Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van lid Kostic over milieu- en gezondheidsschade door industriële emissies
Vragen van het lid Kostic (PvdD) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over milieu en gezondheidsschade industriële emissies (ingezonden 12 mei 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Aartsen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 23 juni
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2315
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat de Nederlandse industrie jaarlijks voor minstens
7 miljard euro aan milieu en gezondheidsschade veroorzaakt, en met de oproep van gezondheidsorganisaties,
bezorgde omwonenden en milieuorganisaties om Nederlanders hier beter tegen te beschermen?1
2
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat Nederlanders dubbel de dupe zijn; ze worden ziek en betalen
daarnaast de rekening door onder meer zorguitgaven, kosten voor bodemsanering, verminderde
arbeidsproductiviteit en stijgende waterzuiveringskosten?
Antwoord 2
Nederlanders profiteren van de aanwezigheid van industrie in ons land. Zo zorgen bedrijven
voor werkgelegenheid en maken bedrijven ook de spullen die Nederlanders iedere dag
gebruiken. Dit neemt niet weg dat het signaal dat de aangehaalde artikelen afgeven
serieus wordt genomen. Naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad voor
Veiligheid (OVV) over Industrie en Omwonenden zijn inmiddels diverse vervolgacties
ingezet. Zo wordt er een methode ontwikkeld om zorgkosten veroorzaakt door industrie
te berekenen3.
Voor bodemsanering geldt dat de kosten daarvan zoveel mogelijk op de veroorzaker worden
verhaald (principe «de vervuiler betaalt»). Pas als die niet meer aansprakelijk is,
er ook geen andere aansprakelijke partijen zijn en er wegens onaanvaardbare risico’s
door de bodemverontreiniging maatregelen moeten worden genomen, komen de kosten voor
rekening van overheden. Uiteraard is het doel om dat zoveel mogelijk te voorkomen.
Aan waterzuivering wordt gewerkt door inzet op de bouw van vergaande zuiveringsmethoden
op rioolwaterzuiveringsinstallaties waarmee microverontreinigingen kunnen worden verwijderd.
Daarnaast start naar verwachting eind 2025 een vervolgtraject van de ontwikkeling
van het waterschapsbelastingstelsel waarbij ook gekeken wordt naar het nog beter toepassen
van het profijtbeginsel en «de vervuiler betaalt» principe bij de zuivering van stedelijk
afvalwater, zoals ook verzocht in motie Grinwis4.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat door het feit dat er vanaf 2026 op het thema gezonde lucht
en tegengaan van geluidshinder wordt bezuinigd, de kans ook stijgt dat dit leidt tot
o.a. hogere zorguitgaven, uitgaven voor bodemsanering, waardeverlies van woningen,
ziekteverzuim én extra kosten voor waterzuivering? Zo ja, bent u het er dan mee eens
dat dit niet alleen maatschappelijk, maar ook economisch onwenselijk is? Zo nee, op
basis van welke onafhankelijke onderzoeken onderbouwt u dat?
Antwoord 3
Het belang van een gezonde leefomgeving, waaronder schone lucht, wordt onderkend.
De beschikbare middelen voor luchtkwaliteit en geluid nemen de komende jaren af doordat
de incidentele middelen voor het Schone Lucht Akkoord aflopen. Tevens zijn er nog
geen middelen toebedeeld voor het voldoen aan de herziene EU-richtlijn Luchtkwaliteit.
Het RIVM onderzoekt momenteel de gevolgen van de invoering van de nieuwe Europese
richtlijn Luchtkwaliteit met nieuwe normen. Op basis van de uitkomsten in deze studie
zal worden bezien in hoeverre aanvullende middelen noodzakelijk zijn om eventuele
knelpunten op te lossen.
Vraag 4
Bent u bereid om, voordat de definitieve keuzes vallen rond Prinsjesdag, in de afwegingen
over de begroting vanaf 2026, ook mee te nemen welke sociale, milieu en gezondheidskosten
(in euro's) kunnen worden voorkomen als er meer wordt geïnvesteerd in gezonde leefomgeving
en versterking van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH), en deze informatie
ook voor Prinsjesdag te delen met de Tweede Kamer? Zo nee, waarom weigert u de Kamer
volledig te informeren?
