Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 23 en 24 juni 2025 en tussentijdse aanpassing Verordening Vangstmogelijkheden 2025 (Kamerstuk 21501-32-1710)
2025D28110 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur hebben
de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister
en Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de geannoteerde
agenda Landbouw- en Visserijraad 23 en 24 juni 2025 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1710).
De voorzitter van de commissie,
Aardema
Adjunct-griffier van de commissie,
Van den Brule-Holtjer
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II
Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid
en Natuur
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Landbouw- en Visserijraad van 23 en 24 juni 2025. Deze leden hebben daarbij de volgende
opmerkingen en vragen.
Boer en visser worden klemgezet in Europese papieren werkelijkheid.
De leden van de PVV-fractie zien met zorg hoe het Gemeenschappelijk Visserijbeleid
(GVB) en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) opnieuw worden geëvalueerd, zonder
een structurele koerswijziging. Ondertussen blijven Nederlandse boeren en vissers
het hardst geraakt door regels die elders binnen de Europese Unie (EU) worden versoepeld.Waarom
blijft Nederland zich zo opstellen, terwijl landen als Frankrijk en Polen deze sectoren
juist actief beschermen? Deze leden vragen de Minister wanneer zij eindelijk voorop
gaat lopen in het herstellen van het verdienvermogen.
De visserij verdient meer dan een bijzin – waar blijft het toekomstperspectief?
De leden van de PVV-fractie vinden de inzet op verlenging van toegang tot Britse wateren
positief, maar structurele onzekerheid blijft door wisselende toegestane vangsthoeveelheden,
data-tekorten en Brusselse top-down-benadering. Wat doet de Minister om de ruimtelijke
druk, vergunning schaarste en data-afhankelijkheid van de International Council for
the Exploration of the Sea (ICES) daadwerkelijk aan te pakken, zodat Nederlandse vissers
ruimte houden om te ondernemen?
Waarom gaat Nederland akkoord met afzwakking van bescherming boer in de keten?
De leden van de PVV-fractie zijn zeer verbaasd en zijn het ermee oneens dat Nederland
instemt met een verzwakt voorstel over schriftelijke contracten en prijszekerheid
in de landbouwketen. Waarom heeft de Minister geen hardere voorwaarden gesteld om
de positie van de boer in prijsonderhandelingen te versterken? Gaat Nederland opnieuw
machteloos toekijken hoe ketenpartijen domineren?
Plantaardig uitgangsmateriaal, innovatie of obstakel?
De leden van de PVV-fractie steunen ruimte voor zaadveredeling, maar maken zich zorgen
over de toenemende regeldruk via Official Controls Regulation (OCR) en certificering.
Wat doet de Minister concreet om te voorkomen dat innovatieve telers en zaadbedrijven
in Nederland worden klemgezet door overmatige certificering en papierwerk?
Afsluitend
De leden van de PVV-fractie staan voor een landbouw- en visserijbeleid dat praktisch,
nationaal gestuurd en marktgericht is. Brussel mag geen excuus blijven voor Haagse
besluiteloosheid.
De Minister heeft de kans om te kiezen voor onze mensen op zee en op het land en deze
leden vinden dat nu het moment is om daar daadwerkelijk naar te handelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor de
Landbouw- en Visserijraad. Deze leden betreuren het ten zeerste dat Nederland vorige
week bij de Verenigde Naties (VN)-oceaantop (UNOC) in Nice verstek liet gaan. Hierover hebben deze leden vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het GVB op de agenda staat. Deze
leden zijn van mening dat de zeenatuur beschermen van het grootste belang is. De suggestie
van de Minister om administratieve lasten te verminderen en te pleiten voor vereenvoudiging
zal nooit als gevolg mogen hebben dat het daadwerkelijk herstellen van de zeenatuur
en vispopulaties wordt gefrustreerd. In dit kader vragen deze leden de Minister nader
in te gaan op de inzet van Nederland bij de UNOC in Nice. Het demissionaire kabinet
heeft geen ratificatie ingediend op het ambitieuze verdrag om oceanen te beschermen.
