Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 744 Wijziging van de Werkloosheidswet en enige andere wetten vanwege aanpassing van de Regeling dienstverlening aan huis (Wet aanpassing Regeling dienstverlening aan huis)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 12 juni 2025
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het
wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
I
Algemeen
1
1.
Inleiding
2
2.
Hoofdlijnen van het voorstel
4
3.
Verhouding tot ander recht
5
4.
Gevolgen voor de werknemer, werkgever, arbeidsmarkt, regeldruk, en Caribisch Nederland
5
5.
Financiële gevolgen voor het Rijk
7
6.
Consultatie, adviezen en uitvoering
7
7.
Evaluatie
8
I Algemeen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven
het doel van dit wetsvoorstel om conform de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep
(CRvB), de rechten van persoonsgebonden budget (pgb)-zorgverleners in lijn te brengen
met de rechten van werknemers die niet onder de Regeling dienstverlening aan huis
(Rdah) vallen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de
Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met de aanpassing van de Regeling
dienstverlening aan huis. Deze leden hebben bij dit voorstel een aantal vragen, met
name ten aanzien van de uitvoerbaarheid en gevolgen voor de burger als werkgever.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Daartoe hebben deze leden
verdere vragen.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de aanpassing van de wet Regeling dienstverlening aan huis.
Deze leden hebben een aantal vragen aan de regering.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Werkeloosheidswet vanwege aanpassing
van de Regeling dienstverlening aan huis. Deze leden zien dat er stappen worden gezet
in de goede richting, aangezien discriminatie op de arbeidsmarkt tegen moet worden
gegaan, maar vinden de voorgestelde maatregelen niet ver genoeg gaan. Er bestaan nu
nog steeds groepen binnen de Rdah die worden achtergesteld binnen de arbeidsmarkt
en die recht hebben op sociale zekerheid.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daarover
nog enkele vragen.
1. Inleiding
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering heeft overwogen om het huidige systeem van de Rdah te schrappen
en te vervangen met een alternatief. Daarbij vragen deze leden naar de opvolging en
appreciatie van het Sociaal-Economische Raad (SER)-advies uit 2020 over de markt voor
persoonlijke dienstverlening en de varianten uit de brief van Minister Koolmees uit
2021. Zij vragen hoe dit zich verhoudt tot de voorliggende wetswijziging.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering specifiek in te gaan op
een systeem op basis van dienstencheques, zoals in het buitenland bestaat. Deze leden
vragen de regering systematisch in te gaan op de voor- en nadelen ten opzichte van
de huidige gekozen oplossing. Zij willen graag weten wat de appreciatie van de vakbonden
hierover is.
In dit kader vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie de regering ook te reflecteren
op ILO-conventie 189, waarin volwaardige werknemersrechten voor huishoudelijk werkers
zijn opgenomen. Deze leden vragen of Nederland deze conventie volledig heeft geratificeerd
en uit welke wetsartikelen dat blijkt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de Rdah ertoe leidt dat werknemers
minder recht hebben op sociale zekerheid, terwijl platforms zoals schoonmaak- en nannybureaus
hiervan gebruikmaken als verdienmodel. Deze leden vragen of de regering erkent dat
de Rdah oorspronkelijk bedoeld was voor particulieren en niet voor tussenkomst van
commerciële platforms. Zij vragen of de regering deelt dat het niet wenselijk is dat
deze regeling als schijnconstructie wordt gebruikt. Zo ja, vragen deze leden de regering
hoe zij hierop handelt en hoe de regering schijnzelfstandigheid via platforms gaat
voorkomen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering bovendien of zij erkent
dat een van de oorspronkelijk doelen van de Rdah, namelijk het tegengaan van zwartwerk,
nauwelijks wordt gerealiseerd. Deze leden vragen de regering dit cijfermatig te onderbouwen.
Ook vragen de leden om een onderbouwing van hoe alle oorspronkelijke doelen worden
bereikt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vragen bij de reikwijdte van het wetsvoorstel
en de benodigde aanpassing. Ten eerste hebben deze leden vragen over de gastouderopvang
aan huis. Zij constateren dat hoewel er sprake is van publieke financiering via de
kinderopvangtoeslag, gastouders zijn uitgezonderd van het wetsvoorstel. Zij vragen
of de regering het oordeel van de CRvB deelt dat werk dat gefinancierd wordt met publiek
geld gepaard moet gaan met volwaardige toegang tot sociale zekerheid. Deze leden vragen
of dit niet een voldoende argument is om er bij gastouderopvang aan huis ook voor
te zorgen dat er sprake is van werknemersrechten. Ook vragen zij of de regering de
opvatting deelt dat er met de instandhouding van de huidige vorm van gastouderopvang
aan huis sprake is van onderbetaling en onderverzekering ten opzichte van gastouderopvang
die op een andere manier is geregeld.