Antwoord 4
Het klopt dat het verminderen van bijvoorbeeld emissies van verkeer, landbouw, huishoudens
en industrie leidt tot maatschappelijke baten. Het staand beleid van het Ministerie
van IenW is erop gericht om dit soort emissies te verlagen, bijvoorbeeld via de versterking
van het VTH-stelsel en het stapsgewijs aanscherpen van Europese normen. Als het beleid
verder zou worden aangescherpt, zou dit kunnen leiden tot extra emissiewinst en daarmee
tot extra baten. De omvang daarvan is op dit moment nog niet bekend, ik kan dit dus
niet delen met uw Kamer. Daarvoor is bovendien aanvullend beleid nodig, dat breed
moet worden afgewogen (onder andere in het kader van gelijk speelveld en andere belangen).
Afwegingen hierover zijn aan een nieuw kabinet.
Vraag 5
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er structureel geld beschikbaar blijft voor
het versterken van het VTH-stelsel en daarmee het verbeteren van onze leefomgeving?
Antwoord 5
Er is structureel 18 miljoen euro beschikbaar voor het versterken van het stelsel
van vergunningsverlening, toezicht en handhaving (VTH). Met het Interbestuurlijk Programma
VTH is inhoudelijk gewerkt aan de versterking van het VTH-stelsel, waar deze middelen
ook zijn ingezet5. Over de implementatie en het gebruik van de opgeleverde producten zijn samenwerkingsafspraken
gemaakt met alle partijen. Mede op basis van deze afspraken zal, na overleg met de
betreffende partijen, bepaald worden waar de beschikbare financiële middelen aan worden
besteed.
Vraag 6
Wat gaat u tot het einde van het jaar concreet doen om Nederlanders beter te beschermen
tegen de schadelijke effecten van industriële emissies (graag een schets van concrete
acties, afgezien van nog meer onderzoeken en deadlines)?
Antwoord 6
Op dit moment wordt de herziene Richtlijn Industriële Emissies (RIE) geïmplementeerd
in de Nederlandse wetgeving. Een van de uitgangspunten voor vergunningverlening van
de grote industriële installaties die onder de herziene RIE vallen, wordt het vergunnen
aan de onderkant (strengste kant) van de bandbreedte van Best Beschikbare Technieken
(BBT). Daarmee zorgt de RIE ervoor dat emissies van grote industriële installaties
voorkomen en verminderd worden, ten behoeve van de bescherming van mensen, het milieu
en de leefomgeving. De wetgeving als gevolg van de herziene richtlijn dient op 1 juli
2026 in werking te treden.
Daarnaast wordt gewerkt aan het uitvoeren van het Impulsprogramma Chemische Stoffen.
Ook wordt in het kader van de maatwerkaanpak gesproken met energie-intensieve industriebedrijven,
om gericht hun uitstoot van broeikasgassen en effect op de leefomgeving te verkleinen.
Zoals aangegeven in de voortgangsbrief Industrie en Omwonenden volgt daarnaast een
uitwerking van de acties uit de Actieagenda Industrie en Omwonenden in december 20256. Aangezien het kabinet demissionair is, ga ik hier nu niet op vooruit lopen.
Vraag 7
Hoe ziet u het feit dat sommige energie-intensieve sectoren, zoals de basismetaalindustrie,
per euro toegevoegde waarde tot wel 37 eurocent schade veroorzaken? Hoe verhoudt zich
dit tot het «de vervuiler betaalt»-principe?
Antwoord 7
Het klopt dat industriële activiteiten maatschappelijke schade veroorzaken, in de
vorm van schade aan onder andere de gezondheid van mensen en de natuur. Deze industriële
activiteiten kennen echter ook baten in de vorm van diensten en producten die we dagelijks
gebruiken en voor werkgelegenheid.
Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijke leidraad in het milieubeleid,
zowel nationaal als op EU-niveau. Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, geldt
bijvoorbeeld voor bodemsanering dat de kosten daarvan zoveel mogelijk op de veroorzaker
worden verhaald en wordt er ook voor waterzuivering gekeken hoe dit principe beter
toegepast kan worden.
Daarnaast worden schadelijke emissies steeds strenger genormeerd en/of beprijsd via
wet- en regelgeving. Voorbeelden hiervan zijn het Europese emissiehandelssysteem voor
broeikasgassen en het systeem van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE), op grond
waarvan best beschikbare technieken verplicht worden gesteld voor de industrie. Dit
soort normering gebeurt bij voorkeur in Europese en internationale afstemming, ten
behoeve van een gelijk speelveld en voor het voorkomen van weglekeffecten. Op deze
manier komt de situatie waarin milieuschade in de prijs van producten is verdisconteerd
en de vervuiler betaalt stapsgewijs dichterbij.
