Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de initiatiefnota van het lid Inge van Dijk over ruimte voor investeren in de toekomst van Nederland (Kamerstuk 36730)
2025D27041 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 10 juni 2025 enkele vragen en opmerkingen
aan de indiener voorgelegd over de op 15 april 2025 ingediende initiatiefnota van
het lid Inge van Dijk over ruimte voor investeren in de toekomst van Nederland (Kamerstuk
36 730, nr. 2).
De voorzitter van de commissie,
Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie,
Van der Steur
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota van het lid
Inge van Dijk over de ruimte voor investeren in de toekomst van Nederland. Naar aanleiding
hiervan hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie willen weten hoe de indiener tegenover het advies van
de Raad van State over de Voorjaarsnota staat dat luidt dat de uitgaven voor zorg
en sociale zekerheid in de toekomst te veel toenemen, waardoor er minder ruimte is
om in de toekomst van Nederland te investeren. Zouden de uitgaven voor de zorg en
sociale zekerheid volgens de indiener moeten afnemen om meer ruimte te creëren voor
investeringen? Welke keuzes zal de indiener hierbij maken?
Deze leden lezen dat de indiener onder andere voorstelt om grote transities voor te
financieren ten laste van de staatsschuld. Deze leden willen weten hoe de indiener
vervolgens om zal gaan met financiële tegenslagen. Is hier dan nog ruimte voor als
de indiener ook van plan is om grote transities voor te financieren ten laste van
de staatsschuld?
Verder lezen de leden van de PVV-fractie dat de indiener pleit voor het samenvoegen
van het in Nederland versnipperde investeringsinstrumentarium, onder andere Invest-NL,
Invest International, het RVO-financieringsinstrumentarium, etc. Kan de indiener de
slagkracht hiervan nader onderbouwen? Wat zullen eventueel de bijkomende kosten hiervan
zijn of wat zal dit opleveren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie willen allereerst hun waardering uitspreken voor het lid
Inge van Dijk, want het is altijd veel werk om een dergelijke initiatiefnota te maken.
Deze leden staan voor een solide financieel beleid dat werkt voor de mensen en bedrijven
in ons land. Dat betekent in de ogen van deze leden dat we niet de rekening naar toekomstige
generaties doorschuiven. Dat vraagt het maken van keuzes, lef hebben en ook moeilijke
beslissingen uitleggen. Deze leden vinden het belangrijk dat er niet alleen maar consumptieve
uitgaven gedaan worden, maar ook economisch structuurversterkende investeringen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de initiatiefnota vooral een pleidooi voor de
noodzaak voor publieke investeringen. Deze leden zijn het eens met de indiener dat
publieke investeringen een rol hebben bij het verdienvermogen van de toekomst, vooral
als er sprake is van marktfalen. Deze leden willen wel benadrukken dat twee derde
van de investeringen in innovatie door het bedrijfsleven wordt gedaan. Deelt de indiener
dat juist ook private investeringen verder moeten worden aangezwengeld? De leden van
de VVD-fractie brengen bijvoorbeeld graag het aangenomen amendement van onder andere
de CDA- en VVD-fracties in herinnering om de WBSO uit te breiden. Welke mogelijkheden
ziet de indiener om met nationale maatregelen de kapitaalmarkt te verdiepen?
Deze leden delen de constatering van de indiener dat in het verleden publiek geld
voor investeringen niet altijd doelmatig voor investeringen is ingezet. Zo kwam geld
vanuit het groeifonds voor een groot deel weer terecht bij ministeries en niet bij
projecten met een grote hefboom voor ons verdienvermogen. Vindt de indiener dat er
meer gewerkt moet worden met revolverend geld en dat er een grotere focus op private
projecten gelegd moet worden die zonder investeringen niet van de grond komen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de indiener zich zorgen maakt over de vergrijzingsgerelaterde
kosten. Is de indiener van mening dat de stijging van deze uitgaven van de overheid
moet worden beteugeld? De zorguitgaven groeien bijvoorbeeld jaar-op-jaar zeer fors.
In 2024 met maar liefst 8,4 procent. De economie groeide in dat jaar met 1,0 procent
(groei BBP). Dat is onhoudbaar volgens deze leden. Deze leden lezen dat de indiener
de mening deelt dat er keuzes gemaakt moeten worden in de context van maatschappelijke
uitdagingen, onzekerheid en krapte. Welke keuzes wil de indiener maken, behalve het
laten oplopen van de staatsschuld en de bijbehorende rentekosten?