Ten tweede vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie om een reactie op de recente
uitspraak van de rechter in 2025 in een zaak aangespannen door Bureau Clara Wichmann
en de Vereniging Vrouw en Recht. Deze leden constateren dat de rechter in deze uitspraak
stelt dat ook huishoudelijk werk dat niet publiek gefinancierd is recht geeft op sociale
bescherming, en dat het ontbreken hiervan ook hier indirecte discriminatie inhoudt,
omdat het met name vrouwen treft. De leden vragen of de wet daarmee niet verder aangepast
zou moeten worden zodat deze in lijn komt met de rechtspraak.
Ten derde vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of familieleden die pgb-zorg
verlenen ook niet onder de reikwijdte van deze wet moet vallen, of dat zij op een
andere manier werknemersrechten moeten opbouwen. Deze leden constateren dat deze groep
in de praktijk vaak professioneel werk verricht, ondanks dat het om familie of mantelzorg
gaat. Sommige familieleden zeggen hiervoor tevens hun contract op. Deze leden wijzen
erop dat deze werkenden, zodra de zorgverlening eindigt, van de ene op de andere dag
hun inkomen verliezen, zonder recht op sociale zekerheidsvoorzieningen zoals een Werkloosheidwet
(WW)-uitkering. Deze leden wijzen op de situatie tijdens de eerste coronalockdown,
waarbij veel werkenden in de huishoudelijke of informele zorgsector van de ene op
de andere dag hun werk verloren, zonder toegang tot een sociaal vangnet. Sommige werkenden
verloren tot wel 80% van hun inkomen en kwamen in de knel met vaste lasten zoals huur
en boodschappen. Deze leden vragen de regering of zij het ermee eens is dat dit een
onwenselijke situatie is en of een wettelijke aanpassing nodig is om ook deze werkenden
bescherming te bieden.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de uitzonderingsregeling binnen
het pgb niet het risico op schijnconstructies vergroot. Deze leden vragen de regering
of zij kan toelichten op welke manier wordt gewaarborgd dat deze regeling niet oneigenlijk
wordt benut, bijvoorbeeld door platforms of andere tussenpersonen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar aanvullende onderbouwing over
dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) toegerust is op de extra
instroom in de regelingen. Deze leden vragen om cijfermatig te onderbouwen waaruit
dit blijkt.
Tevens vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie op welke manier de regering
voornemens is om een informatiecampagne te starten richting pgb-houders over hun rechten
en plichten, en de hulp die zij kunnen krijgen vanuit bijvoorbeeld de Sociale Verzekeringsbank
(SVB).
De leden van de SP-fractie begrijpen niet waarom, gezien de uitspraak van de CRvB, er niet is gekozen voor de
afschaffing van de volledige Rdah. Er is binnen deze regeling toch voor meer groepen
sprake van discriminatie en achterstelling?
De leden van de SP-fractie lezen dat er gekozen is om de Rdah voor gastouders aan
huis in stand te houden. Is dit in lijn met de uitspraak van de CRvB die stelt dat
het bestaan van de Rdah niet gegrond is voor groepen die publiek gefinancierd zijn,
tevens het uitgangspunt voor deze wetswijziging? Binnen de wetswijziging wordt er
op de keuze voor het in stand houden van de Rdah voor gastouders aan huis ingegaan,
maar niet specifiek op het argument van publieke financiering. Kan de regering expliciet
ingaan op dit argument betreffende de jurisprudentie van de uitspraak van de CRvB?
2. Hoofdlijnen van het voorstel
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vragen over de ervaringen met de hulp die de SVB biedt, bijvoorbeeld bij het
inkopen van een arbodienst. Deze leden vragen hoe de verschillende diensten die de
SVB biedt, worden ervaren door mensen. Deze leden vragen de regering hierbij specifiek
in te gaan op de verschillende soorten ondersteuning die de SVB biedt.
