassen. Het ging om
jarenlange verrijking ten koste van de burgers. En dat in het Koninkrijk der Nederlanden.
Voornoemde leden gunnen alle eilanders een goed bestuur dat er is voor hun inwoners
in plaats van voor zichzelf. Zij willen een steviger aanpak van ondermijnende criminaliteit,
van corruptie, van vriendjespolitiek. Waarom staat hierover weinig tot niets in het
jaarverslag? Wat is de aanpak van dit kabinet? Hoe kijkt de Minister daarnaar? Welke
stappen gaat het kabinet nog zetten op dit terrein? Graag krijgen de leden van de
VVD-fractie een reactie.
Antwoord:
Ik onderschrijf het belang van een stevige aanpak van ondermijnende criminaliteit.
Daarom waren er ook in 2024 middelen beschikbaar voor capaciteit en expertise bij
het Recherche Samenwerkingsteam (RST), de openbare ministeries en het Gemeenschappelijk
Hof van Justitie voor de strafrechtelijke aanpak van ondermijning. De veroordelingen
van vooraanstaande politici, die door de leden van de VVD genoemd worden, zijn mede
tot stand gekomen door de rechercheurs, officieren en rechters die vanuit de BZK-begroting
bekostigd zijn.
Alleen een strafrechtelijke aanpak is echter niet genoeg om uitdagingen op het gebied
van goed bestuur en integriteit aan te pakken. Sinds 2022 zetten de Ministeries van
BZK en JenV zich samen met de Caribische delen van het Koninkrijk in op het versterken
van de bestuurlijke aanpak van ondermijning. Dit gaat onder andere om bewustwordingscampagnes,
wetgevingscapaciteit voor de aanpassing van lokale wetgeving voor inzet en de oprichting
en ondersteuning van taskforces in de Caribische Landen, die vergelijkbaar zijn met
de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) in Nederland.
In lijn met de motie van lid Aukje de Vries (Kamerstukken II, 2024/25, 36 600 IV, nr. 45) ben ik samen met de Minister van JenV bezig om te komen tot een steviger aanpak
van ondermijnende criminaliteit en het bevorderen van integriteit. Vanwege de recente
politieke ontwikkelingen heeft de reactie op deze motie vertraging opgelopen. Ik verwacht
uw Kamer hier na het zomerreces verder over te kunnen informeren.
Ook het financieel beheer op de CAS is gewoon nog niet goed. Het lijkt financieel
dweilen met de kraan open. De Rijkswet financieel toezicht Aruba is er nog steeds
niet. Gevolg is dat Aruba een veel hogere rente krijgt. Aruba is inmiddels 16% van
de begroting kwijt aan rente. Wanneer wordt het wetsvoorstel voor de Rijkswet financieel
toezicht Aruba aan de Tweede Kamer voorgelegd? Waarom is dat wetsvoorstel er nog steeds
niet? Wat zijn de redenen voor de vertraging? Als de Rijkswet is aangenomen, wat zijn
dan de gevolgen voor het rentepercentage van de leningen voor Aruba? Want hierover
zijn geen afspraken gemaakt. Graag krijgen deze leden een reactie.
Antwoord:
Zie ook het antwoord op de vraag van de PVV-fractie over de consensusrijkswet en renteverlaging.
Overeenkomstig het Bestuurlijk Akkoord (BA) van 4 juni 2024 wordt sinds de zomer samen
met Aruba gewerkt aan het voorstel voor de consensusrijkswet houdbare overheidsfinanciën
Aruba. Dit voorstel is gebaseerd op advies van het Internationaal Monetair Fonds dat
pas eind maart 2025 is ontvangen.
Overeenkomstig het BA zal de rente op de covidlening na inwerkingtreding van de rijkswet
worden verlaagd naar de Nederlandse rente met een opslag van 0,2 procentpunt. Nederland
zal conform het BA na inwerkingtreding ook een deel van de aflopende buitenlandse
leningen herfinancieren. Beide stappen zullen een significant neerwaarts effect op
de rentelasten van Aruba hebben.
Daarnaast heeft de verantwoording op Aruba grote achterstanden en er zijn verborgen
schulden in PPS-constructies. De leden van de VVD-fractie willen weten wanneer de
achterstanden op Aruba zijn ingehaald. En kan een overzicht gegeven worden van de
verborgen schulden van Aruba in PPS-constructies? En hoe wordt eraan gewerkt om dit
meer transparant te maken en op te lossen?
Antwoord:
In het kader van het Landspakket wordt Aruba ondersteund bij het wegwerken van de
achterstanden in het opstellen en vaststellen van de jaarrekeningen. De jaarrekeningen
over 2020 en 2021 zijn inmiddels aan de Algemene Rekenkamer Aruba aangeboden. Verwachting
is dat de achterstanden bij het opstellen van de jaarrekeningen dit jaar volledig
zijn ingelopen.
In de PPS-constructies liggen mogelijk schulden besloten die volgens de huidige inzichten
tot de overheidsschuld moeten worden gerekend. Een overzicht daarvan kan pas worden
gegeven na beoordeling van de onderliggende contracten. Dit wordt bij het ontwerp
voor de nieuwe rijkswet meegenomen.
De aan het woord zijnde leden lezen in de media dat het kabinet-Wever-Croes roekeloos
heeft gehandeld in de casus rioolafvalwaterzuivering en dat dat Aruba zo’n 190 miljoen gulden
kost en misschien nog wel meer. Dit vanwege de omstreden overdracht van de rioolafvalwaterzuivering
aan de speciaal daarvoor opgerichte Aruba Waste Water Solutions NV. Kan de brief van
het C(A)ft (formeel) openbaar worden gemaakt? Wat vindt het kabinet van de handelwijze
van Aruba? Kan het kabinet uitgebreid aangeven wat er precies speelt rondom dit onderwerp
en de Tweede Kamer daarover informeren (bij voorkeur via antwoorden in dit schriftelijk
overleg, maar anders zo spoedig mogelijk)? Zo ja, wanneer kan dat gebeuren? Klopt
het dat er een onderzoek naar de gang van zaken rond de privatisering van de rioolwaterzuiveringsinstallatie
loopt? Zo ja, wat voor onderzoek? Wie is de opdrachtgever? Hoe is Nederland daarbij
betrokken? Welke gevolgen heeft deze constructie voor de prijzen op Aruba? Klopt het
dat de directeur AWSS sinds enige tijd is geschort? Wat is de reden? Graag krijgen
de leden van de VVD-fractie een reactie.
Antwoord:
De afweging over de verzelfstandiging van het afvalwaterzuiveringsbedrijf is een landsaangelegenheid
van Aruba. Nederland is hier niet bij betrokken en de brief van het CAft is niet aan
mij gezonden. De Staten en de regering van Aruba zullen dit moeten bespreken en dat
wil ik afwachten. Uw vragen kan ik binnen het korte tijdsbestek van de schriftelijke
behandeling niet beantwoorden.
Voornoemde leden vinden het opmerkelijk dat Sint Maarten sinds 2010 geen enkele begroting
tijdig heeft vastgesteld. Hoe kan dit? Wanneer is dit probleem wel opgelost? Wat is
er vorig jaar gedaan om dit te verbeteren?
Antwoord:
Sint Maarten heeft sinds het ontstaan als zelfstandig land in 2010 voortdurend te
maken gehad met bestuurlijke en technische vertragingen bij de begrotingsvaststelling:
onvolledige amendementen, inconsistenties in cijfers en wetskundige onduidelijkheden.
De onjuiste verwerking van amendementen heeft ertoe geleid dat ook de begroting 2025
pas in juni is ingediend ter behandeling in de staten.