Vraag 8
Wat is uw reactie op het feit dat slechts 10% van de bedrijven verantwoordelijk is
voor 75% van de schade aan onze leefomgeving en welke concrete stappen gaat u wanneer
nemen om dit aan te pakken?
Antwoord 8
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 werk ik op verschillende manieren aan
het inperken van industriële emissies. Het klopt dat grote energie-intensieve industriële
activiteiten, ten opzichte van de kleinere industrieën, relatief veel maatschappelijke
schade veroorzaken. Dat is gelet op de schaalgrootte van de energie-intensieve industrie
ook niet verwonderlijk. Deze industriële activiteiten kennen bovendien ook baten in
de vorm van diensten en producten die we dagelijks gebruiken en voor werkgelegenheid.
Vraag 9
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het marktfalen wordt opgelost en vervuilende activiteiten
een financieel realistische prijs krijgen, zodat de maatschappelijke kosten niet langer
worden afgewenteld op omwonenden en de maatschappij? Welke concrete acties van uw
kant kunnen we daarin verwachten en welke tijdlijn hoort daarbij?
Antwoord 9
Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijke leidraad in het milieubeleid,
zowel nationaal als op EU-niveau. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 7.
Vraag 10
Deelt u de opvatting dat de bescherming van de volksgezondheid centraal moet staan
bij de vergunningverlening aan industriële bedrijven en dat dit juridische borging
verdient (zeker gezien eerdere schandalen waaruit bleek dat de overheid omwonenden
en hun leefomgeving onvoldoende heeft beschermd)?
Antwoord 10
Bij de vergunningverlening van industriële bedrijven vindt er door het bevoegd gezag
een afweging plaats tussen verschillende belangen. Het gezondheids- en milieubelang
speelt hierbij een belangrijke rol. Eén van de doelen van de Omgevingswet is dan ook
een gezonde fysieke leefomgeving. Een vergunning kan bijvoorbeeld geweigerd worden
vanwege ernstige of mogelijk ernstige gezondheidsrisico’s. Hierdoor bestaat er reeds
een juridische borging van de bescherming van de volksgezondheid.
Uit het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over Industrie en Omwonenden7 blijkt dat de gezondheid van omwonenden niet altijd afdoende wordt beschermd bij
vergunningverlening. Recent heeft de Kamer een juridisch onderzoek ontvangen, waarin
knelpunten en oplossingsrichtingen op dit gebied zijn geïdentificeerd8. In het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden wordt verder onder andere
gekeken naar hoe gezondheid een meer volwaardige plaats kan krijgen in vergunningverlening.
Zo wordt er een onderzoek uitgevoerd naar het meewegen van gezondheid in de Omgevingswet
en op welke manier dit mogelijk verstevigd kan worden. In december 2025 wordt hierover
gerapporteerd conform eerdere toezeggingen aan de Kamer.
Vraag 11
Bent u het ermee eens dat burgers veel te lang in de steek zijn gelaten door de overheid
als het gaat om bescherming van hun gezondheid en omgeving tegen vervuilers, en dat
het nu aan u is om zo snel mogelijk concrete resultaten te boeken om dit te verbeteren,
in plaats van in jarenlange onderzoeken te blijven hangen? Zo nee, waarom laat u dan
burgers weer in de steek?
Antwoord 11
Het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over «Industrie en Omwonenden» bevat
confronterende bevindingen, die gaan over de gezondheid van burgers. Zoals aangeven9 in de kabinetsreactie van 10 oktober 2023, zijn dit bevindingen die het kabinet zich
als geheel aantrekt en uiterst serieus neemt. Een goede opvolging van de bevindingen
van de OVV is daarvoor van belang. In het antwoord op vraag 6 is reeds toegelicht
welke stappen hiervoor worden gezet.