Waarom heeft de Staatssecretaris deze kans gemist? Op welke manier maakt de Staatssecretaris
de uitgangspunten van het VN-verdrag om oceanen te beschermen deel van de inzet bij
de Landbouw- en Visserijraad? Deze leden vrezen dat door de opstelling van Nederland
noodzakelijke actie uitblijft. Deze leden vragen de Staatssecretaris dan ook wanneer
hij wél het ratificatieproces afrondt. Welke andere lidstaten hebben ook geen ratificatie
ingediend?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie uiten hun zorgen over een Omnibus-voorstel
voor de landbouw. Deze leden vrezen dat vereenvoudiging vaak tot gevolg heeft dat
beschermingen worden afgezwakt in plaats van dat het enkel dient om bureaucratie te
verminderen. In het geval van Nederland blijkt dat meer flexibiliteit geven voor nationale
implementatie van wetgeving niet heeft geleid tot het behalen van doelen en het realiseren
van natuurherstel, noch zekerheid voor boeren. Kan de Minister onderbouwen dat, door
de komst van een Omnibus-voorstel met meer ruimte voor lidstaten, daadwerkelijk meer
natuurbescherming wordt gerealiseerd? Blijven de doelen voor natuurherstel en een
duurzame toekomst voor boeren voor de Minister leidend?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie pleiten voor het streng reguleren van dierentransport.
Het is niet uit te leggen dat dieren grootschalig lijden in de huidige bioindustrie
en de transport. Hoe gaat de Staatssecretaris samenwerken met gelijkgestemde landen
om dierenwelzijn in het transport te verbeteren? Welke relevante belanghebbenden betrekt
de staatssecertaris in zijn inzet op dierenwelzijn? Welke kansen ziet de Staatssecretaris
om onder het Deense voorzitterschap hierin het voortouw te nemen? Deze leden vragen
de Staatssecretaris om blijvend in te zetten op het verbeteren van de positie van
dieren.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris om verder toe te
lichten op welke punten de Poolse compromistekst de Verordening over een bosmonitoring
heeft afgezwakt. Op welke punten wijkt dit af van de Nederlandse inzet en hoe blijft
de Staatssecretaris pleiten voor de door hem gewenste maatregelen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorende bij de Landbouw-
en Visserijraad formeel van juni 2025 en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie willen graag van de Staatssecretaris weten welk beeld
hij heeft over hoe een dergelijk pact en een dergelijke wet zich zou verhouden tot
de nationale autonomie van Nederland op maritiem gebied, gezien de recente presentatie
van de European Ocean Pact en de aankondiging van de Ocean Act. Welke implicaties
heeft het Oceanpact voor het Nederlands beleid op maritiem vlak, bijvoorbeeld voor
de Noordzee? Deze leden zijn bovendien benieuwd welke kansen dergelijke Europese afspraken
mogelijk bieden voor innovaties en economische groei en vragen de Staatssecretaris
hier een reactie op te geven.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om uiteen te zetten hoe zij aankijkt
tegen de inspanningen die Nederland nu pleegt bij de implementatie van verschillende
EU-richtlijnen en verordeningen in het licht van duurzaam beheer van visbestanden
en de mededeling van de Europese Commissie (EC) die zij op 6 juni heeft verzonden
over «Duurzame visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2026» ((COM(2024)
235). Deze leden vragen de Minister om een stand van zaken te geven per richtlijn
en verordening en de wijze waarop dit bijdraagt aan duurzaam beheer van visbestanden.
