Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Postma over de verplaatsing van industriële productie uit Nederland
Vragen van het lid Postma (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Economische Zaken over de verplaatsing van industriële productie uit Nederland (ingezonden 16 mei 2025).
Antwoord van Minister Heinen (Economische Zaken), mede namens de Minister van Klimaat
en Groene Groei (ontvangen 17 juni 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De ene na de andere fabriek verdwijnt uit Nederland:
wat gaat er mis?» waarin wordt geschetst dat meerdere grote fabrieken, zoals Tata
Steel, Vredesteun, Shell en Dow, hun productie (deels) uit Nederland terugtrekken
onder meer vanwege hoge kosten en regeldruk?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u het geschetste beeld dat industriële productie in Nederland structureel
onder druk staat door een combinatie van hoge energieprijzen, toenemende internationale
concurrentie, arbeidsmarktkrapte, regeldruk en beleidsmatige onzekerheid?
Antwoord 2
Ik herken het geschetste beeld dat de productie bij veel bedrijfstakken binnen de
industrie in Nederland onder druk is komen te staan door een combinatie van de hierboven
genoemde factoren. Welke specifieke factoren, evenals de mate waarin deze factoren
de productie terugdringen, verschilt sterk per bedrijfstak. Het is van belang hier
oog voor te houden. Ook kan dit sterk verschillen tussen bedrijven binnen dezelfde
bedrijfstak.
In het algemeen geldt dat de industriële productie in Nederland in maart is toegenomen
ten opzichte van een jaar eerder. Dit komt met name door de toegenomen productie vanuit
de machinebouwindustrie2, terwijl andere bedrijfstakken ten opzichte van een jaar eerder hun productievolume
verder hebben zien afnemen (zoals in de chemische industrie). Bij veel energie intensieve
bedrijfstakken is het productievolume ten opzichte van een jaar geleden relatief constant
gebleven, maar bevindt het productieniveau zich nog ruim onder het niveau van voor
de energiecrisis. Daarmee blijft productieherstel voor deze bedrijfstakken uit.
Binnen de energie-intensieve industrie moeten we in het algemeen constateren dat de
concurrentiepositie onder druk is komen te staan. Mijn collega, de Minister van Klimaat
en Groene Groei, is bij de beantwoording van de schriftelijke vragen die zijn gesteld
over het Pakket voor Groene Groei hier verder in detail op ingegaan.3
Het is hierbij ook van belang om te constateren dat een deel van het concurrentienadeel
ook ten dele kan worden opgevangen door de maatregelen die het kabinet de afgelopen
voorjaarsbesluitvorming heeft genomen en in die zin niet structureel van aard hoeven
te zijn. Het kabinet realiseert zich hierbij dat de situatie van de industrie urgent
is, maar dat niet alles in één keer op te lossen is. Dat geldt zeker voor wereldwijde,
geopolitieke ontwikkelingen die de industrie zo hard treffen momenteel. Tegelijk laat
het kabinet met het pakket voor Groene Groei zien dat de noodkreten van de industrie
goed zijn verstaan en dat de duurzame industrie toekomst heeft in Nederland.4 Daarbij is het ook noodzakelijk in EU-verband naar oplossingen te zoeken aangezien
de industriële waardeketens grensoverstijgend zijn. De Europese Commissie werkt in
dit verband onder de Clean Industrial Deal plannen uit om de concurrentiepositie en
weerbaarheid van de industrie te versterken en tegelijk de verduurzaming vorm te geven.
Het kabinet onderschrijft de noodzaak om verduurzaming en concurrentievermogen in
samenhang te bezien. Over de specifiekere inzet en het toekomstperspectief van de
verduurzaming van energie-intensieve industrie in Europees verband komt mijn collega
van Klimaat en Groene Groei later dit jaar in een Kamerbrief nader op terug.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel industriële productiebedrijven in de afgelopen vijf jaar hun
activiteiten hebben teruggetrokken, uitgesplitst naar sector en motieven (zoals energie,
kosten, vergunningen)?
Antwoord 3
Het exacte aantal industriële productiebedrijven dat hun activiteiten uit Nederland
heeft teruggetrokken wordt niet als zodanig bijgehouden.
Uit de Monitor Ondernemingsklimaat5 blijkt dat de meeste van de bevraagde bedrijven (ruim 80%) niet van plan zijn om
binnen twee jaar activiteiten naar het buitenland te verplaatsen. Bij internationaal
actieve bedrijven ligt dit lager: 60% is niet van plan om binnen twee jaar activiteiten
naar het buitenland te verplaatsen. Dit is vergelijkbaar met vorig jaar, met een lichte
daling.
Bedrijven die verplaatsing overwegen zijn vooral negatief over het belastingklimaat,
faciliterende regelgeving, energie-infrastructuur en de mindere voorspelbaarheid van
beleid.
