Brief Presidium : Brief van het Presidium met een reactie op de rechterlijke uitspraak van 12 juni 2025 over het lekken van vertrouwelijke informatie
36 221 Instellen van een extern onderzoek naar aanleiding van twee anonieme brieven
Nr. 18 BRIEF VAN HET PRESIDIUM
Den Haag, 27 juni 2025
Aan de Leden,
Op 28 september 2022 heeft het Presidium, op basis van zijn verantwoordelijkheid als
werkgever en daarover geadviseerd door de landsadvocaat, besloten een feitenonderzoek
te laten verrichten naar aanleiding van twee in 2022 ontvangen anonieme brieven.
Dezelfde avond is een aantal berichten in de media, waaronder de NRC, verschenen.
Daaruit bleek dat vertrouwelijke informatie uit het Presidium is gelekt. Journalisten
hebben inzage gehad in stukken over het feitenonderzoek waartoe het Presidium die
dag een besluit had genomen, waaronder één van de ontvangen anonieme brieven en een
advies van de landsadvocaat.
Op 3 oktober 2022 heeft de voormalige Kamervoorzitter Bergkamp, mede namens het Presidium,
aangifte gedaan van dit lekken. In de periode daarna is de Rijksrecherche een onderzoek
gestart. Tijdens het onderzoek zijn uiteindelijk twee verdachten in beeld gekomen.
Ten aanzien van één verdachte is de Officier van Justitie tot vervolging overgegaan.
Op 5 februari 2025 (regie) en 15 mei 2025 (inhoudelijke behandeling) is de zaak door
de Rechtbank Den Haag op zitting behandeld.
Vonnis
Op 12 juni 2025 heeft de Rechtbank uitspraak gedaan in deze zaak naar het lekken van
vertrouwelijke informatie uit het Presidium. De Rechtbank overweegt dat, hoewel vaststaat
dat vertrouwelijke informatie is gelekt uit de vergadering van het Presidium van 28 september
2022, het overtuigende bewijs voor betrokkenheid van de verdachte bij dit lekken ontbreekt
en spreekt de verdachte daarom vrij.
De Rechtbank overweegt dat het onderzoek naar aanleiding van de aangifte belastende
omstandigheden heeft opgeleverd, die weliswaar wijzen op mogelijke betrokkenheid van
de verdachte bij het lekken aan (een) journalist(en) van NRC, maar dat deze omstandigheden
niet het vereiste overtuigende bewijs opleveren. Daarbij neemt de Rechtbank in aanmerking
dat naar acht aanwezige leden van het Presidium geen onderzoek is verricht. Ook staat
vast dat negentien personen direct of indirect op de hoogte waren van het besluit
tot het feitenonderzoek, maar dat dit aantal nog vele malen hoger kan liggen. Naar
veel personen is derhalve geen onderzoek gedaan. Daarnaast overweegt de Rechtbank
dat een aantal belastende verklaringen veel vermoedens en aannames bevatten. Bovendien
is het, zo overweegt de Rechtbank, vaker voorgekomen dat vertrouwelijke informatie
vanuit de Tweede Kamer is gelekt. Uit de verhoren komt een beeld naar voren van een
organisatie waarin maar weinig informatie daadwerkelijk vertrouwelijk blijft.
Het Openbaar Ministerie heeft besloten geen hoger beroep in te stellen. De Rijksrecherche
heeft uitgebreid onderzoek gedaan. Daarom is de verwachting van het Openbaar Ministerie
dat vervolgonderzoek niet zal leiden tot een andere uitspraak van de rechter.
Andere bevindingen van de Rijksrecherche
De Rijksrecherche heeft uitvoerig onderzoek gedaan en daarbij bevoegdheden toegepast
als het tappen van telefoongesprekken, doorzoeken van e-mailboxen en vorderen van
telefoongegevens. Verder zijn personen door de Rijksrecherche gehoord. De Rijksrecherche
heeft in deze kwestie geen onderzoek gedaan naar Kamerleden, aangezien zij hiertoe
geen onderzoeksbevoegdheid heeft. Hiervoor geldt een speciale, op artikel 119 van
de Grondwet gebaseerde, procedure met betrekking tot ambtsmisdrijven. Het Openbaar
Ministerie heeft geen aanleiding gezien het onderzoek aan de Tweede Kamer (of het
Presidium) over te dragen met het oog op deze procedure. Hieruit maakt het Presidium
op dat het onderzoek van de Rijksrecherche geen bevindingen heeft opgeleverd die het
vermoeden opleveren van een ambtsdelict van een Kamerlid.