Ook vragen deze leden of de Minister een oordeel kan geven over de proportionaliteit
en werkbaarheid van deze wetgeving voor de visserijsector en over de mate waarin innovatieve
technieken in de visserijsector ruimte krijgt.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de pulsvisserij een voorbeeld is van
een duurzamere, selectievere en energie-efficiëntere vistechniek. Wat deze leden betreft
worden dergelijke vangstmethoden toegestaan door Europa. Welke stappen zet de Staatssecretaris
om dit mogelijk te maken?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de compromistekst van de Verordening over bosmonitoring
heeft geleid tot een lager ambitieniveau van de verordening. Kan de Staatssecretaris
aangeven op welke wijze en in welke mate het delen van data en kennis is aangepast
in de compromistekst? Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan in het licht van
de essentie die de verordening aanvankelijk had: namelijk het herkennen van trends
en het nemen van maatregelen om de bossen te versterken? Is dit nog steeds op efficiënte
wijze mogelijk als de data minder wordt gedeeld? Op welke wijze denkt de Staatssecretaris
dat de verordening effectief de veerkracht van bossen kan versterken? Deze leden vragen
de Staatssecretaris op welke wijze Nederland stappen zet om aan de verplichtingen
van de verordening te voldoen. Hoe werkt Nederland aan een langetermijnvisie en integrale
planning om strategische keuzes te kunnen maken? Ook vragen de leden hoe de verdere
ontwikkeling van data en kennis over de bossen, zoals beoogd met deze verordening,
ook een link heeft met het kennis- en expertisecentrum natuurbranden dat wordt opgericht
in Nederland om expertise verder op te bouwen zodat in Nederland onbeheersbare natuurbranden
zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en maken zich grote
zorgen over de richting en onderbouwing van het beleid dat de Minister van LVVN namens
Nederland wil uitdragen tijdens de aankomende Landbouw- en Visserijraad. De inzet
rondom de derogatie op de Nitraatrichtlijn is voor deze leden volstrekt onvoldoende
en onverantwoord richting de landbouwsector, het milieu én de rechtszekerheid van
onze boeren.
De leden van de NSC-fractie weten dat de Minister voorstelt om een nieuwe derogatieaanvraag
te doen. Dat is een noodzakelijke stap, maar de wijze waarop dit nu wordt aangepakt
is problematisch. De gewijzigde motie van de leden Bromet en Vedder (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1695) roept niet alleen op tot het doen van een aanvraag uiterlijk vóór de zomer, maar
eist ook dat de Kamer bij deze aanvraag wordt betrokken. Die betrokkenheid is op dit
moment minimaal tot afwezig. Wat gaat de Minister doen om die betrokkenheid te vergroten?
Voor de leden van de NSC-fractie ontbreekt een serieuze, onderbouwde strategie om
de derogatie binnen Europa verdedigbaar te maken. De huidige inzet mist overtuigingskracht,
urgentie en wetenschappelijke onderbouwing. De Beslisnota (2025D27357) en de geannoteerde agenda bevatten geen heldere argumentatie over de manier waarop
Nederland denkt een uitzonderingspositie te verkrijgen in het licht van de jarenlange
overschrijding van stikstofnormen en de aanhoudende milieudruk door mestoverschotten.
Deelt de Minister deze mening?
De leden van de NSC-fractie zijn verbaasd over het gebrek aan een gedetailleerd plan.
Waarom ontbreekt er een concreet traject met stappen, deadlines, onderhandelingsstrategieën
en betrokkenheid van wetenschappelijke experts? Waarom ontbreekt het aan een serieus
compensatie- of transitieplan voor boeren bij het uitblijven van derogatie?
De leden van de NSC-fractie stellen dat de EU-topambtenaar Humberto Delgado Rosa tijdens
het gesprek in de Kamer van 12 juni 2025 heel helder was over wat noodzakelijk is
om in Brussel ergens te komen. Hij noemde de Nederlandse stikstofuitstoot «onhoudbaar»
en eist snelle reductie. Hoe rijmt de Minister het pleiten voor een derogatie met
deze duidelijke signalen vanuit Brussel? Het is ronduit ongeloofwaardig dat de Minister
meent dat onder deze omstandigheden een derogatie haalbaar is zonder ingrijpende reducties
vooraf. Er wordt gesuggereerd dat Nederland een uitzondering verdient, zonder aan
te tonen dat het uitzonderlijk presteert op de benodigde vlakken.
De leden van de NSC-fractie zijn van mening dat de huidige situatie waarin boeren
verkeren onhoudbaar is. Het mestoverschot van 2025 is al groot en zal in 2026 nog
verder toenemen. Tegelijkertijd is het voor boeren volstrekt onduidelijk waar ze aan
toe zijn. Een «koude sanering» is reëel en dreigt: niet omdat dat het doel is, maar
omdat de overheid geen duidelijkheid biedt. Dit is bestuurlijk falen dat leidt tot
maatschappelijke en economische schade. De Minister speelt hier een gevaarlijk politiek
spel. Door op de valreep met een onvolledige aanvraag te komen wordt Brussel als «schuldige»
aangewezen, terwijl Nederland zijn huiswerk niet op orde heeft. Deze leden verzoeken
de Minister haar huiswerk te doen en op korte termijn, zoals de aangenomen, hiervoorgenoemde
motie verzoekt, voor de zomer van 2025 met een stevig onderbouwd plan te komen voor
de derogatieaanvraag en deze ook te delen met de Kamer. Is de Minister dit nog steeds
van plan? Op welke dag kan de Kamer dit plan verwachten?