Ook hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie een vraag over ontslag. Deze leden
lezen dat het in enkele gevallen tot een procedure komt en dat als er nog vergoedingen
verschuldigd zijn, deze dan voor rekening komen van de budgethouder. Ook lezen deze
leden dat dit in de praktijk zoveel mogelijk beperkt wordt. Zij vragen wat deze laatste
zinsnede precies betekent.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben daarnaast enkele vragen over de vormgeving
van de wet. Deze leden vragen waarom ervoor is gekozen om de regelingen voor publieke
financiering waarbij de Rdah niet van toepassing is aan te wijzen in een ministeriële
regeling, in plaats van via hogere wetgeving.
In dit verband vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie aan welke regelingen
de regering denkt als zij schrijft dat er regelingen bij kunnen komen of kunnen stoppen
waarbij steeds gekeken moet worden of dit gevolgen moet hebben voor de Rdah. Deze
leden vragen welke mogelijke regelingen er nog bij kunnen komen naast de regelingen
genoemd in de artikelsgewijze toelichting, namelijk waarbij sprake is van publieke
financiering door een pgb.
Ten slotte vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wanneer de regering voornemens
is de ministeriële regeling op te stellen.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de invoeringsdatum van 1 januari 2026. In hoeverre acht het kabinet dit
haalbaar, en wat betekent dit concreet voor de uitvoering?
3. Verhouding tot ander recht
4. Gevolgen voor de werknemer, werkgever, arbeidsmarkt, regeldruk, en Caribisch Nederland
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor de arbeidsvoorwaarden, specifiek de hoogte van het
inkomen en de arbeidsomstandigheden voor werknemers. Deze leden vragen of de verwachting
is dat het inkomen zal stijgen of dat er ook negatieve gevolgen kunnen zijn voor het
inkomen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich zorgen over de financiële gevolgen
voor pgb-houders als de compensatie via de pgb onvoldoende blijkt. Deze leden vragen
of de regering deze zorgen deelt. Ook vragen deze leden of de regering de garantie
kan geven dat mensen hierdoor niet door het ijs zakken. Tevens vragen zij om aan te
geven welke controlemechanismen de regering heeft ingebouwd om te voorkomen dat de
pgb van mensen niet toereikend is.
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie naar de situatie dat het
maximumtarief ontoereikend is of als het budget uitgeput is. Deze leden vragen hoe
deze situatie er precies uitziet voor alle betrokkenen.
In dit verband vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie ook naar de zinnen «Wanneer
in de loop van 2026 blijkt dat budgetten ontoereikend (dreigen) te worden, wordt op
individuele basis gekeken hoe ervoor kan worden gezorgd dat toch voldoende kwalitatieve
zorg kan worden ingekocht.» Deze leden vragen hoe dit precies in zijn werking gaat
en welke acties precies door wie worden ondernomen.
In relatie tot dit vraagstuk vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie ook in
te gaan op de cijfers die de SVB noemt en worden aangehaald op pagina 52 van de memorie
van toelichting, onder andere dat het budget van de helft van de budgethouders niet
toereikend is.
Tevens vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie naar de vrijwillige keuze voor
ondersteuning van de SVB voor een groep met een pgb uit de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Deze leden vragen waarom dit niet verplicht is gesteld, zoals bij de andere groepen.
Zij vragen de regering specifiek in te gaan op het beschermen van kwetsbaren.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie bij wie de financiële verplichting
ligt als er sprake is van een loonsanctie.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen wat voor gevolgen dit wetsvoorstel
heeft voor schijnzelfstandigheid. Deze leden vragen de regering te reflecteren op
mogelijke waterbedeffecten en de gevolgen die dit kan hebben voor mensen in een kwetsbare
arbeidsmarktpositie. Ook vragen deze leden wat voor gevolgen dit heeft voor zowel
de werknemer als werkgever als achteraf blijkt dat er sprake is van schijnzelfstandigheid.
Zij horen graag van de regering op welke manier dit wordt voorkomen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering tevens te onderbouwen welk
deel van het werk zal verplaatsen naar het zwarte circuit.
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering kan aangeven of en in hoeverre pgb-houders door dit wetsvoorstel
werkgeverspremies moeten betalen en daardoor onder de streep minder geld overhouden
om van te leven. Deelt de regering de mening van deze leden dat dit een ongewenst
neveneffect zou zijn van deze regeling en hoe wil de regering dit effect tegengaan?