Het onderzoek was gericht op het lekken van vertrouwelijke informatie voor of op 28 september
2022. Los daarvan zijn echter ook bevindingen en waarnemingen naar voren gekomen die
een zorgelijk beeld opleveren van het handelen van een deel van de hoogste ambtelijke
leiding van destijds in de verhouding tot het Presidium. Het betreft ambtenaren waarvoor
het Presidium (deels) belast is met de invulling van het werkgeverschap.1
Het Presidium roept in herinnering dat op 14 september 2022 de tweede anonieme brief
in het Presidium is besproken. De toenmalige Griffier en de toenmalige directeur Huisvesting
waren bij deze bespreking aanwezig. Zij hebben de concrete signalen bevestigd, mede
op grond van eigen ervaring en waarneming, en een indringend appel gedaan op het Presidium
om een onderzoek te starten naar de gebeurtenissen of situaties die in de brief worden
beschreven. Uit oogpunt van goed werkgeverschap heeft het Presidium, na advies van
de landsadvocaat, op 28 september 2022 unaniem besloten een extern, onafhankelijk
feitenonderzoek te laten uitvoeren.
Op voorhand was evident dat het Presidiumbesluit ingrijpende gevolgen zou kunnen hebben
voor betrokken personen, niet in de laatste plaats voor de voormalig Kamervoorzitter
Arib. Bij de voorbereiding en uitvoering van een dergelijk besluit mag worden verwacht
dat de ambtelijke leiding, waarbij de Griffier als leidinggevende van de ambtelijke
organisatie is belast met de invulling van het werkgeverschap jegens Kamerambtenaren,
zo volledig mogelijk openheid van zaken geeft en aan het Presidium vooraf alle informatie
beschikbaar stelt die relevant kan zijn. Hierin zijn de voormalig Griffier en de directeur
Huisvesting naar het oordeel van het Presidium tekortgeschoten.
Na kennisneming van het strafdossier is voor het Presidium duidelijk dat de toenmalige
Griffier, in ieder geval op een gegeven moment, op de hoogte raakte dat de voormalige
directeur Huisvesting nauw betrokken is geweest bij het opstellen van de tweede anonieme
brief. Verder had de directeur al in de zomer van 2022 contact met de NRC-journalist
aan wie later – door een onbekend iemand – de vertrouwelijke informatie is gelekt.
Uit dit contact, dat uit hoofde van de functie van directeur Huisvesting niet gebruikelijk
is, was voor de directeur duidelijk dat de journalist werkte aan een artikel over
onrust in de ambtelijke organisatie die te maken zou hebben met de oud-Kamervoorzitter
Arib. Deze omstandigheden met betrekking tot de tweede anonieme brief en het contact
met de NRC hebben de toenmalige Griffier en directeur Huisvesting niet gedeeld in
de vergaderingen van het Presidium in de periode van 14 tot en met 28 september 2022
en ook niet daarna. Dit is een pijnlijke constatering aangezien de relatie tussen
Griffier en Presidium gebaseerd is op vertrouwen dat relevante informatie wordt gedeeld.
Daar komt bij, zo bleek uit een publicatie van de NRC op 3 oktober 2022, dat circa
dertig direct betrokkenen waaronder (oud-)kamerbewoners, in ieder geval na de besluitvorming
in het Presidium, met de NRC hebben gesproken. Naar nu blijkt, betreft dit ook de
voormalig Griffier en in het bijzonder de toenmalig directeur Huisvesting. De toenmalige
directeur Huisvesting had vóór, op en na 28 september veelvuldig telefonisch contact
met de NRC-journalist en heeft daarin over ongewenste omgangsvormen binnen de Kamerorganisatie
gesproken. Ook heeft hij op donderdag 29 september in het Kamergebouw ongeveer een
uur met de NRC-journalist gesproken. Over de inhoud van dit gesprek heeft de directeur
Huisvesting niets verklaard. Wel heeft hij een ambtenaar aan wie hij leiding gaf,
gevraagd om voor dit gesprek een ruimte beschikbaar te stellen en de journalist, die
wel als bezoeker was aangemeld, naar deze ruimte te begeleiden. De directeur wilde
voorkomen dat bekend zou worden dat dit gesprek had plaatsvonden en wat de inhoud
daarvan was. Dit vindt bevestiging in zijn gerichte verzoek de gewisselde app-berichten
hierover te wissen.
Het contact met NRC – in de dagen na die waarop het Presidium had besloten een feitenonderzoek
te starten – botst met het uitdrukkelijke besluit van het Presidium van 28 september
2022 om niet actief naar buiten te treden over het besluit en te kiezen voor een passieve
en terughoudende woordvoeringslijn. Hierbij is steeds gewezen op het feit dat het
om persoonsvertrouwelijke informatie gaat. Het was immers volstrekt helder, ook voor de toenmalige Griffier
en de directeur Huisvesting, dat een dergelijk onderzoek dient plaats te vinden in
rust en veiligheid voor alle betrokkenen.
Deze bevindingen vormen een inbreuk in het vertrouwen dat voor een goede samenwerking
tussen het Presidium, Griffier en ambtelijke leiding van de Kamer randvoorwaardelijk
is. Deze voorwaarde geldt temeer bij aangelegenheden die de sociale veiligheid in
de politiek-ambtelijke verhoudingen betreffen.