De leden van de NSC-fractie verzoeken de Minister nadrukkelijk om ten eerste uiterlijk
voor 1 juli 2025 een volledig uitgewerkte derogatieaanvraag aan de Kamer te overleggen,
inclusief juridische onderbouwing, wetenschappelijke gegevens over de milieubelasting,
afspraken of intenties tot reductie, regionale differentiatie in plaats van nationale
benadering en flankerend beleid voor getroffen boeren. Daarnaast om transparantie
te geven over het contact met de EC inzake de kans van slagen van de aanvraag. Ten
derde een concreet scenario op tafel te leggen voor het geval de derogatie niet wordt
toegekend en wat dat voor de sector dan betekent. Welke financiële en juridische ondersteuning
komt er dan? Ten slotte een breed overleg te starten met provincies en sectorpartijen
over alternatieve oplossingen voor het mestoverschot, los van derogatie. Kan de Minister
toezeggen aan dit verzoek te voldoen?
De leden van de NSC-fractie zullen het niet accepteren dat Nederland opnieuw naar
Brussel afreist met een zwak verhaal, zonder politieke en maatschappelijke verankering
en zonder reëel perspectief voor onze agrarische ondernemers. Het vertrouwen in de
overheid is al laag; laten we niet de indruk wekken dat ook deze Minister liever tijdrekt
dan verantwoordelijkheid neemt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad
van 23 en 24 juni gelezen. Deze leden hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de BBB-fractie zijn ten eerste verheugd te vernemen dat de Staatssecretaris
zich binnen het GVB inzet voor het invoeren van meerjarige quota. Dit draagt bij aan
het beter beheersen van schommelingen bij het vaststellen van vangstquota. Daarnaast
waarderen deze leden dat de Total Allowable Catches worden afgestemd op de Maximum
Sustainable Yield, waarmee duurzaam visbeheer wordt bevorderd. Deze leden kijken uit
naar de wetenschappelijke vangstadviezen van de ICES. Zij vragen zich daarbij af of
er op dit moment knelpunten zijn waar de onderzoekers in de praktijk tegenaan lopen.
De leden van de BBB-fractie zijn verheugd om te lezen dat de vangstovereenkomst tussen
de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk met twaalf jaar is verlengd. Deze verlenging
biedt langtermijnzekerheid en perspectief voor de Nederlandse vissers, aangezien een
aanzienlijk deel van de tongvissers actief is in de wateren van het Verenigd Koninkrijk.
Deze leden waarderen dan ook de inzet van de Staatssecretaris op dit dossier.
Deze leden van de BBB-fractie vragen verder hoe het precies zit met mogelijke importheffingen
op onder andere witvis, schaal- en schelpdieren vanuit de Verenigde Staten, gezien
de recente berichten hierover in de media.
De leden van de BBB-fractie willen daarnaast de Staatssecretaris nogmaals verzoeken
om het onderwerp van de real-time closed area’s onder de aandacht te brengen bij zijn
collega’s en bij de eurocommissaris. Tot op heden lijkt er weinig voortgang in dit
dossier te zitten, terwijl er mogelijk deze zomer, zoals ook vorig jaar het geval
was, opnieuw Real Time Closures (RTC’s) kunnen worden ingesteld voor de Nederlandse
kust.
De leden van de BBB-fractie horen ook graag van de Staatssecretaris wanneer hij een
beslissing vanuit de EC verwacht te ontvangen op zijn brief over de Voordelta.
De leden van de BBB-fractie vragen de Staatssecretaris naar aanleiding van het recente
rondetafelgesprek over visserij binnen windmolenparken van 28 mei 2025 of hij bereid
is om de beschikbare kennis en voorbeelden van visserij binnen windparken in de andere
lidstaten zowel op praktisch vlak als wat betreft wet- en regelgeving te delen met
de Kamer. Zo kan in de toekomst een goed afgewogen besluit worden genomen.