Sint Maarten neemt wel stappen in de goede richting. In 2025 heeft Sint Maarten de
ontwerpbegroting volgens planning ingediend bij het Cft. De Rijksministerraad heeft
Sint Maarten, op advies van het Cft, verzocht om ook voor de 2026 begrotingscyclus
een planning te delen, zoals dat ook voor de 2025 begrotingscyclus is gedaan. Tevens
wordt Sint Maarten via de Landspakketten ondersteund bij het verbeteren van haar begrotingscyclus.
Klopt het dat er tekorten op de zorgfondsen zijn? Zo ja, hoe groot zijn die? Hoe wordt
dat opgelost? Wat zijn daarvan de gevolgen?
Antwoord:
Ja, er zijn aanzienlijke tekorten op de zorgfondsen van Sint Maarten. Eind 2023 bedroeg
het cumulatieve tekort circa XCG 418 mln. Voor de periode 2024–2030 wordt een aanvullend
tekort van ongeveer XCG 174 mln. verwacht.
De huidige tekorten worden tijdelijk gefinancierd via leningen uit het Algemene Ouderdomsverzekeringsfonds.
Bij ongewijzigd beleid zullen zowel de zorg- als de pensioenfondsen vanaf 2030 structurele
tekorten vertonen.
Om deze ontwikkeling te keren zijn structurele hervormingen noodzakelijk. Het College
financieel toezicht heeft Sint Maarten herhaaldelijk gewezen op de urgentie van maatregelen,
waaronder de invoering van een algemene zorgverzekering, herziening van het zorgpakket
en kostenbeheersing binnen het zorgstelsel. De invoering van de algemene zorgverzekering
staat voor nu gepland voor 1 januari 2027.
Er zijn wel meer belastinginkomsten. Kan daarvan een overzicht worden gegeven?
Antwoord:
Sint Maarten heeft verschillende belastingen opgenomen in de ontwerpbegroting 2025,
waaronder:
– Loonbelasting;
– Inkomstenbelasting;
– Belasting op Bedrijfsomzetten;
– Winstbelasting;
– Overdrachtsbelasting:
Het gehele overzicht aan belastingen en respectievelijke inkomsten kunt u vinden in
de begroting van Sint Maarten, zoals gepubliceerd op de website van de overheid van
Sint Maarten.
Volgens het College financieel toezicht heeft Sint Maarten geen ruimte voor aflossing
van de lening van Nederland (€ 73,5 miljoen). En daarom moet er worden geherfinancierd.
Waarom is dat absoluut noodzakelijk volgens het kabinet? Wanneer valt daarover de
beslissing? En welke voorwaarden gaat het kabinet aan een eventuele herfinanciering
stellen? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.
Antwoord:
Het klopt dat het College financieel toezicht heeft geoordeeld dat Sint Maarten op
dit moment geen financiële ruimte heeft om de in oktober 2025 aflopende obligatielening
van Cg. 73,5 mln. af te lossen. Dat oordeel is gebaseerd op de actuele begrotingspositie
en beperkte liquide reserves, mede als gevolg van de nasleep van de COVID-pandemie
en de financiële gevolgen van het reddingsplan voor pensioenverzekeraar ENNIA. Hierdoor
beschikt Sint Maarten in 2025 niet over een minimum aan liquiditeitsbuffer, zoals
geadviseerd door het Internationaal Monetair Fonds.
Herfinanciering is daarom nodig om de financiële stabiliteit van Sint Maarten te waarborgen
en om abrupt bezuinigingsbeleid te voorkomen, dat ten koste zou gaan van essentiële
publieke investeringen en diensten.
De beslissing over een eventuele herfinanciering valt medio 2025. Hierbij worden afspraken
gemaakt die ertoe moeten leiden dat Nederland de volledige hoofdsom inclusief rentevergoeding
terugkrijgt. Nederland ondervindt bij een mogelijke herfinanciering geen financieel
nadeel.
De leden van de VVD-fractie lezen dat Curaçao volgens het College financieel toezicht
deels ruimte voor aflossing van de lening van Nederland (€ 139,7 mln.) heeft, maar
deels ook niet en ook deze moet geherfinancierd worden. Het is duidelijk dat Curaçao
financiële problemen met het Curaçao Medical Center (CMC) heeft. Hoe groot is dat
probleem? Wat doet het bestuur van Curaçao daaraan? Hoe wordt het probleem opgelost?
En wanneer is het volledig opgelost? Deze leden vinden het onbegrijpelijk dat het
Cft aangeeft dat er geen ruimte is voor aflossing, maar dat de Minister van Financiën
van Curaçao wel 3 miljard gulden aan belastingschulden niet meer gaat innen. Hoe is
dit meegewogen door het Cft? Welke ratio zit daarachter volgens het kabinet? Wanneer
valt over de eventuele herfinanciering een beslissing? En welke voorwaarden gaat het
kabinet aan een eventuele herfinanciering stellen? Graag krijgen deze leden een reactie.
Antwoord:
Het Curaçao Medical Center (CMC) kampt inderdaad al jaren met financiële problemen.
In de afgelopen jaren is er een structureel tekort ontstaan, mede door gebrek aan
financiering, achterstallig onderhoud en ongedekte kosten voor onverzekerde patiënten.
De overheid van Curaçao heeft in mei een meerjarig investeringspakket gepresenteerd,
waaronder:
• Een investering van XCG 87 mln. in apparatuur en infrastructuur;
• Een structurele verhoging van het zorgbudget met XCG 58 mln. per jaar in 2025 en 2026,
oplopend tot XCG 68 mln. vanaf 2027;
• XCG 3 mln. voor de verbetering van personeelsbeleid, waaronder werving en compensatie
voor overuren.
Deze middelen zijn afkomstig uit het budget van de Sociale Verzekeringsbank (SVB)
en het Land Curaçao. Deze maatregelen dragen bij aan het versterken van het lokale
zorgstelsel.
Voor het advies over de gedeeltelijke herfinanciering van de in 2025 aflopende obligatielening
heeft het Cft zich gebaseerd op de huidige liquiditeitspositie van Curaçao. Daarbij
heeft het Cft onder meer gebruikgemaakt van de door Curaçao aangeleverde liquiditeitsprognose
voor de periode 2025–2028, alsook de norm die het IMF hanteert voor minimaal noodzakelijk
beschikbare liquiditeit voor een land als Curaçao. Een betrouwbare inschatting van
welk deel van de openstaande belastingschulden eventueel daadwerkelijk invorderbaar
was, als ook het effect op de huidige belastingcompliance, is door het Cft niet mogelijk
gebleken. Recente belastingschulden zijn over het algemeen beter invorderbaar dan
oude schulden. De belastingdienst maakt de afweging van de inzet van de beschikbare
invordercapaciteit.
De beslissing over eventuele herfinanciering van de lening volgt medio 2025.
Aan de herfinanciering worden de gebruikelijke voorwaarden van het nakomen van rente-
en aflossingsverplichtingen gesteld.
Voor de leden van de VVD-fractie is herfinanciering van de leningen van Sint Maarten
en Curaçao nog geen uitgemaakte zaak. Deze leden willen sowieso dat er in de toekomst
aflossing van leningen in de begrotingen van de landen wordt opgenomen. Kan dat worden
toegezegd? En voornoemde leden willen dat voorstellen zoals 3 miljard gulden aan belastingschulden
niet innen worden meegewogen. Hoe gaat het kabinet dat doen?
Antwoord:
Het Cft heeft in zijn adviezen aan beide landen aangegeven dat herfinanciering wenselijk
is, opdat de landen over een voldoende liquiditeitsbuffer blijven beschikken. De verwerking
van de aflossingsverplichtingen in de begrotingen worden in het financieel toezicht
meegenomen. In het antwoord op de vraag van de PVV-fractie over de consensusrijkswet
en renteverlaging staat dat het kabinet alleen overgaat tot herfinanciering indien
dit noodzakelijk wordt geacht. Voor de in 2030 t/m 2040 aflopende leningen uit 2010
wordt bezien hoe een knellende liquiditeitspositie in de toekomst kan worden voorkomen.
