Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Gabriëls en Hirsch over de verwerking van ingezamelde kleding door modeketens
Vragen van de leden Gabriëls en Hirsch (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de verwerking van ingezamelde kleding door modeketens (ingezonden 19 mei 2025).
Antwoord van Minister Madlener (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 16 juni 2025)
Vraag 1
Bent u bekend met het onderzoek van Radar, dat twaalf kledingstukken met gps-trackers
heeft gevolgd, waaruit blijkt dat een groot deel van door consumenten ingeleverde
kleding via modeketens niet wordt hergebruikt of gerecycled, maar wordt geëxporteerd
naar ontwikkelingslanden?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoeveel afval, inclusief kleding, wordt vanuit Nederland geëxporteerd naar buiten
de EU? Hoe verhoudt dit zich tot andere EU-landen? Hoe verhoudt zich dit tot de ambitie
van Nederland om in 2050 circulair te zijn?
Antwoord 2
De uitzending van Radar gaat over tweedehands kleding die na afdanking en inzameling
in winkels geëxporteerd wordt voor hergebruik. Kleding die na inzameling en sortering
is beoordeeld als geschikt voor hergebruik, verliest zijn afvalstatus en is geen afval
meer. De cijfers over de hoeveelheid textielafval die geëxporteerd wordt, is dus exclusief
de hoeveelheid export van herbruikbaar (tweedehands) textiel.
Over de export van textielafval zijn de volgende cijfers bekend. In 2023 werd volgens
de database Statline van het CBS voor 52 kiloton aan (on)gesorteerde lompen en vodden
uitgevoerd. Dit zijn voorlopige cijfers. Van de 52 kiloton werd ongeveer 32 kiloton
uitgevoerd naar EU-landen, 6 kiloton naar Europese niet-EU-landen, 12 kiloton naar
Azië, 1 kiloton naar Noord- en Zuid-Amerika en minder dan 1 kiloton naar Afrika en
Oceanië. We beschikken niet over cijfers van de hoeveelheid textielafval die andere
Europese landen exporteren naar niet-EU landen.
Een groot gedeelte van het in Nederland gescheiden ingezameld textiel wordt afgezet
in het buitenland. Het is belangrijk om hierbij onderscheid te maken tussen enerzijds
textiel geschikt voor hergebruik en anderzijds textielafval. Onder het textielafval
valt ook textiel dat nog kan worden gerecycled.
Uit de Massabalans van 2018 blijkt dat er in totaal 136,1 kton gescheiden textiel
is ingezameld. 110,4 kton van het gescheiden ingezamelde textiel kwam buiten Nederland
terecht.1 Dit bestond uit 56,7 kton herdraagbaar textiel, 42,1 kton textiel geschikt voor recycling
en 5,4 kton reststromen. In 2022 werd 108,5 kt gescheiden textiel ingezameld. Hiervan
kwam 86,9 kton buiten Nederland terecht.2 Dit bestond uit 51,5 kton herdraagbaar textiel, 25,5 kton textiel geschikt voor recycling
en 1,9 kton reststromen.
Op basis van bovenstaande cijfers is de conclusie dat veel van het in Nederland ingezamelde
textiel in het buitenland terecht komt. Er is op dit moment weinig transparantie over
wat er met de kleding gebeurt nadat het is ingezameld. Na aankoop door de consument
kan een kledingstuk op uiteenlopende manieren eindigen, zonder dat duidelijk is waar
het precies belandt. Tegelijkertijd neemt de verkoop van kleding toe, gaat de gemiddelde
kwaliteit achteruit en dragen mensen hun kleding steeds korter. Deze ontwikkelingen
dragen direct bij aan de groei van de wereldwijde textielafvalberg. Met het beleidsprogramma
circulair textiel werkt IenW aan verschillende maatregelen om te zorgen dat mensen
langer met hun kleding doen en er meer textiel wordt hergebruikt en gerecycled.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de bevinding dat modeketens geen zicht hebben op wat er met deze
kleding in ontwikkelingslanden gebeurt? Deelt u de analyse dat de kans aannemelijk
is dat deze kleding vaak alsnog op de vuilnisbelt terechtkomt of wordt verbrand, met
schadelijke gevolgen voor mens en milieu in de ontvangende landen?
