Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (Onderdeel Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening)
36 740 VII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2024
Nr. 9
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 11 juni 2025
De vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 28 mei 2025 voorgelegd aan de Minister. Bij brief van 10 juni 2025
zijn ze door de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Postma
Adjunct-griffier van de commissie, Morrin
1
Hoe kan het, gezien de acute woningcrisis in Nederland, dat honderden miljoenen euro’s
die bestemd waren voor de woningmarkt, niet zijn ingezet?
Antwoord:
De post met veruit de grootste onderuitputting in het woningmarkt domein is de huurtoeslag.
De uitgaven voor de huurtoeslag zijn in 2024 lager dan eerder werd geraamd, vooral
doordat de inkomens in 2024 hoger waren dan eerder ingeschat. Daarnaast was de gemiddelde
huurontwikkeling van huurtoeslagontvangers lager, stroomden er minder statushouders
uit naar reguliere huisvesting en was de werkloosheid lager dan eerder geraamd.
Dat voor verschillende regelingen niet alle beschikbare middelen zijn uitgeven zoals
initieel begroot heeft verschillende oorzaken en is per regeling/situatie verschillend.
Zo zijn er voor de Stimuleringsregeling Flex- en Transformatiewoningen bijvoorbeeld
significant minder aanvragen binnengekomen dan eerder werd verwacht. Om dez beschikbare
middelen toch nog voor de woningmarkt in te zetten is er vorig jaar voor gekozen om
dit geld te herbestemmen naar de regeling van het Volkshuisvestingsfonds en naar de
Binnenstedelijke Transformatiefaciliteit. Daarnaast hebben er verschillende kasschuiven
naar 2025 plaatsgevonden, zoals o.a. voor de reallocatie van de middelen t.b.v. de
doorbouwgarantie (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 VII, nr. 14) en t.b.v. grootschalige woningbouw. Deze middelen worden dus alsnog uitgegeven,
alleen in een later jaar.
2
Wat gaat u concreet doen om ervoor te zorgen dat in 2025 en daarna de budgetten voor
woningbouw en betaalbaarheid ook daadwerkelijk worden besteed, en niet opnieuw leiden
tot miljoenenoverschotten op papier?
Antwoord:
De middelen moeten helpen bij de financiële opgave die bij gemeenten resteert bij
de opgave van 100.000 woningen per jaar, waarvan 2/3e betaalbaar en 30% sociaal. Ongeveer de helft van de middelen komen beschikbaar via
de Realisatiestimulans. De bijdrage is verantwoord omdat na het halen van start bouw
voor betaalbare woningbouw een gemeente meer kosten heeft gemaakt dan ze aan opbrengsten
binnenhalen. De Realisatiestimulans dekt ongeveer de helft van het tekort wat gemeenten
ervaren. Dit verlicht de financiële opgave voor gemeenten, en maakt het makkelijker
voor gemeenten om meer projecten te kunnen uitvoeren. Met flankerend beleid zoals
parallel plannen en ondersteuning van ambtelijke capaciteit geven we aandacht aan
de andere randvoorwaarden die op orde moeten zijn om de woningbouwambities waar te
maken.
3
Waarom maakt een aanzienlijk deel van de rechthebbenden geen gebruik van de huurtoeslag,
gezien er bij de huurtoeslag 369,5 miljoen euro minder verplicht en uitgegeven is
dan begroot door deels «niet gebruik»? Welke drempels ervaren deze mensen, en hoe
gaat u actief communiceren en de toegang verbeteren om te zorgen dat iedereen die
recht heeft op huurtoeslag deze ook aanvraagt?
Antwoord;
De meevaller bij de huurtoeslag is niet veroorzaakt door (een verhoging van) het niet-gebruik,
maar door:
• Een hogere inkomensontwikkeling voor bovenminimale inkomens;
• Een naar beneden bijgestelde uitstroom van statushouders naar reguliere huisvesting;
• Een lagere gemiddelde huurontwikkeling binnen de huurtoeslagpopulatie;
• Een naar beneden bijgestelde werkloosheid.
Het niet-gebruik van de huurtoeslag schommelt al jaren rondom de 10%, soms iets meer,
soms iets minder. Voor de huurtoeslag is er ook sprake van langdurig niet-gebruik.
Uit verschillende onderzoeken (onder meer uit het onlangs gepresenteerde onderzoek
van het CPB) blijken de volgende oorzaken bij te dragen aan het niet gebruik van huurtoeslag:
• De hoogte van de huurtoeslag heeft invloed op het niet-gebruik. Huishoudens die een
laag bedrag aan huurtoeslag ontvangen doen minder een beroep op huurtoeslag;
• Onzekerheid over het aanvragen van toeslagen en het eventueel te moeten terugbetalen
maakt dat huishoudens minder vaak een (huur)toeslag aanvragen;
• Het niet afhankelijk willen zijn van de overheid is een reden om geen toeslag aan
te vragen;
• Onbekendheid met de regelgeving (mensen weten niet dat ze in aanmerking komen voor
huurtoeslag).
