Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Teunissen over genocide in Gaza
Vragen van het lid Teunissen (PvdD) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over genocide in Gaza (ingezonden 21 mei 2025).
Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 24 juni 2025). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2419.
Vraag 1
Bent u bekend met het groeiende aantal organisaties dat spreekt over (mogelijke) genocide
in Gaza, zoals onder andere Amnesty International, het NIOD en Human Rights Watch?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herinnert u zich het oordeel van het Internationaal Gerechtshof, dat stelt dat Israël
genocide in Gaza moet voorkomen?2
Antwoord 2
Ja. In de rechtszaak tussen Zuid-Afrika en Israël inzake vermeende genocide in de
Gazastrook bij het Internationaal Gerechtshof (IGH), heeft het Hof geoordeeld dat
het aannemelijk is dat er rechten van Zuid-Afrika in het geding zijn in dit geschil,
namelijk het recht van Palestijnen om niet te worden onderworpen aan handelingen die
verboden zijn in het Genocideverdrag en het recht van Zuid-Afrika om naleving door
Israël van de verplichtingen onder het Genocideverdrag te eisen.
Vraag 3
Hoe kijkt u aan tegen deze kwestie? Bent u van mening dat Israël (mogelijk) genocide
pleegt? Zo nee, waarom wijkt u in uw opvatting af van bovengenoemde organisaties?
Antwoord 3
Nederland is in de regel terughoudend met het kwalificeren van situaties als genocide.
Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van
genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan. Er moet dus sprake zijn van één of
meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Bij dit misdrijf
geldt een hoge bewijslast. Hiervoor is het noodzakelijk om voldoende bewijs te vergaren,
dit materiaal te analyseren en dat te beoordelen. Uitspraken van internationale gerechts-
en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek, of vaststellingen
door de VN-
Veiligheidsraad zijn dan ook voor het kabinet zwaarwegend bij het kwalificeren van
dergelijke handelingen als genocide. Hoewel de aandacht in het maatschappelijk debat
vooral uitgaat naar genocide, is het kabinet van mening dat binnen het internationaal
recht geen hiërarchie bestaat tussen de verschillende internationale misdrijven. Tegelijkertijd
moet de terughoudendheid om zaken te kwalificeren als genocide zeker niet worden gezien
als ontkenning van de ernst van de catastrofale situatie in de Gazastrook. In de Kamerbrief
van 21 januari 2025 en van 18 juni 2025 is de Nederlandse visie over het kwalificeren
van genocide in de Gazastrook in meer detail uiteengezet.3
Vraag 4
Bent u van mening dat landen, ook Nederland, verplicht zijn om actie te ondernemen
om genocide te voorkomen, zoals in artikel 1 van het genocideverdrag is bepaald, dus
ook in Gaza?4 Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ja. Zoals weergegeven in Annex 1 in de Kamerbrief van 21 januari 2025, is de verplichting
om genocide te voorkomen primair gericht op de staat met controle over de handelingen
of het grondgebied, maar niet territoriaal begrensd. De reikwijdte van de verplichting
voor derde staten, zoals Nederland, hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit
te oefenen op mogelijke plegers van genocide.
Het kwalificeren van een situatie als genocide door Nederland of andere staten is
geen vereiste voor de toepasselijkheid van verplichtingen onder het Genocideverdrag.
Zoals ook gesteld in de Kamerbrief van 21 januari 2025 ontstaat de verplichting om
genocide te voorkomen en de bijbehorende plicht om te handelen op het moment dat een
(derde) staat verneemt, of normaal gesproken had moeten weten, van het bestaan van
een ernstig risico op genocide. Nederland neemt elk risico op genocide zeer serieus
en heeft, mede in het licht van de genoemde verplichting, al langere tijd stappen
ondernomen om de situatie ter plaatse naar vermogen te verbeteren.
Volgens het IGH is de verplichting om genocide te voorkomen een inspanningsverplichting
en moet een (derde) staat alle redelijkerwijs beschikbare maatregelen nemen om genocide
zoveel mogelijk te voorkomen. Bij de invulling van de verplichting tot het voorkomen
van genocide moet een staat zich aan het internationaal recht houden, waaronder het
geweldsverbod in het VN-Handvest. Daarnaast kan iedere partij bij het Genocideverdrag
een beroep doen op de bevoegde organen van de VN om op grond van het VN-Handvest maatregelen
te treffen ter voorkoming van genocide.