Vraag 12
Hoe gaat u er – gelet op het feit dat het regelmatig voorkomt dat gegevens aangeleverd
door bedrijven onbetrouwbaar of onvolledig waren en de Inspectie Leefomgeving en Transport
(ILT) er in november nog op wees dat emissiemetingen moeten worden uitgebreid en er
meer immissiemetingen -metingen op het niveau van de leefomgeving- moeten plaatsvinden
– op relatief korte termijn voor zorgen dat uitstootgegevens voortaan gebaseerd zijn
op betrouwbare onafhankelijke metingen, waar de toezichthouders zoveel mogelijk direct
toegang toe hebben in plaats van afhankelijk voor zijn van bedrijven, en welke concrete
stappen met concrete deadlines/tijdpad horen daarbij?
Antwoord 12
Op dit moment wordt als onderdeel van de Actieagenda Industrie en Omwonenden in kaart
gebracht welke verbeteringen en innovaties mogelijk zijn ten aanzien van het monitoren
en controleren van verontreinigende emissies bij bedrijven. Hierbij wordt onder andere
gekeken naar hoe de kwaliteit en onafhankelijkheid van emissiemetingen kan worden
gewaarborgd. Daarnaast wordt ook gekeken hoe het monitoren van schadelijke stoffen
naar omwonenden verbeterd kan worden, bijvoorbeeld via metingen van immissies, depositie
of biomonitoring. Ook wordt er onderzocht hoe de informatiestroom op het gebied van
meetdata tussen bedrijven en toezichthouders kan worden verbeterd. Uw Kamer wordt
in december 2025 geïnformeerd over de uitkomsten.
Vraag 13
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat beter onafhankelijk inzicht komt in zowel
de uitstoot van als de blootstelling aan schadelijke stoffen (graag ook een schets
van concrete stappen en tijdlijn)?
Antwoord 13
Zoals aangegeven in bovengenoemd antwoord op vraag 12 wordt dit momenteel onderzocht
in de Actieagenda Industrie en Omwonenden. In december 2025 wordt uw Kamer geïnformeerd
over de uitkomsten.
Vraag 14
Ziet u een rol voor een onafhankelijke toezichthouder om meetgegevens te controleren
of een landelijke, onafhankelijke meetdienst? Zo nee, hoe gaat u er dan voor zorgen
dat de bestaande toezichthouders voldoende uitgerust zijn om goede controles te kunnen
uitvoeren op met name grote, machtige bedrijven?
Antwoord 14
Bevoegde gezagen en de ILT hebben op grond van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht
reeds het recht om onafhankelijke metingen uit te (laten) voeren bij bedrijven om
emissievoorschriften te controleren, en doen dat in praktijk ook. In het kader van
de versterking van het VTH-stelsel wordt gewerkt aan het verbeteren van de kennisinfrastructuur
van bevoegde gezagen.
Vraag 15
Gaat u naar aanleiding van de conclusies inzake de informatiepositie van het bevoegd
gezag ten opzichte van bedrijven (uit het juridische onderzoek over omgaan met vergunningen
en onzekere risico’s, waaraan gerefereerd wordt in de de Voortgangsbrief Industrie
en Omwonenden[3]), ook daadwerkelijk werken aan regelgeving om de informatiepositie
van het bevoegd gezag ten opzichte van bedrijven te verbeteren (bijvoorbeeld in het
Bkl)? Kunt u toezeggen om nog dit jaar een concreet wijzigingsvoorstel in gang te
zetten? Zo nee, wat gaat u dan wel concreet doen en per wanneer?
Antwoord 15
Zoals u weet is het kabinet demissionair en daarom terughoudend met nieuwe beleids-
en/of wetswijzigingen. Wel worden via verschillende maatregelen reeds stappen gezet
met betrekking tot het versterken van het stelsel van vergunningverlening, toezicht
en handhaving in de breedte. Dit versterkt ook de informatiepositie van het bevoegd
gezag ten opzichte van bedrijven.
Ook verbetert de informatiepositie van het bevoegd gezag door de implementatie van
de Richtlijn Industriële Emissies. Specifiek op het gebied van stoffen met onzekere
risico’s wordt het bevoegd gezag ondersteund door bijvoorbeeld de ontwikkeling van
de zogeheten Routekaart Voorzorg Beter Toepassen. Hierover zijn momenteel gesprekken
gaande met zowel bevoegde gezagen, omgevingsdiensten en branches.
Vraag 16
Welke concrete stappen worden er gezet om de monitoring van industriële emissies te
verbeteren, zodat deze fijnmazig, onafhankelijker en zoveel mogelijk realtime plaatsvinden?
