Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Defensie 2024 (Kamerstuk 36740-X-1)
36 740 X Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2024
Nr. 9
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 10 juni 2025
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
en Staatssecretaris van Defensie over de brief van 21 mei 2025 inzake het Jaarverslag
Ministerie van Defensie 2024 (Kamerstuk 36 740 X, nr. 1).
De Minister en Staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni
2025. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Kahraman
Adjunct-griffier van de commissie, Manten
1. Wat kan Defensie doen om onderbestedingen op te lossen?
Op dit moment wordt niet voorzien dat er budget wordt doorgeschoven naar volgende
jaren. Sterker nog, de krijgsmacht staat in de hoogste versnelling om het toegewezen
budget om te zetten in gevechtskracht voor onze militairen. Indien er gedurende het
jaar onderuitputting dreigt, zijn maatregelen geïdentificeerd om versnellingen in
gang te zetten zodat de middelen alsnog tot besteding komen.
2. Is het, gezien het feit dat er onderbestedingen zijn, wel nuttig om een hoger NAVO-budget
toe te wijzen? Kunt u de voor- en nadelen hiervan op een rij zetten?
Om onderbesteding te voorkomen, is tijdig duidelijkheid over het beschikbare budget
en nodig. Zo kunnen bestellingen worden gedaan, waarmee financiële verplichtingen
worden aangegaan voor toekomstige uitgaven. Daarnaast kan de (specialistische) personele
capaciteit voor inkoop beter worden ingezet en zo nodig worden vergroot. Ook kan de
industrie zo beter anticiperen op bestellingen en investeren in opschaling. Dit vergroot
het realisatievermogen van Defensie. Tijdige en voorspelbare toewijzing van een hoger
budget voorkomt dus onderbesteding.
3. Welk defensiematerieel heeft Nederland in 2024 geïmporteerd uit Israël? Wat is
de totale waarde van dit materieel?
Defensie heeft in 2024 voor ongeveer € 200 miljoen aan goederen van in Israël gevestigde
leveranciers ontvangen. Defensie heeft in 2024 bestellingen geplaatst bij in Israël
gevestigde bedrijven met een totale waarde van € 554 miljoen. Een groot deel hiervan
wordt in 2025 of later geleverd. Het betreft diverse essentiële militaire systemen
of onderdelen daarvan waarvoor nauwelijks alternatieven beschikbaar zijn, zoals antitankwapens,
counter-drone systemen, F-35 vliegerhelmen, optische middelen voor marineschepen,
PULS-raketsystemen, systemen voor het VOSS-programma en zelfbeschermingsmiddelen voor
CV90-pantservoertuigen.
4. Voldoet Nederland met de realisatie van uitgaven aan de 2% NAVO-norm? En welke
berekenmethode is hierin leidend?
Volgens het Jaarverslag van de Secretaris-Generaal van de NAVO over 2024 voldoet Nederland
in 2024 aan de NAVO-norm. Nederland is volgens de NAVO berekeningswijze op 2,06% uitgekomen.
Volgens de Nederlandse berekeningswijze is in 2024 1,79% van het bbp aan defensie-uitgaven
gerealiseerd. Exclusief uitgaven aan Oekraïne bedroegen de gerealiseerde defensie-uitgaven
over 2024 1,56% van het bbp. Er is niet één van de rekenmethoden leidend. Binnen de
NAVO en internationale discussies wordt voornamelijk de NAVO berekeningswijze gehanteerd.
In de Nederlandse context (bijvoorbeeld ook in het initiatiefwetsvoorstel om de 2%-norm
wettelijk te verankeren) wordt vaak de Nederlandse berekeningswijze genoemd.
5. Wat is het voordeel van het hanteren van de NAVO-berekenmethode van de NAVO-norm
ten opzichte van de Nederlandse berekenmethode, en waarin zit precies het verschil?
Beide berekenwijzen brengen in kaart welk percentage van het bbp naar defensie-uitgaven
gaat, maar de NAVO berekeningswijze is gericht op vergelijking met bondgenoten terwijl
de Nederlandse berekeningswijze aan moet sluiten op de gehanteerde uitgangspunten
van de Rijksbegroting. Hierdoor kan niet gesteld worden dat de ene berekeningswijze
een voordeel heeft ten opzichte van de ander.
Zowel de Nederlandse als de NAVO berekeningswijze hanteren het beginsel defensie-uitgaven
gedeeld door het bbp en zijn gebaseerd op dezelfde NAVO-richtlijn. De berekeningswijzen
wijken echter op twee punten af. Omwille van de onderlinge vergelijkbaarheid tussen
bondgenoten presenteert de NAVO de defensie-uitgaven in dollar en in een specifiek
prijspeil. Hierdoor wordt gecorrigeerd voor prijseffecten in het bbp en zijn alleen
de volume effecten consistent inzichtelijk voor alle bondgenoten. Daarnaast gebruikt
de NAVO de raming van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO) voor het bbp van de bondgenoten. Voor de onderlinge vergelijkbaarheid drukt
de NAVO ook deze raming uit in dollar en een specifiek prijspeil (2015). Omdat NAVO
teller en noemer met een verschillende deflator terugrekent naar prijspeil 2015, leidt
dit tot verschillen in de uitkomsten van de Nederlandse en de NAVO berekeningswijze.
Daarnaast heeft Nederland aan NAVO cijfers aangeleverd gebaseerd op de 2e suppletoire
begroting 2024, omdat de uitvraag vanuit NAVO voor de afronding van begrotingsjaar
2024 lag. De cijfers gebruikt voor de Nederlandse berekeningswijze zijn gebaseerd
op de Slotwet. Een deel van het verschil in de uitkomsten van de berekenwijzen wordt
verklaard door het feit dat er sprake is van lagere uitgaven ten opzichte van 2e suppletoire
begroting 2024. Het grootste deel van het verschil wordt veroorzaakt doordat NAVO
teller en noemer met een verschillende deflator terugrekent naar prijspeil 2015.
6. Kan er een kort overzicht gegeven worden van de genomen maatregelen om meer personeel
te binden aan Defensie in tijden van een krappe arbeidsmarkt, plus een indicatie van
de effectiviteit per maatregel?
Defensie heeft de laatste jaren al veel maatregelen genomen om de instroom, doorstroom
en het behoud van mensen te stimuleren. Hierover is de Kamer steeds geïnformeerd.
Voorbeelden hiervan zijn het programma «Behouden, binden, inspireren» (met als belangrijkste
initiatief het nieuwe instroomspoor van het Dienjaar), de maatregelen in het kader
van de HR-vernieuwing (die onder meer hebben geleid tot een nieuw loongebouw voor
militairen, de vaste aanstelling voor soldaten en korporaals en de invoering van strategische
personeelsplanning) en innovaties op het gebied van recruitment. Die hebben inmiddels
geleid tot meer instroom, flink kortere doorlooptijden en minder uitval.
De Kamerbrief «Onze mensen, onze toekomst; meer, beter en sneller» (Kamerstuk 33 763, nr. 161) van 24 maart jl. zet uiteen welke structurele aanvullende maatregelen Defensie neemt
om de personeelstekorten aan te pakken en versneld en uiterlijk in 2030 door te groeien
naar een inzetbare en schaalbare krijgsmacht. Hierin werken militairen in actieve
dienst, burgerpersoneel, reservisten en dienjaarmilitairen in wisselende samenstellingen.
Maatregelen om de instroom verder te vergroten zijn het uitbreiden van het Dienjaar,
het invoeren van een korte variant van het Dienjaar met rechtstreekse instroom in
het reservistenbestand (de Nationale Weerbaarheidstraining), de invoering van de aangekondigde
vrijwillige enquête (inclusief het uitwerken van het gradueel verplichtende model),
het binden van groepen personeel op de arbeidsmarkt die ondervertegenwoordigd zijn
(zoals vrouwen), het differentiëren in functie-eisen, het werven van reservisten en
nog meer aandacht voor voldoende beschikbaarheid van schaarse categorieën personeel.
Doorstroom en behoud worden gestimuleerd door doorstroommogelijkheden te vernieuwen
op grond van de kwaliteiten van onze mensen (strategisch talentmanagement), door meer
maatwerk te kunnen leveren voor zowel algemene als moeilijk te vervullen functies,
door oog te hebben voor een goede werk/privébalans en goede primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden te blijven bieden.
Het is niet mogelijk om per maatregel aan te geven wat de effecten zijn aangezien
het juist de combinatie van maatregelen is die leidt tot positieve resultaten. Het
overkoepelende beeld dat we zien is een stijging in sollicitaties, hogere medewerkerstevredenheid,
toegenomen instroom en minder uitstroom. Deze effecten worden continu gemonitord.
7. Wat is de verwachte ontwikkeling rondom de vraag naar Defensiematerieel de komende
jaren?
