Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de Geannoteerde agenda Milieuraad d.d. 17 juni 2025 te Luxemburg (Kamerstuk 21501-08-999)
21 501-08 Milieuraad
Nr. 1000
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 juni 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 2 juni
2025 over de geannoteerde agenda van de Milieuraad op 17 juni 2025 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 999), over de brief van 29 april 2025 over het verslag van de Milieuraad van 27 maart
2025 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 994), over de brief van 28 mei 2025 over het verslag van de informele Milieuraad van
28 en 29 april 2025 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 998) en over de brief van 28 mei 2025 over het Fiche: Richtlijn Behoud en duurzame gebruik
van de mariene biodiversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht
(BBNJ) (Kamerstuk 22 112, nr. 4072).
De vragen en opmerkingen zijn op 11 juni 2025 aan de Minister van Infrastructuur en
Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 16 juni 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Peter de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Coco Martin
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
blz.
Inleiding
2
PVV-fractie
2
GroenLinks-PvdA-fractie
3
NSC
4
D66
5
BBB
5
II Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
6
Inleiding
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor dit schriftelijk
overleg en hebben de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
geannoteerde agenda voor de Milieuraad op 17 juni.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda en hebben daarover nog een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda omtrent de Milieuraad op 17 juni aanstaande. Deze leden hebben nog een aantal
vragen. Deze leden benadrukken hierbij het belang en de onomkeerbaarheid van schade
aangebracht aan het milieu en de natuur.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Milieuraad van 17 juni.
Deze leden hebben nog enkele vragen.
PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie nemen kennis van de agenda, maar vragen tegelijkertijd
ook of de Minister rekening houdt met de principes haalbaar, betaalbaar en realistisch.
De leden van de PVV-fractie willen weten hoe Nederland bijzondere aandacht voor belangrijke
onderwerpen als de verplichte toepassing en herkomst van plastic recyclaat gaat toepassen.
De leden van de PVV-fractie willen weten hoe dit uitgevoerd gaat worden, gezien het
feit dat Europa wordt overspoeld met zowel nieuw als hergebruikt recyclaat en dat
Nederlandse bedrijven die zich bezighouden met het recyclen en produceren van recyclaat
hier niet tegen op kunnen concurreren door het goedkopere geïmporteerde plastic.
De leden van de PVV-fractie willen weten hoe Nederland het door de Europese Commissie
voorgestelde percentage voor de verplichte toepassing van plastic recyclaat gaat uitvoeren.
Uit het impactassessment en ervaringen uit de praktijk blijkt dat dit een haalbaar
en realistisch percentage is, maar ontbreekt hier het principe betaalbaar?
De leden van de PVV-fractie vragen of het Nederlandse standpunt om zich ervoor in
te zetten om in de uiteindelijke compromistekst vast te houden aan het percentage
plasticrecyclaat rekening houdt met haalbaar, betaalbaar en realistisch, zeker gezien
de risico’s dat dit vanuit het oogpunt van circulariteit, het versterken van de markt
voor recyclaat en het concurrentievermogen van de Europese plasticrecyclingindustrie
zeer onzeker is. Zij vragen ook of dit scenario vanuit alle hoeken is onderzocht.
De leden van de PVV-fractie hebben al eerder de waanzinnige tripjes benoemd in het
kader van klimaat en milieu. Vanaf 1995 worden er al snoepreisjes georganiseerd en
betaald door de belastingbetaler naar Dubai, Azerbeidzjan, Colombia, Zuid-Korea en
binnenkort naar Saudi-Arabië, Thailand, Namibië, Slovenië en Brazilië. Nu wordt er
dwars door een beschermd deel van de amazone een snelweg aangelegd ten behoeve van
de dertigste klimaattop. Of het nog niet genoeg is, wordt de luchthaven uitgebreid,
de haven vergroot voor cruiseschepen en nieuwe hotels gebouwd allemaal voor een paar
dagen kletsen over het klimaat. De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd of de Minister
de mening deelt dat dit soort gekkigheid, zoals de halve wereld rondvliegen om een
paar dagen te kletsen over het klimaat en milieu, niet veel schadelijker is.
De leden van de PVV-fractie willen vasthouden aan het principe «meten is weten» en
vragen of Nederland zich kan inzetten om af te stappen van computermodellen.
De leden van de PVV-fractie willen weten of de Groene Overeenkomst door de Minister
nog steeds wordt gezien als haalbaar, betaalbaar en realistisch.
De leden van de PVV-fractie willen weten of Nederland zich nog blijft inzetten voor
het behoud van producten waar PFAS in zit waar nog geen vervangers voor beschikbaar
zijn. Zo heeft de nieuwe Duitse regering al eerder op de rem getrapt naar aanleiding
van een voorstel van Frankrijk met betrekking tot het verbod op PFAS. Duitsland wil
dat er een goed onderscheid wordt gemaakt in de soorten PFAS die er zijn. Deze leden
willen weten of Nederland dit ook kan volgen.
GroenLinks-PvdA-fractie
Circulaire voertuigenverordening
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn positief over het voorstel van de Europese
Commissie betreffende circulariteitseisen voor voertuigen, omdat het een goede stap
voorwaarts is met betrekking tot de verduurzaming van de industrie. Deze leden vinden
het belangrijk dat er ambitie wordt getoond met betrekking tot de hoogte van het percentage
voor de verplichte toepassing van plastic recyclaat. Zij vinden het daarom goed dat
Nederland zich blijft vasthouden aan het percentage uit het Commissievoorstel. Gaat
Nederland zich tijdens de Milieuraad actief verzetten richting lidstaten die afzwakking
van het voorstel bepleiten?
EU op COP30
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er tijdens
de Milieuraad wordt gesproken over de COP30, maar dat er geen besluitvorming over
de inzet voor de COP is voorzien. Wanneer vindt deze besluitvorming plaats? Wanneer
wordt de Kamer geïnformeerd over de Nederlandse inzet voor de COP30? Kan de Minister
nader toelichten wat de Nederlandse inzet wordt?
PFAS in bestrijdingsmiddelen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben eerder vragen gesteld over de verlening
van het middel flutolanil. Dit is een pesticide met de PFAS-stof trifluorazijnzuur
(TFA) erin. De Europese Commissie heeft voorgesteld om deze stof niet te verlengen.