Voor meer details over de verplichting tot het voorkomen van genocide verwijst het
kabinet naar de Kamerbrief van 21 januari 2025 en de Kamerbrief van 18 juni 2025.5
Vraag 5
Bent u van mening dat op landen, waaronder Nederland, een actieve verplichting rust
om alle redelijke middelen in te zetten om een genocide in Gaza te voorkomen, conform
de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in de zaak Bosnië v. Servië? Kunt
u dit toelichten?
Antwoord 5
Ja. Conform de uitspraak van het IGH in de zaak tussen Bosnië-Herzegovina en Servië
en Montenegro uit 2007 over de aansprakelijkheid van Servië voor de genocide in Srebrenica,
zijn alle 153 bij het Genocideverdrag aangesloten staten verplicht om alle redelijkerwijs
beschikbare maatregelen te nemen om genocide zoveel mogelijk te voorkomen.
Zoals in het antwoord op vraag 4 omschreven, gaat het om een inspanningsverplichting
en ontstaat deze verplichting op het moment dat een staat verneemt (of had moeten
weten) van een ernstig risico op genocide.
Vraag 6
Kunt u een volledig overzicht geven van de acties die Nederland sinds oktober 2023
heeft ondernomen om genocide in Gaza door Israël te voorkomen?
Antwoord 6
Nederland neemt elk risico op genocide zeer serieus en heeft, mede in het licht van
de genoemde verplichting, al langere tijd stappen ondernomen om de situatie naar vermogen
te verbeteren, zoals ook in de Kamerbrief van 21 januari 2025 is omschreven. Het kabinet
blijft naar aanleiding van de ontwikkelingen ter plaatse steeds de inzet blijven en
beziet welke instrumenten, maatregelen of stappen op het terrein van diplomatie, humanitair,
veiligheid en bestrijding van straffeloosheid kunnen worden ingezet ten behoeve van
verbetering van de situatie in Israël en de Palestijnse gebieden.
Recent heeft het kabinet daarom verdere stappen gezet, waarbij het belangrijkste doel
steeds was om Israël te bewegen de humanitaire blokkade op te heffen en de partijen
tot een staakt-het-vuren te laten komen en geen stappen te zetten die tweestatenoplossing
verder uit zicht brengt. Zo is het kabinet op 7 april overgegaan tot intrekking van
de algemene vergunning NL002 en aanpassing algemene vergunning NL007 NL010 door Israël
uit te sluiten als land van eindbestemming. Op 9 april heeft Nederland – als eerste
EU-lidstaat sinds het einde van het staakt-het-vuren op 18 maart jl. – de Israëlische
ambassadeur ontboden naar aanleiding van de aanval op een Palestijns hulpkonvooi met
ambulancemedewerkers. Op 6 mei heeft Nederland tevens een brief aan de EU Hoge Vertegenwoordiger
verstuurd met het verzoek om de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël
Associatieakkoord te evalueren. Het is van belang dat deze stap in Europees verband
is gezet, omdat gezamenlijk opvoeren van de druk meer gewicht in de schaal legt. Op
23 juni heeft de Raad Buitenlandse Zaken gesproken over de uitkomsten van het onderzoek
aangaande mogelijke schending van artikel 2 van het Associatieakkoord EU-Israël. Voor
verdere informatie verwijs ik uw Kamer naar het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken.
Daarnaast blijft Nederland in Europees verband zich als initiatiefnemer inzetten om
gewelddadige en kolonistenorganisaties te sanctioneren. Verder hebben verschillende
demarches plaatsgevonden in Israël over de catastrofale humanitaire situatie in de
Gazastrook, waaronder in EU-verband en met gelijkgezinde landen als het Verenigd Koninkrijk
en Frankrijk, en is met de betrokken partners steeds contact geweest over de onderhandelingen
ten aanzien van een staakt-het-vuren. Ook heeft Nederland op 18 juni jl. zich aangesloten
bij het Zweedse initiatief om EU-sancties tegen de extremistische Ministers Ben-Gvir
en Smotrich in te stellen.
Vraag 7
Kunt u een volledig overzicht geven van de maatregelen die Nederland sinds oktober
2023 heeft ondernomen om ervoor te zorgen dat Nederlanders (natuurlijke personen en
rechtspersonen, inclusief ondernemningen) geen materiële bijdrage leveren aan (mogelijke)
genocide door Israël in Gaza?
Antwoord 7
Zie de beantwoording op vraag 6.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.