Tevens blijkt dat het hoogste niet-gebruik van de huurtoeslag voor komt bij huishoudens
boven de AOW-leeftijd en/of huishoudens met een inkomen boven de inkomensgrens van
het passend toewijzen. Huishoudens met een laag inkomen, zoals huishoudens die bijstand
ontvangen, kennen een lager niet-gebruik. Tevens is het niet-gebruik hoger bij huurders
die huren van een particuliere verhuurder dan van huurders die huren van een woningcorporatie;
Naast de vier sporen die voortkomen uit de integrale strategie om niet-gebruik tegen
te gaan is Dienst Toeslagen in 2024 een pilotsamenwerking gestart met de koepelorganisatie
voor woningbouwcorporaties (Aedes) om het niet-gebruik op huurtoeslag tegen te gaan.
Binnen deze samenwerking is communicatiemateriaal beschikbaar gesteld voor corporaties
zodat zij hun huurders via eigen communicatiekanalen kunnen wijzen op huurtoeslag.
Aanvullend op deze samenwerkingen zet Dienst Toeslagen verder in op (PR)-communicatie/campagnes
gedurende diverse relevante momenten in het jaar en op relevante momenten voor specifieke
doelgroepen. Daarnaast zet Dienst Toeslagen zich in om relevante samenwerkingen op
te zetten met partijen en organisaties die in contact staan met burgers. Ook werkt
Dienst Toeslagen aan betere informatievoorziening.
Tot slot, doordat bepaalde gegevens m.b.t. de verhuur van woningen niet beschikbaar
zijn, is het voor Dienst Toeslagen niet mogelijk om bijv. de gehele populatie van
rechthebbende op huurtoeslag te attenderen.
4
Wat zijn de concrete oorzaken van het uitblijven van voldoende aanvragen en de vertragingen
bij de start van de bouw van flex- en transformatiewoningen, ondanks de hoge urgentie,
en ligt dit aan een gebrek aan aantrekkelijkheid van de regelingen, te complexe voorwaarden
of andere belemmeringen?
Antwoord:
In de brief van 19 december 2024 (Kamerstukken II, 2024–2025, 32 847, nr. 1239) is aangegeven dat de 75 procent van de bouwprojecten die in de periode 2022–2024
een bijdrage hebben gekregen uit de Stimuleringsregeling Flex- en Transformatiewoningen
verlopar verwachting worden vrijwel alle resterende woningen in 2024 of 2025 opgeleverd
waarvoor middelen zijn toegekend. Er zijn vijf projecten geannuleerd. In de meeste
gevallen komt dit door onvoldoende draagvlak bij de betrokken gemeenteraden.
Bij brief van 3 februari 2025 (Kamerstukken II, 2024–2025, 32 847, nr. 1245) is aangegeven dat sinds de voorwaarden voor de SFT-regeling zijn aangescherpt, het
aantal aanvragen is achtergebleven. Uit een interviewronde van Twijnstra Gudde met
gemeenten die ervaring hebben met de SFT-regeling en uit signalen van het RVO Expertteam
woningbouw, VNG en Aedes blijkt dat er diverse redenen zijn waarom de regeling niet
aantrekkelijk is. De belemmeringen die het meest genoemd worden, zijn: (1) de voorwaarde
dat de woningen in principe binnen 12 maanden opgeleverd moeten zijn, (2) de hoogte
van de bijdrage per woning, (3) de administratieve lasten die samenhangen met capaciteitsproblemen.
De voorwaarden van de regeling zijn inmiddels aangepast en de administratieve lasten
zijn aangepakt.
5
Is er bekend waarom er minder aanspraak gemaakt is op de subsidie bevordering eigen
woningbezit, zo ja wat is de reden?
Antwoord:
Aan de BEW is minder uitgegeven als gevolg van verhuizingen/verkoop en inkomenstoetsen
waardoor minder eigenaren in aanmerking komen voor een betaling ineens van de bijdrage
voor de laatste 15 jaar.
6
Wat zijn oorzaken van de vertragingen bij start bouwwerkzaamheden van projecten waarvoor
aanspraak gemaakt is op de Stimuleringsregeling Flex- en Transformatiewoningen en
welke kansen ziet u om deze vertraging in het heden te voorkomen?