Nederland, Europa en de NAVO staan middenin grote geopolitieke verschuivingen die
grootschalige veiligheidsdreigingen met zich meebrengen. Door de toegenomen benodigde
capaciteiten van Nederland en NAVO-bondgenoten zal de vraag naar defensiematerieel
toenemen.
8. Wat is de verwachte ontwikkeling van de arbeidsmarkt de komende jaren, specifiek
voor specialistisch personeel dat nodig is voor Defensie?
De verwachting is dat de arbeidsmarkt de komende jaren krap blijft, met name voor
specialistisch personeel zoals onderhoudstechnici, ICT’ers en medisch geschoolden.
De concurrentie om dit personeel neemt toe, zowel binnen als buiten de publieke sector.
Defensie neemt actief maatregelen om deze uitdaging het hoofd te bieden. Zo wordt
ingezet op het aantrekken én behouden van specialistisch personeel. Defensie maakt
gebruik van gerichte arbeidsmarktcommunicatie, financiële prikkels, studiedeals en
BBL-constructies via het MBO-convenant. Ook investeren we in om- en bijscholingstrajecten
voor zittend personeel. Deze inspanningen zijn er op gericht om Defensie duurzaam
aantrekkelijk te maken als werkgever voor specialistisch talent, nu en in de toekomst.
Daarnaast zoeken we actief samenwerking met andere sectoren, kennisinstellingen en
het bedrijfsleven om capaciteit slim en flexibel in te zetten. Alleen zo kunnen we
blijven voldoen aan onze operationele opdracht in een blijvend krappe arbeidsmarkt.
Wel zien we over de volle breedte van alle instroomsporen een toenemende interesse
om bij Defensie te komen werken.
9. Wat is het verschil tussen de Nederlandse en de NAVO-berekeningswijze voor de uitgaven als percentage van het BBP (de 2%-NAVO-norm)? Hoe
verschillen de twee gehanteerde BBP-berekeningen van elkaar?
Zie antwoord op vraag 5.
10. Kan inhoudelijk dieper worden ingegaan op hoe de verschillende NAVO-landen hun
NAVO percentage berekenen en kan dit worden afgezet tegen de NAVO-norm zoals de NAVO
die hanteert?
Nederland heeft geen inzicht in de nationale berekenwijzen van andere bondgenoten.
Iedere bondgenoot is zelf verantwoordelijk voor het behalen van de NAVO-norm. Bondgenoten
worden door de NAVO en onderling aangesproken op de uitkomsten volgens de NAVO berekeningswijze.
11. Waarin zitten de grote verschillen tussen de verschillende berekeningsmethoden
van de NAVO-normen?
Zie antwoord op vraag 5.
12. Kan worden uitgelegd waarom Nederland eerst over 2024 wel op 2% uitkwam en nu
ineens achterblijft op slechts 1,79%?
De gerealiseerde defensie-uitgaven in absolute zin en uitgedrukt als percentage van
het bbp zijn lager dan geprognotiseerd in de Ontwerpbegroting 2024. Zowel de defensie-uitgaven
2024 als het bbp 2024 waren gedurende het jaar namelijk in beweging. Zo zijn de defensie-uitgaven
door meerdere kasschuiven aangepast en zijn budgetten in een beter realiseerbaar ritme
gezet. Ook is het bbp bij iedere CPB-raming gestegen. Beide ontwikkelingen hebben
effect op het uiteindelijk gerealiseerde bbp-percentage volgens de Nederlandse definitie.
13. Hoe hoog lag de investeringsquote in de begrote uitgaven en hoe verhoudt deze
zich tot de investeringsquote in de gerealiseerde uitgaven?
In de Ontwerpbegroting 2024 is aangegeven dat de vijfjaars-gemiddelde investeringsquote
in 2024 naar verwachting verder zal stijgen tot 28,3%. Als gevolg van de meerdere
kasschuiven zijn de defensie-uitgaven in 2024 aangepast en zijn budgetten in een beter
realiseerbaar ritme gezet. Hierdoor bedraagt de gerealiseerde vijfjaars-gemiddelde
investeringsquote in 2024 25,0% en voldoet Defensie aan de NAVO-richtlijn dat minimaal
20% van de uitgaven bestemd is voor vervanging van materieel en gerelateerd onderzoek.
14. Welke maatregelen zijn genomen om meer NAVO-EU samenwerking te bevorderen? Hoe
effectief zijn deze gebleken?
De EU en NAVO hebben in respectievelijk 2016 en 2017, 74 voorstellen aangenomen om
NAVO-EU samenwerking tussen beide organisaties te versterken. Over de voortgang wordt
jaarlijks gerapporteerd. In Q3 2025 wordt het tiende voortgangsrapport verwacht.
In de afgelopen jaren zijn op onderwerpen als weerbaarheid, cyber, het bestrijden
van desinformatie, het ruimtedomein en militaire mobiliteit gestructureerde dialogen
tussen de NAVO en de EU opgezet om inspanningen te coördineren. De NAVO en de EU werken
daarnaast nauw samen waar het gaat om het coördineren van de steun aan Oekraïne, onder
meer via het NAVO NSATU en de EU militaire trainingsmissie EUMAM Oekraïne. Ook zijn
er drie gezamenlijke EU-NAVO verklaringen ondertekend door de voorzitters van de Europese
Commissie en de Europese Raad evenals de NAVO Secretaris-Generaal, waarvan de meest
recente in januari 2022. Deze resultaten laten zien dat beide organisaties nauw samenwerken
binnen de grenzen van hun mandaat, dat gezamenlijk door de EU lidstaten en NAVO bondgenoten
wordt bepaald.
Het kabinet zet zich nadrukkelijk in voor betere NAVO-EU samenwerking. Zie o.a. het
non-paper dat Nederland samen met Denemarken, Duitsland en Italië initieerde, waarin
wordt opgeroepen tot betere EU-NAVO samenwerking bij het vergroten van de productiecapaciteit
van de defensie-industrie1, het Nederlandse non-paper ter beïnvloeding van het Witboek Europese Defensiegereedheid
20302, en de continue Nederlandse inzet voor openheid van EU-instrumenten op het gebied
van defensie-industrie voor NAVO-bondgenoten.
15. Waarom worden in deze grafiek ook de lijnen met steun aan Oekraïne getoond, terwijl
dit niet onder de NAVO-definitie van toerekening aan defensie-uitgaven voor de DIP
valt?
Om de NAVO-berekeningswijze te kunnen vergelijken met de Nederlandse berekeningswijze
worden in de grafiek zowel de lijnen met als zonder steun aan Oekraïne getoond.
16. Welke vorderingen zijn er gemaakt omtrent het EDIP? Wat is de verwachte ontwikkeling
van het EDIP voor de komende twee jaar?
Momenteel wordt er in EU-verband onderhandeld over het Europees Defensie-Industrie
Programma (EDIP). Wanneer er een akkoord wordt bereikt op EDIP zal er tijdens het
huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK) 1,5 miljard euro beschikbaar komen voor het
versterken van de Europese defensie-industrie. Dit kan onder andere worden ingezet
voor het opschalen van productiecapaciteit, stimuleren van gezamenlijke aanschaf en
het opzetten van Europese defensieprojecten van gemeenschappelijk belang.
17. Wat is de Nederlandse inzet geweest bij optredens richting de Russische schaduwvloot?
Het demissionaire kabinet zet zich op meerdere manieren in voor het aanpakken van
de schaduwvloot die Rusland inzet voor de omzeiling van sancties op Russische olie.
Over inspanningen van Nederland met betrekking tot sancties in EU-verband en maatregelen
die worden genomen binnen de International Maritime Organisation, bent u reeds geïnformeerd3.
Nederland weert schepen die onder de sancties tegen Rusland vallen uit Nederlandse
havens, in overeenstemming met de Europese sanctiemaatregelen. Als een zeeschip niet
onder de Europese sanctiebepalingen valt en daarmee toegang heeft tot Nederlandse
havens, maar toch als verdacht wordt gezien, dan heeft de Inspectie Leefomgeving Transport
(ILT) de mogelijkheid in het kader van de havenstaatcontrole om het schip in de haven
te controleren op het naleven van de regelgeving op het gebied van veiligheid en milieu.
Daarnaast monitort de Kustwacht in het Nederlandse deel van de Noordzee actief of
er schepen zijn die mogelijk onder Europese sanctiemaatregelen vallen. De Kustwacht
communiceert hier dagelijks over met de Inspectie Leefomgeving Transport (ILT), Douane,
Nederlandse maritieme autoriteiten (waaronder de havens) en betrokken ministeries.
Waar nodig wordt nader onderzoek gedaan naar schepen. Voor een schip in de exclusieve
economische zone (EEZ) is handhaving slechts zeer beperkt mogelijk in verband met
het recht op vrije doorvaart.