Antwoord 16
Zie hiervoor het antwoord op vraag 12 en vraag 14.
Vraag 17
Welke concrete maatregelen neemt u om de omgevingsdiensten te versterken, zodat zij
beter in staat zijn om de regels rond industriële emissies te handhaven?
Antwoord 17
Uw Kamer is op 8 mei 2025 geïnformeerd over de maatregelen die worden genomen om het
stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) milieu in het algemeen
te versterken10. Het gaat om een breed pakket aan maatregelen, waarvan wijziging van wet- en regelgeving
onderdeel uitmaakt.
Vraag 18
Bent u bereid om maatwerkafspraken met vervuilende bedrijven alleen aan te gaan wanneer
er garanties zijn dat deze daadwerkelijk leiden tot wat gezondheidsexperts bestempelen
als voldoende bescherming van de gezondheid van omwonenden, zoals door de Expertgroep
Gezondheid is geadviseerd, waarbij een sterk uitgeruste toezichthouder de voortgang
van afspraken monitort en waarbij als blijkt dat een bedrijf zich niet aan afspraken
houdt er meteen harde sancties volgen?11 Zo niet, waarom laat u omwonenden weer in de steek?
Antwoord 18
De Gezondheidsraad heeft in 2024 geadviseerd om een structureel meetprogramma op te
zetten voor meting van chemische stoffen met behulp van biomonitoring. Op basis van
dat advies had het kabinet nog onvoldoende informatie over de beste invulling van
zo’n meetprogramma en de bijbehorende kosten. Om die reden heeft het kabinet het RIVM
opdracht gegeven tot het uitvoeren van een modelleringsstudie, waarin verschillende
varianten in kaart worden gebracht en een realistische inschatting wordt gemaakt van
de bijbehorende kosten12. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van de ervaringen van lopende meetprogramma’s
in andere landen. Het RIVM verwacht de modelleringsstudie eind 2025 op te kunnen leveren.
Op basis van die modelleringsstudie zal het kabinet een afweging maken over het instellen
van een meetprogramma voor blootstelling aan chemische stoffen. Het kabinet verwacht
hier op zijn vroegst in de eerste helft van 2026 op terug te kunnen komen.
Vraag 19
Bent u bereid om maatwerkafspraken met vervuilende bedrijven alleen aan te gaan wanneer
er garanties zijn dat deze daadwerkelijk leiden tot wat gezondheidsexperts bestempelen
als voldoende bescherming van de gezondheid van omwonenden, zoals door de Expertgroep
Gezondheid is geadviseerd, waarbij een sterk uitgeruste toezichthouder de voortgang
van afspraken monitort en waarbij als blijkt dat een bedrijf zich niet aan afspraken
houdt er meteen harde sancties volgen?13 Zo niet, waarom laat u omwonenden weer in de steek?
Antwoord 19
De ministeries van KGG en IenW trekken met de maatwerkaanpak samen op om te bevorderen
dat bedrijven én omwonenden een gezonde toekomst hebben. De Adviescommissie Maatwerkafspraken
Verduurzaming Industrie (AMVI) toetst naast de bijdrage van de beoogde maatwerkafspraken
aan de verbetering van het klimaat ook de verbeteringen voor de leefomgeving. Uiteraard
worden (de effecten van) bedrijfsactiviteiten begrensd door de relevante vergunningen,
zoals dat voor ieder bedrijf geldt.
Goede monitoring van de afspraken is belangrijk om te bewaken dat resultaten daadwerkelijk
worden gerealiseerd. Dit is ook onderdeel van elke maatwerkafspraak. Op deze manier
kan tijdig worden bijgestuurd in het geval dat doelstellingen onverhoopt niet (tijdig)
kunnen worden gerealiseerd. Zoals eerder aangegeven, zijn er reeds middelen gereserveerd
in het Klimaatfonds voor versterking van toezicht en handhaving ten behoeve van de
maatwerkafspraken.
Vraag 20
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Antwoord 20
In de vragen zit deels overlap. Om die reden is enkele keren verwezen naar een eerder
antwoord. Verder vereisten verschillende vragen afstemming met andere departementen.
Beantwoording binnen de gestelde termijn was daarom niet mogelijk. Op 28 mei is daarom
een uitstelbrief aan uw Kamer verstuurd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.A. Aartsen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.