Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over monitoring Commissie Corporate Governance Code (Kamerstuk 31083-69)
31 083 Corporate governance
Nr. 70
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 25 juni 2025
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 17 maart 2025 over Monitoring
Commissie Corporate Governance Code (Kamerstuk 31 083, nr. 69).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 april 2025 aan de Minister van Economische Zaken
voorgelegd. Bij brief van 25 juni 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-en SP-fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben geen bezwaar tegen de inhoud van de brief «Monitoring
Commissie Corporate Governance» en hebben er ook geen verdere vragen over.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties hebben met interesse kennisgenomen
van de voorliggende brief en hebben hierover nog de volgende vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties vragen wat het precieze mandaat van
de commissie is. Welke opdracht heeft de commissie in 2025 meegekregen en op welke
manier is de evaluatie van de vorige Monitoring Commissie Corporate Governance (MCCG)
daarin meegenomen? Die commissie constateerde bijvoorbeeld dat er een noodzaak is
om de MCCG Code en de Monitoring Commissie Corporate Governance (MCCG) aan te passen
aan veranderende maatschappelijke en economische omstandigheden, met een nadruk op
duurzaamheid, stakeholderbetrokkenheid en transparantie. Op welke manier is hier opvolging
aan gegeven?
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties lezen in de brief dat de FNV nog niet
als schragende partij wil terugkeren. Volgens de FNV was de commissie verworden tot
een vehikel gericht op onbegrensde zelfregulering, het tevredenstellen van aandeelhouders
en winstmaximalisatie, zonder wezenlijke aandacht voor toekomstgericht besturen of
de belangen van werknemers. De FNV stelde dat de commissie niet voldeed aan drie voorwaarden
die de Minister van Economische Zaken had geformuleerd voor de levensvatbaarheid van
de commissie en de Code: de Code zou onderscheidend moeten zijn, draagvlak moeten
hebben bij alle belanghebbenden en de commissie zou onafhankelijk en verbindend moeten
kunnen handelen. Hoe ziet de Minister in dit licht de afwezigheid van de grootste
werknemersvertegenwoordiging en het signaal dat de FNV daarmee heeft willen afgeven?
Deelt de Minister het standpunt van de FNV dat de belangen van de werknemers onvoldoende
tot hun recht komen in de Code, gezien de opdracht aan de commissie om het corporate
governance-stelsel in Nederland te versterken en aan te passen aan de veranderende
maatschappelijke en economische omstandigheden? Zo ja, kan de Minister duiden wat
er op dat gebied ontbreekt in de Code? Is de Minister het eens met de criteria die
zijn ambtsvoorganger stelde aan de nieuwe Code? Zo nee, kan de Minister aanwijzen
waar in de Code die belangen dan wel voldoende tot hun recht komen?
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties hebben nog enkele vragen over de rol
van werknemers. Doet het onderbrengen in het hoofdstuk «cultuur» volgens de Minister
recht aan de wettelijke positie van ondernemingsraden? Genoemde leden wijzen daarbij
ook graag op het feit dat de dekkingsgraad van (wettelijk vereiste) ondernemingsraden
is gedaald naar een magere 69 procent. Is de Minister van mening dat de belangen van
werknemers in deze tijd van arbeidsmarktkrapte, maar ook van geopolitieke ontwikkelingen
en andere uitdagingen in de wereld van het werk, beter geborgd moeten worden?
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties lezen dat er weer een voorzitter is
aangesteld. Toen de FNV nog schragende partij was, zijn verschillende voorstellen
voor een nieuwe voorzitter gedaan, die zijn afgehouden door de VEUO (Vereniging Effecten
Uitgevende Ondernemingen) en VNO-NCW. Vervolgens is VNO-NCW zelf op zoek gegaan naar
een voorzitter en lijkt het ministerie de regie uit handen te hebben gegeven. De FNV
zag hierdoor onvoldoende mogelijkheden om haar rol als vertegenwoordiger van werknemers
naar behoren uit te voeren binnen de commissie. Wat vindt de Minister van de bezwaren
van de FNV? Hoe is met deze bezwaren omgegaan bij het aanstellen van de nieuwe voorzitter?
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties lezen in de onderhavige brief dat
de nieuwe voorzitter van de MCCG in gesprek is geweest met de FNV. Erkent de Minister
dat het wenselijk is dat de FNV als de grootste belangenbehartiger van werknemers
terugkeert als schragende partij? Hoe gaat de Minister een eventuele terugkeer van
de FNV bevorderen?