Antwoord 3
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven, waaronder modeketens die internationaal
zaken doen, dat zij de OESO-richtlijnen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen
toepassen. Volgens dit kader dienen bedrijven zicht te hebben op hun waardeketen,
inclusief export, en daarmee risico’s voor mens en milieu te identificeren en waar
nodig aan te pakken. Voor de hele textielsector geldt dat er momenteel weinig transparantie
is over wat er met ingezameld textiel gebeurt, zowel in Nederland als daarbuiten.
Voor het beleidsprogramma circulair textiel hebben we onderzoek laten doen om in kaart
te brengen wat er gebeurt met het textiel dat in Nederland wordt ingezameld.3 Een groot deel van het ingezamelde textiel wordt na inzameling geëxporteerd in plaats
van in Nederland hergebruikt of gerecycled. Het textiel komt vaak in landen terecht
waar geen goed systeem is om het afval te verwerken en dat leidt bijvoorbeeld tot
stort en verbranding. Het gaat hierbij om producten die als gebruikt textiel geëxporteerd
zijn. De Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) verbiedt de export
van afval uit de EU, als dat geëxporteerde afval vervolgens wordt «verwijderd», bijvoorbeeld
in de vorm van verbranding of storten.
Vraag 4
Hoe beziet u deze bevindingen in het licht van het doel in de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
(UPV) Textiel dat de export van textielafval beperkt moet worden, zeker naar landen
buiten de Europese Unie?
Antwoord 4
Het doel van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is ervoor te zorgen dat
er meer textiel wordt ingezameld, hergebruikt en (vezel-tot-vezel) gerecycled. De
UPV regelt niet dat de export van het textielafval wordt beperkt. De UPV kan er wel
aan bijdragen dat er minder gebruikt textiel wordt geëxporteerd. Enerzijds omdat er
een specifieke doelstelling voor hergebruik geldt binnen Nederland, en anderzijds
omdat er meer textielafval moet worden gerecycled. Tegelijkertijd is de verwachting
dat de export van gebruikt textiel blijft toenemen de komende jaren. Er wordt namelijk
steeds meer kleding gekocht en sneller afgedankt. Daarnaast is het ook hier van belang
om onderscheid te maken tussen gebruikt textiel en textielafval. Gebruikt textiel
mag, nadat het gesorteerd is, geëxporteerd worden voor hergebruik (tweedehands textiel).
Nederland pleit er in Europa voor dat er verplichte sorteercriteria komen voor hergebruik
om te zorgen dat er betere eisen gesteld worden aan wanneer iets geschikt is voor
hergebruik. Voor de export van textielafval gelden andere regels, namelijk de Europese
Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA). Bij het antwoord op vraag 9 wordt verder
ingegaan op de EVOA.
Vraag 5
Vindt u dat modeketens als H&M, Primark, Zara en C&A consumenten voldoende duidelijkheid
geven over wat er gebeurt met ingeleverde kleding met slogans als «Lets Close the
Loop»? Zo ja, waarom?
Antwoord 5
Op basis van recente inzichten uit de Radar-uitzending over textielinzameling blijkt
dat modeketens zoals H&M, Primark, Zara en C&A consumenten niet voldoende duidelijkheid
bieden over wat er gebeurt met ingeleverde kleding. Hoewel deze ketens campagnes voeren
en klanten aanmoedigen om oude kleding in te leveren, blijkt uit onderzoek dat slechts
een klein percentage van de ingeleverde kleding daadwerkelijk wordt gerecycled of
hergebruikt.4
Vraag 6
Acht u het wenselijk dat deze ketens consumenten een duurzaam alternatief suggereren,
terwijl een groot deel van de kleding niet duurzaam wordt verwerkt? Is dat geen misleiding?
Antwoord 6
Dat bedrijven recycling van kleding actief stimuleren en faciliteren in winkels is
een positieve ontwikkeling. Hergebruik en recycling dragen bij aan het verkleinen
van de milieu-impact van de textielketen. Bedrijven die hierover communiceren, moeten
dit op een eerlijke, duidelijke en transparante manier doen. Anders bestaat het risico
op misleiding. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) ziet toe op misleidende duurzaamheidsclaims.
Of een duurzaamheidsclaim misleidend is, hangt af van veel factoren. In de uitzending
van Radar worden enkele claims getoond die bij het aanbieden van opties voor het inleveren
van gebruikte kleding worden gemaakt. De ACM heeft een Leidraad Duurzaamheidsclaims
opgesteld waarin strenge eisen worden gesteld aan het gebruik van duurzaamheidsclaims.5 Een belangrijk startpunt is dat de claims die gedaan worden feitelijk juist moeten
zijn. Voor de verdere beoordeling of hierbij sprake is van wettelijke misleiding is
een inhoudelijke toets nodig waarbij ook de context waarbinnen de claim wordt gedaan
belangrijk is. Op basis van de uitzending van Radar alleen valt hier geen eenduidige
conclusie over te trekken.