Antwoord:
De oorzaken voor vertragingen voor de woningen uit de SFT-regeling zijn grotendeels
dezelfde als bij reguliere woningen. Bij flexwoningen komt hierbij het imago van de
eerste generatie woningen. De nieuwe generaties zijn hoogwaardige duurzame woningen
die voldoen aan de bouweisen voor reguliere nieuwbouw. Bemoedigend is dat het aantal
vergunningen volgens het CBS vorig jaar met 47 procent is gestegen ten opzichte van
2023 (van ruim 4100 naar bijna 6200 woningen).
In de brief van 19 december 2024 (Kamerstukken II, 2024–2025, 32 847, nr. 1239) is aangegeven dat de 75 procent van de bouwprojecten volgens afspraak verlopen.
Naar verwachting worden vrijwel alle resterende woningen in 2024 of 2025 opgeleverd
waarvoor middelen zijn toegekend. Met de versoepeling van de SFT-regeling vanaf 2025
kunnen gemeenten doorlopend aanvragen indienen waardoor start bouwwerkzaamheden goed
voorbereid kan worden.
7
Waar ligt de oorzaak van het feit dat betalingen voor de verplichting op de regeling
Subsidie Vereniging van Eigenaren in 2024 niet meer hebben plaatsgevonden?
Antwoord:
In eerdere jaren zijn er verplichtingen aangegaan voor de SEEH (voorloper van de huidige
subsidie voor VvE’s, de SVVE) waarvan de verwachting was dat deze aanvragen in 2024
vastgesteld zouden worden. Dit is in 2024 nog niet voor alle aanvragen gebeurd. Deze
projecten zijn nog niet afgerond en verlengd. De verwachting is dat voor deze verplichtingen
in 2025 de laatste betalingen zullen worden gedaan.
8
Waar ligt de oorzaak van het feit dat bij zowel de regeling voor de subsidie industriële
aanpak als bij de regeling subsidie procesondersteuning binnen de subsidie renovatieversneller
de vraag achterloopt bij de raming, waardoor 5 miljoen niet meer in 2024 afgehandeld
is?
Antwoord:
Bij de Meerjarige Experimenten Effectieve Renovatiestromen (MEER), de investeringssubsidie
voor industriële aanpakken, was de vraag lager dan de raming omdat het consortia meer
tijd heeft gekost renovatieprogramma’s op te zetten en in te dienen. Desondanks zijn
in 2024 2 tranches van de MEER-subsidie met succes afgerond. In totaal is er 50 miljoen
euro toegekend aan 6 regionale samenwerkingsverbanden.
De Subsidieregeling procesondersteuning opschaling renovatieprojecten (SPOR) voor
het inhuren van procesondersteuning bij het bundelen van renovatieplannen is tot op
heden minder benut doordat deze minder goed aansluit bij de doelgroepen verhuurders
en eigenaar-bewoner. Dit heeft o.a. te maken met de de-minimisverordening voor woningcorporaties
en de ondergrens van 30 koopwoningen voor particuliere woningeigenaren. De regeling
wordt voornamelijk gebruikt door VvE’s die willen verduurzamen.
9
Wat is de reden dat er in 2024 meerjarige verplichtingen aangegaan zijn in de subsidie
voor het Warmtefonds, voor een lager bedrag dan geraamd?
Antwoord:
Er was nog verplichtingenruimte beschikbaar op de begroting van de beschikking uit
eerdere jaren. Deze is per abuis niet afgeboekt. Hierdoor was er veel minder verplichtingenbudget
benodigd voor de subsidie die is uitgegaan in 2024.
10
Wat is de oorzaak van het feit dat eerdere verstrekte aanvragen voor de subsidie verduurzaming
en onderhoud huurwoningen in 2024 uitgesteld zijn en daarmee niet alle aanvragen voor
deze subsidie in 2024 tot betaling gekomen zijn?
Antwoord:
Er is niet zo zeer sprake van uitstel. De subsidie SVOH wordt uitbetaald nadat de
werkzaamheden zijn uitgevoerd en de aanvrager een verzoek tot subsidievaststelling
heeft ingediend. Hiervoor geldt een termijn van maximaal 24 maanden na het verleningsbesluit.
Een voorwaarde voor de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH)
in 2024 was dat bij aanvragen tot € 125.000 de werkzaamheden al waren gestart vóór
indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling. Voor een deel van de verleende
aanvragen was op 31 december 2024 nog niet gestart met de uitvoering van de werkzaamheden.
Hierdoor konden deze aanvragers nog geen vaststellingsverzoek indienen en is de betaling
conform de regeling uitgesteld.
11
Op welke termijn zal de verwerking van de aanvragen voor de subsidie verduurzaming
en onderhoud huurwoningen bijgewerkt zijn nu er sprake is van een achterstand en de
aanvragen aantrekken?