Tot slot valt het niet uit te sluiten dat de schaduwvloot, naast de inzet voor sanctieomzeiling,
ook kan worden gebruikt voor heimelijke doeleinden zoals het in kaart brengen van
infrastructuur op de Noordzee. Het demissionaire kabinet vindt daarom dat er extra
aandacht moet zijn voor veiligheid van de Noordzee infrastructuur en neemt hiervoor
aanvullende maatregelen zoals opgenomen in het Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur.4
18. Hoeveel Russische schepen, militair en civiel, zijn er in 2024 gesignaleerd en
begeleid in de Noordzee en voor de Nederlandse kust en in hoeveel gevallen was er
sprake van verdacht gedrag en verdenkingen van spionage?
Sinds oktober 2024 houdt Defensie een openbaar overzicht bij van schepen die Defensie
door de Nederlandse EEZ begeleidt in het kader van de permanente taak op de Noordzee.
Dit overzicht is te raadplegen op Defensie.nl.5 Over specifieke gevallen worden in het openbaar geen nadere uitspraken gedaan.
19. Bij wie is de verantwoordelijkheid voor het beschermen van onderwaterinfrastructuur
tegen de Russische schaduwvloot belegd in Nederland?
De eerste verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de vitale infrastructuur op
de Noordzee ligt bij de eigenaren van deze infrastructuur. Gelet op de dreiging vindt
het demissionaire kabinet dat er extra aandacht moet zijn voor de veiligheid van de
Noordzee infrastructuur en neemt het hiervoor aanvullende maatregelen.6 Dit vindt plaats in het kader van het Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur
(PBNI) onder de coördinerende verantwoordelijkheid van het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat, met betrokkenheid van DEF, JenV, EZ, KGG en BZ. Binnen deze aanpak
heeft Defensie een rol gericht op het monitoren en afschrikken van de dreiging, conform
de permanente taak van Defensie op de Noordzee.7
Daarnaast treft het demissionaire kabinet maatregelen tegen de zogenaamde schaduwvloot
die Rusland inzet voor de omzeiling van sancties op Russische olie. Dit behoort tot
de verantwoordelijkheid van BZ (sancties) en IenW (sanctienaleving in het maritieme
domein).
20. Welke partners werken vanuit de industrie mee aan lang-cyclische innovatie? Hoe
wordt de Nederlandse inzet vanuit hen momenteel beoordeeld?
Binnen lang-cyclische innovatie wordt technologie (door)ontwikkeld met Nederlandse
en internationale industriepartners tot een demonstrator met mogelijke Defensie toepassing.
Waar mogelijk gebeurt dit samen met Nederlandse kennisinstellingen in de zogeheten
gouden driehoek. In verband met bedrijfsvertrouwelijkheid en commerciële vertrouwelijkheid
worden hier geen specifieke industriepartners genoemd. Het betreft industriepartners
variërend van start-ups, scale-ups, MKB tot aan Original Equipment Manifacturers (OEMs). Voorbeelden zijn Avalor AI BV, DEMCON, Nedinsco, Thales, Signify en Interspring.
De inzet van Nederlandse partners wordt als positief beoordeeld. Desondanks werken
we aan een verbeterde samenwerking, onder andere door te richten op doorgroeimogelijkheden
en partners vroegtijdig mee te nemen in de benodigde toekomstige capaciteiten van
de Nederlandse krijgsmacht.
21. Kunt u toelichten waarom de KPI R&T (Research & Technology) daalde naar 1,24%
inclusief Oekraïne-uitgaven, terwijl deze exclusief Oekraïne-uitgaven steeg naar 1,42%,
en wat de concrete R&T-uitgaven waren exclusief de Oekraïne-steun?
De KPI R&T wordt met terugwerkende kracht over het jaar ervoor berekend. Om de KPI
stabiel te houden op 1,3% is een groeireeks opgesteld in de centrale doelfinancierings-
en technologieontwikkelingsbudgetten en wordt een prognose gedaan van het kennisgebruik
dat hieruit voortvloeit en decentraal via alle Defensieonderdelen bekostigd wordt.
Dit tezamen vormt de noemer van de berekening. De teller speelt hierin evenals een
essentiële rol; bij de ramingen om op 1,3% uit te komen is aanvankelijk geen rekening
gehouden met de extra uitgaven aan Oekraïne. De KPI 1,42% is in de lijn der verwachting
(vanuit centrale en decentrale prognoses). Er worden in de steunuitgaven aan Oekraïne
geen expliciete R&T bedragen opgenomen. De R&T bestedingen over 2024 zijn 249 mln.
22. Op welk bedrag zou de realisatie uitkomen van de inzet op R&T als vastgehouden
werd aan de KPI van 2023?
Zie het antwoord op vraag 21. De KPI van 2023 wordt niet gebruikt om de bestedingen
aan R&T vast te leggen of om een prognose hierin te maken, de KPI 1,3% wordt gebruikt
conform toezegging in de Defensienota 2022 dat dit de gestreefde ondergrens is.
23. Welke projecten zijn aangegaan met het NWO?
Defensie heeft in 2024 bijgedragen aan de NWO programma’s op Kennisveiligheid en op
Science for Policy.
24. Welke projecten zijn aangegaan met het Ministerie van OCW?
Zie het antwoord op vraag 23. Defensie werkte in 2024 samen met OCW primair via de
NWO waarbinnen onderzoek geprogrammeerd wordt bij civiele kennisinstellingen (al dan
niet in consortia met Defensie-specifieke instellingen, zoals TNO DSS). Daarnaast
is de samenwerking met hogescholen vormgegeven via het regieorgaan SIA, evenals NWO
is dit onderdeel van het instrumentarium van OCW.
25. Kunt u een gedetailleerde uitsplitsing geven van de € 2,7 miljard aan militair
materieel dat in 2024 aan Oekraïne is geleverd, onderscheiden naar leveringen uit
eigen voorraad versus commerciële aankopen, en de impact hiervan op de eigen gereedheid?
De realisatie van € 2,7 miljard bestaat uit een breed pallet aan geleverde militair
materieel om Oekraïne te ondersteunen. Van de totale realisatie bestaat € 2,5 miljard
uit materieel dat commercieel is aangekocht en bijdragen aan internationale overeenkomsten.
Vanuit de middelen die beschikbaar zijn gesteld ter compensatie van het geleverde
materieel uit eigen voorraad is er € 124 miljoen gealloceerd aan projecten om het
geleverde materieel te vervangen. Een meer gedetailleerde uitsplitsing van aan Oekraïne
geleverd materieel wordt periodiek met uw Kamer gedeeld in de leveringenbrief, waarin
ook een vertrouwelijke bijlage is opgenomen met de leveringen.
26. Is er ergens een goede analyse beschikbaar van de gevolgen van een mogelijk Oekraïens
verlies of een nadelig staakt-het-vurenakkoord?
Ja, er zijn zowel vertrouwelijke interne analyses als (deels openbare) externe analyses
beschikbaar van o.a. Clingendael, HCSS, Chatham House, ECFR, Atlantic Council en Bloomberg.8
27. Bij welke specifieke eenheden is operationele gereedheid afgenomen? Waarom specifiek
bij deze eenheden?
De gespecificeerde informatie aangaande de afgenomen operationele gereedheid is toegelicht
in de vertrouwelijke bijlage van de «Stand van Defensie najaar 2024».
28. Waarom is de materiële gereedheid van de hoofdwapensystemen niet toegenomen in
2023, ondanks de toegenomen Defensie-uitgaven?
Uw Kamer is in de vertrouwelijke bijlage van de Stand van Defensie geïnformeerd over
de ontwikkelingen in de materiele gereedheid en de factoren die hieraan bijdragen.
29. Kunt u specificeren welke concrete operationele en financiële gevolgen de lichte
daling in operationele gereedheid in 2024 heeft gehad, en welke mitigerende maatregelen
zijn getroffen voor de eenheden waar de personele en materiële gereedheid tekortschoot?
De gespecificeerde informatie aangaande de afgenomen operationele gereedheid is toegelicht
in de vertrouwelijke bijlage van de «Stand van Defensie najaar 2024».
30. Welke infrastructurele beperkingen hebben momenteel effect op gereedheid?
Deze infrastructurele beperkingen betreffen bijvoorbeeld het achterblijven van de
revitalisering van de infrastructuur benodigd voor het uitvoeren van het onderhoud
aan de wapensystemen. Uw Kamer wordt over de voortgang van het vastgoed portfolio
geïnformeerd via de Stand van Defensie of een verzamelbrief. Voor het zomerreces ontvangt
uw Kamer een verzamelbrief over de voortgang op het gebied van vastgoed, leefomgeving
en ruimtelijke ontwikkeling.