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties vragen tenslotte wat de Minister verder
doet om eerlijke governance bij ondernemingen te bevorderen. Hoe zorgt hij ervoor
dat werknemers voldoende inspraak krijgen in de governance van bedrijven waar zij
werken? Heeft de Minister ook oog voor inspraak van bijvoorbeeld omwonenden in de
governance van de fabriek in hun omgeving? Wat is de opvatting van de Minister over
het verplichten van een maatschappelijke raad, waarin bijvoorbeeld werknemers, omwonenden
en experts deelnemen en waarbij zij een mandaat krijgen over de aansturing van ondernemingen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben
hier nog een enkele vraag over.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het principe van dit kabinet om te
komen tot minder regeldruk wordt verwerkt in de Corporate Governance Code, zeker gelet
op EU-regelgeving die al toeziet op deze onderwerpen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief. Deze leden zijn verheugd
dat de commissie (eindelijk) weer voltallig is en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister te reflecteren op de dieperliggende
oorzaken over de vraag waarom de commissie zo lang niet voltallig is geweest. De nieuwe
commissie stelt, blijkens de beslisnota, dat zij haar onderzoek per beursjaar 2024
zal hervatten. Is de Minister voornemens om het beeld van de «ontbrekende» jaren op
een andere wijze (enigszins) in te vullen? Hoe kijkt de Minister van Economische Zaken
terug op zijn verantwoordelijkheid om de MCCG voltallig te krijgen en wat is in zijn
optiek nodig om herhaling te voorkomen?
De leden van de D66-fractie vragen voorts naar de reden waarom de FNV niet meer als
schragende partij aangemerkt wil worden. Kan de Minister zich hierin vinden? Is het
doel van de MCCG om de FNV weer aan boord te krijgen? Zo ja, wat zou daarvoor nog
moeten veranderen? Is de Minister bereid de Kamer actief te informeren over de vorderingen
in dit opzicht na de verkiezing van een nieuw bestuur?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de genoemde
brief. Ze hebben nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie missen reflectie van de Minister over het vertrek
van de FNV als schragende partij. De FNV gaf bij haar vertrek aan dat door de opstelling
van VNO-NCW en de VEUO er niet werd voldaan aan de door de ambtsvoorganger van deze
Minister benoemde voorwaarden voor de levensvatbaarheid van de commissie en de Code.1 Hoe ziet de Minister dit? Op welke wijze kan de Minister garanderen dat aan de voorwaarden
wordt voldaan?
De leden van de ChristenUnie-fractie merken daarnaast op dat de FNV constateert dat
de commissie «is verworden tot een vehikel dat is gericht op onbegrensde zelfregulering,
het tevredenstellen van aandeelhouders en op winstmaximalisatie.» Deelt de Minister
deze constatering? Zo nee, kan de Minister onderbouwen waarom hij nog steeds meent
dat de commissie op een goede wijze uitvoering geeft aan haar werk?
II Antwoord / Reactie van de Minister
1
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties vragen wat het precieze mandaat van
de commissie is. Welke opdracht heeft de commissie in 2025 meegekregen en op welke
manier is de evaluatie van de vorige Monitoring Commissie Corporate Governance (MCCG)
daarin meegenomen? Die commissie constateerde bijvoorbeeld dat er een noodzaak is
om de MCCG Code en de Monitoring Commissie Corporate Governance (MCCG) aan te passen
aan veranderende maatschappelijke en economische omstandigheden, met een nadruk op
duurzaamheid, stakeholderbetrokkenheid en transparantie. Op welke manier is hier opvolging
aan gegeven?
Antwoord
In lijn met de toezegging in de Kamerbrief met de uitkomsten van de verkenning omtrent
de toekomst van het Nederlands corporate governance stelsel2 heeft mijn voorganger het Instellingsbesluit3 van de Commissie aangepast en in de Staatscourant van 19 juni 2024 gepubliceerd.
De taakomschrijving is aangepast met inachtneming van de uitkomsten van de verkenning.
2
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties lezen in de brief dat de FNV nog niet
als schragende partij wil terugkeren. Volgens de FNV was de commissie verworden tot
een vehikel gericht op onbegrensde zelfregulering, het tevredenstellen van aandeelhouders
en winstmaximalisatie, zonder wezenlijke aandacht voor toekomstgericht besturen of
de belangen van werknemers. De FNV stelde dat de commissie niet voldeed aan drie voorwaarden
die de Minister van Economische Zaken had geformuleerd voor de levensvatbaarheid van
de commissie en de Code: de Code zou onderscheidend moeten zijn, draagvlak moeten
hebben bij alle belanghebbenden en de commissie zou onafhankelijk en verbindend moeten
kunnen handelen. Hoe ziet de Minister in dit licht de afwezigheid van de grootste
werknemersvertegenwoordiging en het signaal dat de FNV daarmee heeft willen afgeven?