Vraag 7
Wordt er binnen de huidige regelgeving gecontroleerd of deze inzamelpraktijken overeenkomen
met de duurzaamheidsclaims van de betreffende bedrijven? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
De ACM houdt gericht toezicht in specifieke sectoren (onder meer de kleding6-, energie-, levensmiddelen-, en vervoersbranche) op misleidende duurzaamheidsclaims
en ziet daarnaast actief toe op actuele duurzaamheidscampagnes van bedrijven en daarbij
gebruikte claims. Ook kan de ACM een onderzoek starten naar duurzaamheidsclaims naar
aanleiding van signalen uit de maatschappij, zoals meldingen van consumenten of publicaties
van journalisten. De wettelijke grondslag om op te treden tegen mogelijk misleidende
duurzaamheidsclaims vereist wel dat de duurzaamheidsclaim wordt gedaan in relatie
tot de verkoop van producten. Hiervan zal mogelijk niet altijd sprake zijn bij uitingen
die uitsluitend gericht zijn op het inzamelen van kleding en niet de verkoop hiervan.
Vraag 8
Wat vindt u ervan dat 86% van de Nederlanders niet op de hoogte is van de mogelijkheid
om gedragen kleding in te leveren bij kledingwinkels? Bent u voornemens om producenten
erop te wijzen dat zij consumenten beter moeten informeren hierover?
Antwoord 8
Producenten zijn wettelijk verplicht om consumenten goed te informeren over waar en
hoe zij hun textiel op een verantwoorde manier kunnen inleveren. Het belangrijkste
uitgangspunt is dat kleding zo lang mogelijk gedragen wordt. Als iemand een kledingstuk
niet meer wil houden, zijn er verschillende opties: ruilen, weggeven aan familie of
vrienden of verkopen via een tweedehands platform. Als deze opties niet mogelijk zijn,
moet het textiel gescheiden van het restafval worden ingeleverd bij een inzamelpunt.
Dit kan bijvoorbeeld bij de winkel waar het is gekocht, een kringloopwinkel of een
gemeentelijke textielbak. Met de invoering van de UPV Textiel zijn producenten verplicht
om deze informatie actief en duidelijk met consumenten te delen.
Vraag 9
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat Europese textielbedrijven hun verantwoordelijkheid
voor afgedankte kleding feitelijk afschuiven op landen die niet over voldoende verwerkingscapaciteit
beschikken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 9
Het is onwenselijk dat er in het huidige systeem nog veel textiel bij het afval terechtkomt,
zowel binnen als buiten Nederland. Met het beleidsprogramma circulair textiel neemt
het kabinet verschillende maatregelen om de textielafvalberg te verminderen. De meest
directe manier om de hoeveelheid afval te verminderen, is om te voorkomen dat textiel
wordt afgedankt. Daarom is er in het beleidsprogramma aandacht voor bewuster consumeren,
het verbeteren van de kwaliteit van kleding en het verlengen van het gebruik door
reparatie en tweedehands. Wanneer textiel uiteindelijk wordt afgedankt, is het uitgangspunt
dat het zo veel mogelijk (lokaal) wordt hergebruikt of gerecycled. Daarom is in Nederland
in 2023 een UPV voor textiel ingevoerd inclusief doelstellingen voor hergebruik binnen
Nederland.
Het kabinet wil de export van onze milieuproblemen voorkomen en heeft daarom actief
gepleit voor strengere regels voor de export van afval. Vanaf 21 mei 2027 staat de
herziene Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) export van afval uit
de EU uitsluitend nog toe naar verwerkers, waarvan in een onafhankelijke audit is
aangetoond dat die verwerkers het afval op een manier verwerken, vergelijkbaar met
een verwerking die binnen de EU is toegestaan. De export van afval uit de EU naar
niet-OESO landen is vanaf 21 mei 2027 uitsluitend toegestaan nadat die landen bij
de Europese Commissie hebben aangetoond dat ze de import van dit afval goed kunnen
beheren. Dat is inclusief de daarbij horende handhaving.