31. Hoe realistisch is de ambitie om in 2030 een gevulde organisatie te zijn, gelet
op de vele problemen rondom het vinden van personeel?
De noodzaak om in 2030 een gevulde organisatie te zijn – met in totaal 100.000 mensen
– is uitdagend maar noodzakelijk en realistisch. In de Kamerbrief «Onze mensen onze
toekomst; meer beter en sneller» van 24 maart jl. (Kamerstuk 33 763, nr. 161) staan de aanvullende maatregelen die Defensie neemt om versneld te veranderen naar
een voortdurend inzetgerede en schaalbare krijgsmacht (zie ook het antwoord op vraag
6). Defensie kiest voor een aanpak die grootschaliger en ingrijpender is dan tot dusverre
en die in een hoger tempo wordt gerealiseerd. De noodzaak is om in 2027 de Nederlandse
krijgsmacht te hebben ingericht in een zogenoemde vredesorganisatie en een oorlogsorganisatie.
De schaalbare krijgsmacht moet uiterlijk in 2030 en waar mogelijk sneller zijn gevuld
met personeel. Defensie hanteert hierbij het uitgangspunt dat in de schaalbare krijgsmacht
op elk moment niet meer personeel werkzaam is dan noodzakelijk. Een groot deel van
de extra benodigde personele capaciteit, om uiteindelijk tot de 200.000 mensen te
komen, bestaat dan ook uit reservisten die niet voltijds bij Defensie werkzaam zijn.
32. Heeft de aankondiging van loonsverhoging effect gehad op het aantal sollicitanten
voor Defensie?
Na de aankondiging van het huidige arbeidsvoorwaardenakkoord was er een duidelijke
toename in het aantal sollicitaties. Hoewel het niet met zekerheid is vast te stellen
of er sprake is van een direct causaal verband, wijzen de signalen erop dat de loonsverhoging
een positief effect heeft gehad op zowel de instroom als het behoud van personeel.
Zo is het aantal «ontslagen op verzoek» aantoonbaar gedaald, wat mede wijst op een
grotere tevredenheid over de arbeidsvoorwaarden en de ervaren zingeving van het werk.
Tegelijkertijd zijn ook andere maatregelen ingezet die bijdragen aan dit positieve
effect, zoals gerichte arbeidsmarktcommunicatie en verbeterd loopbaanperspectief.
33. Waarom ligt het aantal aangenomen sollicitanten voor het dienjaar maar op 521?
De animo voor het Dienjaar blijft toenemen. Alle sollicitanten die door de keuring
komen krijgen tot dusver een plek aangeboden bij het Dienjaar. Het is echter nog niet
mogelijk geweest om iedereen te laten starten op het moment dat hem of haar dat het
beste uitkomt. De 521 aangenomen dienjaarmilitairen weerspiegelen het tempo waarin
de organisatie in 2024 veilig en verantwoord kon opschalen. Beperkingen liggen onder
meer bij opleidingscapaciteit, begeleiding en huisvesting. Een groot deel van de sollicitanten
in 2024 start in 2025 met het Dienjaar. Voor 2025 is opschaling naar 1.250 dienjaarmilitairen
en 250 reservisten in de Nationale Weerbaarheidstraining voorzien.
34. Welke beweegredenen hebben dienjaarmilitairen om aan Defensie verbonden te blijven?
Veel Dienjaarmilitairen gebruiken het Dienjaar om op een relatief laagdrempelige manier
te onderzoeken of Defensie iets voor hen is. Dienjaarmilitairen blijven verbonden
vanwege kameraadschap, persoonlijke ontwikkeling, maatschappelijke relevantie van
het werk en zicht op doorgroeimogelijkheden binnen Defensie.
35. Waarom kiezen sommige dienjaarmilitairen voor een functie als reservist in plaats
van beroepsmilitair?
Sommige Dienjaarmilitairen kiezen na het dienjaar voor een functie als reservist omdat
werken in deeltijd hen beter uitkomt. Ook doet een deel van de Dienjaarmilitairen
het dienjaar als een tussenjaar tussen de middelbare school en een vervolgopleiding.
Zij kiezen ervoor om na het dienjaar het volgen van een opleiding te combineren met
het zijn van reservist.
36. Welk effect heeft het extensiveren van arbeid gehad op het opvangen van personeelstekorten
binnen Defensie?
Arbeidsextensivering (het slimmer organiseren van werk, het gebruik maken van arbeidsbesparende
technologie of het nemen van HR-maatregelen die beogen personeel zo goed al mogelijk
te laten presteren) is belangrijk voor het opvangen en tegengaan van personeelstekorten
bij Defensie. In de afgelopen jaren zijn bijvoorbeeld goede ervaringen opgedaan met
inzet van technologische middelen, zoals kunstmatige intelligentie, autonome systemen
en digitalisering, in ondersteunende, logistieke en deels operationele domeinen. Deze
inzet vergroot de effectiviteit van bestaande personele capaciteit en vermindert de
afhankelijkheid van moeilijk inzetbaar of schaars personeel.
Hoewel arbeidsextensivering niet bedoeld is als vervanging van personeel, stelt het
Defensie wel in staat om met beperkte menskracht meer operationele slagkracht en wendbaarheid
te behouden. Daarmee vormt arbeidsextensivering een relevante aanvulling op maatregelen
om personeelstekorten structureel aan te pakken. Tegelijkertijd blijft het werven,
opleiden en behouden van voldoende gekwalificeerd personeel onverminderd noodzakelijk.
37. Zijn er maatregelen genomen voor de informatiebeveiliging van DefGPT? Hebben de
gebruikers instructies gekregen voor wat wel en niet ingevoerd kan worden?
Er zijn informatiebeveiligingsmaatregelen geïmplementeerd, bijvoorbeeld omtrent de
toegang, de logging en monitoring, maar ook het tegengaan van misbruik. Belangrijk
om te weten is dat de gegevens niet met derde partijen worden gedeeld. Bij toekomstige
uitbreiding van de functionaliteiten wordt weer gekeken naar eventuele nieuwe passende
informatiebeveiligingsmaatregelen. Daarnaast is er een disclaimer opgesteld die de
gebruiker moet lezen en accepteren voorafgaand aan het gebruik van DefGPT. In de disclaimer
wordt uitgelegd wat wel of niet in te voeren.
38. Hoe staat het globaal met de uitvoering van het Strategisch Vastgoedplan?
Over het concentreren, verduurzamen en vernieuwen van het vastgoed van Defensie, de
uitvoering van het Strategisch Vastgoedplan en de voortgang van lopende vastgoedprojecten
wordt uw Kamer geïnformeerd via de Stand van Defensie en/of via een verzamelbrief.
Als onderdeel van het huidige Strategisch Vastgoedplan is uw Kamer reeds geïnformeerd
over het project «Revitaliseren Johannes Postkazerne in Havelte» en het project «Revitalisering
vliegbasis Woensdrecht» (Kamerstukken 36 124, nr. 37 en 27 830, nr. 421). Op dit moment wordt gewerkt aan de voorbereidingen voor een nieuwe, moderne en
duurzame kazerne voor het Korps Commandotroepen in Roosendaal (gereed: 2036, bandbreedte:
250 miljoen euro – 1 miljard euro). Daarnaast zijn de voorbereidingen in volle gang
voor het landelijk vernieuwen van onderkomens voor legering (gereed: 2030, bandbreedte
250 miljoen euro – 1 miljard euro) en de nieuwbouw voor het Air Mobility Command op vliegbasis Eindhoven (gereed 2029, bandbreedte 50 miljoen euro – 250 miljoen euro).
Met behulp van het Rijksvastgoedbedrijf en marktpartijen werkt Defensie aan nieuwe
langdurige samenwerkingsvormen om de vastgoedopgave aanzienlijk sneller te realiseren.
Op deze wijze pakt Defensie de belangrijkste vastgoedprojecten voor een versnelde
inzetbaarheid van de krijgsmacht met voorrang op. Hierbij wordt ingezet op zoveel
mogelijk gestandaardiseerde oplossingen, waarbij als eerste concrete toepassing de
standaardisatie van legeringsgebouwen is uitgewerkt
In de tussentijd wordt tevens gewerkt aan een nieuw Strategisch Vastgoedplan omdat
Defensie de komende jaren in personeel en materieel groeit waardoor de druk op het
snel beschikbaar stellen van passend vastgoed sterk is toegenomen. Oplevering van
dit plan is voorzien in het derde kwartaal van 2025.
39. Welke maatregelen kunnen genomen worden om ondanks de stikstofproblematiek alsnog
te voorzien in uitbreiding van activiteiten? Hoe realistisch is dit, gelet op de rechterlijke
uitspraken waar het demissionaire kabinet zich aan dient te houden?