Deelt de Minister het standpunt van de FNV dat de belangen van de werknemers onvoldoende
tot hun recht komen in de Code, gezien de opdracht aan de commissie om het corporate
governance-stelsel in Nederland te versterken en aan te passen aan de veranderende
maatschappelijke en economische omstandigheden? Zo ja, kan de Minister duiden wat
er op dat gebied ontbreekt in de Code? Is de Minister het eens met de criteria die
zijn ambtsvoorganger stelde aan de nieuwe Code? Zo nee, kan de Minister aanwijzen
waar in de Code die belangen dan wel voldoende tot hun recht komen?
Antwoord
De uitkomsten van de verkenning zijn door middel van het Wijzigingsbesluit4 verwerkt in het Instellingsbesluit. In de toelichting op het Wijzigingsbesluit is
in overeenstemming met die uitkomsten daarom opgenomen dat de code als instrument
van zelfregulering moet kunnen rekenen op draagvlak van beursvennootschappen, aandeelhouders
en werknemers (vertegenwoordigd door de zgn. «schragende partijen»), overheid en samenleving
zonder zijn ambitieniveau te verliezen. Daarnaast kan de code zijn onderscheidend
vermogen behouden door overlap met wet- en regelgeving te voorkomen respectievelijk
weg te nemen. Om dat te kunnen realiseren moet de commissie effectief, onafhankelijk
en verbindend kunnen handelen. De voorzitter en de leden van de commissie worden daarom
op persoonlijke titel benoemd en handelen zonder last of ruggespraak, waarbij zij
wel rekening houden met de belangen van de schragende partijen en hun vertrouwen genieten.
De Commissie zal bij haar werkzaamheden hier invulling aan moeten geven.
Zoals ook verwoord in de brief van mijn voorganger van 17 maart jl. heeft hij de heer
Van Wingerden gevraagd te onderzoeken of FNV weer als schragende partij wil terugkeren.
FNV heeft toen laten weten op dat moment geen reden ziet om weer terug te keren als
schragende partij.
Vooruitlopend op de implementatie van de CSRD en CSDDD is in 2022 al in de Code opgenomen
dat het bestuur verantwoordelijk is voor de continuïteit van de vennootschap en de
duurzame lange termijn waardecreatie5. Duurzaamheid verwijst daarbij naar de balans tussen de sociale, ecologische en economische
aspecten van het ondernemen, ook wel de drie P’s genoemd: people, planet en profit.
Het voeren van een dialoog met stakeholders maakt daar ook onderdeel van uit.
In de Code wordt meerdere keren gerefereerd aan de dialoog van het bestuur met het
medezeggenschapsorgaan, voor zover die is ingesteld, zoals over het beleid over het
voeren van een dialoog met stakeholders over duurzaamheidsstrategie, over gedrag en
cultuur in de vennootschap en het D&I beleid. Die dialoog vind ik belangrijk. Overigens
is het goed te vermelden dat niet alle in Nederland gevestigde beursgenoteerde vennootschappen
meer dan 50 werknemers in dienst hebben en niet een medezeggenschapsorgaan zoals de
ondernemingsraad hoeven te hebben. De principes en best practice bepalingen uit de
Code zijn algemeen geformuleerd, zodat zij toegepast kunnen worden op alle in Nederland
gevestigde beursgenoteerde vennootschappen, ongeacht hun omvang of activiteiten.
Zoals gezegd moet de Code onderscheidend zijn door overlap met wet- en regelgeving
te voorkomen respectievelijk weg te nemen. De belangen van werknemers worden reeds
via bestaande wet- en regelgeving behartigd, zoals de Wet op de Ondernemingsraden
of diverse specifieke Arboregelingen. Vanuit de gedachte dat overlap tussen wet- en
regelgeving en de Code voorkomen moet worden, heb ik op voorhand niet de indruk dat
in de huidige Code de belangen van de werknemers onvoldoende tot hun recht komen.