Uit oogpunt van hoor- en wederhoor heeft het Presidium de voormalig Griffier en de
voormalig directeur Huisvesting uitgenodigd voor een gesprek over in ieder geval deze
bevindingen die uit het strafdossier naar voren komen. De voormalig Griffier heeft
echter aangegeven dat het gesprek vanwege privéomstandigheden niet kan plaatsvinden,
en de voormalig directeur Huisvesting heeft laten weten dat hij niet op de uitnodiging
ingaat zolang het strafvorderlijk traject niet is afgerond.
Presidium als werkgever
Het Presidium vindt de handelwijze van de voormalig Griffier en directeur Huisvesting,
zoals die uit het onderzoek van de Rijksrecherche naar voren komen, niet acceptabel.
Deze bevindingen, die het aanzien van de Kamer hebben geschaad, kan het Presidium
dan ook niet onweersproken laten. Zorgvuldig en proportioneel handelen als werkgever,
jegens de organisatie en oud-ambtenaren, vormen daarbij uiteraard het kader.
Het initiëren van een nader onderzoek acht het Presidium niet de aangewezen weg. De
verwachting is dat een nieuw onderzoek geen nieuwe relevante feiten zal opleveren,
al was het maar omdat het Presidium niet de opsporingsbevoegdheden heeft waarover
een Rijksrecherche wel beschikt. Daarbij speelt ook een rol dat het, gelet op het
werkgeverschap waarmee het Presidium is belast, gaat om ambtenaren die niet meer bij
de Tweede Kamer werkzaam zijn en de gebeurtenissen zich drie jaar geleden hebben afgespeeld
wat ook invloed heeft op de scherpte van de herinneringen. Ook zal een nader onderzoek
de organisatie aanzienlijk belasten, terwijl de organisatie vooral is gebaat bij rust
en handelen gericht op de toekomst om herhaling te voorkomen. Een nieuw onderzoek
zal daaraan niet of nauwelijks bijdragen.
De nieuwe wetenschap uit het strafdossier geeft wel aanleiding te bekijken of eerder
gemaakte afspraken, zoals vaststellingsovereenkomsten, kunnen worden herzien. Daarvoor
is tijd nodig, vanwege de vereiste zorgvuldigheid. Ook hebben dergelijke afspraken
naar hun aard een personeelsvertrouwelijk karakter.
Lessen voor de toekomst
Het Presidium en de Griffier staan voor een Tweede Kamerorganisatie waar in de politiek-ambtelijke
verhoudingen integer en met bewustzijn van ieders positie, rollen en taken wordt samengewerkt.
Daarbij hoort een prettige en sociaal veilige werkomgeving voor iedereen. Voor het
Presidium en de Griffier is dit in de afgelopen jaren en ook nu een speerpunt en een
erekwestie.
De afgelopen jaren is geïnvesteerd in het verbeteren van een goede en transparante
samenwerking tussen de politieke en ambtelijke organisatie. De Griffier heeft met
instemming van het Presidium een wijziging van de ambtelijke topstructuur doorgevoerd.
Deze bestaat sinds 2024 uit de Griffier en drie directeuren. Hiermee is de ambtelijke
top evenwichtiger samengesteld dan in het verleden en worden de verschillende onderdelen
van de organisatie gelijkwaardiger vertegenwoordigd. Om het samenspel tussen de politieke
en ambtelijke leiding verder te versterken, is er binnen deze topstructuur ook voor
gekozen om op directieniveau een plaatsvervangend Griffier aan te wijzen. De nieuwe
directie streeft naar een bestuursstijl die zich kenmerkt door openheid en onderlinge
tegenspraak en is zich zeer bewust van de voorbeeldfunctie die ze op dit vlak heeft.
In 2024 is een programmamanager sociale veiligheid aangesteld met als doel de sociale
veiligheid van alle Kamerbewoners te versterken. Dit heeft onder meer geleid tot een
verbetering van het systeem voor meldingen over ongewenst gedrag en sociale onveiligheid.
De directie heeft doorlopend contact met alle functionarissen die een rol hebben op
dit gebied. Op hoofdlijnen en met inachtneming van de vertrouwelijkheid wordt gedeeld
welke trends en signalen zich organisatiebreed voordoen. Dit maakt het mogelijk proactief
risico’s te signaleren en vroegtijdig interventies te overwegen die minder ingrijpend
voor alle betrokkenen zijn dan wanneer kwesties al geëscaleerd zijn.
Ook het voeren van een doorlopend gesprek over politiek-ambtelijke verhoudingen en
het uitspreken over en weer van verwachtingen over elkaars rollen en verantwoordelijkheden
is hier onderdeel van.
Ten slotte
Het Presidium streeft ernaar zoveel als mogelijk recht te doen aan de zorgen en vragen
die er leven binnen de Tweede Kamer, zowel politiek als ambtelijk. Ook wil het Presidium
zijn grote waardering uitspreken voor de hele ambtelijke organisatie. Wij zijn er
trots op dat alle Kamerleden dag in dag uit, op een professionele en zeer toegewijde
wijze, worden ondersteund in het belang van onze parlementaire democratie.
Namens het Presidium,
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Martin Bosma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. (Martin) Bosma, voorzitter van het Presidium