De leenvorm wordt in die analyse meegenomen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de halfjaarrapportages van het College financieel
toezicht BES dat wordt gesteld dat het beter gaat met het financieel beheer. Er zijn
wel kleine verbeteringen, maar structureel is het nog steeds niet op orde sinds 10-10-2010.
Waarop is dit gebaseerd? Welke verbeteringen zijn er? Wat moet er allemaal nog gebeuren?
En wanneer zijn de problemen opgelost? Graag krijgen deze leden een reactie.
Antwoord:
Zoals eerder aangegeven in de beantwoording rapporteert het Cft BES ieder half jaar
over de stand van het financieel beheer van de eilanden. Uit de laatste rapportage
blijkt dat verbetering van het financieel beheer van de eilanden gestaag zichtbaar
is (brief van 9 januari 2025, Stand van zaken financieel en begrotingsbeheer Bonaire,
Sint Eustatius en Saba – 2021–202314). Begrotingen worden bijvoorbeeld op tijd vastgesteld en zijn in evenwicht of tonen
een verwacht overschot. Aanbevelingen van het Cft BES worden opgevolgd en de financiële
rapportages zijn kwalitatief verbeterd.
Er blijven echter ook uitdagingen op het gebied van financieel beheer op de eilanden.
Deze uitdagingen zien enerzijds op capaciteit (het versterken van de financiële teams
met voldoende expertise en capaciteit) en anderzijds op het verbeteren van interne
werkprocessen en het optimaliseren van digitale systemen. Gelet op de planningen van
de eilanden verwacht ik dat wij hier eind 2025 weer concrete stappen in hebben gezet.
Op periodieke basis informeer ik uw Kamer over de voortgang van de bestuurlijke afspraken.
In deze rapportages zal ook worden ingegaan op de verbetering van het financieel beheer
op de eilanden.
De leden van de VVD-fractie hebben gelezen dat de Staatssecretaris recent op Bonaire
ook heeft aangegeven dat hij geen woorden maar daden wil zien. Maar de vraag is wel:
wat doet het kabinet zelf? Er wordt veel ruzie gemaakt met de bestuurders op de eilanden.
Het financieel beheer is nog steeds onder de maat, er wordt niet geleverd. Daarvoor
kijken deze leden toch echt naar beide partijen, de bestuurders op de eilanden, maar
ook naar het kabinet. Er moeten gewoon goedkeurende accountantsverklaringen zijn,
de interne controle moet gewoon goed zijn. Ook hier duurt het allemaal veel te lang.
Deze leden willen weten welke acties het kabinet neemt om nu eindelijk eens orde op
zaken te stellen. Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.
Antwoord:
De verantwoordelijkheid voor het financieel beheer ligt bij het openbaar lichaam.
Ik merk dat de eilanden deze verantwoordelijk ook voelen en nemen. Bonaire heeft mede
naar aanleiding van kritische adviezen van het Cft BES over de kwaliteit van de vierde
uitvoeringsrapportage van 2024 bijvoorbeeld een borgingsplan voor het financieel beheer
opgesteld. Onderdeel van dit plan zijn het versterken van de financiële teams met
voldoende expertise en capaciteit, het verbeteren van interne werkprocessen, het opzetten
van maandelijkse liquiditeitsprognoses en risicobeheersing, het professionaliseren
van het beheer van bijzondere uitkeringen en het optimaliseren van digitale systemen.
Omdat het financieel beheer ook een belangrijke pijler is voor solide overheidsfinanciën
heb ik met de eilanden afspraken gemaakt over de verdere verbetering van het financieel
beheer. Deze afspraken zijn vastgelegd in de bestuurlijke afspraken met de eilanden
waarover uw Kamer op periodieke basis wordt geïnformeerd. Waar nodig ondersteun ik
de eilanden met incidentele middelen en werk ik nauw samen met het Cft BES om deze
afspraken te realiseren.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat alles veel te versnipperd is, ook
als het gaat om de uitvoering. Elk ministerie houdt zich met zijn eigen zaken bezig.
Er moet meer daadkracht worden getoond en regie genomen worden. Budgetten moeten ook
tijdig beschikbaar worden gesteld door het ministerie. Zowel het kabinet als de bestuurders
op de eilanden moeten het belang van de gewone mensen en bedrijven voor ogen houden.
Zet die op één! Wat gaat het kabinet doen om de problemen van versnippering en het
ontbreken van daadkracht en uitvoeringskracht op te lossen?
Antwoord:
Als Staatssecretaris belast met het portefeuille Koninkrijksrelaties ga ik het Rijksbeleid
voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de grote opgaven op de eilanden de komende
tijd steviger coördineren. Dat doe ik vanuit het principe «comply or explain» langs
de bestuurlijke en economische lijn en in het sociaal en fysiek domein. Met name in
de fysieke leefomgeving herken ik uw punt dat elk ministerie zich vooral bezighoudt
met zijn eigen zaken. De komende tijd ga ik daarom ook werken aan een integrale aanpak
fysieke leefomgeving, in samenwerking met de Ministeries van VRO, IenW, KGG, EZ, LVVN
en OCW en met de eilandsbesturen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Met deze aanpak
wil ik een basis leggen voor meerjarige samenwerking waar we minder gesnipperd en
meer integraal gaan samenwerken aan het faseren en oplossen van (domeinoverstijgende)
opgaven in het fysieke domein.
Ik zie ook dat de voortgang op Bonaire, Sint Eustatius en Saba inderdaad belemmerd
wordt door het gebrek aan beschikbare uitvoeringscapaciteit op de eilanden. Belangrijke
factoren hier bij zijn de bijzondere positie en ligging van de eilanden, kleinschaligheid
en omvang van de beroepsbevolking. Het is de verantwoordelijkheid van de eilanden
om de uitvoeringskracht op orde te brengen. Daarbij is het mijn rol om hierbij te
ondersteunen en te faciliteren. Het versterken van de uitvoeringskracht is daarom
een belangrijke prioriteit van de bestuurlijke afspraken en zijn er in de afgelopen
jaren extra middelen beschikbaar gesteld. Daarbij realiseer ik mij dat dit tijd kost.
Vanuit dat perspectief neem ik ondersteunende maatregelen met behulp van onder andere
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Omgevingsdienst Nederland, beroepsverenigingen,
het projectenbureau bij de Rijksdienst Caribisch Nederland en andere organisaties.
In mijn recente Kamerbrief van 20 juni jl.15 ga ik nader in op de generieke en specifieke maatregelen die ik tref om de uitvoeringskracht
op de eilanden te verhelpen. Voor meer informatie hierover verwijs ik uw Kamer naar
deze brief.
De leden van de VVD-fractie vinden het overkoepelend overzicht van de rijksuitgaven
Caribisch Nederland in het jaarverslag ook nog te mager. Er staan alleen bedragen,
maar er staat geen inhoudelijke toelichting. Kan de Minister toezeggen dat dit in
de toekomst beter en uitgebreider wordt gedaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De inhoudelijke toelichting op de uitgaven van departementen, niet zijnde Koninkrijksrelaties,
is terug te vinden in de jaarverslagen van de desbetreffende departementen. Hiervoor
is bewust gekozen omdat de ministeriële verantwoordelijkheid voor deze uitgaven niet
bij de Minister van BZK is belegd maar bij de desbetreffende vakminister. Deze uitgaven
worden dan ook op de desbetreffende begrotingen verantwoord.
Ik acht het om die reden onwenselijk om deze verantwoordingsinformatie op te nemen
in het jaarverslag van Koninkrijksrelaties en BES-fonds. Volledigheidshalve merk ik
op dat de toelichting op de Rijksuitgaven die voor Caribisch Nederland op (departementale)
begrotingen staan ook terug te vinden is in bijlage 3 van het jaarverslag Koninkrijksrelaties
en BES-fonds.