Deze leden zijn daar erg positief over, omdat het spuiten van PFAS over weilanden
volgens hen zo snel mogelijk moet stoppen. In de eerdere reactie werd aangegeven dat
de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur nog een standpunt moest
innemen en de Kamer hierover zou worden geïnformeerd. Dat is niet gebeurd, maar in
de tussentijd schijnt Nederland samen met elf andere lidstaten het voorstel van de
Europese Commissie niét gesteund te hebben zonder het standpunt te verduidelijken.
Klopt deze informatie? Zo ja, hoe staat dit standpunt in het verhouding tot de Nederlandse
inzet voor een PFAS-restrictie? Zo nee, wat is nu precies het standpunt van het kabinet
met betrekking tot flutolanil? Is de Minister het met deze leden eens dat PFAS in
pesticiden zeer onwenselijk is?
NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie vragen in welke verhouding het Zeerechtverdrag van de
Verenigde Naties (VN) uit 1982 (een internationaal juridisch kader voor internationale
wateren, inclusief de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA), die over het reguleren
van diepzeemijnbouw gaat), met de bijbehorende Overeenkomst inzake het behoud en het
duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen
van de nationale rechtsmacht (dat besproken wordt bij de Milieuraad) enerzijds, en
het Oceaanverdrag uit 2023 anderzijds (dat als doel heeft om de mariene biodiversiteit
in de volle zee te beschermen), tot elkaar staan. Wordt de biodiversiteit in internationale
wateren nu effectief en op sluitende wijze beschermd naar de mening van de Minister?
Zet de Minister zich in voor ratificatie in het komende halfjaar van beide verdragen
(beide verdragen zijn ondertekend door Nederland, maar nog geen van beide is geratificeerd
door de Tweede Kamer)? Hoe zorgt de Minister ervoor dat er tijdig een juridisch kader
wordt vastgesteld voor diepzeemijnbouw, gezien de activiteiten die de Verenigde Staten
(VS) op dat front willen ondernemen, zonder dat dat regulerende kader er is?
De leden van de NSC-fractie lezen voor wat betreft de implementatie van de Richtlijn
dat de Minister voornemens is om van de termijn van zes maanden die de Europese Commissie
voorstelt voor nationale implementatie van de Richtlijn, ten minste twee jaar te maken.
Wat deze leden betreft duldt de (regulering van) bescherming van biodiversiteit in
internationale wateren, inclusief regulering van diepzeemijnbouw, echter geen vertraging.
Zij verzoeken de Minister om zich daarom aan te sluiten bij de door de Europese Commissie
voorgestelde implementatietermijn van zes maanden, inclusief regulering van diepzeemijnbouw
door de ISA, gezien de urgente situatie vanwege de plannen van de VS.
De leden van de NSC-fractie lezen voorts dat Nederland voorstander is van de verplichte
toepassing van plastic recyclaat in de auto-industrie, maar dat er twijfels zijn of
de Wereldhandelsorganisatie (WHO) regelgeving zou dulden die recyclaat met als herkomst
de EU normeert. Om redenen van duurzaamheid en gezien de moeilijke situatie waarin
(ook Nederlandse) bedrijven die plastic recyclen zich bevinden, willen deze leden
de Minister vragen om zich bij de Milieuraad in te zetten voor een overleg tussen
de Europese Commissie en de WHO om zo’n regeling over verplicht gebruik van recyclaat
afkomstig uit de EU (toch) uit te werken.
Ten slotte vragen de leden van de NSC-fractie de Minister conform de motie-Erkens
(Kamerstuk 31 793, nr. 257) om een stevig uitvoeringspakket om knelpunten in de transitie aan te pakken, zoals
netcongestie, door energie-infrastructuur te verbeteren en door het harmoniseren van
de methodologie van netwerktarieven, het versnellen van vergunningprocedures en het
vergroten van de beschikbaarheid van financiering, duurzame energie en grondstoffen.
Deze leden vragen de Minister om bij de Milieuraad na te gaan in hoeverre elektriciteitsinfrastructuur/
het Europese stroomnet (dus inclusief dat van Nederland) volgens de Raad onder de
infrastructuurgelden zal vallen waarop (na de Milieuraad) bij de NAVO-top zal worden
besloten. Zonder een goed functionerend Europees stroomnet/ elektriciteitsinfrastructuur
is het immers moeilijk een effectieve Europese defensiestructuur op te bouwen.
D66-fractie
Percentage plastic recyclaat auto’s
De leden van de D66-fractie constateren dat er discussie is omtrent de hoogte van
het percentage plastic recyclaat in auto’s. Zij zijn van mening dat Nederland zich
moet positioneren als een leider in ontwikkelingen binnen de circulaire economie.
Zij vragen daarom of het percentage plastic recyclaat in auto’s hoger kan worden ingezet.
Europese inzet COP30
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat Nederland ook op het gebied van klimaat
een ambitieuze inzet kan hebben. Wat betreft mitigatie, dat een van de belangrijkste
onderwerpen zal zijn, benadrukken deze leden het belang van de beperking van temperatuurstijging.
De gevolgen voor de aarde bij een stijging van de globale temperatuur van 1,5 graden
Celsius zijn uitgestrekt. Deze leden vragen hoe de Minister de huidige Europese wetgeving
beoordeelt op de aanpak van knelpunten.
BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie lezen dat Nederland bij de Circulaire Voertuigenverordening
positief staat jegens dit voorstel, waardoor de Richtlijn betreffende autowrakken
en de (Replace, Reduce, and Refine (3R)-richtlijn worden ingetrokken. Deze leden vragen
wat de gevolgen zijn voor onze oldtimers, zodra deze verordening van kracht wordt,
en welke ruimte er is om oldtimers in het straatbeeld te houden.
Daarnaast lezen de leden van de BBB-fractie dat de eerste gedachtewisseling over de
COP30 zal plaatsvinden, waarbij mitigatie en adaptatie belangrijke thema’s zullen
zijn. Dit jaar nog moet er een besluit genomen worden over indicatoren waarmee de
voortgang op adaptatie goed bijgehouden kan worden. Deze leden vragen wat voor indicatoren
Nederland zal inbrengen en wat voor adviezen daarover zijn binnengekomen.
De leden van de BBB-fractie vragen ook hoeveel draagvlak er is voor een tussendoel
van 2040 en of de economische gevolgen in relatie tot het vestigingsklimaat en toenemende
regeldruk goed zijn meegewogen en zullen worden meegenomen in de Milieuraad.
II Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Inleiding
Agenda Milieuraad
Hierbij wordt uw Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken rondom de agenda
van de Milieuraad. Ten opzichte van de laatste stand van zaken zoals vermeld in de
geannoteerde agenda zijn er een aantal diverse punten toegevoegd aan de agenda. De
volgende nieuwe diverse punten zijn aan de agenda toegevoegd: Tsjechië, Slowakije
en Litouwen hebben een punt ingebracht over het loodverbod in ammunitie en visserij
onder de Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen (REACH)
verordening. Slovenië heeft een Any Other Business (AOB) punt aangevraagd over de vergadering tussen Milieuministers van het «Europa
Mediterraan» samenwerkingsverband (MED9). Ook heeft de Commissie een punt aangedragen
over de beoordeling van nationale energie en klimaatplannen. Daarnaast heeft Frankrijk
een AOB punt ingediend over «switchgears» in het Ecodesign for Sustainable Products Regulation (ESPR)-werkprogramma, en een AOB punt over de resultaten van de VN Oceanenconferentie.
Ook heeft de Commissie een AOB-punt ingebracht over de problematiek in de Europese
recyclingsector, waaronder hoge energiekosten en de kostprijsverschillen tussen virgin
en gerecycled plastic. Door de Commissie is een punt ingediend over de water weerbaarheidstrategie.
Als laatste heeft het Poolse voorzitterschap een AOB-punt aangevraagd over het uitvragen
voor nominaties voor de EU wetenschappelijke adviesraad over klimaatverandering. Tevens
is er een ministeriële lunch georganiseerd over de milieuaspecten van sectorale strategische
dialogen met de industrie.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Circulaire voertuigenverordening
1.
De leden van de PVV-fractie willen weten hoe Nederland bijzondere aandacht voor belangrijke
onderwerpen als de verplichte toepassing en herkomst van plastic recyclaat gaat toepassen.
De leden van de PVV-fractie willen weten hoe dit uitgevoerd gaat worden, gezien het
feit dat Europa wordt overspoeld met zowel nieuw als hergebruikt recyclaat en dat
Nederlandse bedrijven die zich bezighouden met het recyclen en produceren van recyclaat
hier niet tegen op kunnen concurreren door het goedkopere geïmporteerde plastic.
Antwoord
Een Europese verplichting om recyclaat toe te passen is belangrijk voor de Nederlandse
(en Europese) recyclers. Mijn voorganger heeft uw Kamer hierover op 9 april jl. geïnformeerd.1 Dit versterkt de markt voor secundaire grondstoffen en creëert een vraag naar recyclaat.
De sector geeft zelf ook aan dat Europese verplichtingen voor de toepassing van recyclaat
essentieel zijn voor het versterken van hun positie. Daarom heeft Nederland bijzondere
aandacht voor dit aspect in Europese regelgeving. Dit doet Nederland door in bijvoorbeeld
de onderhandelingen over de Circulaire voertuigen verordening te pleiten voor een
doelstelling die haalbaar, ambitieus en realistisch is. Dat is voor Nederland een
percentage dat zo dicht mogelijk bij het oorspronkelijke Commissievoorstel ligt: 25%,
6 jaar na inwerkingtreding. In de onderhandelingen onderstreept Nederland het belang
van zo’n doelstelling voor het concurrentievermogen van de Europese recyclers en trekt
daarbij samen op met andere lidstaten. Het is daarbij voor Nederland eveneens van
belang dat de eisen die gelden voor Europese bedrijven, ook gelden voor bedrijven
van buiten Europa. Dit draagt bij aan een mondiaal gelijk speelveld.
Een verplichte toepassing van plastic recyclaat zal de vraag naar plastic recyclaat
doen groeien. Dit zal dus juist recyclers helpen beter te concurreren met nieuw plastic.
De Europese recyclers worden verder tegemoetgekomen door het voorstel voor het opnemen
van een bepaling die soortgelijke eisen stelt aan de productie van recyclaat door
recyclers zowel buiten als binnen de EU. Dit versterkt de concurrentiepositie van
Europese recyclers en draagt bij aan een mondiaal gelijk speelveld.
2.
De leden van de PVV-fractie willen weten hoe Nederland het door de Europese Commissie
voorgestelde percentage voor de verplichte toepassing van plastic recyclaat gaat uitvoeren.
Uit het impactassessment en ervaringen uit de praktijk blijkt dat dit een haalbaar
en realistisch percentage is, maar ontbreekt hier het principe betaalbaar?
Antwoord
Het toepassen van plastic recyclaat is een verplichting voor autoproducenten, zij
moeten over een paar jaar zorgen dat ze een percentage plastic recyclaat toepassen
in hun voertuigen en onderdelen. Het toepassen van plastic recyclaat kan voor de producenten
met name in het begin, door bijvoorbeeld onderzoek en ontwikkeling, voor meer kosten
zorgen. De effectenbeoordeling van de Europese Commissie schat in dat dit kan leiden
tot een prijsverhoging van 15 – 49 euro per voertuig. Dit is op de prijs van een nieuwe
auto een verwaarloosbaar bedrag. Bovendien staat daar tegenover dat recyclers meer
opbrengsten genereren (jaarlijks 600–700 miljoen euro2).
3.
De leden van de PVV-fractie vragen of het Nederlandse standpunt om zich ervoor in
te zetten om in de uiteindelijke compromistekst vast te houden aan het percentage
plasticrecyclaat rekening houdt met haalbaar, betaalbaar en realistisch, zeker gezien
de risico’s dat dit vanuit het oogpunt van circulariteit, het versterken van de markt
voor recyclaat en het concurrentievermogen van de Europese plasticrecyclingindustrie
zeer onzeker is. Zij vragen ook of dit scenario vanuit alle hoeken is onderzocht.
Antwoord
Nederland zal tijdens de Milieuraad pleiten voor een doelstelling die zo dicht mogelijk
in de buurt blijft van het oorspronkelijke Commissievoorstel: 25% plastic recyclaat,
6 jaar na inwerkingtreding. In de effectenbeoordeling van de Commissie is dit vanuit
verschillende invalshoeken onderzocht. Uit die beoordeling, evenals uit voorbeelden
uit de huidige praktijk blijkt dat deze doelstelling haalbaar, betaalbaar en realistisch
is. Bovendien is een dergelijke doelstelling belangrijk om de markt voor recyclaat
te versterken, de concurrentiepositie van Europese recyclers te verbeteren en bijdragen
aan een circulaire economie.