Vraag 4
Hoe verhouden de industriële elektriciteitskosten in Nederland zich tot die in landen
waarmee wij concurreren? Kunt u een overzicht geven van de gemiddelde tarieven en
nettarieven?
Antwoord 4
In de Kamerbrief van 4 april 2024 van mijn voorganger werd reeds gemeld dat de totale
elektriciteitskosten in 2024 voor grootverbruikers in Duitsland, Frankrijk en België
naar schatting tussen de 15% en 66% lager liggen dan in Nederland en dat dit verschil
in 2024 sterk is gegroeid.6 In het met die brief meegestuurde onderzoek van E-bridge is onderstaand overzicht
van de samenstelling van de energieprijzen voor industriële grootgebruikers opgenomen
(figuur 2). Uit het onderzoek komt onder andere naar voren dat dit te wijten viel
aan hoge netwerktarieven in Nederland, geen tegemoetkoming via de IKC-ETS en de verschillen
in fiscale behandeling van grote elektriciteitsverbruikers.
Het kabinet heeft mede op basis hiervan bij de voorjaarsbesluitvorming besloten om
de IKC-ETS regeling met drie jaar te verlengen en daar budget voor vrij te maken.
Hierdoor valt een groot deel van het kostennadeel ten aanzien van de elektriciteitsprijs
weg en kan het gelijke speelveld voor deze bedrijven ten opzichte van hun Europese
concurrenten ten dele worden hersteld. Een belangrijk deel van de hogere kosten komt
daarnaast voort uit de hogere netkosten. Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen
van de amortisatie variant uit het IBO Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur. Door
een deel van de netkosten via leningen op een amortisatierekening te bekostigen en
deze kosten in de tijd te spreiden, kunnen gemaakte netkosten over een groter verbruik
verdeeld worden. Zo kan de stijging van de nettarieven in de komende jaren voor huishoudens
en bedrijven gedempt worden. Het kabinet kijkt met een positieve grondhouding of aan
de vier voorwaarden, zoals door het kabinet gesteld in de kabinetsreactie op het IBO,
kan worden voldaan. Uiterlijk bij Prinsjesdag dit jaar komt het kabinet hierop terug.
Figuur 2 – Verschillen in Industriële energieprijzen
Bron: E-Bridge – Electricity cost assessment for large industry in the Netherlands, Belgium,
Germany and France
Vraag 5
Acht u het wenselijk dat Nederland beschikt over en robuuste basis van maakindustrie,
chemie, procesindustrie en circulaire productie?
Antwoord 5
Ja. Het kabinet werkt aan een concurrerende en weerbare economie die schokken kan
opvangen. Dat doen we samen met onze Europese en strategische partners. Het Nederlandse
bedrijfsleven, de industrie en maatschappelijke organisaties spelen daarbij een cruciale
rol. De ambitie is het behouden van een gediversifieerde economie, het opbouwen van
nieuwe waardeketens in technologisch hoogwaardige industrieën en een gelijk speelveld
tussen Nederlandse en buitenlandse bedrijven.
Vraag 6
Welke concrete beleidswijzigingen zijn sinds 2022 ingevoerd om het vestigingsklimaat
voor industriële bedrijven te verbeteren, bijvoorbeeld op het gebied van netcongestie,
vergunningenprocedures, investeringszekerheid en fiscale lasten?
Antwoord 6
Sinds 2022 zijn er verschillende beleidswijzigingen geweest die in het algemeen het
vestigingsklimaat versterken. Zoals eerder aangegeven onder vraag vier heeft het kabinet
besloten om de IKC-ETS regeling met drie jaar te verlengen.
Het kabinet heeft verder opdracht gegeven tot het Interdepartementaal Beleidsonderzoek
(IBO) Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur.7 Dit IBO bevat 32 concrete maatregelen om de kostenstructuur van elektriciteit te
verbeteren en het vestigingsklimaat voor de industrie te versterken. De komende tijd
gaat het kabinet o.a. aan de slag met het uitwerken van de amortisatieoptie.
Ook heeft het kabinet in het pakket voor Groene Groei dit voorjaar een versnellingsaanpak
netcongestie aangekondigd. Met de nieuwe aanpak wordt sneller besloten welke overheid
het bevoegd gezag op zich neemt en wordt dit vaker bij de provincie of rijksoverheid
belegd. Het kabinet gaat met een aanpak voor kortere procedures de wet- en regelgeving
aanpassen om knelpunten weg te nemen en de doorlooptijden te verkorten. Een uitgebreide
toelichting op de versnellingsaanpak is te vinden in de brief «Aanpak netcongestie:
sneller uitbreiden elektriciteitsnet».