De leden van de VVD-fractie lezen dat gedeputeerde van Financiën Abraham van Bonaire
vasthoudt aan zijn omstreden plan lokale belastingen weer door de eigen organisatie
te laten innen. Hij slaat daarmee het dringende advies van zowel het College financieel
toezicht als het Ministerie van BZK in de wind. Wat vindt het kabinet daarvan? Hoe
beoordeelt het kabinet deze actie mede in het licht van de punten die hierna in deze
inbreng aan de orde komen? Mag Bonaire dit zelfstandig besluiten? Wat gaat het kabinet
hieraan doen?
Antwoord:
Bonaire heeft aangegeven dat zij voornemens is om zelf de lokale belastingen te gaan
innen. Dit is een besluit dat het openbaar lichaam Bonaire zelfstandig kan nemen.
Het Cft BES heeft Bonaire geadviseerd om deze extra taak voorlopig niet uit te voeren
vanwege de personeelstekorten. Het risico bestaat dat het openbaar lichaam hierdoor
minder belastingen int dan nu door de Belastingdienst Caribisch Nederland.
Ik deel de zorgen van het Cft BES en heb zowel het bestuurscollege als de eilandsraad
van Bonaire opgeroepen terughoudend te zijn met deze stap. Dit ook gelet op de doorontwikkeling
die in 2025 en 2026 plaats zal moeten vinden in de gehele belastingadministratie van
het openbaar lichaam, de grote uitdaging die er reeds ligt op het inhalen van achterstallige
vorderingen en de verbeteringen die moeten worden doorgevoerd in het financieel beheer
van Bonaire. Deze werkzaamheden zouden prioriteit moeten krijgen.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de begroting van Bonaire sinds 2019 is verdubbeld
in omvang. Kan een totaaloverzicht gegeven worden van de bedragen voor de BES-eilanden
sinds 2010 en de ontwikkeling daarin in de afgelopen jaren (per jaar)?
Antwoord:
De eilanden ontvangen vanuit het BES-fonds middelen om de tussen het Rijk en de eilanden
overeengekomen taakverdeling naar behoren uit te kunnen voeren. Zie hieronder een
overzicht van de ontwikkeling van de vrije uitkering van Bonaire, Sint Eustatius en
Saba:
(bedragen x $ 1.000.000)
2016
2017
2018
2019
2020
Bonaire
27,3
27,4
28,1
27,6
33,6
Sint Eustatius
10,8
10,8
11,2
11,1
13,6
Saba
9,0
9,3
9,7
9,4
11,1
(bedragen x $ 1.000.000)
2021
2022
2023
2024
Bonaire
33,5
38,9
52,2
63,7
Sint Eustatius
14,8
13,0
18,8
26,7
Saba
12,7
18,3
22,8
26,3
Uit de concept-jaarrekening van Bonaire blijkt dat dat er 73,7 miljoen dollar in kas
zit. Dat is een gevolg van uitblijvende investeringen. Van de ontvangen 85 miljoen dollar
in 2024 is maar 32 miljoen dollar besteed. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat
het geld voor de mensen en bedrijven op de eilanden ook daadwerkelijk daar snel wordt
besteed en niet op de plank blijft liggen? Wat is daarvoor nodig?
Antwoord:
Zie gebundeld antwoord op de eerste vraag van de VVD-fractie.
De leden van de VVD-fractie zien dat de eilandsraden en bestuurscolleges van de BES
zijn verbolgen over het proces rondom de WolBES/FinBES. In tegenstelling tot wat is
besproken in een werkconferentie met de BES door Staatssecretaris van Huffelen, wilde
Staatssecretaris Szabó de Rijksvertegenwoordiger voor de BES behouden. Welk mandaat
had Staatssecretaris Van Huffelen zo vlak voor het aantreden van het nieuwe, volgende
kabinet? Overigens zijn deze leden van mening dat een nieuw kabinet een andere beslissing
kan nemen over hoe een wet eruit moet komen te zien. Het is wel goed dat de communicatie
hierover goed plaatsvindt. Bonaire noemt de handelwijze van Szabó disrespectvol, koloniaal
en wantrouwend. Staatssecretaris Szabó noemt in een brief hun toon ongepast. Hoe gaat
de demissionair Minister verder met dit proces? Wanneer kan het wetsvoorstel voor
de wijzigingen van de Wol/BES/FinBES in de Tweede Kamer liggen? Graag krijgen de leden
van de VVD-fractie een reactie.
Antwoord:
Ik ben het met de leden van de fractie van de VVD eens dat er goede communicatie moet
plaatsvinden als een nieuw kabinet een andere beslissing neemt over hoe een wet eruit
moet komen te zien. Ik heb kennisgenomen van het feit dat mijn voorganger ervoor heeft
gekozen om de functie van Rijksvertegenwoordiger te behouden. Daarbij heb ik vernomen
dat er over deze keuze meermaals met de eilandsbesturen is gesproken en dat mijn voorganger
de eilandsbesturen nadrukkelijk heeft uitgenodigd om mee te denken over de inrichting
van de functie. Het is aan de eilandsbesturen om hier ook gebruik van te maken. Dit
betekent voor mij wel iets ten aanzien van de planning van het wetsvoorstel. Hoewel
ik het besluit van mijn voorganger om de functie van Rijksvertegenwoordiger te behouden
overneem, vind ik wel dat de eilandsbesturen voldoende gelegenheid moeten hebben om
op het wetsvoorstel te kunnen reageren en zo nodig over de inzet van het eilandsbestuur
met de eilandsraad te spreken. Dit betekent dat ik er voor kies de nieuwe consultatie
zo vorm te geven dat de eilandsraden na hun zomerreces nog voldoende tijd hebben om
over het wetsvoorstel te spreken, ik kies er dus net als mijn beide voorgangers voor
verder te gaan met dit wetsvoorstel en daarmee met de consultatie. Ik vind ook dat
ik de gelegenheid moet bieden aan de bestuurscolleges om een bestuurlijk overleg met
mij te voeren tijdens de consultatie. Zoals het er nu naar uit ziet ben ik voornemens
om de consultatie te starten direct na de recesperiode van Bonaire, Sint Eustatius
en Saba op 18 augustus aanstaande voor 8 weken, waarmee de consultatie naar verwachting
zal eindigen op 13 oktober aanstaande. Na de consultatie zijn nog verschillende stappen
nodig voordat ik een voorstel kan indienen bij de Tweede Kamer.
Bij de persconferentie na het laatste bezoek in mei 2025 van Staatssecretaris Szabó
ging het ook mis. Er werd extra geld voor de BES aangekondigd: € 24 miljoen voor de
landbouw en € 16 miljoen voor de infrastructuur/wegen. De Staatssecretaris sprak zijn
teleurstelling uit dat er onvoldoende voor de burgers merkbare, resultaten worden
geboekt, ondanks de miljoenen van het Ministerie van BZK. Geld blijft op de plank
liggen, de Staatssecretaris wilde geen woorden maar daden. De leden van de VVD-fractie
begrijpen dat en hebben dat hiervoor ook aangegeven. Daarop heeft het bestuurscollege
weer gereageerd met een persbericht, er werd geklaagd over het uitblijven van het
overmaken van geld en wil administratieve voortvarendheid van het Rijk en zegt dat
Nederland de daadkracht van Bonaire ondermijnt. Hoe gaat de demissionair Minister
deze impasse oplossen? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.
Antwoord:
Zie gebundeld antwoord op de eerste vraag van de VVD-fractie.
De leden van de VVD-fractie hebben eerder een punt gemaakt van het betalen door Nederland
van beleid en onderwerpen die een taak zijn van de zelfstandige, autonome landen (CAS).
Nederland is voor de zelfstandige landen alleen verantwoordelijk voor defensie en
buitenlandbeleid. Dus waarom gebeurt er dan (buiten de landspakketten) meer dan dat?