In het verlengde daarvan wijzen de leden van de VVD-fractie op het volgende: de indiener
schrijft dat publieke investeringen «nauwelijks» een effect hebben op de inflatie,
daarbij verwijzend naar een studie van De Nederlandsche Bank (DNB). Hoewel het effect
op de binnenlandse inflatie inderdaad «relatief beperkt» is volgens dit onderzoek,
schrijven diezelfde onderzoekers dat hogere publieke investeringen de vraag naar goederen
en diensten stimuleren, wat een opdrijvend effect heeft op inflatie1. Deze leden ontvangen graag een reflectie op dit punt. Vereisen additionele investeringen
niet dat er wordt gekort op consumptieve overheidsuitgaven om te voorkomen dat de
inflatie in Nederland nog verder toeneemt?
De leden van de VVD-fractie vragen wat de indiener bedoelt met het feit dat er ruimte
bestaat in de staatsschuldquote. Hoeveel ruimte ziet de indiener daar, ook met het
oog op een stijgende rente? Kan de indiener aangeven welke gevolgen dit heeft voor
de rentekosten? DNB voorzag eerder tussen 2023 en 2026 al een verdubbeling van de
rentelaten (van circa 6,5 miljard naar bijna 13 miljard euro). Hoe ziet de indiener
daarnaast de extra investeringen ten laste van de staatsschuld in relatie tot het
begrotingstekort in de komende jaren? Er wordt volgens veel adviserende instanties
door het kabinet al scherp aan de wind gezeild met het begrotingstekort dicht bij
de -3,0 procent. Wat is de visie van de indiener op dit punt? De meeste uitgaven en
investeringen zullen saldorelevant zijn. Is de indiener bereid om het EMU-saldo, dan
wel het begrotingstekort verder op te laten lopen dan bijvoorbeeld -3,0 procent? Is
het niet eerder een keuze tussen minder consumptieve uitgaven en meer investeringen
om te voorkomen dat de inflatie nog verder toeneemt, zoals eerder ook al werd aangestipt
door deze leden.
De indiener schrijft dat publieke investeringen private investeringen niet mogen verdringen.
Deze leden onderschrijven dit. Hoe wil de indiener hier in het geval van additionele
publieke investeringen voor zorgen?
De indiener wil grote transacties financieren ten laste van de staatsschuld. De leden
van de VVD-fractie zijn ook voor amortisatie als het gaat om de investeringen in het
energienetwerk. Welke link heeft dit volgens de indiener met de staatsschuld? Deze
leden willen graag een onderbouwing van de indiener wanneer een lening wel en wanneer
een lening geen een effect heeft op het EMU-saldo.
De indiener pleit voor het inzetten van per saldo meevallers voor belangrijke investeringen.
Betekent dit dat de indiener meevallers niet meer eerst wil inzetten voor het opvangen
van tegenvallers? Hoe moet er dan met tegenvallers worden omgegaan? Is de indiener
bereid om bij structurele meevallers of het niet kunnen uitgeven van budgetten door
bijvoorbeeld arbeidsmarktkrapte gewoon in de begroting af te romen, dan wel budgetten
te verminderen? Zo nee, waarom niet? De leden van de VVD-fractie delen de mening niet
dat de democratische legitimatie van niet-uitgegeven middelen nu niet goed is, aangezien
conform het budgetrecht van de Kamer alleen een uitgavenplafond per artikel wordt
vastgesteld. Daarnaast vinden deze leden het een risico als de eindejaarsmarge, of
een variant daarop, flink wordt opgehoogd, omdat in opvolgende jaren de uitgaven daarmee
boven de Europese normen kunnen komen. Zou de in=uit-taakstelling volgens de indiener
ook moeten gelden voor deze marge?
De indiener stelt een nieuwe meevallersformule voor. Hoe had de voorgestelde meevallersformule
in de afgelopen jaren uitgepakt? Welke ruimte had dit volgens de indiener opgeleverd?
Gaat het hier om gerealiseerde begrotingssaldi in het verleden of de prognose van
begrotingssaldi in de toekomst? Indien de indiener, conform staand beleid, van mening
is dat het gaat om de prognose van saldi naar de toekomst toe, deelt de indiener dan
de mening dat ook een ruimere meevallerformule geen extra budgettaire ruimte biedt
in komende jaren?
De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe de indiener wil omgaan met de nieuwe
hoogte van de overheidsschuld in tijden zoals de financiële crisis, de coronacrisis
en de energiecrisis. Wat moet er gebeuren als de norm van de indiener wordt overschreden?
De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat de indiener bedoelt met een gulden
financieringsregel en het buiten de kaders om financieren van publieke kapitaalgoederen.
