Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij het Defensiematerieelbegrotingsfonds (Kamerstuk 36740-K-2)
36 740 K Jaarverslag en slotwet Defensiematerieelbegrotingsfonds 2024
Nr. 5
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 10 juni 2025
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene
Rekenkamer over de brief van 21 mei 2025 inzake over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek
2024 bij het Defensiematerieelbegrotingsfonds (Kamerstuk 36 740 K, nr. 2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2025. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Kahraman
Adjunct-griffier van de commissie, Manten
Vraag 1
Kunt u de concrete criteria specificeren die worden gebruikt om te bepalen of er «weinig
tot geen vooruitgang» dan wel «vooruitgang» is geboekt bij het oplossen van een onvolkomenheid,
zoals weergegeven met verschillende iconen in de tabel met onvolkomenheden van de
Algemene Rekenkamer?
Als een onderdeel van de bedrijfsvoering op een ministerie niet aan de gestelde eisen
voldoet, kunnen wij het betreffende onderdeel met een onvolkomenheid beoordelen. De
Minister kan vervolgens bijvoorbeeld een verbeterplan opstellen en verbetermaatregelen
nemen die daadwerkelijk een oplossing zijn voor de geconstateerde problemen meteen
voldoende ambitieus en realistisch tijdspad aanhouden. Tevens dient de Minister voldoende
mensen en middelen ter beschikking te stellen om de verbetermaatregelen door te voeren.
Ten aanzien van de uitvoering is het belangrijk dat de acties uit het verbeterplan
op schema liggen. Wij verwachten dat de Minister beschikt over monitoringsinstrumenten
om de voortgang te bewaken en indien nodig bijstuurt. Wij verwachten ook dat de Minister
zich adequaat aan het parlement verantwoordt.
In ons Verantwoordingsonderzoek beoordelen wij op bovengenoemde aspecten om vast te
stellen of de Minister al dan niet vooruitgang heeft geboekt in het oplossen van de
onvolkomenheid.
Vraag 2
Kunt u toelichten waarom is besloten om niet naar de redenen van de aanpassing in
de projectplanning te kijken bij het constateren dat 68% van de defensiematerieelprojecten
uitloopt, en of dit aspect in toekomstige onderzoeken mogelijk wel aandacht krijgt?
Net zoals in afgelopen jaren hebben we het overzicht van het uitlopen van Defensiematerieelprojecten
gebaseerd op het Defensieprojectenoverzicht (DPO) van de Minister van Defensie uit
het afgelopen begrotingsjaar die ook met uw Kamer is gedeeld. In het DPO wordt alleen
een reden voor de uitloop opgenomen als die zich in het afgelopen jaar heeft voorgedaan.
Hierdoor is er dus geen totaaloverzicht van de reden voor uitloop voor uw Kamer beschikbaar
gesteld door de Minister van Defensie maar moet dit teruggezocht worden in DPO’s uit
eerdere jaren. Er is gekozen om uw Kamer een kwantitatief overzicht te geven. Om te
kijken naar de specifieke oorzaken voor de uitloop van individuele projecten is uitgebreider
onderzoek nodig. U kunt de vraag naar de redenen voor uitloop van projecten ook aan
de Minister van Defensie stellen.
Vraag 3
Kunt u het belang van de afbakening van het onderzoek tot de kwaliteit van het rapportageproces,
en niet de inhoudelijke stand van de operationele gereedheid (p. 19–21), nader duiden
voor uw controlerende taak?
De formele bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer zijn geregeld in de Comptabiliteitswet
(CW). Hierin is in artikel 7.12 bepaald dat de Algemene Rekenkamer jaarlijks onderzoek
doet naar de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen; de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen; en de financiële
verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk. De Algemene
Rekenkamer onderzoekt dan ook het begrotingsbeheer, het financieel beheer, de materiële
bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk.
Wij hebben daarmee de wettelijke taak om te kijken naar de totstandkoming van niet-financiële
verantwoordingsinformatie, zoals gereedheidsinformatie. De betrouwbaarheid van de
informatie is afhankelijk van de kwaliteit van het interne rapportageproces bij het
ministerie. Wij vellen geen oordeel over de stand van de operationele gereedheid van
de krijgsmacht.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoe vaak dergelijke verzoeken tot aanpassing van het jaarverslag in
deze fase van het verantwoordingsproces voorkomen, en wat de gebruikelijke procedure
is indien de Minister hier geen gehoor aan geeft, naar aanleiding van het verzoek
van de Algemene Rekenkamer van 16 april 2025 om de realisatie van de NAVO-norm alsnog
op te nemen, wat als «ongebruikelijk» wordt bestempeld?
In de Rijksbegrotingsvoorschriften 2025 is opgenomen dat correcties in het Jaarverslag
2024 na 8 april 2025 alleen nog worden aangebracht indien de uitkomsten van de controle
door de Algemene Rekenkamer daartoe aanleiding geven. Deze correcties kan de Minister
alleen na overleg met Financiën (Inspectie der Rijksfinanciën – IRF) en de Auditdienst
Rijk (ADR) doorvoeren via een correctieblad.
Ons ambtelijke verzoek aan het Ministerie van Defensie om de realisatie van de NAVO-norm
net als in voorgaande jaren op te nemen in het jaarverslag is voor deze deadline gedaan,
op 21 maart 2025. Op 16 april 2025 heeft de Minister besloten het jaarverslag aan
te passen en de realisatie van 1,79% alsnog op te nemen evenals enkele andere berekeningswijzen.
Omdat dit na 8 april is gedaan, was een correctieblad nodig dat is getekend door IRF
en ADR.