Het gaat dan om de Borgstellingsregeling MKB (betaald door het Ministerie van EZ)
en 150 miljoen euro voor de energietransitie (SDE++, betaald door het Ministerie van
KGG). Welke extra geldstromen zijn er naar de CAS (buiten de landspakketten)? Het
geld voor de SDE++ is opgebracht door de Nederlandse belastingbetaler. Waarom is het
volgens het kabinet logisch dat zelfstandige landen daaruit geld kunnen krijgen? En
waarom betalen die landen daar dan niet aan mee? Eerder is toegezegd dat de Minister
van KGG daar nog op zou reflecteren. Dat is nog niet gebeurd. Wanneer kan de Tweede
Kamer de toegezegde reflectie ontvangen?
Antwoord:
Ik vind het belangrijk dat ondernemers kunnen groeien en innoveren. Dit vergroot ook
de zelfredzaamheid van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Daarom acht ik het van belang
dat de Subsidieregeling Borgstelling MKB-kredieten Aruba, Curaçao en Sint Maarten
(BMKB ACS) wordt opengesteld in deze landen. Er wordt naar gestreefd de BMKB ACS na
de zomer 2025 beschikbaar te stellen, zodat deze vanaf dan kan worden aangeboden door
de banken op Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Uit het SDE++-budget zijn tot op heden nog geen middelen uitgekeerd aan de Caribische
landen. De Minister van Klimaat en Groene Groei, onder wiens verantwoordelijkheid
de SDE++ valt, werkt momenteel samen met de nutsbedrijven van de landen aan een verkenning
van mogelijke bestedingen van SDE++-middelen in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
De SDE++-regeling is bedoeld als stimulans, niet als volledige financiering. Daarom
is het logisch en noodzakelijk dat de landen zelf ook substantieel moeten bijdragen
aan de realisatie van hun verduurzamingsopgave met inzet van eigen financiële middelen
en capaciteit. Alleen op die manier kan de transitie naar een duurzame energievoorziening
in het Caribisch deel van het Koninkrijk daadwerkelijk duurzaam en toekomstbestendig
worden ingericht. Met deze toelichting is ook breder ingegaan op de rolverdeling en
verantwoordelijkheden bij verduurzaming in de autonome landen en beschouw ik de toezegging
vanuit het debat Economische Ontwikkeling en Zelfredzaamheid Caribische delen van
het Koninkrijk d.d. 16 april j. als afgedaan.
Voor 2025 hebben de leden van de VVD-fractie met enkele andere fracties de bezuiniging
op de Koninklijke Marechaussee (KMar) teruggedraaid met een amendement. Deze was ingeboekt
om de taakstelling op subsidies in te vullen. De KMar is echter helemaal geen subsidie,
zoals bedoeld in de taakstelling. De KMar heeft een belangrijke rol op de eilanden.
Deze leden vinden dit niet alleen in 2025 niet uitlegbaar, maar ook voor de komende
jaren. Volgens de Staatssecretaris is er geld over vanwege personele bezetting. Voornoemde
leden vinden dan ook dat dit probleem opgelost moet worden, in plaats van te bezuinigen.
Hoe gaat het kabinet dit oplossen? Hoe gaat het kabinet de bezuiniging op de KMar
terugdraaien in de begroting 2026 en daarna? Graag krijgen deze leden een reactie.
Antwoord:
Onder het protocol versterking grenstoezicht zet Nederland sinds 2021 met de Landen
in op het tegengaan van transnationale criminaliteit. Nederland heeft middelen beschikbaar
gesteld voor de plaatsing van functionarissen van de Koninklijke Marechaussee (KMar)
in de Landen in het kader van twinning. In de afgelopen jaren is er sprake geweest
van onderuitputting van deze middelen, onder meer door uitdagingen bij de werving
van specialistisch personeel. Daarnaast heeft een reorganisatie binnen de KMar geleid
tot een vertraagde invulling van enkele functies. Hierdoor is de personele bezetting
in de Caribische landen niet conform planning gerealiseerd. Bij de subsidietaakstelling
is gekozen om dit deels te dekken uit subsidies en deels uit KMar programmageld. Dit
vanwege de jarenlange onderuitputting op dit dossier. De onderuitputting neemt echter
jaarlijks af, naarmate de KMar erin slaagt meer personeel te werven. De KMar zet zich
maximaal in om de gemaakte afspraken na te komen en verwacht begin 2026 elf van de
dertien openstaande FTE ingevuld te hebben. Hoewel er op dit moment sprake is van
een taakstelling op het programmageld, wordt de beloofde inzet nagekomen en blijft
de continuïteit van het werk van de KMAR en de beoogde doelstellingen gewaarborgd.
De leden van de VVD-fractie constateren dat er de afgelopen maanden terecht veel is
gesproken over de afvalstort Selibon op Bonaire met gevolgen voor de veiligheid en
de gezondheid van omwonenden en voor het milieu en de natuur. Een situatie die in
Nederland misstaat. Er moet nog een verantwoording komen van de € 6 miljoen die is
verstrekt aan Selibon en het openbaar lichaam Bonaire. Die komt medio juli 2025 definitief.
Maar toegezegd is eerder een voorlopige uitkomst te delen met de Tweede Kamer. Wanneer
kan dit plaatsvinden? En waarom staat er weinig tot niets over Selibon in het Jaarverslag
2024? De leden van de VVD-fractie krijgen graag een reactie.
Antwoord:
Het openbaar lichaam Bonaire (OLB) werkt momenteel aan de verantwoording over de middelen
die in het kader van het programma «Afvalbeheer op maat» zijn verstrekt. De Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat zal uw Kamer hierover informeren.
De waarnemend Rijksvertegenwoordiger is een zelfstandig bestuurder met een aantal
wettelijke taken en bevoegdheden die zijn vastgelegd in de Wet openbare lichamen Bonaire,
Sint Eustatius en Saba (WolBES), waaronder de artikelen die raken aan interbestuurlijk
toezicht en indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing. Deze bevoegdheid stelt de waarnemend
Rijksvertegenwoordiger in staat om namens het Bestuurscollege van Bonaire te handelen
als het college nalaat door de wet gevorderde beslissingen te nemen. Deze bevoegdheid
voert hij eigenstandig uit, daarnaast loopt de financiële ondersteuning van het OLB
op het gebied van afval via het Ministerie van IenW. Dit verklaart waarom er in het
jaarverslag 2024 Koninkrijksrelaties relatief weinig terug te vinden is over Selibon.
Inbreng leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het jaarverslag en de slotwet
Koninkrijksrelaties en het BES-fonds voor het jaar 2024. Over deze stukken hebben
zij een aantal vragen aan de Minister.
Deze leden lezen in de memorie van toelichting terug dat er sprake is van structurele
onderuitputting, als gevolg van bijvoorbeeld arbeidskrapte. De onderuitputting is
naar mening van deze leden aanzienlijk, zeker gezien de forse investeringen die bedoeld
zijn om onder andere de bestuurskracht en sociaaleconomische structuur van de Caribische
delen van het Koninkrijk te versterken. Voornoemde leden willen aan de Minister vragen
wat de verklaring is voor de aanhoudende onderuitputting binnen de begroting Koninkrijksrelaties
en in hoeverre acht de Minister deze ontwikkeling problematisch in het licht van de
urgente maatschappelijke uitdagingen in de Caribische delen van het Koninkrijk?
Antwoord:
In 2024 is op de begroting van Koninkrijksrelaties de grootste onderuitputting te
vinden in de budgetten van de Tijdelijke Werkorganisatie TWO). Het gaat hier om in
totaal € 4 mln. op de subsidie- en opdrachtenbudgetten. Deze onderuitputting wordt
niet veroorzaakt door krapte op de arbeidsmarkt, noch is deze structureel. De oorzaak
is dat minder subsidies en opdrachten zijn vertrekt dan aanvankelijk verondersteld.
