Amendement : Amendement van het lid Grinwis over de grens voor een ontheffing voor een VVE bij meer dan 50 woningen en een verplichting tot een amvb inzake de weigeringsgronden
36 576 Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte)
Nr. 48 AMENDEMENT VAN HET LID GRINWIS
Ontvangen 16 juni 2025
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel 1.2, eerste lid, onderdeel d, wordt «ten hoogste 10» vervangen door «ten
hoogste 50»
II
Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het vijfde lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
b door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
c. de afwijzingsgronden, bedoeld in het tweede en derde lid;
d. de voorschriften en beperkingen, bedoeld in het vierde lid.
2. Het zesde lid vervalt.
III
In artikel 4.3, vijfde lid, wordt «zesde lid» vervangen door «vijfde lid».
Toelichting
Dit amendement regelt dat Verenigingen van Eigenaars (VvE’s) en verhuurders bij panden
met hoogstens vijftig aansluitingen de vrijheid hebben om te kiezen voor een eigen,
alternatieve warmtevoorziening, zonder dat ze hiervoor verplicht zijn om een ontheffing
bij de gemeente aan te vragen. In het huidig wetsvoorstel wordt de grens op ten hoogste
tien aansluitingen gesteld. Hiermee wordt de vrijheid voor VvE’s en verhuurders vergroot,
zonder dat het maatschappelijke belang, namelijk de groei van het aantal aansluitingen
op een collectieve warmtevoorziening, in het geding komt.
In het wetsvoorstel hebben huishoudens in wijken waarvoor de gemeente een einddatum
voor de levering van aardgas heeft bepaald (op grond van de Wet Gemeentelijke instrumenten
warmte) de mogelijkheid om te kiezen voor een «opt-out» en, in plaats van aansluiting
op een collectieve warmtevoorziening, te kiezen voor een alternatieve warmtevoorziening
in plaats van aardgas. Ook VvE’s en verhuurders hebben deze opt-out, maar daarbij
wordt wel een grens gesteld. Voor verhuurders met meer dan tien eigen huurders of
een VvE met meer dan tien eigen leden moet er een ontheffing worden aangevraagd bij
de gemeente (artikel 4.2). Het college kan de ontheffing afwijzen als het warmtebedrijf
hierdoor geen redelijk rendement kan halen of tarieven significant moet verhogen.
Bij weigering van de ontheffing heeft de VvE geen andere keuze dan een aansluiting
op de collectieve warmtevoorziening. Dit beperkt de keuzevrijheid voor VvE’s en verhuurders.
Indiener kiest ervoor om deze keuzevrijheid te vergroten. Hierbij beseft indiener
dat er een groot maatschappelijk belang is om in wijken waar de collectieve warmtevoorziening
de warmte-oplossing is met de laagste nationale kosten, ook daadwerkelijk deze voorziening
aan te kunnen leggen. Deze moet niet in het geding komen door de keuze van grote appartementencomplexen.
Ook komt hiermee indirect de keuzevrijheid van andere bewoners in de wijk in het geding.
Als een zeer grote VvE (of verhuurder) besluit om niet mee te doen aan het warmtenet
dan kan dat de realisatie van een collectieve warmtevoorziening immers in gevaar brengen.
Om die reden wordt de grens van tien aansluitingen niet simpelweg geschrapt, maar
op ten hoogste vijftig aansluitingen gesteld, in lijn met de definitie van het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS) dat spreekt van een zeer grote VvE indien deze uit
meer dan 50 adressen bestaat.1
Verder acht indiener het wenselijk dat het, in het kader van een fatsoenlijke rechtsbescherming,
ook voor zeer grote VvE’s (dus met meer dan 50 adressen) duidelijk moet zijn op basis
van welke gronden een gemeente ontheffing mag weigeren. In een algemene maatregel
van bestuur moeten daarom nadere invulling worden gegeven aan «geen redelijk rendement»
en «significante verhoging van tarieven». Daartoe worden sub a en b van het zesde
lid van artikel 4.2 (een «kan-bepaling») toegevoegd als sub c en d van het vijfde
lid (een «zal-bepaling»).
Grinwis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Pieter Grinwis, Tweede Kamerlid