Op basis van de uitkomsten van monitoring en verdere ontwikkelingen zal de Commissie
moeten beoordelen of en zo ja, hoe de Code als instrument van zelfregulering aangevuld
of aangepast moet worden of dat principes geschrapt kunnen worden vanwege overlap
met bestaande wet- en regelgeving. Het kan dus zijn dat de Commissie vooruitlopend
of in aanvulling op regelgeving in de toekomst besluit om principes of best practice
bepalingen op te nemen in relatie tot medezeggenschap of andere onderwerpen. Daarover
zal de Commissie in overleg gaan met de schragende partijen.
3
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties hebben nog enkele vragen over de rol
van werknemers. Doet het onderbrengen in het hoofdstuk «cultuur» volgens de Minister
recht aan de wettelijke positie van ondernemingsraden? Genoemde leden wijzen daarbij
ook graag op het feit dat de dekkingsgraad van (wettelijk vereiste) ondernemingsraden
is gedaald naar een magere 69 procent. Is de Minister van mening dat de belangen van
werknemers in deze tijd van arbeidsmarktkrapte, maar ook van geopolitieke ontwikkelingen
en andere uitdagingen in de wereld van het werk, beter geborgd moeten worden?
Antwoord
Met betrekking tot de vermelding van medezeggenschap in de Code verwijs ik naar mijn
antwoord op vraag 2. Ik heb begrepen dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
richting uw Kamer in zal gaan op de dekkingsgraad van (wettelijk vereiste) ondernemingsraden6.
4
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties lezen dat er weer een voorzitter is
aangesteld. Toen de FNV nog schragende partij was, zijn verschillende voorstellen
voor een nieuwe voorzitter gedaan, die zijn afgehouden door de VEUO (Vereniging Effecten
Uitgevende Ondernemingen) en VNO-NCW. Vervolgens is VNO-NCW zelf op zoek gegaan naar
een voorzitter en lijkt het ministerie de regie uit handen te hebben gegeven. De FNV
zag hierdoor onvoldoende mogelijkheden om haar rol als vertegenwoordiger van werknemers
naar behoren uit te voeren binnen de commissie. Wat vindt de Minister van de bezwaren
van de FNV? Hoe is met deze bezwaren omgegaan bij het aanstellen van de nieuwe voorzitter?
Antwoord
Bij de zoektocht naar de nieuwe voorzitter door een onafhankelijk executive search
bureau zijn meerdere keren potentiële kandidaten naar voren gebracht die niet het
draagvlak onder alle schragende partijen konden krijgen. Dat betrof overigens niet
alleen VEUO en VNO-NCW. De schragende partijen zijn daarom gevraagd mee te helpen
met het vinden van een voorzitter die het draagvlak van eenieder zou kunnen hebben.
Tijdens de kennismaking met de heer Van Wingerden op 6 november 2024 heeft mijn voorganger
hem gevraagd te onderzoeken of FNV weer als schragende partij wil terugkeren. Op ambtelijk
niveau is door het Ministerie van Economische Zaken onderzocht of er voldoende draagvlak
bestond voor de heer Van Wingerden als voorzitter van de Commissie. Dat was het geval
en voldoende om hem te vragen de Commissie samen te stellen. Wie met een voorstel
voor een beoogd voorzitter komt, is niet doorslaggevend geweest. Van belang is dat
er draagvlak is voor de kandidaat.
5
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties lezen in de onderhavige brief dat
de nieuwe voorzitter van de MCCG in gesprek is geweest met de FNV. Erkent de Minister
dat het wenselijk is dat de FNV als de grootste belangenbehartiger van werknemers
terugkeert als schragende partij? Hoe gaat de Minister een eventuele terugkeer van
de FNV bevorderen?
Antwoord
Zoals in het antwoord op de eerdere vraag al weergegeven heeft mijn voorganger in
zijn brief van 17 maart jl. reeds aangegeven dat hij de heer Van Wingerden heeft gevraagd
met FNV in gesprek te gaan. Dat geeft al weer dat het goed zou zijn als de FNV weer
als schragende partij terugkeert. Het is echter aan de schragende partijen en de Commissie
daarover een besluit te nemen. Ik heb begrepen dat de deur voor FNV open staat. Dat
is onlangs nog eens door de heer Van Wingerden bevestigd7.
6
De leden van de GroenLinks-PvdA- en SP-fracties vragen tenslotte wat de Minister verder
doet om eerlijke governance bij ondernemingen te bevorderen. Hoe zorgt hij ervoor
dat werknemers voldoende inspraak krijgen in de governance van bedrijven waar zij
werken? Heeft de Minister ook oog voor inspraak van bijvoorbeeld omwonenden in de
governance van de fabriek in hun omgeving? Wat is de opvatting van de Minister over
het verplichten van een maatschappelijke raad, waarin bijvoorbeeld werknemers, omwonenden
en experts deelnemen en waarbij zij een mandaat krijgen over de aansturing van ondernemingen?