Ook Defensie heeft last van de stikstofproblematiek. De (stikstof)ruimte voor nieuwe
natuurvergunningen is beperkt en dat belemmert mogelijk de uitbreiding van Defensieactiviteiten.
De Ministeriele Commissie Economie en Natuurherstel werkt na de vaststelling van een
startpakket (april 2025) aan aanvullende maatregelen om vergunningverlening weer op
gang te brengen. In haar rol als natuurbeheerder probeert Defensie een bijdrage te
leveren aan natuurherstel.
Voor de opgaven van Defensie zal per opgave gebiedsspecifiek moeten worden onderzocht
wat de gevolgen van de stikstofdepositie van de defensieactiviteiten zijn voor de
daar aanwezige natuur. Als er sprake is van een overbelaste situatie, dan is een beperkt
aantal instrumenten voorhanden om de toename van de Defensieactiviteiten vergund te
krijgen. Intern salderen of stikstofruimte aankopen van derden, zijn door de recente
rechtelijke uitspraken momenteel enkel onder strikte voorwaarden mogelijk.
40. Voor welke taken wordt externe inhuur nu gebruikt, uitgesplitst per tak van de
krijgsmacht? Zijn er pogingen ondernomen om personeel dat via externe inhuur in aanraking
komt met Defensie te binden?
Externe inhuur wordt hoofdzakelijk ingezet voor werkzaamheden in de sectoren IT, techniek,
zorg, voor instructiecapaciteit, inkoop, verwerving en voor projectwerkzaamheden.
Deze inzet verschilt per krijgsmachtonderdeel, afhankelijk van de behoefte. Er zijn
trajecten gestart om externen die via deze weg met Defensie in aanraking komen, duurzaam
aan de organisatie te binden. Tegelijkertijd betreft het vaak ook tijdelijke capaciteit
die nodig is vanwege piekbelasting of ontbrekende specialistische kennis. Defensie
houdt de externe inhuur bewust beperkt: met 7,9% van de totale personeelsuitgaven
ligt dit ruim onder de zogeheten Roemer-norm (10%) en behoort Defensie tot de ministeries
met het laagste aandeel externe inhuur.
41. Zijn er gevallen bekend waarbij personeel Defensie verlaat en daarna extern wordt
ingehuurd? Zo ja, hoeveel gevallen zijn er bekend en hoeveel kost dit Defensie?
Ja, er zijn gevallen bekend waarbij personeel na vertrek bij Defensie weer extern
wordt ingehuurd, met name voor militaire instructiecapaciteit. Dit betreft echter
uitzonderingssituaties. Om zogenoemde draaideurconstructies te voorkomen, is in contracten
met externe partijen vastgelegd dat ingehuurd personeel in de twaalf maanden voorafgaand
aan de inzet niet in dienst bij Defensie mag zijn geweest. Exacte aantallen zijn niet
centraal geregistreerd, maar op dit moment huurt Defensie circa 700 externe instructeurs
in om tekorten op te vangen. Een aanzienlijk deel daarvan is oud-defensiemedewerker.
42. Waarom is bij het opstellen van de begroting geen rekening gehouden met de invoering
van nieuwe arbeidsvoorwaarden?
Bij het opstellen van de begroting was de demissionaire kabinetsbijdrage voor loon-
en prijsontwikkeling (waaronder het budget voor arbeidsvoorwaarden) voor 2024 nog
niet bekend. Dit is standaard binnen de begrotingssystematiek. Deze is met de 1e suppletoire
begroting 2024 aan de Defensiebegroting toegevoegd. De hoogte van de demissionaire
kabinetsbijdrage is bepaald bij besluitvorming over de Voorjaarsnota. In het jaarverslag
is het budget van de ontwerpbegroting (waarin de demissionaire kabinetsbijdrage voor
loon- en prijsontwikkeling nog niet is verwerkt) afgezet tegen de realisatie (waarin
de demissionaire kabinetsbijdrage voor loon- en prijsontwikkeling wel is verwerkt).
43. Kunt u een nadere specificatie geven van de € 175,1 miljoen extra uitgaven aan
externe inhuur als gevolg van onderuitputting door personeelstekorten, en hoe deze
inhuur zich verhoudt tot de structurele personeelsbehoefte?
Dit bedrag wordt met name besteed aan inhuur voor werkzaamheden op het gebied van
IT, inkoop, bewaking en beveiliging en medische zorg. Dit zijn juist ook de sectoren
waarvoor de arbeidsmarkt krap is en waar sprake is van schaarste.
44. Hebben de lange levertijden van materieel effect gehad op de gereedheid van eenheden?
Over het algemeen genomen hebben langere levertijden een negatief effect op de gereedheid
van eenheden. Het maakt echter een verschil of dit nieuwe- of vervangingsprojecten
betreft. In geval van vervanging houdt dit in dat eenheden langer door dienen te werken
met (verouderd) materieel hetgeen vooral een kwalitatief effect heeft. Daar waar het
nieuw materieel betreft, houdt het in dat eenheden later aan hun gereedstellingstraject
kunnen beginnen en dat daarmee een vertraging optreedt.
45. Zijn er coördinatiepogingen ondernomen met bondgenoten om de lange levertijden
van materiaal aan te pakken?
Verwerving «van de plank» en gezamenlijke inkoop kunnen bijdragen aan versnelling.
Defensie onderzoekt doorlopend de mogelijkheden van vraagbundeling met bondgenoten
bij inkooptrajecten ter vervulling van eigen behoeften, maar ook voor steun aan Oekraïne.
Vraagbundeling komt in NAVO-verband onder meer tot stand via het Reoccuring Process for Aggregating Demand (REPEAD), waarbij het NATO Support and Procurement Agency namens de NAVO-landen contracten kan sluiten. In EU-verband geeft het Witboek Europese
Defensie – Gereedheid 2030 richting aan een gezamenlijke aanpak van kritieke capaciteitstekorten
middels vraagbundeling op welke zeven prioritaire gebieden. Deze aanpak moet leiden
tot verbeterde interoperabiliteit en uitwisselbaarheid van materiaal en munitie, en
een duidelijk signaal afgeven aan de industrie over de benodigde capaciteiten. In
lijn met de motie-Paternotte/Van Campen (Kamerstuk 21 501–20, nr. 2046) weegt Defensie standaardisatie zwaarder mee bij de aanschaf van militair materieel,
waarbij de NAVO-standaarden leidend zijn. Defensie draagt al langere tijd uit dat
meer gebruik kan worden gemaakt van elkaars contracten, wat eveneens bijdraagt aan
standaardisatie, interoperabiliteit en uitwisselbaarheid van materieel, maar ook zekerheid
voor de industrie.
46. Kan al het militair personeel inmiddels voorzien worden van persoonlijke gevechtsuitrusting?
Alle militairen in een operationele functie ontvangen een uitrustingspakket dat is
afgestemd op de specifieke functie en taak en de geldende veiligheids- en kwaliteitseisen.
Met de hernieuwde focus op hoofdtaak 1 is het niet langer toereikend om alleen de
operationele militairen te voorzien van deze middelen. Iedere militair en reservist
kan in voorkomend geval worden ingezet en moet daarom direct kunnen beschikken over
de persoonlijke gevechtsuitrusting. Daarom heeft Defensie additionele uitrusting en
helmen besteld om 76.000 militairen en reservisten eenmalig te kunnen voorzien. Deze
uitrusting wordt aangeschaft binnen de projecten «Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem
(VOSS)» en «Defensie Operationeel Kleedsysteem (DOKS)». Met deze bijbestelling zet
Defensie de volgende stap in de groei van de strategische inzetvoorraden in lijn met
de hernieuwde focus op hoofdtaak 1. De leveringen worden naar verwachting uitgevoerd
vanaf eind 2025 tot en met 2029.
Daarnaast heeft Defensie in januari 2025 een order geplaatst voor 1.530 scherfvesten
geoptimaliseerd voor de lichaamsvormen van een vrouw. Defensie verwacht de eerste
vesten eind juni 2025 in ontvangst te kunnen nemen.
47. Waarom wordt er gekozen voor het groeien van de organisatie wanneer de bezettingsgraad
momenteel nog niet volledig is?
Versnelde groei is noodzakelijk om in de huidige geopolitieke context aan onze verplichtingen
te kunnen voldoen. Het aantal van 100.000 mensen in 2030 is gebaseerd op de omvang
van de huidige formatie van Defensie, aangevuld met de lopende reorganisaties en voorziene
organisatieontwikkeling uit de Defensienota 2024. Later dit jaar zal duidelijk worden
hoeveel mensen nodig zijn om de vredes- en oorlogsorganisatie te kunnen bemensen,
maar voor nu schat Defensie grofweg in dat het noodzakelijk zal zijn over een oorlogsorganisatie
te beschikken met een capaciteit van maximaal 200.000 mensen (beroepsmilitairen, burgerpersoneel
en veel meer reservisten). Dat inzicht is gebaseerd op de bijdrage die we op grond
van onze bondgenootschappelijke verplichtingen leveren aan de NAVO (de zogeheten New Force Model commitments), Host Nation Support, Territoriale Verdediging van Nederland en Homebase Support Operations (logistieke ondersteuning voor onze eenheden). Onze krijgsmacht moet in staat zijn
om al deze taken tegelijkertijd uit te voeren en vol te houden.