De leden van de VVD-fractie constateren dat het wetsvoorstel beoogt pgb-zorgverleners uit te zonderen van de
Rdah en hen dezelfde rechten te geven als reguliere werknemers, inclusief verplichte
verzekering voor de werknemersverzekeringen (WW, Ziektewet (ZW), Wet werk en inkomen
naar arbeidsvermogen (WIA)) en bijbehorende premieafdracht. Betekent dit dat de budgethouder
– veelal een zorgbehoevende of mantelzorger – wordt gepositioneerd als volwaardige
werkgever?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe zij voorkomt dat
deze vergroting van werkgeversverplichtingen leidt tot overbelasting van deze kwetsbare
groep burgers. In hoeverre strookt het opleggen van administratieve, financiële en
re-integratieverplichtingen met het doel van het pgb, namelijk het bieden van maximale
keuzevrijheid en regie aan de zorgvrager?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de implicaties van de toepassing
van het volledige arbeidsrecht op pgb-zorgverleners. De verplichting tot scholing,
het toepassen van het reguliere ontslagrecht en het uitbreiden van verlofrechten kan
waardevol zijn, maar vraagt dit niet om een professionele HR-capaciteit? Zo ja, kan
dit van een individuele budgethouder verwacht worden? Kan de regering nader toelichten
hoe zij deze verantwoordelijkheid uitvoerbaar acht voor mensen zonder juridische of
personele ondersteuning?
De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering erkent dat de toegenomen verplichtingen
budgethouders ertoe kunnen aanzetten om over te stappen naar constructies via overeenkomsten
van opdracht. Kan de regering aangeven in hoeverre dit risico op verdringing wordt
gemitigeerd?
De leden van de D66-fractie zijn er in principe voorstander van dat de sociale zekerheid wordt uitgebreid en
dat sociale verschillen tussen verschillende groepen opgeheven worden. Tegelijkertijd
vragen deze leden of de regering kan toelichten op welke wijze gewaarborgd zal worden
dat zorgverleners en budgethouders voldoende informatie ontvangen over de nieuwe rechten
en plichten die zij krijgen bij overgang naar de nieuwe situatie.
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie of het wenselijk is dat er nu aanzienlijk
meer gevraagd wordt van de budgethouders door deze wetswijziging. Zo worden budgethouders
nu inhoudingsplichtig en betalen loonheffingen en Zvw-premies, en is er een scholingsplicht.
Daartoe vragen deze leden of er door deze wetswijziging niet te veel gevraagd wordt
van de budgethouders.
De leden van de BBB-fractie hebben de volgende vragen aan de regering. De memorie van toelichting onderkent het
risico dat strengere (en duurdere) werkgeversverplichtingen kunnen leiden tot een
afname van formele arbeidsrelaties en mogelijk een toename van zwart werken, met name
in de particuliere markt voor dienstverlening aan huis. Juist daarom werd bij de invoering
van de Rdah gekozen voor een eenvoudige regeling met lage administratieve en financiële
lasten, zodat het aantrekkelijker werd het werk formeel te regelen. Kan de regering
aangeven of de handhavingscapaciteiten afdoende zijn om een groei in zwartwerken te
voorkomen? Is er concreet zicht op hoeveel er wordt zwart gewerkt in pgb-verband op
dit moment? Hoe vaak vinden op dit moment controles plaats op zwart werken bij werkzaamheden
waar pgb-budget voor wordt ingezet?
De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen over de administratieve en regeldrukgevolgen van dit wetsvoorstel
voor pgb-houders, aangezien als gevolg van dit voorstel meer pgb-houders worden beschouwd
als werkgever met de bijbehorende plichten en verantwoordelijkheden. Hoe beoordeelt
het kabinet deze gevolgen, en welke mogelijkheden ziet hij om deze zorgbehoevende
mensen op dit punt te ontlasten en de regels te versoepelen?