Dit komt met name door de regeringswissel op Sint Maarten en de vervroegde verkiezingen
op Aruba. Meerdere trajecten moesten hierdoor worden getemporiseerd. Een andere oorzaak
is dat de facturen van een aantal verstrekte opdrachten niet tijdig ontvangen zijn
en daardoor niet meer voor de jaarafsluiting verwerkt konden worden.
Ik heb begrip voor het feit dat sommige trajecten door de regeringswisselingen op
Sint Maarten en Aruba vertraging hebben opgelopen. Het is aan de autonome landen zelf
om hier de juiste afwegingen in maken, ook als dit betekent dat een deel van de TWO-middelen
hierdoor terugvloeit naar de Nederlandse staatskas.
Verder lezen de aan het woord zijnde leden dat het jaarverslag het belang van het
versterken van de uitvoeringskracht bij zowel de openbare lichamen van Caribisch Nederland
als bij de autonome landen benadrukt. Tegelijkertijd blijkt uit de praktijk dat beperkte
ambtelijke capaciteit bureaucratische belemmeringen en onvoldoende projectmanagement
leiden tot een lage realisatiegraad. Deze leden willen aan de Minister vragen welke
concrete maatregelen worden getroffen om de structurele uitvoeringsproblematiek op
de eilanden aan te pakken, zodat de toegezegde middelen in de toekomst daadwerkelijk
besteed worden aan de beoogde doelen? Nu onderuitputting kennelijk een jaarlijks terugkerend
fenomeen is, willen deze leden vragen of de Minister bereid is met een periodiek mechanisme
te gaan werken waarin beschikbare middelen bij niet-benutting worden herverdeeld naar
projecten met een aantoonbare uitvoeringsslagkracht. Is het mogelijk hierbij daadkrachtig
samen te werken met het Ministerie van Financiën en overige instellingen of departementen
om de doelmatigheid van uitgaven structureel te verhogen?
Antwoord:
De problematiek ten aanzien van uitvoeringskracht op Bonaire, Sint Eustatius en Saba
verschilt per eiland. In samenwerking met de eilanden treft het kabinet generieke
en specifieke maatregelen om de uitvoeringskracht te bevorderen. Dit gaat bijvoorbeeld
om de verhoging van de vrije uitkering om meer balans te brengen tussen de beschikbare
middelen en het takenpakket van de eilanden. Daarbij worden de eilanden een aantal
specifieke ondersteuningsinstrumenten aangeboden, dit doe ik onder andere in samenwerking
met de VNG en Omgevingsdienst NL. Een overzicht hiervan heb ik recent met uw Kamer
gedeeld bij de brief over het waarborgen van het principe «comply or explain»16.
Het versterken van de uitvoeringskracht op Aruba, Curaçao en Sint Maarten is een van
de prioritaire doelstellingen van de Landspakketten. Het gaat enerzijds om tijdelijke
capaciteitsversterking ten behoeve van het wegwerken van achterstanden, of het kunnen
doorvoeren van noodzakelijke hervormingen, en anderzijds om duurzame versterking.
Zo lopen op Aruba, Curaçao en Sint Maarten diverse trajecten om de financiële functie,
de wetgevingsfunctie, de IT functie of de HR functie duurzaam te versterken. In sommige
gevallen vindt gerichte organisatorische versterking plaats, zoals bijvoorbeeld de
transformatie van de Belastingdienst op Sint Maarten. Ook worden opleidingstrajecten
aangeboden, bijvoorbeeld op het gebied van project- en programmamanagement.
Gedurende het begrotingsjaar vindt structureel overleg plaats met de besturen van
de Caribische eilanden om te bezien of uitvoering binnen de jaargrens haalbaar is.
Indien blijkt dat uitvoering niet binnen de jaargrens haalbaar is, wordt gekeken indien
dat nodig is voor de uitvoering of de middelen via kasschuiven naar latere jaren doorgeschoven
kunnen worden. Indien dit niet mogelijk is, wordt gekeken of de beschikbare middelen
met goedkeuring van het Ministerie van Financiën effectief ingezet kunnen worden op
andere onderdelen binnen DGKR.
De leden van de NSC-fractie lezen in het jaarverslag dat eind 2024 een overeenkomst
is gesloten voor de bouw van een nieuwe gevangenis op Sint-Maarten, een voorziene
oplevering in 2028. De geschiedenis van infrastructuurprojecten op Sint-Maarten, waaronder
eerdere fases van de wederopbouw, het vliegveld en eerdere plannen rondom het gevangeniswezen,
laat echter zien dat structurele obstakels zoals bestuurlijke zwakte, ontoereikende
projectcoördinatie en beperkte toezichtcapaciteit de voortgang ernstig kunnen vertragen.
Deze leden willen vragen hoe de Minister het risico beoordeelt dat de bouw van een
nieuwe detentiefaciliteit wederom wordt vertraagd of onvoldoende wordt gerealiseerd,
gezien de bestuurlijke en uitvoeringsproblemen? Kan de Minister toelichten welke concrete
afspraken er zijn gemaakt over de planning, kwaliteitsbewaking en tussentijdse verantwoordingsmomenten
voor dit project? En op welke wijze kan worden geleerd van eerdere fouten om deze
opnieuw te voorkomen?
Antwoord:
Bij grote en complexe infrastructuurprojecten wereldwijd is altijd een risico van
vertragingen aanwezig. Eerdere ervaringen hebben ons geleerd dat de door de vraagsteller
beschreven risico’s gemitigeerd kunnen worden door het inschakelen van externe expertise
en capaciteit. Voor de gevangenis is daarom gekozen een overeenkomst aan te gaan met
de United Nations Office for Project Services (UNOPS). Hiermee is adequate projectcoördinatie
door UNOPS gewaarborgd. Een projectteam van UNOPS is aanwezig op Sint Maarten, waarmee
de afhankelijkheid van de beschikbare capaciteit en expertise bij de overheid van
Sint Maarten sterk is verkleind. Binnen de overeenkomst is een solide governance structuur
ingericht, met duidelijke richtlijnen over verantwoordelijkheid en verantwoording
en gericht op eigenaarschap van Sint Maarten, waarmee Nederland (als observant) en
Sint Maarten op basis van vooraf vastgestelde deliverables kunnen monitoren op de
voortgang. Daarnaast werkt UNOPS met in- en externe kwaliteitsbewakingsmethodieken,
waaraan alle opgeleverde producten worden onderworpen. Gedurende de afgelopen periode
heeft UNOPS ervaring opgedaan met werken in de Sint Maartense context tijdens de eerste
fase van het project waarin een programma van eisen, een ontwerp en het aanbestedingstraject
is voorbereid. Het mitigeren van risico’s is een continue proces en onderdeel van
de periodieke verantwoording van UNOPS richting de contractpartijen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat in het jaarverslag wordt erkend dat er sprake
is van aanzienlijke achterstand in de implementatie van mensenrechtenverdragen in
Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Tegelijkertijd blijkt dat sinds het AIV-advies uit
2018 nauwelijks voortgang is geboekt: meerdere verdragen zijn nog niet geratificeerd
of worden slechts «wenselijk» geacht voor medegelding. Deze verdragen betreffen onder
meer de bestrijding van mensenhandel, bescherming tegen gedwongen verdwijning en rechten
van personen met een handicap. Deze leden vragen hoe de Minister het beoordeelt dat
er anno 2025 nog steeds zeven mensenrechtenverdragen zijn die niet of slechts deels
van toepassing zijn op (delen van) het Caribisch deel van het Koninkrijk, terwijl
deze verdragen voor het Europese deel van Nederland al jaren gelden. Acht de Minister
het aanvaardbaar dat inwoners van het Caribisch deel van het Koninkrijk niet of slechts
beperkt kunnen rekenen op bescherming door verdragen die elders in het Koninkrijk
wél gelden? Deze leden vragen of de Minister een overzicht kan geven van alle internationale
verdragen die in Europees Nederland wél gelden, maar in het Caribisch deel van het
Koninkrijk nog niet zijn geïmplementeerd, alsmede een overzicht per verdrag wat de
huidige stand van zaken is. Heeft de Minister de intentie zich in te zetten om al
deze verdragen wel geldig te laten zijn in de Caribische delen van het Koninkrijk?