48. Wat zou het effect zijn wanneer de groei van het organisatieformaat voorwaardelijk
wordt gemaakt aan een hogere bezettingsgraad?
Als groei afhankelijk wordt gemaakt van de bezettingsgraad, ontstaat vertraging in
de capaciteitsopbouw. We zouden dan niet meer in staat zijn om tijdig te voldoen aan
onze verplichtingen. Defensie groeit bewust vooruitlopend op volledige bezetting,
zodat nieuwe capaciteiten kunnen worden ontwikkeld en ingevoerd. De CDS stuurt daarbij
actief op geprioriteerde capaciteiten: personeel wordt gericht ingezet op onderdelen
die cruciaal zijn voor de versterking van de operationele slagkracht, zoals voor de
inzet van drones en luchtverdediging. Daarmee voorkomen we dat schaarse capaciteit
versnipperd raakt.
49. Welk aandeel van de leveringen aan Oekraïne is commercieel aangekocht?
Betreffende de leveringen, waarvan het merendeel F-16’s betreft, in 2024 is circa
75% commercieel verworven; circa 25% is geleverd uit eigen voorraad. Hierbij moet
tevens worden gemeld dat een aanzienlijk bedrag van de militaire steun in 2024 via
internationale partners is geïmplementeerd. De zogenoemde Implementing Arrangements die hieraan ten grondslag liggen vallen niet onder leveringen uit eigen voorraad
of commerciële aankopen.
50. Zijn de drie hoofdtaken ergens per wet vastgelegd als deze drieslag?
De drie hoofdtaken zijn niet per wet, maar sinds de Defensienota 2000 wel in opeenvolgende
defensienota’s vastgelegd. De hoofdtaken volgen uit de Grondwet, het Statuut voor
het Koninkrijk, de Politiewet en de Wet Veiligheidsregio’s.
51. Waarom gaat de vraag naar VPD toenemen, mocht de situatie rond de Houthi’s verbeteren?
Er zijn de afgelopen periode geen VPD’s ingezet. Dit hangt samen met het de dreiging
die van de Houthi’s uitgaat; VPD’s zijn niet in staat om bescherming te bieden tegen
raketten of drones. Reders wordt nog altijd ontraden hun schepen door de Rode Zee
te laten varen. Mocht de situatie in de Rode Zee verbeteren en het negatief doorvaartadvies
voor het zuidelijke deel van de Rode Zee door de Bab-al-Mandeb en de Golf van Aden
komen te vervallen, dan zal er meer gevaren worden door dit gebied en daarmee ook
de vraag naar VPDs toenemen. VPD’s kunnen wel worden ingezet voor Koninkrijk-gevlagde
koopvaardijschepen tegen (dreiging van) piraten.
52. Kan er een inschatting gegeven worden van de toename van de vraag naar VPD, en
welke kosten dit met zich mee zou brengen?
Nee het is niet mogelijk om op voorhand een inschatting te geven van de toename van
de vraag naar VP’S en de bijbehorende kosten. In 2022 bedroegen de kosten ongeveer
4,6 miljoen euro, in 2023 ongeveer 1,8 miljoen euro.
53. Is er een schatting van welk budget er nodig is geweest voor de Host Nation Support
taken in 2024?
Een deel van de kosten voor Host Nation Support (HNS) wordt direct verrekend met de aanvrager. Tegenover het deel wat wordt betaald
uit de Defensiebegroting staat HNS ondersteuning voor eigen eenheden door andere naties
wordt verzorgd en waarvoor, conform internationale overeenkomsten, de kosten niet
in rekening worden gebracht. Door al deze afhankelijkheden is er geen eenduidig beeld
van het netto effect op het Defensiebudget.
54. Waarom is er gekozen uitgaven niet in de vorm van opdrachten te verstrekken, maar
in de vorm van bijdragen?
Internationale samenwerkingen bieden partnerlanden de mogelijkheid om bij te dragen
aan elkaars leveringen, om zo de steun voor Oekraïne te maximaliseren. Het is niet
mogelijk om een partnerland op te dragen een bepaalde levering uit te voeren.
55. Waardoor komen de hogere uitgaven aan munitie?
Zoals gesteld op bladzijde 41 heeft Defensie tijdens haar bijdrage aan de enhanced
Forward Presence Lithuania (eFP LTU) € 1,2 miljoen meer munitie verbruikt dan voorzien. Dit is het resultaat
van de uitvoering van schietoefeningen met anti-tankraketten in 2024. Dergelijke oefeningen
dragen bij aan de geoefendheid van de schutters en het vergroten van de operationele
gereedheid van de krijgsmacht.
56. Worden er kosten vanuit het FNIK vooraf ingeschat om ze te begroten? Zo ja, welke
methodologie wordt daarvoor gebruikt?
De inzet vallende onder FNIK heeft een vast budget, dat in 2015 door de Ministeries
van Veiligheid & Justitie en Binnenlandse Zaken & Koninkrijkrelaties en het Gemeentefonds
budgettair naar Defensie is overgeheveld. Het budget FNIK wordt als een vaste vergoeding
beschouwd voor de additionele uitgaven van het Ministerie van Defensie voor militaire
bijstand en militaire steunverlening. Op het budget FNIK vindt jaarlijks loon- en
prijsbijstelling plaats en wordt iedere vier jaar voor de omvang van het beschikbaar
gestelde bedrag door een interdepartementale werkgroep geëvalueerd.
57. Hoeveel kosten heeft de KMar specifiek rond demonstraties van Extinction Rebellion
gemaakt in 2024?
In 2024 zijn er meerdere demonstraties geweest van Extinction Rebellion. Als deze
op de luchthaven plaatsvinden behoort het optreden van de KMar tot de reguliere taakuitvoering.
Hiervoor worden geen additionele kosten gemaakt. De reguliere taakuitvoering is niet
financieel terug te brengen tot specifieke incidenten, dit zit verwerkt in de algemene
personele en materiele kosten.
58. Kunt u de redenen toelichten waarom de testlancering van de Tomahawk Land Attack
Missile (TLAM) door Zr.Ms. De Ruyter in 2024 niet kon doorgaan wegens het uitblijven
van benodigde ondersteuning van de Amerikaanse fabrikant, en welke garanties er zijn
voor de doorgang in het voorjaar van 2025?
De testlancering vond plaats onder begeleiding van de Amerikaanse marine. Op het moment
van de initieel voorziene lancering waren onvoldoende faciliteiten beschikbaar. Op
11 maart 2025 heeft de eerste lancering van een Tomahawk kruisvluchtwapen vanaf het
Nederlands luchtverdedigings- en commandofregat Zr.Ms. De Ruyter met succes plaatsgevonden.
59. Op welke manier gaat er «anders» samengewerkt worden met bedrijven?
Defensie kondigde in de Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie (2025–2029)
nieuw industriebeleid aan. Defensie en EZ werken op veel verschillende manieren samen
met het bedrijfsleven en zoeken nauwer dan voorheen de samenwerking op. Een voorbeeld
hiervan is de continue dialoog met het bedrijfsleven via het publiek-private platform
Defport. Hier werken we samen met de kennisinstellingen, financiële sector en de industrie
om te innoveren, opschalingsinitiatieven opzetten en concrete belemmeringen wegnemen.
Hierbij passen nieuwe vormen van innovatief aanbesteden en gezamenlijke publiek-private
programmering. Om deze samenwerking te accommoderen, is een business development unit
opgericht. Om beter gebruik te kunnen maken van kansen uit internationale vraagbundeling,
wordt tevens een government-to-government office (vraagbundeling) gestart. Dit moet resulteren in sterkere business-cases voor het
Nederlandse bedrijfsleven, maar bovenal, betere beschikbaarheid van materieel voor
de krijgsmacht.
60. Wat zijn de redenen achter de lagere realisatie van aanstellingsopdrachten?
De lagere realisatie van aanstellingsopdrachten hangt samen met uitval tijdens het
selectie- en keuringsproces en beperkte opleidingscapaciteit. Tegelijkertijd laten
de instroomcijfers sinds 2023 een duidelijke stijgende lijn zien. In zowel 2023 als
2024 is sprake van een jaarlijkse toename van de instroom binnen een bandbreedte van
10 tot 15%. In essentie gaat het om het realiseren van structurele groei: het aantal
beroepsmilitairen is in de periode 2023–2024 met circa 4% toegenomen, en op basis
van de meest recente cijfers verwachten we dat deze groei in de komende jaren verder
zal versnellen.