4.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn positief over het voorstel van de Europese
Commissie betreffende circulariteitseisen voor voertuigen, omdat het een goede stap
voorwaarts is met betrekking tot de verduurzaming van de industrie. Deze leden vinden
het belangrijk dat er ambitie wordt getoond met betrekking tot de hoogte van het percentage
voor de verplichte toepassing van plastic recyclaat. Zij vinden het daarom goed dat
Nederland zich blijft vasthouden aan het percentage uit het Commissievoorstel. Gaat
Nederland zich tijdens de Milieuraad actief verzetten richting lidstaten die afzwakking
van het voorstel bepleiten?
Antwoord
Nederland heeft tijdens de onderhandelingen consistent en actief gepleit voor een
doelstelling die zo dicht mogelijk bij het Commissievoorstel ligt en zal dit ook uitdragen
in de Milieuraad, waarbij Nederland nauw zal optrekken met andere lidstaten.
5.
De leden van de NSC-fractie lezen voorts dat Nederland voorstander is van de verplichte
toepassing van plastic recyclaat in de auto-industrie, maar dat er twijfels zijn of
de Wereldhandelsorganisatie (WHO) regelgeving zou dulden die recyclaat met als herkomst
de EU normeert. Om redenen van duurzaamheid en gezien de moeilijke situatie waarin
(ook Nederlandse) bedrijven die plastic recyclen zich bevinden, willen deze leden
de Minister vragen om zich bij de Milieuraad in te zetten voor een overleg tussen
de Europese Commissie en de WHO om zo’n regeling over verplicht gebruik van recyclaat
afkomstig uit de EU (toch) uit te werken.
Antwoord
In de compromistekst die voorligt in de Milieuraad is een artikel opgenomen dat soortgelijke
productiestandaarden oplegt aan zowel Europese als niet-Europese recyclers. Dit versterkt
de concurrentiepositie van Europese recyclers en draagt bij aan een mondiaal gelijk
speelveld. Op grond van het artikel moeten er audits worden uitgevoerd om te controleren
of aan deze eisen wordt voldaan. De juridische dienst van de Raad heeft aangegeven
dat deze bepaling conform WHO (Wereld Handelsorganisatie)-recht is en daardoor verdedigbaar
is. Een overleg tussen de Europese Commissie en de WHO wordt niet noodzakelijk geacht.
Het is voor het kabinet belangrijk dat een open en op regels gebaseerd internationaal
handelssysteem in stand gehouden wordt, daar zijn de regels van de WHO de basis voor.
Indien een eindresultaat van onderhandelingen mogelijk handelseffecten kan hebben,
moet de Europese Commissie de verordening bij de WHO-landen notificeren. Het kabinet
heeft het belang van WHO-conformiteit van de bovengenoemde bepaling bij de Commissie
onderstreept.
6.
De leden van de D66-fractie constateren dat er discussie is omtrent de hoogte van
het percentage plastic recyclaat in auto’s. Zij zijn van mening dat Nederland zich
moet positioneren als een leider in ontwikkelingen binnen de circulaire economie.
Zij vragen daarom of het percentage plastic recyclaat in auto’s hoger kan worden ingezet.
Antwoord
Een hoger percentage is in het huidige krachtenveld niet haalbaar. Nederland trekt
op met een groep gelijkgestemde lidstaten om het doel zo dicht mogelijk bij het oorspronkelijke
voorstel van de Commissie te houden. Hiermee behoort Nederland dus al tot de kopgroep.
7.
De leden van de BBB-fractie lezen dat Nederland bij de Circulaire Voertuigenverordening
positief staat jegens dit voorstel, waardoor de Richtlijn betreffende autowrakken
en de (Replace, Reduce, and Refine (3R)-richtlijn worden ingetrokken. Deze leden vragen
wat de gevolgen zijn voor onze oldtimers, zodra deze verordening van kracht wordt,
en welke ruimte er is om oldtimers in het straatbeeld te houden.
Antwoord
Tijdens de onderhandelingen over de Circulaire Voertuigen Verordening is er speciale
aandacht geweest voor oldtimers. Dit heeft ertoe geleid dat oldtimers uitgezonderd
zijn van de definitie «autowrak». Alleen wanneer de eigenaar zich «ontdoet» van de
oldtimer is de verordening van toepassing op het afvalbeheer ervan. De verordening
heeft dus geen effect op oldtimers die onderdeel zijn van het straatbeeld.
COP30
8.
De leden van de PVV-fractie hebben al eerder de waanzinnige tripjes benoemd in het
kader van klimaat en milieu. Vanaf 1995 worden er al snoepreisjes georganiseerd en
betaald door de belastingbetaler naar Dubai, Azerbeidzjan, Colombia, Zuid-Korea en
binnenkort naar Saudi-Arabië, Thailand, Namibië, Slovenië en Brazilië. Nu wordt er
dwars door een beschermd deel van de amazone een snelweg aangelegd ten behoeve van
de dertigste klimaattop. Of het nog niet genoeg is, wordt de luchthaven uitgebreid,
de haven vergroot voor cruiseschepen en nieuwe hotels gebouwd allemaal voor een paar
dagen kletsen over het klimaat. De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd of de Minister
de mening deelt dat dit soort gekkigheid, zoals de halve wereld rondvliegen om een
paar dagen te kletsen over het klimaat en milieu, niet veel schadelijker is.
Antwoord
Nee. Klimaatverandering is een wereldwijd probleem. Alleen door samen te werken kunnen
we het toekomstig welzijn van burgers en het duurzaam verdienvermogen van bedrijven
zeker stellen. Internationale klimaatonderhandelingen zorgen ervoor dat álle landen
actie ondernemen, en dragen zo bij aan een wereldwijd gelijk speelveld.
Zonder de COPs was de Overeenkomst van Parijs er niet gekomen, waren er geen internationale
afspraken over het uitfaseren van vervuilende fossiele brandstoffen, over de versnelde
uitrol van hernieuwbare energie, en over de wereldwijde reactie op de toenemende impact
van extreem weer. De opeenvolgende conferenties hebben bovendien extra druk gezet
op grote uitstoters zoals China, de Verenigde Staten, Saudi-Arabië, en India, om –
net als de EU – hun klimaatplannen aan te scherpen en het 1,5-gradendoel binnen bereik
te brengen.
Tot slot: internationale samenwerking vraagt om aanwezigheid. De kosten van geen actie
nemen tegen klimaatverandering, ook voor Nederland, zijn vele malen hoger dan die
van een conferentie.