Zie verder pagina 22 en 28 van ons Rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij Ministerie van Defensie en het Defensiematerieelbegrotingsfonds.
Dergelijke verzoeken tot aanpassing van het jaarverslag in deze fase van het verantwoordingsproces
zijn in de afgelopen jaren niet voorgekomen.
Vraag 5
Kunt u aangeven welke factoren bepalen of een geplande evaluatie, zoals de periodieke
rapportages (syntheseonderzoeken) over de thema’s «Mensen» (veiligheid en personeelsbeleid)
die de Algemene Rekenkamer als «van bijzonder belang» voor de Tweede Kamer beschouwt
(p. 24), als «van bijzonder belang» wordt gekwalificeerd?
De thema’s in de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) passen bij de opgave waar het
Ministerie van Defensie voor staat. Voor de controlerende taak van het parlement is
de SEA een belangrijk instrument, omdat het inzichtelijk maakt hoe het beleid is geëvalueerd
op doeltreffendheid en doelmatigheid. Gelet op de versterking van de krijgsmacht,
die tegelijkertijd kampt met personeelsuitdagingen, achten wij periodieke rapportages
(syntheseonderzoeken) over de thema’s «Mensen» daarom van belang voor het parlement.
Vraag 6
Welk tijdpad had u als adequater beschouwd voor de uitvoering van de oorzakenanalyse
in het munitiebeheer, gegeven de langdurigheid van deze onvolkomenheid en de constatering
van de Algemene Rekenkamer over het «gebrek aan snelheid en urgentie» omdat deze analyse,
waartoe al in het verantwoordingsonderzoek 2022 werd opgeroepen, pas in 2025 zal worden
uitgevoerd?
Sinds ons Verantwoordingsonderzoek 2017 constateren wij een onvolkomenheid in het
munitiebeheer. In 2022 heeft de Minister een verbeterplan opgesteld maar het ontbreekt
nog aan de oorzakenanalyse. Zolang de onderliggende oorzaken van de tekortkomingen
niet uitgezocht zijn, kan de Minister deze tekortkomingen niet adequaat oplossen en
blijven de problemen bestaan.
Wij hebben daarom nog niet kunnen vaststellen in hoeverre het verbeterplan tot een
structurele oplossing van de tekortkomingen in het munitiebeheer leidt.
Vanaf 2022 bevelen wij in ons Verantwoordingsonderzoek al aan om een oorzakenanalyse
uit te voeren. U zou de Minister van Defensie kunnen bevragen over deze onvolkomenheid.
Vraag 7
Welke potentiële gevolgen ziet u voor de bedrijfsvoering en de beheersing van risico’s
door het ontbreken van een actuele risicoanalyse voor het materieelbeheer, gezien
het feit dat er sinds 2021 geen nieuwe risicoanalyse is opgesteld, zoals de Algemene
Rekenkamer constateert?
De geopolitieke ontwikkelingen en omstandigheden maken dat de veiligheidsrisico’s
veranderen. Door periodiek de risicoanalyse te actualiseren kan de Minister van Defensie
tijdig ontwikkelingen in de risico’s in het beheer van materieel signaleren en indien
noodzakelijk maatregelen treffen om deze risico’s mitigeren. Dit om de veiligheid
te waarborgen.
In het licht van geopolitieke ontwikkelingen wordt nieuw materieel gekocht of wordt
bestaand materieel uitgebreid. De hoeveelheid materieel – van uniforms tot munitie
tot wapensystemen – neemt toe. Het is zaak om inzicht te krijgen, onder andere door
periodieke actualisatie van de risicoanalyse.
Tenslotte kan het periodiek actualiseren van risicoanalyses ook helpen bij het in
kaart brengen van interne regel- en controledruk. De uitkomsten van de risicoanalyse
helpen namelijk bij het bepalen welke risico’s beheerst moeten worden. Dit kan dus
ook inhouden dat bepaalde interne beheersingsmaatregelen niet langer noodzakelijk
zijn.
Vraag 8
Kunt u nader toelichten welke specifieke criteria zijn gehanteerd om op 2 april 2025
«bezwaar» te maken betreffende de beveiliging van militaire objecten, en welke elementen
in de reactie van de Minister van 30 april 2025 doorslaggevend waren om het bezwaar
op 7 mei 2025 weer op te heffen?
De beveiliging van militaire objecten is sinds 2022 een onvolkomenheid. In 2023 zagen
we geen verbetering bij de beveiliging van militaire objecten. In 2024 bleek de beveiliging
in de praktijk weer ruim onder de maat te zijn ondanks de prioriteit die Defensie
hieraan geeft. Dit gebrek aan vooruitgang in combinatie met de huidige veiligheidssituatie
vinden we onacceptabel en was voor ons reden om dit te beoordelen met een ernstige
onvolkomenheid en vervolgens ook om bezwaar te maken. Aan de Minister van Defensie
vroegen we om op korte termijn 3 maatregelen te nemen: het geplande plan van aanpak
voor de beveiliging van militaire objecten vast te stellen, op zeer korte termijn
concrete maatregelen te treffen om de grootste aangetroffen beveiligingsrisico’s te
mitigeren en een gedegen onderzoeksopzet op te stellen om tussen mei en oktober 2025
de beveiliging van militaire objecten in de praktijk te testen. Elk van deze 3 maatregelen
hebben we beoordeeld en voldoen aan de door ons gestelde eisen. De ernstige onvolkomenheid
voor de beveiliging van militaire objecten over 2024 blijft gehandhaafd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I. Kahraman, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
N.E. Manten, adjunct-griffier