61. Waarom is er gekozen voor een eerdere uitbetaling van de pensioenafdrachten?
Het betreft een betaling aan het ABP die in lijn ligt met een reeds bestaande verplichting.
In december is ervoor gekomen om deze verplichting zo snel mogelijk te voldoen.
62. Wat wordt eraan gedaan om te voorkomen dat de resterende kosten van € 70.301 voor
de Groene Draeck besteed moeten worden? Is dit ook het laatste bedrag dat aan dit
onderhoud besteed zal worden? Hoe zit het met toekomstig onderhoud als het schip niet
meer door de eigenaresse wordt gebruikt? Krijgt Defensie bij een eventuele verkoop
in de toekomst ook een deel van de opbrengst terug?
Tussen het Ministerie van Algemene Zaken en het Ministerie van Defensie zijn afspraken
gemaakt over het onderhoud aan de Groene Draeck. Binnen die afspraken is budget beschikbaar
gesteld voor de periode van 2021 t/m 2025. Dit budget kan conform de afspraken worden
ingezet. In aanloop naar de begroting van het Ministerie van Defensie voor 2026 en
verder worden de huidige afspraken vernieuwd.
De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan toenmalig kroonprinses
Beatrix geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene
Draeck als geschenk. De kosten voor het onderhoud aan de Groene Draeck worden begroot
en verantwoord bij het Ministerie van Defensie zolang de prinses gebruik maakt van
de Groene Draeck. Zowel het schip als het onderhoud zijn geschonken aan de prinses
eventuele opbrengsten bij verkoop komen daardoor ook ten goede aan de prinses.
63. Zijn de kosten van uitbesteding van taken hoger dan de gemaakte kosten als een
taak door eigen personeel uitgevoerd kon worden? Zo ja, hoe groot is dit verschil?
Door personeelstekorten kan CZSK niet alle benodigde (onderhouds)werkzaamheden voor
de Groene Draeck door eigen personeel laten uitvoeren. Als gevolg hiervan ziet CZSK
zich genoodzaakt om vaker werkzaamheden extern en dus commercieel uit te besteden.
De kosten van de uitbesteding van bijvoorbeeld een dokking zijn veel hoger dan de
eigen personeelskosten omdat naast de personeelskosten van de marktpartij(en) ook
de kosten van capaciteiten als dokfaciliteiten, ligplaatsen en beveiliging in rekening
worden gebracht.
64. Op welke manieren hebben eerdere investeringen hun vruchten afgeworpen? Hoeveel
jaar zit er gemiddeld tussen een investering, en het eerste zichtbare resultaat daarvan?
De zichtbare resultaten van eerdere investeringen worden met uw kamer gedeeld in het
DPO (Defensie Projecten Overzicht), het jaarverslag en de Stand van Defensie. De doorlooptijden
zijn sterk afhankelijk van het type investering. Investeringen van producten die COTS
of MOTS verworven worden, kunnen binnen een begrotingsjaar geleverd worden. Investeringen
waar vaak complexe ontwikkelprogramma’s aan vooraf gaan kunnen doorlooptijden van
meerdere jaren hebben.
65. Waardoor hebben de dit jaar toegekende middelen niet «tot significante instroom
van nieuw materieel geleid»?
Verwerving van materieel kost tijd. Met de voor dit jaar beschikbare middelen zijn
bestellingen gedaan, maar dit materieel wordt pas later geleverd. In 2024 is verschillende
nieuw materieel geleverd aan Defensie. Enkele voorbeelden hiervan zijn Manticore lichte
operationele vrachtauto’s, nieuwe spoorwagons, gemoderniseerde Fennek voertuigen en
gemoderniseerde Leopard-2 bergingstanks.
66. Welke consequenties heeft de ondersteuning voor Oekraïne voor de eigen gereedstelling
en inzet? Welke maatregelen zijn genomen om dit te mitigeren?
Voor wat betreft de impact op de eigen gereedheid is uw Kamer als volgt geïnformeerd:
de effecten van de geleverde steun op de gereedheid van de Nederlandse strijdkrachten
worden, gezien de omstandigheden, door Defensie als significant, maar acceptabel beoordeeld.
De voortdurende ondersteuning van Oekraïne en met name leveringen uit (operationele)
voorraden hebben in toenemende mate en voor de langere termijn consequenties voor
de eigen gereedstelling en inzet, en de noodzaak te voldoen aan de NAVO capaciteitsdoelen.
Daarnaast heeft de voortdurende militaire steun aan Oekraïne een vertragend effect
op verwervingsprojecten. Defensie neemt maatregelen om deze gevolgen zoveel mogelijk
te mitigeren. Zo zijn er maatregelen om de aankoop van vervangend materieel te versnellen
en wordt project- en inkoopcapaciteit versterkt. De markt voordefensiematerieel blijft
echter onder druk staan en de prijzen voor verschillende soorten materieel stijgen
daardoor snel. Defensie moet een intensievere inspanning leveren om de organisatie
op sterkte te brengenen de noodzakelijke groei in personeel op te leiden en trainen.
De inzet van defensiepersoneel gericht op instructie, opleiden en trainen dient hierbij
gewogen te worden tegenover de strategische belangen. Daarnaast zorgt de inzet ten
behoeve van militaire steun aan Oekraïne voor een impuls om zowel geleerde lessen
uit Oekraïne sneller te implementeren als ook de nationale en Europese defensie-industrie
verder op te schalen.
67. Wat heeft ertoe geleidt dat de uitgaven aan het duurzaamheidsbudget met 20,1 miljoen
euro hoger is uitgevallen?
Bij het opstellen van de begroting is het budget van nieuwe arbeidsvoorwaarden, waaronder
het duurzaamheidsbudget, met de ontwerpbegroting nog niet toegevoegd aan de Defensiebegroting.
Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar vraag 42.
68. Betekent de tragere facturering vanuit het buitenland logischerwijs ook dat deze
kosten in 2025 gemaakt moeten worden?
De vertraagde facturen zijn bestemd voor de betaling van oefenterreinen. Deze oefenterreinen
zullen ook in de komende jaren worden gehuurd. De vertraagde facturen zullen inderdaad
in 2025 betaald worden, maar dit effect zal ook in de komende jaren ontstaan waarbij
de uitgaven van het voorgaande jaar zullen belanden in het opvolgende jaar.
69. Wat is de verwachting van de prijsontwikkeling van de contracten onder het construct
van de FMS? Wat waren de kosten geweest als deze taken uitgevoerd zouden worden door
eigen personeel?
In algemene zin stijgen alle prijzen van aan Defensie gerelateerde goederen en diensten.
De Luchtmacht is voor een deel van haar trainingen afhankelijk van de Verenigde Staten
en met name de prijzen van de Defensie-industrie in de VS zijn aan substantiële inflatie
onderhevig. Dergelijke trainingen zijn niet uit te voeren in Nederland of met uitsluitend
eigen personeel. Door meerjarige verplichtingen in de VS aan te gaan voor deze opleidingen
creëert de Luchtmacht zekerheid voor het kunnen opleiden van haar toekomstig personeel.
De Verenigde Staten houden echter bij meerjarige FMS cases rekening met de verwachte
meerjarige Loon- en Prijsbijstellingen, waar in de begroting per jaar Prijsbijstelling
wordt uitgekeerd.
De verwachting is dat de prijsontwikkeling voor contracten die worden aangegaan onder
FMS, net zoals bij contracten die Defensie na een verwervingsprocedure afsluit, opwaarts
zal zijn. Onzekerheden hierbij zijn de sterk fluctuerende dollarkoers en de gevolgen
van Amerikaanse heffingen in de sterk vervlochten defensie-industrie. De kosten die
we feitelijk uitsparen door gebruik te maken van FMS zijn die van de capaciteit die
wordt ingezet bij het volgen van een reguliere verwervingsprocedure.
70. Op welke manier is de procedure bij VCK Travel veranderd?
Per 2024 zijn de kosten per boeking gestegen als gevolg van een nieuwe raamovereenkomst.
Deze hogere kosten betreffen onder meer de boeking zelf, een Green Seat-bijdrage en
CO₂-compensatie. Eerder realiseerde Defensie de uitgaven van VCK Travel binnen de
gereedstelling wanneer dit groepsreizen betrof. Door deze proceswijziging worden de
uitgaven doorbelast binnen de overige personele uitgaven. Hierin was nog niet voorzien
tijdens de ontwerpbegroting.
71. Zijn er concrete resultaten van het toezicht bij de Duitse en Belgische grens?
Heeft de inzet bij de grenzen effect gehad op capaciteit op andere gebieden?