Tegelijkertijd werkt het kabinet aan structurele oplossingen via onder andere de Ministeriële
Commissie Economie en Natuurherstel, die gericht is op snel perspectief bieden aan
sectoren die geraakt worden door stikstof en ruimtegebrek.
Hiernaast zetten we met gericht industriebeleid in op het versterken van onze strategische
ecosystemen. Voorbeelden hiervan zijn project Beethoven in de Brainport regio en de
sectoragenda voor de Maritieme Maakindustrie. Daarnaast zal ik in het najaar van 2025
de sectoragenda halfgeleiderindustrie met uw Kamer delen.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u de signalen van onder meer het Port of Rotterdam, de Algemene Werkgeversvereniging
Nederland (AWVN) en ondernemersorganisaties dat Nederland aantrekkelijkheid verliest
als investeringsland voor grootschalige industrie?
Antwoord 7
We herkennen de uitdagingen zoals die zijn genoemd door deze belanghebbenden en nemen
ze uitermate serieus. De hiervoor aangehaalde beleidsmaatregelen onder vraag 6 zijn
erop gericht om dit te adresseren.
Vraag 8
Welke invloed heeft de stikstofproblematiek op investeringsbeslissingen van industriële
bedrijven?
Antwoord 8
Hierover zijn geen complete cijfers beschikbaar. Wel is duidelijk dat de stikstof
problematiek in sommige gevallen in de weg staat, waardoor industriële projecten géén
of lastig doorgang vinden. Uiteraard is dit een probleem voor het aantrekken van investeringen.
Daarom heeft het oplossen van de stikstofproblematiek de hoogste prioriteit voor het
kabinet.
Vraag 9
Acht u het risico reëel dat het geleidelijk verdwijnen van energie- en kapitaalintensieve
productieactiviteiten leidt tot verlies van strategisch verdienvermogen, exportcapaciteit
en hoogwaardig werkgelegenheid?
Antwoord 9
Ja, dit is zorgelijk. We moeten onderkennen dat we sommige comparatieve voordelen
kwijtraken, zoals goedkope energie uit gas. Met gericht industrie- en innovatiebeleid
zetten we in op het versterken van ons langdurig verdienvermogen. In mijn industriebrief,
die in Q3 van 2025 met uw Kamer gedeeld wordt, wil ik verder ingaan op deze problematiek,
en de beleidsrespons. In Q2 van 2025 zal met de Groeimarktenbrief uw Kamer geïnformeerd
worden over een aantal markten waar wij kansen zien om het strategisch verdienvermogen
van Nederland te versterken. En de Minister van Klimaat en Groene Groei zal u bij
brief informeren over het perspectief van de energie-intensieve industrie.
Vraag 10
Bent u bereid om, samen met relevante departementen, regio’s en de industrie zelf,
te verkennen of een langjarig industrieakkoord of herindustrialisatieplan nodig is
om het investeringsklimaat duurzaam te versterken?
Antwoord 10
Ik ben continu in gesprek met departementen en stakeholders om het investeringsklimaat
te versterken. Tegelijkertijd ben ik bezig met het vernieuwen van het Industriebeleid
waarin ik het langjarig perspectief voor de industrie zal meenemen. Hierover informeer
ik uw Kamer in Q3 van 2025.
Vraag 11
Deel u de analyse dat onzeker, gefragmenteerde of wispelturig overheidsbeleid bijdraagt
aan de neiging van bedrijven om Nederland als vestigingsland te heroverwegen? Zo ja,
welke structurele verbeteringen ziet u op dat punt als noodzakelijk?
Antwoord 11
Ja. Bij investeringsbeslissingen voor bedrijven is lange termijn stabiliteit cruciaal.
Ik zet me hierop in samen met mijn collega’s van andere departementen om dit aan te
kaarten. Daarnaast werk ik aan verschillende programma’s om dit in te bedden. Zo ben
ik bezig, zoals eerder aangehaald, met vermindering van regeldruk, door middel van
het actieprogramma «Minder Druk Met Regels» alsook het Pact Ondernemingsklimaat. Structureel
zie ik ruimte voor verbetering in de samenhang en voorspelbaarheid van beleid. Dat
vraagt om betere interdepartementale afstemming, duidelijke langetermijnkoersen en
consistentie in beleidsuitvoering. Daar gaat het Pact Ondernemingsklimaat aan bijdragen.
U ontvangt nog voor de zomer het Pact Ondernemingsklimaat. Dit Pact is een belangrijke
stap. Het bevat concrete afspraken en acties die ondernemers de ruimte geven om te
ondernemen, en die het vertrouwen tussen overheid en bedrijfsleven versterken. Het
Pact Ondernemingsklimaat adresseert belangrijke thema’s voor ondernemers, zoals arbeidsmarkt
en talentontwikkeling, regeldruk en netcongestie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Economische Zaken -
Mede namens
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.