5. Financiële gevolgen voor het Rijk
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben een vraag over de premieheffing. Deze leden lezen dat er nog geen premies
zijn geheven totdat dit wetsvoorstel in werking treedt, aangezien hier nog geen wettelijke
grondslag voor is. Tegelijkertijd merken deze leden op dat het UWV al wel handelt
naar de uitspraak van de rechter. Deze leden vragen op welke manier de werknemersregelingen
voor deze doelgroep op dit moment worden gefinancierd.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie naar een nadere specificatie van
de kosten voor werkgevers/pgb-houders, voor elk van de genoemde wijzigingen in het
wetsvoorstel, namelijk verzekeringsplicht en premieheffing, loondoorbetaling bij ziekte,
verlofregelingen, scholing, ontslag en Wet flexibel werken (Wfw). Deze leden vragen
op welke manier er wordt gezorgd dat pgb-houders kunnen voldoen aan de verplichtingen
die worden gesteld op basis van deze wet en op welke manier zij daar ondersteuning
bij krijgen, bijvoorbeeld van de SVB. Zij vragen dit systematisch uiteen te zetten.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen tevens om een uiteenzetting van de
kosten die worden gedekt op de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
en op die van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
6. Consultatie, adviezen en uitvoering
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke afweging er is gemaakt in de prioritering en uitvoerbaarheid van verschillende
trajecten die capaciteit van de SVB vragen, die door dit wetsvoorstel mogelijk (tijdelijk)
geen doorgang vinden. Ook lezen deze leden dat de SVB een aantal andere algemene uitgangspunten
noemt in het kader van verzuimbegeleiding. Deze leden vragen de regering per aanbeveling
uiteen te zetten op welke manier de aanbeveling is opgevolgd.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het UWV de uitspraak reeds toepast.
Deze leden vragen of dit geldt voor alle onderdelen waarvoor de rechten van pgb-zorgverleners
op basis van deze wet wordt uitgebreid. Ook vragen zij wanneer de Kamer hierover is
geïnformeerd.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen op welke wijze de Belastingdienst gaat
handhaven op schijnzelfstandigheid bij werkzaamheden aan huis. Deze leden willen weten
of de Belastingdienst dit kan uitvoeren. Zij vragen specifiek hoe de handhaving op
platforms die de bemiddeling op zich kunnen gaan nemen van de dienstverlening gecontroleerd
worden op schijnzelfstandigheid. Zij willen weten of de Belastingdienst dit kan uitvoeren.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben grote vraagtekens bij de manier waarmee
wordt omgesprongen met de financiën van de gemeenten. Deze leden lezen in de memorie
van toelichting dat de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft aangegeven dat
de gemeenten de aanvullende lasten voortkomend uit dit wetsvoorstel niet zelfstandig
kunnen dragen. Deze leden zien echter niet duidelijk terugkomen op welke manier de
regering de gemeenten hiervoor compenseert of aan de gemeenten tegemoet komt. Deze
leden vragen of dit klopt en welke overwegingen hierbij een rol spelen. Ook vragen
zij om per jaar aan te geven wat de aanvullende kosten zijn voor gemeenten.
De leden van de NSC-fractie hebben nog enkele vragen over de uitvoering van het wetsvoorstel. Zo hebben deze
leden begrepen dat het UWV vooruitlopend op de wetswijziging al uitvoering aan de
uitspraak van de Centrale Raad van Beroep geeft en dat uit de uitvoeringstoets blijkt
dat het aantal uitkeringsaanvragen achterblijft bij de verwachtingen. Kan de regering
bij benadering aangeven hoeveel extra aanvragen voor respectievelijk de WW, ZW en
de WIA worden verwacht en in hoeverre dit uitvoerbaar is voor het UWV, mede in het
licht van de voorgenomen hersteloperatie? Graag een uitgebreide toelichting.
Voorts vragen de leden van de NSC-fractie de regering om een reactie op de stelling
van de SVB, dat onderhavige regelgeving ertoe kan leiden dat meer pgb-houders beschouwd
gaan worden als werkgever, waardoor zij ook te maken krijgen met extra plichten en
administratieve taken, terwijl pgb-houders mensen zijn die zelf zorg nodig hebben.
Hoe ziet de regering dit en hoe gaat de regering voorkomen dat pgb-houders door onderhavige
wetgeving opgezadeld worden met extra (administratieve) lasten? Graag een reactie.
7. Evaluatie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of het mogelijk is om een tussentijdse evaluatie te doen, bijvoorbeeld van
de reikwijdte van de wet, de financiële positie van pgb-houders of die van gemeenten.
De leden van de D66-fractie achten het van groot belang dat de indirecte discriminatie van vrouwen verminderd
wordt met deze wetswijziging. Kan de regering toelichten of bij de evaluatie ook gemonitord
zal worden of deze wetswijziging daadwerkelijk leidt tot meer zekerheid en een betere
sociale voorziening voor vrouwen?
De voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.E. van den Broek, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.