De leden van de BBB-fractie vragen aan de Staatssecretaris of hij met zijn Europese
collega’s in gesprek wil treden over de situatie rond de vlagkotters die nu tussen
wal en schip vallen omtrent Europese subsidie vanuit de European Maritime Fisheries
and Aquaculture Fund (EMFAF) zodat vlagkotters mogelijk alsnog subsidie kunnen aanvragen
in die andere lidstaat.
De leden van de BBB-fractie vragen daarnaast wanneer de stukken over het digitaal
certificaat IT-Catch en de implementatie van de Visserijcontroleverordening beschikbaar
komen en bedanken de Staatssecretaris voor zijn inzet om te komen tot proportionele,
uitvoerbare en handhaafbare controlemaatregelen die aansluiten bij de Nederlandse
situatie.
De leden van de BBB-fractie hebben ook kennisgenomen van de moeizame situatie rond
de onderhandelingen over Atlanto Haring binnen het kader van de high-level dialoog.
Deze leden vragen in hoeverre er een tijdspad is waarbinnen de lidstaten tot overeenstemming
moeten komen met de derde landen. Ook horen deze leden graag of er na het verstrijken
van die termijn vervolgstappen worden overwogen om de onderhandelingen vlot te trekken.
De leden van de BBB-fractie willen de Staatssecretaris graag bedanken voor het informeren
over de vangstmogelijkheden in bilateraal verband met betrekking tot de Noordzee,
sprot, het Skagerrak, het Kattegat en het Sprotkanaal.
De leden van de BBB-fractie steunen de uitzondering op het verbod in het kader van
het Europese Aalbeheerplan, waarmee het mogelijk wordt om schieraal op te vissen in
Oost-Europese wateren. Tegelijkertijd vragen deze leden of er in Nederland ook initiatieven
bestaan om schieraal op te vangen en uit te zetten. Het gaat dan om situaties waarin
glasaal wel kan intrekken, maar volwassen aal wordt belemmerd in zijn migratie, zodra
deze wil terugkeren naar zee. Zijn er in Nederland initiatieven om deze aal actief
op te vangen en elders uit te zetten, zodat remigratie mogelijk wordt? Wordt dit soort
initiatieven ondersteund door het Ministerie van LVVN?
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de aanpassing van de overige
bestanden en danken de Staatssecretaris voor zijn inzet en voor het op de hoogte houden
van de Kamer.
De leden van de BBB-fractie constateren dat uit de recente mededeling van de EC getiteld
«Duurzame visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2025» blijkt dat
de visbestanden in de Noordzee er goed voor staan. Deze positieve ontwikkeling onderstreept
het belang van evenwichtige en praktijkgerichte beleidskeuzes. Tegelijkertijd spreken
deze leden hun zorg uit over het feit dat in de Oostzee en Middellandse Zee aanvullende
inspanningen nodig zijn om ook daar het maximale duurzame oogstniveau (MSY) te bereiken.
Deze leden vragen de Minister welke rol Nederland hierin kan spelen en of de EC voldoende
oog heeft voor de regionale verschillen binnen de Europese visserij.
De leden van de BBB-fractie zijn verheugd over de presentatie van het Oceaanpact,
waarin de nadruk wordt gelegd op duurzaam visserijbeheer en het vereenvoudigen en
versoepelen van Europese wet- en regelgeving. Dit is van essentieel belang om visserijgemeenschappen
toekomstbestendig te laten opereren. Ook verwelkomen deze leden de aangekondigde Europese
Oceaanwet, die moet zorgen voor een integrale en samenhangende uitvoering van het
Europese oceaanbeleid: met minder regeldruk en meer duidelijkheid voor betrokken sectoren.
