Schriftelijke vragen : Het bericht ‘Zedendelinquenten werkten mogelijk in kinderopvang en taxibranche door blunder justitie’
Vragen van het lid Smitskam (PVV) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Zedendelinquenten werkten mogelijk in kinderopvang en taxibranche door blunder justitie» (ingezonden 11 juni 2025).
Vraag 1
Waarom is in vijf van de zes gevallen van een verdenking van een zedendelict geen
vervolging ingesteld? Betrof dit een gebrek aan bewijs, een sepotbeslissing op andere
gronden of is sprake geweest van een andere afweging?1
Vraag 2
Zijn ouders van kinderen die in opvang zaten op een locatie waar een medewerker verdacht
is (geweest) van een zedenmisdrijf geïnformeerd over deze verdenking, zodat zij het
gedrag van hun kinderen actief konden monitoren op mogelijke aanwijzingen van slachtofferschap?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
Kunt u concreet aangeven welke soorten overtredingen en misdrijven leiden tot het
weigeren of intrekken van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) in de context van
de kinderopvang?
Vraag 4
In het ene geval waarin een vervolging voor een zedenmisdrijf in de taxibranche heeft
plaatsgevonden: is dit zedendelict gepleegd tijdens de werkzaamheden in de taxibranche,
jegens een klant of in een andere context?
Vraag 5
Zijn de 477 personen die mogelijk nog werkzaam zijn in de kinderopvang of taxibranche
inmiddels allemaal gescreend op relevante antecedenten, en zo ja, zijn werkrelaties,
ouders en/of cliënten van deze personen op de hoogte gesteld van mogelijke risico’s?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Peter Smitskam, Tweede Kamerlid