9.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er tijdens
de Milieuraad wordt gesproken over de COP30, maar dat er geen besluitvorming over
de inzet voor de COP is voorzien. Wanneer vindt deze besluitvorming plaats? Wanneer
wordt de Kamer geïnformeerd over de Nederlandse inzet voor de COP30? Kan de Minister
nader toelichten wat de Nederlandse inzet wordt?
Antwoord
De discussie tijdens de aankomende Milieuraad zal zich, zoals inmiddels ook is gebleken
uit de informatie die het EU-voorzitterschap heeft gedeeld, concentreren op de zogeheten
nationaal bepaalde bijdrage (NDC) van de EU. Alle partijen bij de Overeenkomst van
Parijs dienen voor COP30 een NDC in te dienen waarin ze hun klimaatinzet tot aan 2035
beschrijven.
De EU-inzet voor de multilaterale onderhandelingen tijdens COP30 wordt vastgesteld
tijdens de Milieuraad van oktober. Deze Raad staat nu gepland op 21 oktober. Na de
zomer wordt uw Kamer via de gebruikelijke weg geïnformeerd over de voorgenomen Nederlandse
positie voor deze Milieuraad. Daarnaast wordt uw Kamer, net als voorgaande jaren,
voorafgaand aan COP30 geïnformeerd over de brede Nederlandse inzet voor deze COP.
Deze Kamerbrief bevat een beschrijving van de aandachtsgebieden en eventuele initiatieven
die Nederland heeft buiten de multilaterale onderhandelingen.
10.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat Nederland ook op het gebied van klimaat
een ambitieuze inzet kan hebben. Wat betreft mitigatie, dat een van de belangrijkste
onderwerpen zal zijn, benadrukken deze leden het belang van de beperking van temperatuurstijging.
De gevolgen voor de aarde bij een stijging van de globale temperatuur van 1,5 graden
Celsius zijn uitgestrekt. Deze leden vragen hoe de Minister de huidige Europese wetgeving
beoordeelt op de aanpak van knelpunten.
Antwoord
De EU-klimaatwetgeving die tot op heden is aangenomen, is gebaseerd op de benodigde
Europese bijdrage aan de wereldwijde inzet om de opwarming te beperken tot 1,5 graad
Celsius. Uit analyses van bestaand beleid in de EU blijkt dat de EU op koers ligt
om het 2030-klimaatdoel te halen – namelijk 54% vermindering t.o.v. 1990 (het EU-doel
is ten minste 55%). Verwacht wordt dat de Europese Commissie het wetsvoorstel om een
2040-tussendoel richting klimaatneutraliteit in 2050 op 2 juli zal publiceren.
Tegelijkertijd, om de klimaat- en energiedoelstellingen daadwerkelijk te behalen moeten
grote knelpunten in de uitvoering, ook in Nederland, opgelost worden. Om deze knelpunten
aan te pakken heeft de EU in recente mededelingen zoals de Clean Industrial Deal (CID) en het Actieplan voor Betaalbare Energieprijzen, verschillende korte en lange
termijn maatregelen aangekondigd (o.a. het grid package, circular economy act, industrial decarbonisation accelerator act). Het kabinet zet zich, in de uitwerking van deze Europese maatregelen, in voor een
stevig uitvoeringspakket conform de Motie Erkens3, omwille van het versterken van onze concurrentiepositie, groene groei en energieonafhankelijkheid.
Hierin is met name belangrijk dat we de energietransitie faciliteren door netcongestie
tegen te gaan, de interconnectie van infrastructuur verbeteren, vergunningverlening
versnellen en stroomlijnen, en netwerktarieven harmoniseren om een EU-intern gelijk
speelveld te creëren.
11.
Daarnaast lezen de leden van de BBB-fractie dat de eerste gedachtewisseling over de
COP30 zal plaatsvinden, waarbij mitigatie en adaptatie belangrijke thema’s zullen
zijn. Dit jaar nog moet er een besluit genomen worden over indicatoren waarmee de
voortgang op adaptatie goed bijgehouden kan worden. Deze leden vragen wat voor indicatoren
Nederland zal inbrengen en wat voor adviezen daarover zijn binnengekomen.
Antwoord
Met de indicatoren zullen landen gericht data kunnen verzamelen en delen over thema’s
die cruciaal zijn voor adaptatie. Het gaat dan bijvoorbeeld om water(beheer), voedselzekerheid,
en gezondheid. Deze doelen zijn afgesproken, mede op inbreng van Nederland, tijdens
de COP28 in Dubai.4 Zo ontstaat een wereldwijd beeld over de voortgang op adaptatiebeleid, en kunnen
trends worden geïdentificeerd aan de hand van deze data. Bijvoorbeeld op welke van
de eerdergenoemde doelen en in welke economische sectoren adaptatie op koers ligt,
waar meer inzet nodig is, en op welke manier adaptatiemaatregelen het best kunnen
worden ingevoerd. Op dit moment is dit beeld incompleet, en is mede daardoor niet
goed inzichtelijk of voldoende actie wordt genomen om voor te bereiden op de gevolgen
van klimaatverandering.
De voorselectie en ontwikkeling van de indicatoren wordt gedaan door een groep vooraanstaande
adaptatie-experts en -wetenschappers van over de hele wereld. Zij selecteren de meest
relevante, bestaande indicatoren op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten
en kijken daarbij onder andere naar beschikbaarheid van data, relevantie van de indicator,
en de samenhang tussen de indicatoren. Tijdens COP30 zullen de landen besluiten over
de definitieve set. Nederland draagt zelf geen indicatoren aan, maar is onder andere
via een expert van de Universiteit van Wageningen wel nauw betrokken bij het voorproces.
In algemene zin is er een goede afstemming tussen de betrokken Nederlandse departementen
en relevante kennisinstellingen over adaptatie en monitoring.
12.
De leden van de BBB-fractie vragen ook hoeveel draagvlak er is voor een tussendoel
van 2040 en of de economische gevolgen in relatie tot het vestigingsklimaat en toenemende
regeldruk goed zijn meegewogen en zullen worden meegenomen in de Milieuraad.
Antwoord
De Europese Commissie stelt dat een tussendoel een logische en noodzakelijke stap
is richting klimaatneutraliteit in 2050. Een doel van netto-90% reductie in 2040 ten
opzichte van 1990 is daarbij in lijn met de wetenschap en afspraken uit het Parijsakkoord.