Verder lezen deze leden dat het jaarverslag meldt dat een commissie met vertegenwoordigers
van de vier landen toezicht houdt op implementatie, maar dat concrete doelstellingen,
deadlines en een transparante planning ontbreken. Het is niet duidelijk wat prioriteit
heeft.
Antwoord:
Ik herken mij niet in het beeld dat er sinds het AIV-rapport van 2018 nauwelijks voortgang
is geboekt door de landen. De term «wenselijk» is de standaardbewoording in deze context.
De autonome landen mogen namelijk binnen ons staatsrechtelijk kader zelf beslissen
of zij medegelding wensen. Dit wordt door het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan
de autonome landen voorgelegd door middel van de zogenaamde medegeldingsvraag. Sinds
het AIV-rapport is, met resultaat, door de autonome landen hard gewerkt aan de implementatie
van verschillende mensenrechtenverdragen. Deze implementatie is noodzakelijk voordat
tot bekrachtiging kan worden overgegaan. Het wettelijk stelsel en beleidskader moet
immers de bekrachtiging van het verdrag kunnen dragen. Dit heeft de afgelopen jaren
geleid tot de bekrachtiging van meerdere verdragen. Momenteel wordt door de landen
gewerkt aan de implementatie van de meer complexe en omvangrijke verdragen op de lijst
die bij het jaarverslag gevoegd is, zoals het Verdrag van Istanbul. Deze implementatie
vergt veel capaciteit en kennis en biedt bovendien specifieke uitdagingen voor landen
met bijvoorbeeld kleine gemeenschappen of een insulair karakter, zoals de autonome
landen. Ik onderschrijf het belang van de gelding van mensenrechten in alle delen
van het Koninkrijk en ben daarom blij dat de gelding van deze verdragen als wenselijk
wordt gezien en dat hieraan gewerkt wordt door de regeringen van de autonome landen.
Voor een overzicht van de internationale verdragen die reeds gelden in Nederland maar
nog niet in de Caribische delen van het Koninkrijk verwijs ik u graag naar de Verdragenbank,
waarin hiervan per verdrag een volledig overzicht is opgenomen. Het is verder niet
aan mij of het wenselijk is of verdragen gelding hebben in de autonome landen. Die
vraag is, zoals reeds genoemd, binnen ons staatsrechtelijk stelsel in de meeste gevallen
voorbehouden aan de regeringen van de autonome landen van het Koninkrijk. Tot slot
verwijst de NSC-fractie naar de subcommissie implementatie mensenrechtenverdragen
van het Ambtelijk Wetgevingsoverleg Koninkrijksrelaties (AWOK). Deze subcommissie
houdt geen toezicht, maar is een samenwerkingsverband waarbinnen ambtelijk kennis
en beste praktijken gedeeld worden ten behoeve van de implementatie van mensenrechtenverdragen.
Voortbordurend op een eerder gestelde vraag, kan de Minister aangeven waarom in het
jaarverslag een concreet tijdpad of implementatieagenda ontbreekt? Heeft de Minister
de intentie alsnog een dergelijk overzicht te verstrekken en toe te sturen aan de
Kamer?
Antwoord:
De implementatie van verdragen is een landsaangelegenheid en verschilt zodoende per
land. Gezien dit binnen ons staatsrechtelijk stelsel een bevoegdheid van de autonome
landen binnen ons Koninkrijk betreft beschik ik niet over concrete tijdspaden of een
implementatieagenda.
De leden van de NSC-fractie hebben meerdere malen gehamerd op het tegengaan van versnipperde
departementale verantwoordelijkheid wat betreft het bestuur op de Caribische delen
van het Koninkrijk. Het nemen van regie door de verantwoordelijke bewindspersoon en
een effectieve samenwerking zijn van groot belang voor de eilanden en landen. In het
jaarverslag wordt gesteld dat het implementatietraject wordt geïntegreerd in een breder
traject van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Kan de Minister aangeven of er
bij deze keuze sprake is van gedeelde verantwoordelijkheid of juist afschuiving van
regie? Is dit niet in tegenspraak met de toezegging van het kabinet aan de Kamer om
jaarlijks te rapporteren over de voortgang? Kan de Minister overwegen het traject
alsnog te beleggen bij een zelfstandige programmatische aanpak onder verantwoordelijkheid
van de verantwoordelijke bewindspersoon van Koninkrijksrelaties? Mocht dit niet wenselijk
zijn, om wat voor redenen dan ook, zou de Minister bereid zijn samen met het Ministerie
van Buitenlandse Zaken een structurele rapportageverplichting aan de Kamer te voeren
over de voortgang van de implementatie van internationale verdragen?
Antwoord:
Uw Kamer is bij brief van 16 oktober 202317 geïnformeerd over de integratie van de trajecten van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik kan beamen
dat deze integratie inderdaad gericht is op een gedeelde verantwoordelijkheid waarbij
nauw wordt samengewerkt tussen de Nederlandse departementen en de regeringen van de
autonome landen van het Koninkrijk. Het kabinet rapporteert thans nog steeds jaarlijks
over de voortgang van verdragsimplementatie.
De leden van de NSC-fractie hechten veel waarde aan de situatie van gezinnen en de
jeugd in de Caribische delen van het Koninkrijk. De Onderwijsinspectie heeft aangegeven
dat scholen te maken hebben met problemen zoals onvoldoende kwaliteit, gebrek aan
gekwalificeerd personeel, begeleiding van leerlingen of problemen met een onveilige
schoolomgeving. Op sommige terreinen is vooruitgang geboekt, maar deze blijkt te kwetsbaar
door een gebrek aan gekwalificeerd personeel en structurele ondersteuning. Deze leden
maken zich grote zorgen over de mentale gezondheid van kinderen en jongeren, en er
wordt geconstateerd dat – ondanks de vele onderzoeken – een totaaloverzicht van de
situatie rondom gezinnen en jeugd ontbreekt. Zou de Minister kunnen toezeggen dat
er zal worden gewerkt aan een dergelijk totaaloverzicht? Deze leden zijn van mening
dat een dergelijk overzicht de besluitvorming en voortgangsbewaking ten goede zal
komen.
Antwoord:
Er zijn periodiek verschillende monitoringsrapportages beschikbaar die informatie
geven over de situatie van gezinnen en jeugd. Zo is er het Scholierenonderzoek Caribisch
Nederland (onderdeel van de landelijke Jeugdmonitor), die elke 4 jaar wordt uitgevoerd
en informatie geeft over de leefsituatie van jongeren op Bonaire, Saba en Sint Eustatius
om een beeld te krijgen van hoe hun leven eruit ziet en hoe het met hen gaat. Daarnaast
is er recent, via de 0- meting die de Universiteit Leiden heeft uitgevoerd, meer informatie
beschikbaar gekomen ten aanzien van geweld in de thuissituatie en opvoedstijlen. De
verwachting is dat, nu ieder lokaal team die de eerstelijnshulpverlening aan de gezinnen
biedt een registratiesysteem heeft geïmplementeerd, er de aankomende jaren ook lokaal
meer data kan worden verzameld over de situaties van de gezinnen.
Lokaal wordt er nu al richting aan de inzet op de situatie van gezinnen en de jeugd.
Zo is er op Bonaire bijvoorbeeld met behulp van de stem van jongeren lokaal jeugdbeleid
ontwikkeld, waarin mentale gezondheid van jongeren een plek heeft gekregen.