De resultaten van de grenscontroles van de eerste drie maanden zijn in een aparte
nota in maart 2025 met de Eerste en Tweede Kamer gedeeld. De resultaten van de eerste
zes maanden worden nu voorbereid voor de tweede rapportage medio juni, conform de
toezegging door de Minister van AenM. De inzet van de grenscontroles door de KMar
wordt ingezet op basis van informatie en beschikbare capaciteit. Er heeft dus geen
verdringing opgetreden op andere taken omdat in overleg met A&M andere taken op een
lagere intensiteit zijn uitgevoerd.
72. Kan er met de huidige personele bezetting geen verdere HRB ingezet worden, gelet
op het feit dat in 2024 haar maximale capaciteit is ingezet voor het beveiligen van
hoog risico objecten?
De huidige HRB-capaciteit wordt doorlopend vrijwel volledig benut, dit geldt zowel
voor de objecten- als subjecten- (persoonsgerichte maatregelen) zijde van het HRB-werkveld.
73. Wat precies heeft ertoe geleid dat de statische teams zijn vervangen door flexibel
in te zetten persoonsbeveiligingscapaciteit?
Op verzoek van de NCTV is in september 2023 horizontale flexibiliteit in de praktijk
mogelijk gemaakt. Dit betekent dat, met inachtneming van een aantal (rand)voorwaarden
zoals voldoende beschikbare capaciteit, beveiligingsteams van zowel politie als KMar
flexibel ingezet kunnen worden op beveiligingsopdrachten, gecoördineerd vanuit het
LCC (Landelijk Coördinatiecentrum Bewaken & Beveiligen). Dit is in lijn met de wens
van de Minister van J&V om de uitvoeringsorganisaties in de overgang naar het nieuwe
stelsel vanuit synergie en gelijkwaardigheid te laten optreden.
74. Was het ook mogelijk geweest om materiële uitgaven al wel te doen voordat er personele
uitbreiding heeft plaatsgevonden, zodat daar al op voorbereid is?
Defensie anticipeert in haar materieelbehoeften op de voorziene personele groei. Het
kan voorkomen dat oplopende levertijden en vertraagde leveringen als gevolg van een
krappe defensiemarkt leiden tot verschuivingen in de tijd van de materiele uitgaven,
zoals bijvoorbeeld voor portofoons.
Tegelijkertijd wordt persoonlijke uitrusting aan de individuele medewerker verstrekt.
Deze specifieke uitgaven zijn gekoppeld aan de organisatiegroei van Defensie. Op basis
van de personele instroom is het mogelijk om de kwantitatieve behoefte in de benodigde
maten te bepalen. Bovendien betreffen deze specifieke materieelbehoeften vaak een
meerbehoefte binnen de bestaande contracten, waardoor de doorlooptijd beperkt is.
75. Wat is de verwachte ontwikkeling op de arbeidsmarkt omtrent IT-functies?
Het aantal ICT-vacatures daalt sinds eind 2022 gestaag in Nederland volgens cijfers
van het UWV. Echter, de arbeidsmarkt voor IT’ers is nog steeds als zeer krap te typeren.
Door de diversiteit aan onderliggende vakgebieden, verschillen in opleidingsniveau
en het feit dat ICT is verweven met andere beroepsgroepen, zijn concrete voorspellingen
lastig. Enerzijds zullen er, afhankelijk van de economische omstandigheden, steeds
meer digitaliseringsvraagstukken komen. Anderzijds groeit de productiviteit onder
ICT’ers meer dan in andere beroepen, waardoor de vraag naar verwachting afneemt.
76. Hoeveel hoger is de uitgave door externe inhuur in vergelijking met de kosten
gemaakt als het door eigen personeel gedaan kon worden?
Zie het antwoord op vraag 63.
77. Welke pogingen zijn ondernomen om meer IT-personeel aan te trekken? Wat was hiervan
de effectiviteit?
Defensie werft IT-personeel via campagnes, samenwerking met opleidingen en door het
aanbieden van hybride dienstverbanden (duaal werkgeverschap). Dit heeft geleid tot
een lichte stijging in instroom, maar tekorten blijven bestaan.
78. Wat is het totaal aantal kandidaten dat deelnam aan het selectieproces? Wat zijn
de meest voorkomende redenen voor het niet doorkomen van het selectieproces?
In 2024 namen 14.724 kandidaten deel aan het selectieproces, zijnde het Psychologisch
Onderzoek. Dit is het aantal kandidaten dat is gestart met de thuiscapaciteitentest.
Na het halen van deze test vult de sollicitant de persoonlijkheidsvragenlijsten in
en wordt hij uitgenodigd voor het interview. Dit is een levensloop interview waarin
verschillende beoordelingspunten (gebaseerd op de militaire basiseisen) worden gemeten.
Hierbij wordt een advies gevormd door de selectiepsycholoog op basis van informatie
vanuit zowel het interview, als de persoonlijkheidsvragenlijsten en de cognitieve
capaciteitentest. 10.364 sollicitanten ontvingen vervolgens voor een instroomfunctie
een advies. Dit betreft 72,5% beroeps, 14% reservisten en 13,5% dienjaar.
Het beoordelingspunt waar de meeste sollicitanten een negatief advies op kregen, was
psychische belastbaarheid. Psychische belastbaarheid zegt iets over de omgang met
(emotionele) tegenslagen of telleurstellingen en mate van draagkracht om onder moeilijke
omstandigheden effectief te blijven functioneren in de krijgsmacht. Een ander oorzaak
voor het niet doorkomen van het selectieproces zijn medische redenen. Dit betreft
problemen met zien, problemen met luchtwegen, voedselallergie, een medische aandoening
en afhankelijkheid van medicatie.
79. Kunt u de aard en omvang specificeren van de onrechtmatige verplichtingen van
circa € 58,5 miljoen, € 36,9 miljoen, en € 13,5 miljoen die Defensie in 2024 is aangegaan
voor inkopen onder categoriemanagement van respectievelijk IenW, EZK, en Financiën?
Deze onrechtmatige verplichtingen komen voort uit Rijksbrede Raamovereenkomsten waar
Defensie aan deelneemt. Omdat de Raamovereenkomsten zelf onrechtmatig tot stand zijn
gekomen of bij controle als onrechtmatig zijn beoordeeld, zijn alle nadere overeenkomsten
en afroepen onder deze Raamovereenkomsten ook onrechtmatig.
In alle drie de gevallen betreft het een overbruggingsovereenkomst en wordt er gewerkt
aan een nieuwe rechtmatige Raamovereenkomst. Deze overbruggingsovereenkomsten hadden
vanwege de financiële omvang ook aanbesteed moeten worden. Stoppen met leveren of
minder leveren totdat de aanbesteding zou zijn afgerond, is onder andere voor Defensie
geen optie. Daarom is er gekozen voor onrechtmatige overbruggingsovereenkomsten.
Bij de Raamovereenkomsten voor ICT-inhuur (Ministerie van Economische Zaken) en IV-opleidingen
(Ministerie van Financiën) is de doelwaarde van de Raamovereenkomsten eerder bereikt
dan voorzien. Dit als gevolg van een grotere afname, waaronder ook die van Defensie.
Bij de nieuwe aanbestedingen wordt rekening gehouden met het grotere verbruik en eventuele
verdere uitbreiding.
De Raamovereenkomst Interim Management (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat)
wordt sinds een aantal jaren overbrugd totdat de nieuwe Raamovereenkomsten rechtmatig
zijn aanbesteed.
80. Kunt u de financiële impact en de gevolgen voor de operationele gereedheid van
het uitstellen van kleinere systeemverbeteringen in het materieelregistratiesysteem
(SAP) tot na de systeemoverzetting in 2026 nader toelichten?
Het betreft verdringing van optimalisatie van de bedrijfsvoering van Defensie. Zonder
deze verbeteringen blijft de bedrijfsvoering gewoon doorgaan, maar kost dit meer moeite,
mensen en middelen. De impact op de operationele gereedheid blijft daarmee beperkt
tot de indirecte verdringingseffecten door de minder efficiënte bedrijfsvoering.
81. Kunt u toelichten waarom het Nationaal Groeifonds-project Polaris, met een NGF-bijdrage
van € 101,7 miljoen, in 2024 geen realisatie van uitgaven laat zien en per wanneer
de eerste concrete uitgaven en resultaten worden verwacht?
Het NGF project Polaris is in 2024 goedgekeurd door het NGF. Door vertraging in de
contractvormingsfase is het contract niet per 1 september 2024 in gegaan, maar 1 januari
2025. Volgens het contract is de verwachte realisatie in 2025 8.85 mln. Inmiddels
is 3.55 mln. uitbetaald. De resultaten worden per kwartaal beoordeeld en in rekening
gebracht bij het Ministerie van Defensie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I. Kahraman, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
N.E. Manten, adjunct-griffier