De leden van de BBB-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat Nederland inzet op
ambitieuzere transportregels dan die in het voorstel voor de herziening van de transportverordening
van de EC. In de geannoteerde agenda staat «Nederland zet zich in voor betere transportomstandigheden
voor dieren, conform het Hoofdlijnenakkoord. Met deze inzet behoort Nederland tot
een minderheid in de Raad.» In het hoofdlijnenakkoord staat over dit onderwerp echter
slechts «Aanvullend wordt bezien hoe het vervoer van dieren over lange afstanden beëindigd
moet worden, als dit niet volgens de geldende, Europese dierenwelzijnseisen kan, en
niet kan worden gehandhaafd». Het hoofdlijnenakkoord roept dus niet op tot inzet op
een strengere of verdergaande transportverordening. Dezel eden zouden daarover dus
ook graag meer uitleg van de staatssecretariskrijgen.
De leden van de BBB-fractie constateren dat de EC daarnaast op 6 juli 2025 een brief
heeft gestuurd naar het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
(LVVN), waarin Nederland wordt gevraagd om niet langer strengere transportregels in
te voeren in Nederland. De EC vraagt Nederland specifiek om de maximumtemperatuur
niet te verlagen. Kan de Minister deze brief duiden en uitleggen hoe daarmee om wordt
gegaan? De nationale koppen op Europese wetgeving in Nederland zouden, conform het
hoofdlijnenakkoord, geschrapt worden. De leden van de BBB-fractie vinden het dan niet
te verkroppen dat alweer nationale koppen worden toegevoegd, en dat de Europese
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor de Landbouw-
en Visserijraad van 23 en 24 juni en hebben hier nog enkele vragen over.
Verordening over de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende
activiteiten
De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat de Kamer verschillende moties (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1605; Kamerstuk 21 501-32, nr. 1526; Kamerstuk 28 286, nr. 1348; Kamerstuk 21 501-32, nr. 1507; Kamerstuk 21 501-32, nr. 1651) heeft aangenomen waardoor de Minister zich moet inzetten voor een aanscherping van
de diertransportverordening, waarmee er een einde moet komen aan diertransporten naar
landen buiten Europa, een Europese verlaging van de maximumtemperatuur en geen diertransporten
die langer duren dan acht uur. Deze leden wijzen erop dat de Kamer al zeer kritisch
was op het eerdere voorstel van de EC (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1605), waar de Minister nu overaangeeft dat dit verder gaat worden afgezwakt. Kan de Minister
bevestigen dat zij het belang van een forse aanscherping van het voorliggende voorstel
van de EC onderschrijft? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie vragen de Minister of zij kan aangeven voor welke aanscherpingen
van het voorstel van de EC zij zich specifiek inzet. Heeft de Minister recent contact
gehad met de Vught-landen, waar een eerdere landbouwminister nauw mee optrok met als
doel om de verordening aan te scherpen? Ziet de Minister mogelijkheden om samen met
de Vught-groep een nieuwe poging te doen om ervoor te zorgen dat de verordening niet
wordt afgezwakt, maar juist wordt aangescherpt? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister
aangeven welke onderdelen van de Verordening het meeste verzet oproepen en door welke
landen?
De leden van de PvdD-fractie lezen dat de Minister erop wijst dat het mogelijk is
dat de herziening van de transportverordening verder wordt afgezwakt. Deelt de Minister
de mening dat als de herziening van de transportverordening fors tegenvalt en de wens
van de Kamer niet wordt vertaald naar Europese wetgeving, Nederland als individuele
lidstaat zelf moeten kijken op welke manier we het lijden van dieren op transport
kunnen verminderen? Kan de Minister aangeven op welke manier ze invulling gaat geven
aan de expliciete wens van de Kamer over diertransporten, zoals bijvoorbeeld verwoord
in aangenomen motie van het lid Ouwehand(Kamerstuk 21 501-32, nr. 1605)?
Beleidsregel maximumtemperatuur diertransporten
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het de afgelopen dagen weer erg heet
is geweest, maar dat dieren gewoon in vrachtwagens zijn gezet op transport naar het
slachthuis. Kan de Minister aangeven of zij de afgelopen dagen heeft stilgestaan bij
het feit dat dieren wegkwijnen in hete transportwagens? Kan de Minister omschrijven
wat deze hitte doet voor het welzijn van dieren op transport?