Antwoord
Allereerst is het aan de Commissie te bepalen of en hoe de Code aangepast moet worden.
De Code is namelijk een instrument van zelfregulering. Het eerste principe uit de
huidige Code (principe 1.1 Duurzame lange termijn waardecreatie) stelt dat het bestuur
verantwoordelijk is voor de continuïteit en de duurzame lange termijn waardecreatie
van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Het bestuur houdt daarbij
rekening met de effecten van het handelen van de vennootschap en de met haar verbonden
onderneming op mens en milieu en weegt daartoe de in aanmerking komende belangen van
de stakeholders. Bij het bepalen van haar strategie met betrekking tot duurzame lange
termijn waardecreatie stelt de vennootschap beleid op voor een effectieve dialoog
met stakeholders. Afhankelijk van de aard en activiteiten van een vennootschap kunnen
dat omwonenden zijn. Hoe de stakeholderdialoog ingevuld wordt is echter aan (het bestuur
van) de vennootschap. De Code heeft daar dus al oog voor.
Ik kom op een later moment terug naar de Kamer in reactie op de motie van Grinwis
c.s.8 om te verkennen of het Rijnlands model voor beursgenoteerde vennootschappen beter
verankerd kan worden.
7
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het principe van dit kabinet om te
komen tot minder regeldruk wordt verwerkt in de Corporate Governance Code, zeker gelet
op EU-regelgeving die al toeziet op deze onderwerpen.
Antwoord
Met de verwijzing naar duurzame lange termijn waardecreatie liep de eind 2022 geactualiseerde
Code vooruit op de Europese regelgeving die toen nog in ontwikkeling was. In de Code
kunnen maatschappelijke ontwikkelingen verwerkt worden waarvoor (nog) geen regelgeving
is opgesteld, zoals ook het geval is geweest met de verwijzing naar de impact van
nieuwe technologieën9.
In het gewijzigde Instellingsbesluit10 is in de taakstelling van de Commissie hier rekening mee gehouden doordat de Commissie
onder meer tot taak heeft het signaleren van leemtes en onduidelijkheden in de code
of overlap met wet- en regelgeving.
8
De leden van de D66-fractie vragen de Minister te reflecteren op de dieperliggende
oorzaken over de vraag waarom de commissie zo lang niet voltallig is geweest. De nieuwe
commissie stelt, blijkens de beslisnota, dat zij haar onderzoek per beursjaar 2024
zal hervatten. Is de Minister voornemens om het beeld van de «ontbrekende» jaren op
een andere wijze (enigszins) in te vullen? Hoe kijkt de Minister van Economische Zaken
terug op zijn verantwoordelijkheid om de MCCG voltallig te krijgen en wat is in zijn
optiek nodig om herhaling te voorkomen?
Antwoord
Er is tussen 1 januari 2023 en 17 maart 2025 geen Commissie geweest als gevolg van
de verkenning naar de toekomst van het Nederlands corporate governance stelsel en
de periode die nodig was voor het samenstellen van een nieuwe Commissie. In afwachting
van de uitkomst van de verkenning of het Nederlands corporate governance stelsel toekomstbestendig
was, is geen nieuwe Commissie benoemd. De uitgevoerde verkenning heeft echter duidelijk
gemaakt dat het stelsel nog steeds draagvlak heeft en de Code toegevoegde waarde.
De Code die eind 2022 was geactualiseerd, heeft wel de wettelijke verankering gekregen
als gevolg waarvan de beursgenoteerde vennootschappen de Code 2022 hebben moeten toepassen
vanaf het boekjaar 2023. Het eerste monitoringonderzoek van de nieuwe Commissie zal
betrekking hebben op boekjaar 2024. Bevindingen die de Commissie constateert in haar
monitoringonderzoek naar de toepassing van de Code worden in een rapportage opgenomen.
Daar kunnen de vennootschappen kennis van nemen en waar nodig wijzigingen in hun eigen
governance doorvoeren.
Het heeft niet veel toegevoegde waarde voor de Commissie om onderzoek te doen naar
de toepassing van de Code over de eerdere boekjaren (2022 en 2023). Immers, het is
mogelijk dat de eventuele bevindingen van de eerdere jaren gelijk zijn aan die van
het onderzoek over het boekjaar 2024. Dat levert dan geen additionele inzichten op.