Dankzij de herziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen (KRA) wordt het binnenkort
voor alle Europese lidstaten verplicht om een UPV voor textiel in te voeren. Producenten
moeten daarbij rapporteren over de hoeveelheid herbruikbaar textiel en textielafval
die ze exporteren. Bij de export van het herbruikbare textiel moeten producenten informatie
aanleveren waaruit blijkt dat de producten geschikt zijn voor hergebruik. Ook moeten
ze aangeven welk bedrijf verantwoordelijk is geweest voor de sortering of voorbereiding
voor hergebruik om transparantie en verantwoordingsplicht te vergroten. Daarnaast
regelt de herziening van de KRA dat al het gescheiden ingezamelde textiel als afval
wordt beschouwd. Het overbrengen van dit afval moet voldoen aan de hierboven genoemde
strenge regels voor export. Het wordt verplicht om het ingezamelde textiel eerst te
sorteren voordat het uitgevoerd mag worden. Pas na een professionele beoordeling kan
het textielafval beoordeeld worden als geschikt voor (direct) hergebruik. Dit «tweedehands»
textiel valt niet onder de afvalregelgeving, en dus ook niet langer onder de EVOA,
en mag vrij worden verhandeld.
In aanvulling op de EVOA en de KRA, werkt de Europese Commissie in samenwerking met
de lidstaten aan uniforme criteria om gebruikt textiel niet (meer) als afval maar
als tweedehands product aan te merken en aan criteria om gebruikt textiel als secundaire
grondstof weer in de (textiel)industrie in te zetten. Aan dit eerste aspect gaat de
ILT in haar toezicht op de EVOA meer prioriteit geven.
Wanneer bedrijven aan het begin van de keten hun maatschappelijke verantwoordelijkheid
nemen door zorgvuldig te handelen («due diligence»), vermindert dit de problemen aan
het einde van de keten. Voor een duurzame en eerlijke handelsketen is het essentieel
dat negatieve effecten niet alleen tijdens de productie, maar ook in de latere fasen
worden voorkomen. Het kabinet verwacht bovendien van alle Nederlandse bedrijven dat
zij internationaal maatschappelijk verantwoord opereren door invulling te geven aan
internationale normen zoals vastgelegd in de OESO-richtlijnen. Daarvoor ondersteunt
het kabinet verschillende manieren voor bedrijven om maatschappelijk verantwoord te
ondernemen. Zo steunt het kabinet het MVO-steunpunt bij RVO, waar alle bedrijven kunnen
aankloppen met vragen over gepaste zorgvuldigheid. Ook biedt het ondersteuning aan
vier tot vijf sectorovereenkomsten om IMVO-risico’s te identificeren, voorkomen en
beperken. Voor de sectorovereenkomst voor kleding, schoenen en textiel (Textielverbond)
worden momenteel bedrijven geworven om te gaan starten.
Vraag 10
Hoe wordt toezicht gehouden op de naleving van de UPV Textiel, die sinds 1 juli 2023
van kracht is?
Antwoord 10
Sinds het Besluit UPV textiel van kracht is geworden, geldt er een meldplicht voor
producenten (inclusief importeurs). In het kader van de meldplicht moeten producenten
zich, al dan niet via een producentenorganisatie, melden bij Rijkswaterstaat. De Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT) ziet toe op de naleving van de meldplicht. Wanneer
producenten zich niet melden bij Rijkswaterstaat, neemt de ILT contact met hen op.
Producenten die niet geregistreerd zijn bij Rijkswaterstaat of een producentenorganisatie
ontvangen een waarschuwing, waarna de ILT zo nodig verdere maatregelen treft.
Vanaf 2025 gelden de doelstellingen uit het Besluit UPV textiel op het gebied van
voorbereiding voor hergebruik en recycling. Producenten zijn verplicht om voor augustus
2026 verslag uit te brengen over het behalen van deze doelstellingen.
De ILT houdt toezicht op het voldoen aan de verplichtingen, waaronder het behalen
van de doelstellingen en zal controles uitvoeren op de dan ingediende rapportages.
Op dit moment voert de ILT al gesprekken met de verschillende producentenorganisaties.
Vraag 11
Hoeveel procent van de producenten heeft tot nu toe rapportages ingediend over de
verwerking van ingezameld textiel? Wordt hierbij gecontroleerd of daadwerkelijk sprake
is van recycling of hergebruik binnen Europa, zoals beoogd in de UPV textiel?
Antwoord 11
Producenten zijn verplicht elk jaar verslag uit te brengen over het voorafgaande jaar.
Volgens het Besluit UPV Textiel kan in het verslag over de jaren 2023 en 2024 worden
volstaan met vermelding van de hoeveelheid in de handel gebrachte textielproducten.