Deze leden hebben in andere onderzoeken teruggelezen dat in bepaalde delen van Caribisch
Nederland een normalisering is van kindermishandeling in de vorm van verbaal of fysiek
geweld. De gezinsdynamiek wordt vaak door financiële aspecten onnodig onder druk gezet.
Deze leden willen aan de Minister vragen op wat voor manier op dit moment sprake is
van ondersteuning voor gezinnen die in dit soort situaties verkeren. Op wat voor manier
wordt in deze ondersteuning voorzien in gezinsvriendelijk beleid, financiële educatie
en het doorbreken van opvoedingsstereotypen? Is de Minister van mening dat het huidige
beleid voldoende is, of is het nodig dat dit beleid de komende periode flink moet
worden verstevigd? Deze leden willen graag een uitgebreide toelichting op dit onderwerp.
Antwoord:
Bonaire, Saba en Sint Eustatius zijn verantwoordelijk voor preventie en eerstelijns
ondersteuning aan gezinnen. Ieder eiland beschikt sinds een aantal jaar over een lokaal
team van professionals die gezinnen op meerdere leefgebieden kunnen ondersteunen.
Zo kunnen gezinnen van Saba en St. Eustatius hulp vanuit de lokale teams ontvangen
op diverse leefgebieden, waaronder financiële educatie en opvoedondersteuning. Ook
op Bonaire kunnen gezinnen, sinds de oprichting van Sentro Akseso in 2022, rekenen
op een integrale en systematische aanpak van hun problemen doordat zij diverse hulp
bieden zoals maatschappelijk werk, opvoedondersteuning en schuldhulpverlening. De
lokale teams zijn echter nog in opbouw en worden voortdurend verstevigd om dit aanbod
te optimaliseren.
Vanuit de tweedelijns jeugdzorg worden gezinnen waarbij sprake is van onveiligheid
in de thuissituatie ondersteund door Jeugdzorg CN (onderdeel van ZJCN). Vanuit de
gezinsgerichte methode wordt toegewerkt naar blijvende veiligheid van het betrokken
kind door een systeemgerichte aanpak waarbij de focus ligt op de krachten binnen het
systeem. Door het systeem te mobiliseren en waar nodig te compenseren wordt de veiligheid
van het kind vergroot en geborgd.
Een systeemgerichte aanpak is noodzakelijk om de situatie in gezinnen met complexe
en meervoudige problematiek te verbeteren. Om die reden en ter aanvulling op bovengenoemd
aanbod heeft ZJCN samen met Akseso, EOZ, MHC en Jeugdzorg een intensieve aanpak ontwikkeld
om deze gezinnen langer en beter te ondersteunen binnen Caribisch Nederland: «Famia
Fuerte». Famia Fuerte is een integraal team met professionals vanuit deze organisaties
en ondersteunt deze gezinnen intensief en outreachend en heeft als doel dat alle gezinsleden
veilig thuis kunnen (blijven) wonen. Famia Fuerte is er voor die gezinnen waarvoor
eerdere hulpverlening niet voldoende tot verandering heeft geleid en voor gezinnen
die moeilijk(er) bereikbaar zijn voor hulp en een andere benadering behoeven. Famia
Fuerte is eind 2024 gestart op Bonaire met een pilot van een jaar om de effectiviteit
van deze aanpak te onderzoeken en de mogelijkheden tot structurele realisatie van
dit aanbod op Bonaire, en eventuele uitbreiding (in aangepaste vorm) naar Saba en
St. Eustatius, indien de aanpak effectief blijkt.
Mijn ministerie heeft samen met UNICEF en de openbare lichamen het programma «Kinderen
in hun Kracht» ontwikkeld en gefinancierd. Hiermee worden Bonaire, Saba en Sint Eustatius
ondersteund in hun taak ten aanzien van preventie. Belangrijk onderdeel van dit programma
is het stimuleren van positief opvoeden op een laagdrempelige manier. Zo gaat UNICEF
actief de wijken in om via interactief theater het gesprek over opvoeden aan te gaan
met de ouders. Ook worden er filmpjes gemaakt met lokale ouders waarbij de focus ligt
op hoe zij positief opvoeden. Het stimuleren van positief opvoeden – ook als vorm
van preventie van geweld tegen kinderen – blijft een belangrijk aandachtspunt en is
een van de aanbevelingen van het VN-Kinderrechtencomité, dat adviseert hier structureel
aandacht aan te blijven besteden.
Het Ministerie van SZW werkt samen met Bonaire, Sint Eustatius en Saba aan laagdrempelige
hulpverlening bij financiële zorgen en het voorkomen daarvan. Om een betere infrastructuur
voor schuldhulpverlening in Caribisch Nederland te realiseren heet het Ministerie
van SZW middelen verstrekt gericht op ondersteuning van de openbare lichamen bij het
opzetten van laagdrempelige schuldhulpverlening (NVVK), publieksvoorlichting, onderzoek
en deskundigheidsbevordering (Nibud) en het opstellen van een modelverordening voor
armoederegelingen (Stimulansz).
Conform het «Comply or Explain» principe is er vanuit de middelen voor de subsidieregeling
financiële educatie op scholen 1 miljoen euro gereserveerd voor Bonaire, Sint Eustatius
en Saba. Op dit moment vinden gesprekken plaats om samen met de eilanden een aanpak
te ontwikkelen met betrekking tot financiële educatie die past bij de lokale situatie
en daardoor ook duurzaam en effectief is. Dat is financiële educatie voor zowel kinderen
als volwassenen.
Beleidsmatig wordt er tevens ingezet met de betrokken relevante ministeries en Bonaire,
Saba en Sint Eustatius op een toekomstvisie en daarmee samenhangende aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling. Op dit moment wordt dat nader uitgewerkt. Tijdens de
No Mas No More conferentie die van 17–19 juni op Sint Maarten plaats vond, is hier
weer een inhoudelijke stap op gezet. U wordt over de uitkomsten hiervan in het najaar
geïnformeerd.
II. Volledige agenda
Jaarverslag Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2024
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark
– 21 mei 2025 Jaarverslag Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2024 – Kamerstuk 36 740 IV, nr. 1
Antwoorden feitelijke vragen Jaarverslag Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2024
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark
– 10 juni 2025 Beantwoording vragen commissie over het Jaarverslag Koninkrijksrelaties
en het BES-fonds 2024 (Kamerstuk 36 740 IV, nr. 1) – Kamerstuk 36 740 IV, nr. 6
Slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2024
Begroting – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark
– 21 mei 2025 Slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2024 – Kamerstuk 36 740 IV
Antwoorden feitelijke vragen Slotwet Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2024
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark
– 10 juni 2025 Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden – Kamerstuk 36 740 IV, nr. 8
Aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij Koninkrijksrelaties
en het BES-fonds
Rapport/brief Algemene Rekenkamer – president van de Algemene Rekenkamer, P.J. Duisenberg
– 21 mei 2025 Aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024
bij Koninkrijksrelaties en het BES-fonds – Kamerstuk 36 740 IV, nr. 2
Antwoorden feitelijke vragen Aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek
2024 bij Koninkrijksrelaties en het BES-fonds
Brief regering – Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark
– 10 juni 2025 Beantwoording vragen commissie, gesteld aan de regering, over het rapport
Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij Koninkrijksrelaties en het BES-fonds
(Kamerstuk 36 740 IV, nr. 2) – Kamerstuk 36 740 IV, nr. 7
Rapportages voortgangscommissie Sint Maarten
Brief regering – Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, F.Z.
Szabó – 12 februari 2025 Rapportages voortgangscommissie Sint Maarten – Kamerstuk
36 600 IV, nr. 48
Tweede halfjaarrapportage C(A)ft en Cft BES 2024
Brief regering – Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, F.Z.
Szabó – 15 april 2025 Tweede halfjaarrapportage C(A)ft en Cft BES 2024 – Kamerstuk
36 600 IV, nr. 54
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. (Olger) van Dijk, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
L. van der Graaf, adjunct-griffier