Welke gevolgen heeft dit? Om welke publieke kapitaalgoederen gaat het volgens de indiener
dan? Deze leden delen de mening dat voldoende moet worden geïnvesteerd in de welvaart
van de toekomst, maar deze leden zijn van mening dat dit niet binnen het Europese
stabiliteits- en groeipact past en ook niet zou moeten passen. Hiermee wordt immers
veel ruimte geboden om juist een hoger begrotingstekort te hebben, terwijl tekorten
in de hele Europese Unie al oplopen. Deelt de indiener daarnaast de mening dat een
kosten-batenstelsel/baten-lastenstelsel ook nadelen kent, zoals het onnodig en onwenselijk
lang uitsmeren van uitgaven door departementen en het risico op hogere begrotingstekorten
in jaren dat bovengemiddeld veel uitgaven worden gedaan?
De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe het voorstel van de indiener voor
het samenvoegen van investeringsinstrumenten verschilt van de plannen voor het samenvoegen
van Invest-NL en Invest International. Waarom kijkt de indiener niet naar private
financieringsvormen, maar alleen naar publieke financieringsvormen? Deze leden wijzen
in dit kader op hun eerdere vraag of de indiener mogelijkheden ziet om met nationale
maatregelen de kapitaalmarkt te verdiepen.
Deze leden steunen tot slot het voornemen van de indiener om meer uniformering aan
te brengen in revolverende fondsen, maar vragen de indiener wel dit te concretiseren.
Hoe ziet de indiener dit voor zich? Over welke fondsen gaat het dan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Inge van Dijk over ruimte voor investeren in de toekomst van Nederland.
Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
Deze leden vragen of het klopt dat het niet altijd helemaal duidelijk is of een bepaalde
besteding een investering of een consumptieve uitgave is? Kan de indiener aangeven
waar de grens ligt? Is bijvoorbeeld een besteding aan zorg of onderwijs een investering
of een consumptieve besteding? Hoe zit dat met bijvoorbeeld een tank of een vliegtuig?
Zijn de uitgaven in het kader van het Nationaal Groeifonds te zien als investeringen
of als consumptie? Hoe zit dat met uitgaven in het kader van het Klimaatfonds en het
Stikstoftransitiefonds?
De leden van de NSC-fractie vragen op welke manier wordt bepaald in hoeverre een besteding
leidt tot een hogere arbeidsproductiviteit?
Ook vragen deze leden hoe hoog de eindejaarsmarge ten behoeve van investeringen zou
moeten worden? Moet dan gedacht worden aan vijf procent? Wat is de meerwaarde daarvan
ten opzichte van begrotingsfondsen, die een eindejaarsmarge hebben van 100 procent?
De leden van de NSC-fractie vragen of er niet een efficiëntere manier is om geld te
mobiliseren voor investeringen? Namelijk om dit te laten lopen via staatsdeelnemingen
met een staatsgarantie, zoals bij TenneT? Op deze manier kunnen toch ook tientallen
miljarden euro’s gemobiliseerd worden zonder dat dit de staatschuld belast?
Deze leden vragen zich ook af of de aangepaste meevallersformule zou moeten gaan gelden
als het tekort onder de 1,75 procent van het BBP blijft? Hoe interpreteert de indiener
het begrip «langjarig» als het gaat om de meevallersformule? Tijdens het notaoverleg
over de initiatiefnota van de leden Omtzigt en Idsinga over Realistisch Ramen op 31 maart
2025 bleek hierover tussen de Kamer en het kabinet verschil van mening te zijn. De
Minister van Financiën interpreteerde «langjarig» als de gehele kabinetsperiode. Maar
langjarig zou ook twee jaar kunnen betekenen. Hoe ziet de indiener dit?
Klopt het dat de indiener vindt dat de staatsschuld niet zo laag mogelijk zou moeten
zijn, maar dat er een bepaald optimaal niveau is dat moet worden bepaald door een
commissie van deskundigen? De leden van de NSC-fractie vragen wie er plaats zou moeten
nemen in deze commissie van deskundigen.
Deelt de indiener de mening van de leden van de NSC-fractie dat de begrotingsregels
uit de startnota, zoals ze eigenlijk al sinds 1994 bestaan, geen rust meer brengen
in het begrotingsproces, maar juist onrust? Klopt het dat het verbod op het inzetten
van meevallers voor nieuw beleid zeer beperkend werkt en de aflossing van de staatsschuld
een voorrangspositie geeft? Klopt het ook dat dit niet per se de meest productieve
besteding van middelen is?
Deelt de indiener dan de mening van de leden van de NSC-fractie dat de begrotingsregels
van 1994 aan een herziening toe zijn? Kan de volgende Studiegroep Begrotingsruimte
de opdracht gegeven worden om de begrotingsregels meer dienstbaar te maken aan het
bevorderen van de arbeidsproductiviteit?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie danken het lid Inge van Dijk hartelijk voor het opstellen
van de initiatiefnota. Deze leden onderschrijven de hoofdstelling dat er meer ruimte
moet worden gecreëerd voor publieke- en private investeringen in het toekomstig verdienvermogen
van Nederland en waarderen de poging om het begrotingsdebat uit te tillen boven de
kortetermijndynamiek. Wel hebben deze leden nog een aantal vragen en aandachtspunten
over de uitwerking, reikwijdte en implementatie van de voorstellen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de indiener pleit voor een duidelijke afbakening
tussen consumptieve uitgaven en investeringen. Kan de indiener nader toelichten op
welke wijze dit onderscheid concreet zou worden gemaakt in de begrotingssystematiek?