Het wetsvoorstel om het 2040 tussendoel te borgen zal 2 juli worden gepubliceerd door
de Commissie, waarna uit Europese besluitvorming zal blijken of het Europees Parlement
en de Raad het voorstel steunen.
In de Milieuraad van december 2024 bleek het krachtenveld verdeeld. Verschillende
lidstaten spraken steun uit voor het door de Commissie aanbevolen tussendoel van netto-90%,
waar andere lidstaten een ambitieus doel steunen zonder een exact getal te noemen
of zich juist sceptisch uitten tegenover het doel. Sommige lidstaten, waaronder Nederland,
steunen het doel en willen daarbij ook graag duidelijke stappen op EU-niveau zien
over hoe het 2040 doel kan worden behaald. In aanloop naar het wetgevend voorstel
pleit het kabinet cf. motie Erkens5 voor een stevig uitvoeringspakket om knelpunten in de transitie aan te pakken, zoals
netcongestie door energie-infrastructuur te verbeteren, het harmoniseren van de methodologie
van netwerktarieven, het versnellen van vergunningprocedures en het vergroten van
de beschikbaarheid van financiering, duurzame energie en grondstoffen. Om deze knelpunten
aan te pakken heeft de EU in recente mededelingen zoals de Clean Industrial Deal (CID) en het Actieplan voor Betaalbare Energieprijzen, verschillende korte en lange
termijn maatregelen aangekondigd (o.a. het grid package, circular economy act, industrial decarbonisation accelerator act).
De economische gevolgen voor bedrijven van het door de Commissie aanbevolen EU 2040-doel
zijn beheersbaar. Dit blijkt uit het Impact Assessment van de Europese Commissie6, en uit het Impact Assessment van CE Delft7 die de gevolgen van de Europese analyse doorrekent voor Nederland. Meer klimaatbeleid
in 2040 zal volgens deze studies leiden tot een verschuiving in uitgaven: kapitaalsinvesteringen
(CAPEX) nemen toe, bijvoorbeeld voor duurzame energie-infrastructuur, elektrische
voertuigen en woningverduurzaming. Operationele kosten (OPEX), zoals uitgaven aan
fossiele brandstoffen, dalen echter na verloop van tijd. Voor bedrijven kan dit op
termijn de voorspelbaarheid en stabiliteit van energiekosten verbeteren, wat aantrekkelijk
is voor investeringsbeslissingen.
Na publicatie van het wetgevend voorstel over het tussendoel zal Nederland volgens
de gebruikelijke BNC-procedure het voorstel beoordelen, waarbij ook de gevolgen voor
bedrijven, regeldruk en concurrentievermogen worden meegenomen.
Nederland zal tijdens de Milieuraad uitdragen dat concurrentievermogen op lange termijn
alleen behouden kan blijven als de Europese industrie verduurzaamt. Een 2040 tussendoel
biedt langetermijnperspectief wat bijdraagt aan een stabiel en sterk investeringsklimaat.
Omwille van groene groei onderstreept Nederland dat een stevig uitvoeringspakket prioriteit
heeft boven het creëren van flexibiliteiten die investeringen naar buiten de EU verplaatsen.
PFAS
13.
De leden van de PVV-fractie willen weten of Nederland zich nog blijft inzetten voor
het behoud van producten waar PFAS in zit waar nog geen vervangers voor beschikbaar
zijn. Zo heeft de nieuwe Duitse regering al eerder op de rem getrapt naar aanleiding
van een voorstel van Frankrijk met betrekking tot het verbod op PFAS. Duitsland wil
dat er een goed onderscheid wordt gemaakt in de soorten PFAS die er zijn. Deze leden
willen weten of Nederland dit ook kan volgen.
Antwoord
Op dit moment wordt het PFAS restrictievoorstel beoordeeld door het EU agentschap
voor chemische stoffen (ECHA). Daarbij wordt naast verboden ook gekeken naar alternatieve
opties om emissies van PFAS naar het milieu te voorkomen. De beschikbaarheid van alternatieven
wordt in dit dossier ook meegewogen. Op grond van de wetenschappelijke opinies van
het agentschap zal er Europees breed politieke besluitvorming plaatsvinden over PFAS.
Nederland zet zich in om de emissies naar het milieu op EU-niveau zo ver mogelijk
terug te dringen.
14.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben eerder vragen gesteld over de verlening
van het middel flutolanil. Dit is een pesticide met de PFAS-stof trifluorazijnzuur
(TFA) erin. De Europese Commissie heeft voorgesteld om deze stof niet te verlengen.
Deze leden zijn daar erg positief over, omdat het spuiten van PFAS over weilanden
volgens hen zo snel mogelijk moet stoppen. In de eerdere reactie werd aangegeven dat
de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur nog een standpunt moest
innemen en de Kamer hierover zou worden geïnformeerd. Dat is niet gebeurd, maar in
de tussentijd schijnt Nederland samen met elf andere lidstaten het voorstel van de
Europese Commissie niét gesteund te hebben zonder het standpunt te verduidelijken.
Klopt deze informatie? Zo ja, hoe staat dit standpunt in het verhouding tot de Nederlandse
inzet voor een PFAS-restrictie? Zo nee, wat is nu precies het standpunt van het kabinet
met betrekking tot flutolanil? Is de Minister het met deze leden eens dat PFAS in
pesticiden zeer onwenselijk is?
Antwoord
In de vergadering van de Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) van afgelopen mei is een conceptvoorstel van de Europese Commissie besproken
om de goedkeuring van de stof flutolanil niet te verlengen. Nederland heeft bij de
Europese Commissie aangegeven dat het in de basis positief staat tegenover dit voorstel,
maar dat een definitief standpunt pas zal worden ingenomen als er een definitief voorstel
ter stemming wordt gebracht, omdat het conceptvoorstel in deze fase van besluitvorming
nog kan wijzigen. Op het moment dat er een definitief voorstel van de Europese Commissie
ter stemming komt, zal het demissionaire kabinet, na advies van het College voor de
toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, een standpunt innemen en de Kamer
hierover informeren.
Richtlijn Behoud en duurzame gebruik van de mariene biodiversiteit van gebieden voorbij
de grenzen van de nationale rechtsmacht (BBNJ)
15.
