Amendement (gewijzigd/nader/vervangend) : Gewijzigd amendement van het lid Postma ter vervanging van nr. 22 over verplichte isolatie voor nieuwe leidingen voor warmtetransport
36 576 Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte)
Nr. 69
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID POSTMA TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR.
22
Ontvangen 19 juni 2025
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel 1.1 wordt in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepaling ingevoegd:
– warmteverlies:
het procentuele verschil tussen de in een collectieve warmtevoorziening ingevoede
thermische energie en de aan de verbruiker geleverde thermische energie.
II
Aan artikel 2.9, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot door
een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. vijf jaar na de eerste overschrijding van een norm als bedoeld in artikel 2.23a, nog
steeds meer warmteverlies lijdt dan deze norm.
III
Na artikel 2.23 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 2.5.5a Energie-efficiëntie en tegengaan warmteverlies
Artikel 2.23a normen warmteverlies
1. Bij of krachtens maatregel van bestuur kunnen normen en overige regels worden gegeven
over de energie-efficiëntie van nieuw aan te leggen of ingrijpend te renoveren collectieve
warmtevoorzieningen.
2. De energie-efficiëntie wordt uitgedrukt in een maximaal toegestaan warmteverlies
per collectieve warmtevoorziening. Dit maximaal toegestane warmteverlies wordt uitgesplitst
naar nieuw aan te leggen en ingrijpend te renoveren warmtevoorzieningen.
3. Een aangewezen warmtebedrijf zorgt ervoor dat het warmteverlies niet meer bedraagt
dan een norm als bedoeld in het eerste lid. Indien het warmteverlies meer is dan deze
norm, meldt het aangewezen warmtebedrijf dit onmiddellijk na de vaststelling van deze
norm aan de Autoriteit Consument en Markt.
4. De Autoriteit Consument en Markt kan bij besluit vaststellen dat het aangewezen warmtebedrijf
vijf jaar na de eerste overschrijding van een norm als bedoeld in het eerste lid,
nog steeds de norm voor het maximale warmteverlies overschrijdt.
IV
In artikel 9.3, tweede lid, en 9.4, tweede lid, wordt na «2.20, eerste lid,» telkens
ingevoegd «of 2.23a, eerste lid».
Toelichting
Ter aanvulling van het voorstel voor een Wet collectieve warmte, bevat dit amendement
een efficiëntie-norm voor collectieve warmtevoorzieningen die beoogt onnodig warmteverlies
van deze systemen te beperken. Bij onnodig warmteverlies, komt de rekening uiteindelijk
te liggen bij de consument die meer zal moeten gaan betalen voor de energie. Dit is
enkel anders als de besparende maatregelen, zoals betere isolatie van de pijpleiding,
zo veel kosten dat zij niet opwegen tegen de «warmte-winst». In Nederland is het gemiddelde
warmteverlies in grote warmtenetten 31% en in middelgrote warmtenetten zelfs 34%.
De praktijk in andere Europese landen laat zien dat dit aanzienlijk lager kan zijn.
In Oostenrijk, Finland, Denemarken, Duitsland en Zwitserland is het warmteverlies
in het algemeen lager dan 15%. Aangezien collectieve warmtevoorzieningen worden aangelegd
om tientallen jaren gebruikt te gaan worden, lonen deze investeringen. Ter illustratie;
indien het warmteverlies gereduceerd zou worden tot gemiddeld 15% zou er op basis
van cijfers uit 2023 (meest recente cijfers) jaarlijks 3,2 miljoen GJ aan warmte bespaard
kunnen worden. Dit heeft een marktwaarde van € 129 miljoen, een broeikasgasintensiteit
van 70.531 ton CO2 en is genoeg om ruim 90.000 huishoudens van warmte te voorzien. Om te zorgen dat
de markt niet vanwege korte-termijn denken deze lonende duurzaamheidsmaatregelen achterwege
laat, kan een landelijke norm noodzakelijk zijn die een maximum stelt aan het toegestane
warmteverlies. Daarom wordt voorgesteld om de mogelijkheid voor het invoeren van een
efficiëntie-norm toe te voegen aan de Wet collectieve warmte.
Het huidige wetsvoorstel bevat een mogelijkheid voor een norm voor de reductie van
de uitstoot van broeikasgassen, maar dit leidt niet direct tot efficiënt warmtegebruik
bij duurzame warmtebronnen. Om de uitstoot van broeikasgassen voldoende te beperken
zodat we de klimaatdoelen halen, is niet alleen vereist dat we overstappen op duurzamere
energiebronnen, maar ook dat we efficiënt omgaan met deze bronnen. De voorgestelde
efficiëntienorm zorgt niet alleen voor dat er minder kosten veroorzaakt door het warmteverlies
worden afgewenteld op consumenten, maar zorgt ook dat er efficiënt gebruik gemaakt
wordt van de al beschikbare duurzame warmtebronnen. Die bronnen zijn (nu nog) schaars
en we kunnen het ons niet permitteren om daar onzuinig mee om te gaan. Warmte die
weglekt had immers gebruikt kunnen worden voor andere doeleinden.
Een efficiëntienorm voor warmtenetwerken moet landelijk geregeld worden. De Wet collectieve
warmte laat geen ruimte voor lokaal maatwerk, doordat artikel 11.1 van het wetsvoorstel
bepaalt dat gedeputeerde staten, provinciale staten, het college en de gemeenteraad
niet bevoegd zijn regels te stellen ten aanzien van het leveren, transporteren, produceren
en inkopen van warmte, het beschikbaar stellen van restwarmte en de tarieven die daarvoor
in rekening kunnen worden gebracht in het belang van een betrouwbare, betaalbare en
broeikasgassen-vrije warmtevoorziening. Kortom, als het landelijk niet goed geregeld
wordt, kunnen lokale overheden dat niet ondervangen.
Ten slotte draagt dit amendement bij aan de doelstelling van Richtlijn 2012/27/EU
van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie.
Die richtlijn verplicht Nederland om de efficiëntie bij verwarming en koeling te bevorderen.
Postma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Wytske Postma, Tweede Kamerlid