In 2024 hebben de producenten, al dan niet via een producentenorganisatie, verslag
over 2023 uitgebracht bij Rijkswaterstaat over de hoeveelheid in Nederland in de handel
gebrachte textielproducten. Producenten die geen verslag hebben uitgebracht zijn aangesproken
door de ILT. Over het jaar 2024 geldt de verplichting om voor augustus 2025 bij Rijkswaterstaat
verslag uit te brengen over de hoeveelheid in Nederland in de handel gebrachte textielproducten.
Hierop wordt teruggekomen in de voortgangsbrief Textiel die in het najaar 2025 naar
de Kamer wordt gestuurd.
Vanaf 2025 gelden er volgens het Besluit UPV Textiel voor producenten bovendien doelstellingen
op het gebied van voorbereiding voor hergebruik en recycling van textiel. De producenten
zijn daarbij verplicht ook verslag uit te brengen over het nakomen van deze doelstellingen.
Het verslag over 2025 moet uiterlijk 1 augustus 2026 bij Rijkswaterstaat worden ingediend.
Het is daarom nog te vroeg om te beoordelen of de doelstellingen zijn behaald. De
UPV textiel is van toepassing op de Nederlandse situatie. Binnen de doelstellingen
van de UPV textiel wordt onderscheid gemaakt in voorbereiding voor hergebruik, voorbereiding
voor hergebruik in Nederland, recycling en vezel-tot-vezel recycling.
Vraag 12
Welke sancties staan er op het niet-naleven van de verplichtingen onder de UPV Textiel?
Is er sinds de invoering al handhavend opgetreden? Zo ja, hoe vaak en tegen wie?
Antwoord 12
Als blijkt dat er niet wordt voldaan aan de verplichtingen handhaaft de ILT volgens
de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO). Op basis van de overtreding
wordt een passende interventie ingezet. Voor wat betreft de doelstellingen met betrekking
tot hergebruik en recycling van textiel is het te vroeg om te beoordelen of de doelstellingen
worden behaald, zie daarvoor vraag 11. De ILT ziet sinds 2023 toe op de meldplicht
die geldt sinds de inwerkingtreding van het Besluit UPV textiel (zie het antwoord
op vraag 10). Producenten die zich nog niet hadden gemeld bij Rijkswaterstaat, rechtstreeks
of via een producentenorganisatie, zijn door de ILT gewaarschuwd. De ILT heeft daarnaast
producenten gewaarschuwd die geen verslag hadden uitgebracht over 2023 met betrekking
tot de hoeveelheid in Nederland in de handel gebrachte textielproducten.
Vraag 13
In hoeverre is er zicht op de milieueffecten en sociaaleconomische schade in de ontvangende
landen, zoals Nigeria of Togo, als gevolg van deze exportstromen?
Antwoord 13
Voor het beleidsprogramma circulair textiel heeft IenW onderzoek laten doen naar de
export van textiel uit Nederland.7 Hierbij is gekeken naar de vijf grootste bestemmingslanden van gebruikt textiel uit
Nederland: Ghana, India, Kenia, Polen en Pakistan. Aan de export van gebruikt textiel
zitten voor- en nadelen. Na afdanking, inzameling en sortering verplaatst gebruikt
textiel zich uit landen met een hoog inkomen en een uitgebreide afvalverwerking infrastructuur
– zoals Nederland – naar landen met lagere inkomens die vaak minder capaciteit en
systemen hebben om het geïmporteerde textiel te verwerken. Aan de ene kant levert
dit zowel exporterende als importerende landen veel werkgelegenheid op. Daar tegenover
staan ook negatieve effecten op mens en milieu. Het textiel komt vaak in landen terecht
waar geen goed systeem is om het afval te verwerken; dat leidt bijvoorbeeld tot microplasticvervuiling
in water en bodem, en vervuiling door stort en verbranding. Zowel in Europese landen
als in bestemmingslanden wordt textielafval formeel en informeel verhandeld en verwerkt.
Het informele werk is vaak gekoppeld aan een minder veilige werkomgeving, ontbreken
van minimum of leefbaar loon en machtsongelijkheid.
Vraag 14
Welke stappen gaat u in Nederland zetten om te zorgen dat ingezamelde kleding daadwerkelijk
bijdraagt aan circulaire doelen en niet eindigt als problematisch afval elders?
Antwoord 14
Zie hiervoor het antwoord op vraag 9.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.