De leden van de NSC-fractie vragen in welke verhouding het Zeerechtverdrag van de
Verenigde Naties (VN) uit 1982 (een internationaal juridisch kader voor internationale
wateren, inclusief de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA), die over het reguleren
van diepzeemijnbouw gaat), met de bijbehorende Overeenkomst inzake het behoud en het
duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen
van de nationale rechtsmacht (dat besproken wordt bij de Milieuraad) enerzijds, en
het Oceaanverdrag uit 2023 anderzijds (dat als doel heeft om de mariene biodiversiteit
in de volle zee te beschermen), tot elkaar staan. Wordt de biodiversiteit in internationale
wateren nu effectief en op sluitende wijze beschermd naar de mening van de Minister?
Zet de Minister zich in voor ratificatie in het komende halfjaar van beide verdragen
(beide verdragen zijn ondertekend door Nederland, maar nog geen van beide is geratificeerd
door de Tweede Kamer)?
Antwoord
Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het Recht van de Zee (hierna: VN-Zeerechtverdrag)
dat geldt voor het gehele Koninkrijk, geeft het alomvattend juridisch kader voor het
gebruik en beheer van de zeeën en oceaan, met inbegrip van de zeebodem en de ondergrond
daarvan. In het VN-Zeerechtverdrag zijn echter niet alle onderwerpen tot in detail
uitgewerkt. Daarom zijn er aanvullende overeenkomsten ontwikkeld voor sommige onderwerpen.
Dit zijn zogenoemde «uitvoeringsovereenkomsten bij het VN Zeerechtverdrag». Op dit
moment zijn er drie van deze uitvoeringsovereenkomsten: 1) de Visbestandenovereenkomst
(1995)8; 2) de 1994-overeenkomst9; en nu 3) de BBNJ-overeenkomst (2023). De laatste is nog niet in werking getreden.
De BBNJ-overeenkomst wordt ook wel het Oceaanverdrag genoemd. De officiële titel van
de BBNJ-overeenkomst is «de Overeenkomst inzake het behoud en het duurzame gebruik
van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale
rechtsmacht». Deze wordt voor het gemak afgekort tot BBNJ vanwege de Engelse titel:
Biodiversity Beyond National Jurisdiction Agreement.
De BBNJ-overeenkomst wordt door Nederland en de internationale gemeenschap gezien
als een noodzakelijke toevoeging aan het VN-Zeerechtverdrag om activiteiten in gebieden
voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht van staten te reguleren en het mariene
milieu en de mariene biodiversiteit te beschermen. De overeenkomst stelt aanvullende
regels voor het behoud en duurzaam gebruik van de volle zee en het Gebied10: de delen van de zee voorbij de grenzen van nationale rechtsmacht van landen. Dit
betreft ongeveer twee derde van de zeeën en oceaan. De BBNJ-overeenkomst treedt daarbij
niet in de plaats van al bestaande bestuurlijke arrangementen of afspraken; bijvoorbeeld
het beheer van visserijactiviteiten, scheepvaart en diepzeemijnbouw. Deze activiteiten
blijven onder de bevoegdheid van respectievelijk bestaande regionale visserijbeheerorganisaties,
de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en de Internationale Zeebodemautoriteit
(hierna: Autoriteit).
Het Koninkrijk der Nederlanden is sinds het begin van de onderhandelingen voor deze
overeenkomst nauw en zeer actief betrokken geweest. De bescherming van het mariene
milieu en het reguleren van activiteiten op zee zijn doelen waar het Koninkrijk zich
zowel nationaal als internationaal voor inzet. Zo ook binnen de regionale zeeconventies
OSPAR11 en de Cartagenaconventie12. En in het kader van andere organisaties en verdragen, zoals de IMO, de Autoriteit
en het Londenverdrag en -protocol inzake het voorkomen van dumpen op zee.13
Middels dit nieuwe verdrag kunnen we deze doelen nu ook op de volle zee integraal
invulling geven: de BBNJ-overeenkomst zal helpen om van de Noordzee en de Caribische
Zee tot aan de oceaan de samenwerking van organisaties met mandaten op regionaal,
internationaal en sectoraal niveau te versterken. Betere samenwerking in het zee-
en oceaanbeheer zal bijdragen aan de effectieve bescherming van de biodiversiteit,
onze voedselzekerheid, het klimaat, ons leefmilieu en de positie van onze maritieme
sector.
Nederland werkt sinds de ondertekening van de BBNJ-overeenkomst in september 2023
aan de nationale wetgeving ter uitvoering van de overeenkomst en ter voorbereiding
op de aanvaarding daarvan voor Nederland. Conform de toezegging van de Staatssecretaris
van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) in het Commissiedebat Tuinbouw,
visserij en biotechnologie van 3 oktober jl. wordt de Kamer nog deze maand separaat
geïnformeerd over dit proces.
De BBNJ-overeenkomst reguleert in principe alleen activiteiten in gebieden voorbij
de grenzen van de nationale rechtsmacht als deze activiteiten niet al door andere
organisaties worden gereguleerd. Omdat diepzeemijnbouw al wordt gereguleerd door de
Autoriteit, zijn de regels van de Autoriteit de basis en niet de regels van de BBNJ-overeenkomst.
Er is wel een verplichting om de samenwerking tussen de organisaties en verdragen
te versterken. Hiervoor zet Nederland zich zowel binnen de BBNJ-overeenkomst als in
de Autoriteit voor in.
16.
NSC: Hoe zorgt de Minister ervoor dat er tijdig een juridisch kader wordt vastgesteld
voor diepzeemijnbouw, gezien de activiteiten die de Verenigde Staten (VS) op dat front
willen ondernemen, zonder dat dat regulerende kader er is?
Antwoord
Het Koninkrijk der Nederlanden heeft als lid van de Raad van de Autoriteit tijdens
de Raadsvergadering van 28 maart 2025 nadrukkelijk opgeroepen tot tijdige vaststelling
van een adequaat regelgevend kader voor exploitatieactiviteiten, mede met het oog
op het huidige krachtenveld. In dit kader moeten volgens Nederland ten minste duidelijke
en strikte milieuvoorwaarden zijn opgenomen.14 De Autoriteit spant zich momenteel actief in voor spoedige vaststelling van een volledige
en adequate regeling voor exploitatie, die het kader zal vormen voor besluitvorming
over aanvragen voor exploitatieactiviteiten. Het streven van de Autoriteit is om die
exploitatieregeling dit jaar af te hebben. De voorzitter van de Raad heeft hiertoe
een procesvoorstel gedaan, waar de Raadsleden zich tijdens de vergadering in juli
as. over zullen uitlaten. Daarnaast vinden verschillende discussies plaats over de
voorwaarden op basis waarvan zal worden beoordeeld of toekomstige aanvragen voor exploitatieactiviteiten
kunnen worden goedgekeurd of moeten worden afgewezen; Nederland neemt hier actief
aan deel.