Acht de indiener het wenselijk om hierbij voort te bouwen op bestaande definities
van het CBS of het CPB, of wordt er een geheel nieuw investeringskader beoogd?
Ook zijn deze leden benieuwd hoe wordt voorkomen dat beleidsmatige uitgaven met een
incidenteel karakter onder het investeringsbegrip worden geschaard, terwijl deze feitelijk
geen structurele economische baten genereren.
De indiener stelt voor om meer investeringen mogelijk te maken door ruimte in de staatsschuld
te benutten en de meevallerformule aan te passen. De leden van de D66-fractie vragen
de indiener om te reflecteren op mogelijke risico’s van cumulatie van uitzonderingsmogelijkheden.
Hoe wordt binnen deze benadering voorkomen dat een stapeling van versoepelingen leidt
tot structureel hogere tekorten zonder de beoogde baten?
Deze leden vragen tevens of de indiener een nadere afweging heeft gemaakt tussen de
verschillende manieren waarop extra investeringsruimte kan worden gefinancierd. Zoals
via staatsschuld, via verschuivingen binnen de begroting of via lastenverzwaring.
Hoe verhoudt zich dit tot het uitgangspunt van houdbare overheidsfinanciën?
De leden van de D66-fractie lezen dat de indiener voorstelt een parlementair goedgekeurde
investeringslijst op te stellen. Hoe ziet de indiener de governance rond deze lijst
voor zich? Wordt er gedacht aan een onafhankelijke toets voorafgaand aan opname op
de lijst, bijvoorbeeld door een Productivity Board of door het CPB?
Welke rol ziet de indiener voor maatschappelijke- en regionale inbreng in het opstellen
van deze lijst? Op welke wijze wordt hierbij geborgd dat investeringen daadwerkelijk
aanvullend zijn op marktinitiatief en geen verdringing veroorzaken of leiden tot publieke
financiering van private initiatieven die hoe dan ook plaats zouden vinden?
Ook zijn de leden van de D66-fractie benieuwd welke lessen hier zijn getrokken van
het verleden en/of het Nationaal Groeifonds?
De indiener bepleit het ontwikkelen van een instrumentarium om de baten van publieke
investeringen op korte, middellange en lange termijn te kwantificeren. De leden van
de D66-fractie onderschrijven deze wens en zijn benieuwd of de indiener al ideeën
heeft bij de mogelijke uitvoering hiervan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Inge van Dijk en hebben een positieve grondhouding ten aanzien van een
aantal voorstellen in de initiatiefnota. Deze leden hebben onder andere ook in het
verleden net als de indiener gepleit voor een nationale investeringsbank met voldoende
mandaat en slagkracht. Deze leden hebben enkele vragen naar aanleiding van de nota.
De leden van de BBB-fractie lezen dat de indiener voorstelt om met elkaar een marge
vast te stellen bovenop de eindejaarsmarge. Deze mag worden ingezet voor
belangrijke publieke investeringen op basis van een vooraf door het parlement goedgekeurde
publieke investeringslijst. Deze leden vragen hoe de lange termijn horizon die gepaard
gaat met grote publieke investeringen samengaat met de veranderlijkheid van het EMU-saldo.
Hoe zou daar een werkzame variant in gevonden kunnen worden? Hoe verhoudt het voorstel
van de indiener zich tot de uitgangspunten van trendmatig begrotingsbeleid? Hoe wordt
er omgegaan met meevallers?
De leden van de BBB-fractie zien in beslispunt 5 dat het kabinet wordt verzocht om
jaarlijks in de miljoenennota bij de uitgaven een uitsplitsing te maken tussen uitgaven
die bijdragen aan verdienvermogen, uitgaven in het kader van herverdeling en uitgaven
aan openbaar bestuur, rechtsstaat en veiligheid. Deelt de indiener de mening dat de
schifting in deze categorieën niet eenduidig is? Zal door deze werkwijze niet aanzienlijke
discussie ontstaan? Maakt de indiener door deze toevoegingen begrotingsbehandelingen
niet nodeloos complex?
De indiener stelt dat een lage staatsschuld onder de 60 procent van het BBP in beginsel
onnodig is. Is de indiener daarmee van mening dat de hoogte van de rentelasten irrelevant
is zolang de staatsschuld onder de 60 procent blijft?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
R.A. van der Steur, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.