De leden van de PvdD-fractie vragen hiernaar omdat de Kamer de Minister heeft opgeroepen
om de maximumtemperatuur voor diertransporten te verlagen. Naar aanleiding hiervan
is conceptwetgeving in behandeling gegaan, waarvan de standstill termijn inmiddels
is verlopen. Heeft de Minister kennisgenomen van de brandbrief van de Dierenbescherming,
Eyes on Animals en de Dierencoalitie (Dierencoalitie, 12 juni 2025, «Brandbrief –
Voer vóór het zomerreces alsnog de 30-gradengrens in voor veetransport» (https://www.dierencoalitie.nl/brandbrief-aan-minister-wiersma-laat-dier…) die vrezen dat de maximumtemperatuur niet zal worden verlaagd en verzoeken om nú
werk te maken van de invoering van de beleidsregel om diertransporten boven de dertig
graden te verbieden? Kan de Minister bevestigen dat zij, ook in demissionaire status,
gehoor geeft aan de wens van de Kamer en de maximumtemperatuur gaat verlagen? Kan
de Minister bevestigen dat ze deze beleidsregel niet verder gaat vertragen en dat
deze per 1 juli 2025 in werking zal treden, zodat dieren niet ook nog het resterende
deel van de zomer op hete dagen hoeven te creperen op transport? Zo nee, waarom niet?
Verbod stroomstootwapens in de veehouderij
De leden van de PvdD-fractie hebben gezien dat ook de standstill-termijn voor het
verbod op stroomstootwapens in de veehouderij inmiddels is verstreken. Kan de Minister
bevestigen dat het verbod per 1 juli 2025 in werking treedt en zij dit niet verder
zal vertragen? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkinen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie zetten vraagtekens bij de inzet van de Minister op ambitieuze
regels voor het vervoer van dieren. Deze leden delen de inzet op meer dierenwelzijn
en het belang van het herzien van de huidige verordening. Zij zouden echter graag
zien dat meer wordt ingezet op de aanpak van misstanden in plaats van het zodanig
aanscherpen van de verordening dat het onwerkbaar wordt. Misstanden worden alleen
aangepakt door aanscherping van de handhaving, zeker ook in de zuidelijke lidstaten,
en niet door aanscherping van de algemene regels. Deze leden willen erop wijzen dat
dieren ook sneller om kunnen vallen wanneer ze meer ruimte krijgen tijdens het transport.
Verder zijn dan meer transporten nodig. Deze leden zetten ook vraagtekens bij de verplichting
om ’s nachts te rijden als de temperatuur boven de dertig graden ligt. Waarom is dit
ook nodig als een aircovoorziening aanwezig is? Hoe kun je zo op zorgvuldige wijze
een meerdaagse rit inplannen? Een derde bezwaar is de verplichting dat dierenartsen
toezicht houden bij het laden en lossen van dieren. Is de veronderstelling juist dat
er in ieder geval in Nederland onvoldoende dierenartsen hiervoor beschikbaar zijn?
Deze leden horen graag of de Minister de genoemde bezwaren, nadelen en risico’s herkent
en of zij bereid is deze mee te wegen bij de gesprekken over de nieuwe transportverordening.
De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de Europese inzet ten aanzien
van het voorkomen van het patenteren van planteneigenschappen. Deze leden constateren
dat afgelopen jaar meer patenten zijn toegekend voor planteneigenschappen dan in de
jaren ervoor. Het verbod op het patenteren van op conventionele wijze veredelde planten
wordt omzeild door het verwijzen naar het gebruik van genetische technieken, terwijl
deze niet perse nodig zijn voor het inkruisen van die eigenschap. De Kamer heeft via
de motie van het lid Bisschop c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1547) de regering opgeroepen dit probleem aan te kaarten en met andere Europese landen
bij het Europees Octrooibureau aan te dringen op het voorkomen van het patenteren
van op klassieke wijze veredelde planten en het claimen van planteneigenschappen.
De noodzaak hiervan neemt alleen maar toe. Deez leden horen graag hoe het kabinet
dit de komende tijd verder oppakt. Is de Minister bereid te pleiten voor een interpretatieve
verklaring bij de huidige wetgeving? Is de Minister bereid zich op korte termijn (nationaal)
en op langere termijn (Europees) in te zetten voor een uitgebreide kwekersvrijstelling
in het octrooirecht?
II Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
A. van den Brule-Holtjer, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.