Antwoord:
Er is op dit moment geen sprake van een achterstand in de verwerking van aanvragen
voor de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH). De gemiddelde
afhandelingstermijn bedraagt momenteel circa 8 weken, terwijl de wettelijke beslistermijn
13 weken is.
Wel komt het voor dat individuele aanvragen meer tijd vragen, met name wanneer de
ingediende aanvraag onvolledig of inhoudelijk onvoldoende onderbouwd is. In die gevallen
stelt RVO nadere vragen aan de aanvrager.
12
Wat is de oorzaak van het feit dat de raming van de verplichtingen aan de hoge kant
was bij de subsidie verduurzaming maatschappelijk vastgoed?
Antwoord:
In het najaar 2024 is de raming van de verplichtingen opgehoogd op basis van de prognose
van de aanvragen, mede naar aanleiding van cijfers van eerdere rondes en gesprekken
met de doelgroep. Deze inschatting bleek vervolgens toch aan de hoge kant, waardoor
het verplichtingenbudget niet geheel is uitgeput.
13
Zijn er met een lagere verplichting van 109,3 miljoen euro en lagere uitgaven van
26,6 miljoen euro op diverse posten van artikel 4 Energietransitie gebouwde omgeving
en bouwkwaliteit, andere posten binnen hetzelfde artikel die extra budget hadden kunnen
gebruiken ten gunste van de energietransitie, en zo ja welke posten waren dit en waarom?
Antwoord:
De lagere uitgaven in 2024 betreffen grotendeels de uitgaven op diverse subsidieregelingen
op artikel 4. Deze middelen zijn in 2025 weer ter beschikking gesteld in dezelfde
regelingen. De lagere verplichtingen hangen voor een deel hiermee samen. Daarnaast
ook met de bevoorschottingsystematiek van subsidies. Die variëren van 50 tot 70%.
Hier tegenover wordt in de begroting rekening gehouden met 100% verplichtingenruimte.
14
Zijn ten aanzien van het verplichtingenbudget van het Kadaster, dat 18,2 miljoen euro
lager uitgevallen is, alle ambities ook vertaald in opdrachten naar het Kadaster zoals
de wens voor het opstellen van een huurregister en kunt u het antwoord onderbouwen?
Antwoord:
De in 2024 aangegane verplichtingen voor 2025 zijn lager dan verwacht, waardoor er
een onderschrijding is op het verplichtingenbudget. Het kasbudget 2024 is echter nagenoeg
volledig uitgeput. Binnen de mogelijkheden van het kasbudget zijn alle ambities rond
de Nationale Geo-Informatie Infrsatructuur (NGII) en Omgevingswet omgezet in opdrachten aan Kadaster.
Het huurregister valt niet onder artikel 5 van de begroting maar onder artikel 3.
Het kabinet voert op dit moment een nadere verkenning uit naar een huurregister (Kamerstukken II 2024–2025, 27 926, nr. 391). Het Kadaster is bij de verkenning van een huurregister betrokken. In de voorjaarsnota
is structureel 4 miljoen euro beschikbaar gemaakt voor het huurregister.
15
Kunt u (bij benadering) aangeven, gezien het medio 2025 is, welk percentage van het
beschikbare subsidiebedrag stimuleringsmiddelen wooncoöperaties zal worden uitgegeven
op basis van het aantal aanvragen? Zijn er mogelijk weer minder verplichtingen dan
ingeschat?
Antwoord:
De middelen zijn bedoeld om een revolverend fonds op te richten en uit te voeren.
In april 2025 zijn de subsidieaanvragen van potentiële fondsuitvoerders daarvoor ontvangen.
Zodra deze zijn beoordeeld zal een beschikking worden opgesteld om de subsidie te
verlenen waarbij de subsidie nog dit jaar zal worden verstrekt. Daarmee kan een uitvoerder
een fonds oprichten om wooncoöperaties te financieren.
16
Kunt u aangeven wat mogelijke oorzaken zijn dat op beide regelingen de vraag achterloopt
bij de raming en wat er wordt gedaan om meer vraag te genereren?
Antwoord:
De oorzaken van het achterlopen zijn in vraag 8 reeds benoemd. Vanwege het lange aanvraagproces
gaat in september 2025 de 3e en tevens laatste tranche van de MEER subsidie worden opengesteld met een budget
van € 20 mln. (Staatscourant 2025, nr. 17578). De Subsidieregeling procesondersteuning opschaling renovatieprojecten (SPOR) wordt
voornamelijk gebruikt door VvE’s die willen verduurzamen. VvE’s hebben een langer
besluitvormingsproces voor subsidieaanvragen. Daarom heb ik besloten het subsidieplafond
voor de jaren 2025 en 2026 te verlagen, zodat dit beter aansluit bij de actuele behoefte.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede ondertekenaar
C.E. Morrin, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.