Over eventuele activiteiten die de VS op de internationale zeebodem willen ondernemen,
heeft Nederland zich tijdens de vergadering van de Autoriteit dit voorjaar eveneens
uitgesproken dat deze activiteiten dienen plaats te vinden in overeenstemming met
het VN-Zeerechtverdrag en onder beheer en toezicht van de Autoriteit als de exclusief
bevoegde instantie hiervoor. Ook heeft Nederland, en met ons een meerderheid van staten,
opnieuw aangegeven dat exploitatieactiviteiten in ieder geval niet zouden moeten worden
toegestaan totdat de exploitatieregeling tot stand is gekomen, en erop gewezen dat
de Raad van de Autoriteit dat ook in meerdere besluiten heeft uitgedragen.
17.
De leden van de NSC-fractie lezen voor wat betreft de implementatie van de Richtlijn
dat de Minister voornemens is om van de termijn van zes maanden die de Europese Commissie
voorstelt voor nationale implementatie van de Richtlijn, ten minste twee jaar te maken.
Wat deze leden betreft duldt de (regulering van) bescherming van biodiversiteit in
internationale wateren, inclusief regulering van diepzeemijnbouw, echter geen vertraging.
Zij verzoeken de Minister om zich daarom aan te sluiten bij de door de Europese Commissie
voorgestelde implementatietermijn van zes maanden, inclusief regulering van diepzeemijnbouw
door de ISA, gezien de urgente situatie vanwege de plannen van de VS.
Antwoord
De Europese Commissie wil de BBNJ Richtlijn gebruiken om de BBNJ-overeenkomst om te
zetten naar EU-regelgeving. De BBNJ Richtlijn staat daarbij geheel los van de regulering
van diepzeemijnbouw door de Autoriteit.
Bij de onderhandelingen met betrekking tot de BBNJ Richtlijn binnen de Europese Unie
zal Nederland zich inzetten conform de positie in het BNC-fiche.15 Gezien de gemiddelde duur van twee jaar voor het Nederlandse wetgevingstraject, inclusief
zorgvuldige Parlementaire behandeling, is de door de Europese Commissie voorgestelde
termijn van zes maanden voor omzetting van de BBNJ Richtlijn voor Nederland niet haalbaar.
Het kabinet zal zich er daarom voor blijven inzetten de termijn voor omzetting van
de richtlijn te verruimen naar twee jaar. Enkele andere lidstaten van de EU kennen
eenzelfde langdurig wetgevingstraject. Nederland staat dus niet alleen in dit streven.
Energietransitie
18.
Ten slotte vragen de leden van de NSC-fractie de Minister conform de motie-Erkens
(Kamerstuk 31 793, nr. 257) om een stevig uitvoeringspakket om knelpunten in de transitie aan te pakken, zoals
netcongestie, door energie-infrastructuur te verbeteren en door het harmoniseren van
de methodologie van netwerktarieven, het versnellen van vergunningprocedures en het
vergroten van de beschikbaarheid van financiering, duurzame energie en grondstoffen.
Deze leden vragen de Minister om bij de Milieuraad na te gaan in hoeverre elektriciteitsinfrastructuur/
het Europese stroomnet (dus inclusief dat van Nederland) volgens de Raad onder de
infrastructuurgelden zal vallen waarop (na de Milieuraad) bij de NAVO-top zal worden
besloten. Zonder een goed functionerend Europees stroomnet/ elektriciteitsinfrastructuur
is het immers moeilijk een effectieve Europese defensiestructuur op te bouwen.
Antwoord
Het kabinet zet zich al langere tijd in voor een Europees uitvoeringspakket conform
motie Erkens. Zoals ook in de Kamerbrief met reactie op de motie is aangegeven heeft
Nederland zich in verschillende onderhandelingen en samenwerkingsverbanden ingezet
om de Europese Commissie op te roepen tot het ontwikkelen van een uitvoeringsagenda
om lidstaten te ondersteunen om elektriciteitsinfrastructuur beter te benutten en
verder te ontwikkelen.16 Het kabinet verwelkomt dan ook dat de Europese Commissie het Actieplan Betaalbare
Energieprijzen heeft gepresenteerd en verwelkomt de aangekondigde initiatieven mb.t.
nettarieven, ter bevordering van een sterker grensoverschrijdende geïntegreerde planning
en uitvoering van projecten, ontwikkeling van een effectief kostenverdelingsmechanisme
voor (onder andere grensoverschrijdende) projecten en versnelling van vergunningverlening.17
Momenteel wordt in NAVO-verband het gesprek gevoerd over de vorm en invulling van
een nieuwe NAVO-norm. De focus ligt hierbij op bredere uitgaven om de uitvoering van
defensie en weerbaarheid mogelijk te maken. Investeringen in vitale energie-infrastructuur
die bijdragen aan de weerbaarheid van Nederland en Defensie zijn onderwerpen waarvoor
aandacht nodig is in deze discussie. Het kabinet zal de komende tijd de Nederlandse
inzet voor een nieuwe Defence Investment Pledge nader formuleren. Versnelling van vergunningverlening kan vooral worden gezocht in
het voortraject.
Overig
19.
De leden van de PVV-fractie nemen kennis van de agenda, maar vragen tegelijkertijd
ook of de Minister rekening houdt met de principes haalbaar, betaalbaar en realistisch.
Antwoord
Ja.
20.
De leden van de PVV-fractie willen vasthouden aan het principe «meten is weten» en
vragen of Nederland zich kan inzetten om af te stappen van computermodellen.
Antwoord
Nee. Het demissionaire kabinet hecht waarde aan het principe «meten is weten», waarbij
computermodellen een toevoeging kunnen zijn op bestaande meetmethodes.
21.
De leden van de PVV-fractie willen weten of de Groene Overeenkomst door de Minister
nog steeds wordt gezien als haalbaar, betaalbaar en realistisch.
Antwoord
Ja, dat wordt nog steeds gezien als haalbaar, betaalbaar en realistisch.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
A.B. Coco Martin, adjunct-griffier