Als wel over eerdere boekjaren onderzoek gedaan zou worden, is het ook nog mogelijk
dat eventuele bevindingen van eerdere jaren tussentijds door de vennootschappen op
eigen initiatief al zijn aangepast en niet naar boven komen in het onderzoek over
het boekjaar 2024.
9
De leden van de D66-fractie vragen voorts naar de reden waarom de FNV niet meer als
schragende partij aangemerkt wil worden. Kan de Minister zich hierin vinden? Is het
doel van de MCCG om de FNV weer aan boord te krijgen? Zo ja, wat zou daarvoor nog
moeten veranderen? Is de Minister bereid de Kamer actief te informeren over de vorderingen
in dit opzicht na de verkiezing van een nieuw bestuur?
Antwoord
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 5. Ook ik zou het goed vinden als FNV weer
als schragende partij terugkeert. Vanuit de gedachte dat de Code een instrument van
zelfregulering is en gedragen wordt door de schragende partijen ben ik wel van mening
dat het aan partijen gezamenlijk is om te bepalen wie als schragende partij aangemerkt
wordt.
10
De leden van de ChristenUnie-fractie missen reflectie van de Minister over het vertrek
van de FNV als schragende partij. De FNV gaf bij haar vertrek aan dat door de opstelling
van VNO-NCW en de VEUO er niet werd voldaan aan de door de ambtsvoorganger van deze
Minister benoemde voorwaarden voor de levensvatbaarheid van de commissie en de Code.11 Hoe ziet de Minister dit? Op welke wijze kan de Minister garanderen dat aan de voorwaarden
wordt voldaan?
Antwoord
Een van de uitkomsten van de verkenning op de toekomst van het Nederlands corporate
governance stelsel was dat de Commissie effectief, onafhankelijk en verbindend moet
zijn. Ik vind het belangrijk dat er draagvlak is onder de schragende partijen, zowel
voor de Commissie als de Code.
De huidige Commissie bestaat niet uit vertegenwoordigers van de schragende partijen,
maar heeft als geheel wel het draagvlak van de schragende partijen. Vanuit hun verschillende
kennis en ervaring behartigen de Commissieleden dan ook in gezamenlijkheid het belang
van het stakeholdermodel en goed ondernemingsbestuur bij de uitoefening van hun taken
zoals opgenomen in het Instellingenbesluit. Zie voorts mijn beantwoording op vraag
5.
11
De leden van de ChristenUnie-fractie merken daarnaast op dat de FNV constateert dat
de commissie «is verworden tot een vehikel dat is gericht op onbegrensde zelfregulering,
het tevredenstellen van aandeelhouders en op winstmaximalisatie.» Deelt de Minister
deze constatering? Zo nee, kan de Minister onderbouwen waarom hij nog steeds meent
dat de commissie op een goede wijze uitvoering geeft aan haar werk?
Antwoord
Ik deel dat standpunt niet. Ik verwijs daarvoor ook naar de Code, waar duurzame lange
termijn waardecreatie en stakeholder dialoog over de strategie met betrekking tot
duurzaamheid een belangrijk principe is. Tevens verwijs ik naar mijn antwoorden op
de vragen 2 en 6.
De Commissie heeft tot taak om de naleving van de Code te monitoren en daarover te
rapporteren. Ik heb begrepen dat de Commissie de eerste stappen voor de uitvoering
van de monitoring al heeft gezet. Op basis van de resultaten daarvan kan de Commissie
dan besluiten of er noodzaak is tot nadere toelichting, aanbevelingen of aanpassing
van de Code.
Zoals in de brief van mijn voorganger van 17 maart jl aangekondigd, heeft de Commissie
op verzoek van de schragende partijen kort na haar benoeming de Verklaring omtrent
risicobeheersing (VOR) verwerkt in de Code. Ik heb de geactualiseerde Code mogen ontvangen
en deel ik bij deze graag ook met de Kamer12. Zoals gebruikelijk zal de Code wettelijk verankerd13 worden.
De VOR biedt stakeholders meer transparantie over de beheersing van operationele,
compliance- en verslagleggingsrisico’s bij beursgenoteerde bedrijven. Een goede risicobeheersing
draagt bij aan de continuïteit van een onderneming en dat draag ik een warm hart toe.
Hiermee is de aangenomen motie van de Kamerleden Romke de Jong en Van Weyenberg bovendien
volledig uitgevoerd (Kamerstuk 32 637, nr. 558)14.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier