Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag schriftelijk overleg over o.a. de Geannoteerde Agenda voor de Energieraad van 16 juni 2025 (Kamerstuk 21501-33-1132)
21 501-33 Energieraad
Nr. 1136
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 10 juni 2025
De vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over de Geannoteerde Agenda voor de Energieraad
van 16 juni 2025 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1132), Appreciatie van de voorgestelde verlenging van de Europese gasopslagbepalingen
en de aanbeveling van de Commissie voor komend vulseizoen (Kamerstuk 29 023, nrs. 557 en 564), Fiche: Mededeling staal en metaal actieplan (Kamerstuk 22 112, nr. 4044), Verslag Informele Energieraad 13 mei (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1131) en Appreciatie Publicatie REPowerEU Routekaart (Kamerstuk 22 112, nr. 4074).
De vragen en opmerkingen zijn op 5 juni 2025 aan de Minister van Klimaat en Groene
Groei voorgelegd. Bij brief van 10 juni 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Thijssen
Adjunct-griffier van de commissie, Teske
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en antwoord en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-Fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
stukken voor het schriftelijk overleg over de Energieraad van 16 juni 2025. Deze leden
hebben hierover nog een aantal vragen.
Vraag 1
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben een aantal vragen over energieveiligheid.
Er liggen concept Raadsconclusies voor waarin onder andere aandacht wordt besteed
aan de versterking van de Energie-Unie, cyberveiligheid en steun aan Oekraïne vanwege
de voortdurende Russische aanvallen op kritieke energie-infrastructuur. Wordt er in
de concept Raadconclusies ook aandacht besteed aan het stoppen van Russische energiebronnen?
Zo niet, waarom niet? Zo wel, gaat dat dan zowel over gas als ook over verrijkt uranium?
Antwoord 1
Op 6 mei 2025 heeft de Europese Commissie de REPowerEU Routekaart voor het beëindigen
van de Russische energie-import in de Unie gepubliceerd. De Routekaart schetst de
Europese strategie om de resterende Russische energie-import geleidelijk af te bouwen
en focust op gas, olie, uranium en ander nucleair materiaal. De Kamer is per brief
van 30 mei jl. over de inzet van het kabinet geïnformeerd.1
De onderhandelingen over de concept Raadconclusies zijn op het moment van schrijven
nog niet afgerond. In de laatste conceptversie van de Raadsconclusies wordt het belang
benadrukt om zo snel mogelijk een einde te maken aan de afhankelijkheid van de EU
van Russische fossiele brandstoffen en verwezen naar het REPowerEU-plan van 2022 en
de door de Commissie recent gepubliceerde REPowerEU Routekaart. Daarnaast wordt in
de conceptversie een oproep gedaan aan de Commissie om uiterlijk eind juni 2025 de
in de Routekaart aangekondigde wetgevingsvoorstellen voor te leggen.
Vraag 2
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien in de REPowerEU Routekaart dat er acties
zijn opgenomen over de import van Russisch uranium en ander nucleair materiaal. Landen
moeten nationale plannen opstellen en daarbij specifieke doelen stellen om Russisch
uranium en ander nucleair materiaal uit te faseren. Wat is hierbij de inzet van de
Minister? Gaat de Minister ervoor pleiten dat dit zo snel en zo strikt mogelijk wordt
doorgevoerd? Wat heeft het uitfaseren van Russisch uranium voor gevolgen voor Nederland
en de bouw van nieuwe kerncentrales?
Antwoord 2
Het kabinet is voorstander van het zo snel mogelijk uitfaseren van de import van Russisch
uranium, zolang dit zorgvuldig gebeurt en het geen significante gevolgen heeft voor
de Europese leveringszekerheid. Deze boodschap draagt het kabinet ook uit in Brussel.
Nederland kent op dit moment geen directe afhankelijkheid van Rusland ten aanzien
van de elektriciteitsproductie van kernenergie en is voornemens dit door te zetten
bij nieuwe kerncentrales. Het uitfaseren van Russisch uranium heeft dus geen gevolgen
voor de nieuwe kerncentrales. Op dit moment is er voor de kerncentrale Borssele nog
wel een indirecte afhankelijkheid van Rusland bij het hergebruik van uranium en de daarmee gepaard
gaande vermindering van radioactief afval en de inzet van natuurlijke grondstoffen.
Deze afhankelijkheid is niet zomaar te doorbreken omdat de opslagfaciliteiten bij
COVRA nu ingericht zijn op het proces van hergebruik. Bovendien is er wereldwijd geen
alternatief voor die specifieke stap in het proces die in Rusland wordt uitgevoerd.
Het kabinet is met verschillende partijen in gesprek over een alternatieve oplossing.
Vraag 3
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de Routekaart dat ook als actie een
stapsgewijs verbod op Russisch gas is opgenomen. De Commissie wil een verbod voor
import onder nieuwe contracten en bestaande spotcontracten per eind 2025 en een verbod
op import onder bestaande langlopende contracten uiterlijk eind 2027. Waarom wordt
dit laatste pas in 2027 verboden? Waarom niet ook in 2025? Kan de Minister pleiten
voor eerdere stop op de import van Russisch gas? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3
De stapsgewijze aanpak borgt dat de uitfasering van Russisch gas plaatsvindt zonder
onaanvaardbare gevolgen voor de EU-gasleveringszekerheid. Hierbij speelt een aantal factoren een rol. Tussen 2021 en 2024 is aandeel
van Russisch gas (incl. LNG) in de totale gasimport van de EU gedaald van 45% naar
circa 19%2. Deze resterende import vindt voor een belangrijk deel plaats op basis van bestaande
langetermijncontracten die in het verleden zijn afgesloten. Een aantal EU-lidstaten
kent bovendien nog een grote mate van afhankelijkheid van Russisch gas. Met de voorgestelde
gefaseerde aanpak wordt eerst bewerkstelligd dat nieuwe stromen worden voorkomen en
import op basis van korte termijn (spot) contracten stopt. Voor het daarna uitfaseren
van de import op basis van langetermijncontracten is het van belang dat dit in de
tijd samenvalt met het moment dat er mondiaal meer alternatief aanbod beschikbaar
komt en dat er voldoende tijd is om daarmee de Russische importstromen te vervangen.
In 2026 en 2027 komt er wereldwijd veel nieuw LNG aanbod op de markt beschikbaar.
De planning van de Commissie, met een verbod op import uiterlijk eind 2027, sluit
hierbij aan.
Vraag 4
Deze leden zijn van mening dat er snellere en bindende acties nodig zijn op het gebied
van productstandaarden en aanbesteding. Circulariteit en markten voor groene producten
zouden een prominentere rol in het plan moeten hebben. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Welke acties neemt zij hierop, ook gegeven de aangenomen motie-Thijssen die de regering
heeft verzocht om in Brussel te pleiten voor meer Europese inzet op vraagcreatie van
duurzame producten (Kamerstuk 21 501-30, nr. 633)? Kan de Minister toelichten hoe het staat met de uitvoering van deze motie?
Antwoord 4
Conform het BNC-fiche bij de algemene mededeling rond de Clean Industrial Deal (CID),
deelt het kabinet de opvatting dat de uitwerking rond de pijler circulaire economie
ambitieuzer had kunnen zijn, in lijn met de Europese doelstellingen op dit terrein.
Aangezien beide publicaties nog geen wetgeving bevatten, is er nog ruimte de Commissie
hierop aan te sturen, bijvoorbeeld met betrekking tot circulair gebruik van grondstoffen.
Wat het kabinet betreft zullen de circulaire ambities met name worden uitgewerkt in
de Circular Economy Act, die voor 2026 is gepland. Daarnaast vormen deze ambities
ook een onderdeel van andere aangekondigde wetgeving binnen de Clean Industrial Deal,
zoals de Industrial Decarbonisation Accelerator Act. Het kabinet is van mening dat
een goed functionerende circulaire economie investeringszekerheid en duurzaam gebruik
van goederen stimuleert en daarmee ook van wezenlijk belang is in het kader van groene
marktcreatie, specifiek vraagstimulering naar groene producten. In het BNC- fiche
heeft het kabinet reeds aangegeven dat het bij de Commissie wil bepleiten dat concrete
voorstellen eerder worden gepubliceerd. De Kamer ontvangt in de loop van dit jaar
een brief waarin het kabinet het toekomstperspectief van de energie-intensieve industrie
schetst, ook in EU verband, conform de motie-Thijssen.
Vraag 5
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Minister met betrekking tot het
unilateraal opleggen van productiestandaarden over het algemeen terughoudend is. Hoe
is het genoemde label als verplichting in de Ecodesign-wetgeving niet een productiestandaard?
Waarom is de Minister terughoudend in het opnemen van productiestandaarden als dit
goed is voor de strategische onafhankelijkheid, goed is om de circulariteitsdoelstelling
te halen, goed is voor de concurrentiekracht van de industrie en goed is om de klimaatdoelstellingen
te halen?
Antwoord 5
Een label zoals bedoeld in de Ecodesign-regelgeving is formeel geen productiestandaard.
Waar productiestandaarden technische eisen stellen aan de wijze waarop een product
wordt ontworpen of geproduceerd, geeft een label onder de Ecodesign-regelgeving informatie
over de milieu-impact van het product. Hoewel productiestandaarden kunnen bijdragen
aan strategische onafhankelijkheid en circulariteitsdoelstellingen, is de Nederlandse
markt daarvoor te klein om zelfstandig op te treden en is Europese samenwerking essentieel.
Binnen de Ecodesign-regelgeving is het voor lidstaten niet toegestaan om nationale
strengere eisen te stellen, vanwege het belang van een goed functionerende interne
markt. Het kabinet zet daarom in op het gebruik van labels om groene consumptie te
stimuleren.
Vraag 6
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden dat er naast publieke aanbestedingen
ook meer private investeringen moeten worden gedaan om vraagcreatie aan te wakkeren.
Worden er maatregelen genomen om private vraagcreatie door de gehele waardeketen op
Europees niveau te stimuleren? Wordt daarbij ook gekeken naar één Europese definitie
van wat als duurzaam wordt gezien (bijvoorbeeld als het gaat om «groen staal»)? Kan
de Minister hiervoor pleiten? Waarom wel of niet?
Antwoord 6
Onder de CID wordt inderdaad ingezet op mobiliseren van private investeringen door
de hele waardeketen. Er worden verschillende maatregelen hiervoor verwacht. Zo wordt
in het vierde kwartaal de Industrial Decarbonisation Accelerator Act verwacht waarin
naar waarschijnlijkheid ook maatregelen worden getroffen ter stimulering van private
investeringen. Zoals toegelicht in het BNC-fiche over de CID is de Commissie voornemens
in het tweede kwartaal van 2025 een nieuw staatssteunkader onder de CID, genaamd CISAF,
in werking te laten treden. De Commissie heeft aangekondigd dat het voorgestelde kader
onder meer nieuwe mogelijkheden voor steun om privaat kapitaal te de-risken. Na definitieve
publicatie zal het kabinet de Kamer hier nader over informeren.
Het is van belang nader te definiëren welke producten als «groen» worden gekwalificeerd,
omdat dit bedrijven ook zekerheid geeft groen te produceren en hierin te investeren.
Tegelijkertijd is het definiëren van «groene» producten complex, met name in de sectoren
als staal en chemie. De uitdaging ligt in de herleidbaarheid, het is vaak lastig vast
te stellen of alle componenten van een eindproduct daadwerkelijk duurzaam zijn geproduceerd,
aangezien zulke producten uit meerdere onderdelen bestaan die elk een eigen productieproces
hebben. De Europese Commissie kondigde in het staal- en metaalactieplan aan nader
onderzoek te zullen doen naar een adequate definitie van groen staal. Het kabinet
onderschrijft de noodzaak om op Europees niveau één definitie te hanteren ten behoeve
van een gelijk speelveld en groene marktcreatie.
Vraag 7
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben een aantal vragen over het actieplan
in relatie tot het concurrentievermogen. Hoe snel kan de interne markt voor staal
en metaal binnen de Europese Unie (EU) tot stand komen? Is dit snel genoeg voor de
staalindustrie om de concurrentie met onder ander China en de Verenigde Staten (VS)
aan te kunnen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, welke additionele maatregelen,
die dus sneller effect moeten hebben, gaat de Minister nemen en voor welke additionele
EU-maatregelen gaat zij voor pleiten? De Minister schrijft dat het een goede onderbouwing
wil zien voor de noodzaak tot gericht industriebeleid in bepaalde sectoren ten behoeve
van verduurzaming en versterking van het concurrentievermogen. Gezien de hogere energieprijzen,
gezien de overproductie in andere werelddelen en het dumpen van staal op de Europese
markt, gezien het uitblijven van investeringen in verduurzaming van de staalsector,
gezien de noodsignalen uit Rotterdam, waarom heeft de Minister nog meer onderbouwing
nodig? Wat mist de Minister? Hoe snel verwacht de Minister een goede inschatting te
hebben van de concurrentiesituatie en daarmee wat de benodigde maatregelen zijn om
sectoren in Nederland te laten verduurzamen?
Antwoord 7
De interne-marktbepalingen uit het Verdrag van de Werking van de Europese Unie (VWEU)
zijn ook van toepassing op de Europese staal- en metaalsector. In het BNC fiche erkent
het kabinet ook het strategische belang van de staal- en metaalsector voor het concurrentievermogen,
de verduurzamingsopgave en de weerbaarheid van de EU. Ook erkent het kabinet dat de
internationale concurrentiepositie onder druk staat. Bij eventueel ingrijpen in een
sector is het echter van belang op EU-niveau te bezien welke maatregelen mogelijk
zijn, met inachtneming van het gelijke speelveld, de werking van de interne markt
en de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Daarbij is het van belang dat
eventuele maatregelen niet leiden tot het in stand houden van vervuilende industriële
activiteiten, maar juist gepaard gaan met stappen richting verduurzaming. Daarnaast
is het van belang dat de juiste comparatieve voordelen in de EU en tussen lidstaten
worden benut en ingrijpen niet mondiaal reacties uitlokt die de sector of het bredere
bedrijfsleven nog harder schaden. Daarbij mag de sector van de EU en het kabinet verwachten
dat een goed ecosysteem wordt gecreëerd dat groene productie van hoogwaardig staal
stimuleert. In dit ecosysteem is zekerheid over beschikbaarheid en kosten van energie,
gedegen regelgeving en het voorhanden zijn van de juiste goederen voor productie essentieel.
Vraag 8
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Minister zich inzet voor een
geharmoniseerde aanpak gericht op een gelijk speelveld binnen Europa en op het verbeteren
van het Europese speelveld ten opzichte van de rest van de wereld. Hoe waarschijnlijk
vindt de Minister dat het lukt om deze geharmoniseerde aanpak voor elkaar te krijgen?
Is het kabinet het met deze leden eens dat er op dit moment geen geharmoniseerde aanpak
is? Wat nu als het niet lukt om deze geharmoniseerde aanpak voor elkaar te krijgen?
Antwoord 8
Het Europese Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) is een geharmoniseerd instrument,
dat het intra-Europese gelijk speelveld bevordert in onder meer de EU staal- en metalensector.
Dat doet het CBAM door de CO2-uitstoot die is vrijgekomen bij de productie van bepaalde goederen buiten de EU,
aan de grens te corrigeren middels een heffing. Het CBAM vormt een aanvulling op het
huidige Europese emissiehandelssysteem (EU ETS), dat eveneens als een geharmoniseerd
instrument functioneert. Zowel het CBAM als het ETS worden herzien, waarbij specifiek
wordt gekeken naar het versterken van het gelijk speelveld.
De Commissie heeft aangegeven, tegen de achtergrond van de aanstaande ETS- en CBAM-herziening,
te werken aan maatregelen die zich onder meer richten op het concurrentienadeel door
de hoge energieprijzen in de EU.
Vraag 9
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het fiche dat er in algemene zin
kan worden gesteld dat het goed is dat de Commissie de problematiek van oneerlijke
concurrentie, omzeilingspraktijken door derde landen en overcapaciteit in de sector
serieus neemt, maar dat bij de uitwerking wel aandacht dient te zijn voor proportionaliteit,
praktische uitvoerbaarheid (regeldruk), inachtneming van Wereldhandelsorganisatie-regels,
en de gevolgen en mogelijk hogere kosten voor andere sectoren. Zo kan bijvoorbeeld
de voorgestelde «melted and poured» regel potentieel tot extra regeldruk leiden, doordat
het meer inspanning kost van bedrijven om de origine van het staal te achterhalen.
Kan de Minister aangeven wat volgens de Minister een groter concurrentienadeel geeft
ten op zicht van bedrijven buiten de EU, namelijk de oneerlijke concurrentie en omzeilingspraktijken
of de extra regeldruk? Hoe verhouden deze twee factoren zich tot elkaar? Het fiche
gaat over regels afspreken met elkaar om de staalindustrie concurrerend te maken.
Hoe strookt dat met het streven om de regeldruk te verminderen? Kan de Minister dit
onderbouwen?
Antwoord 9
Een proportionele en gerichte vermindering van overbodige regelgeving kan de concurrentiepositie
van de markt versterken. De Europese Commissie is voornemens hiertoe diverse Omnibussen
te publiceren, waarvan er in februari reeds twee zijn gepresenteerd, onder andere
gericht op het CBAM, de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en de
Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD). Daarnaast wordt bestaande
en nieuwe EU-wetgeving in het kader van de Clean Industrial Deal (CID) herzien en
ontworpen om het concurrentievermogen te versterken. Gecombineerd leveren deze maatregelen
een slagvaardiger en effectiever beleid op, zonder dat daarbij de oorspronkelijke
beleidsdoelstellingen uit het oog worden verloren. Het kabinet steunt dit.
Vraag 10
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen dat de Commissie voornemens is om
Europese regelgeving rondom methaan af te zwakken. Deze leden vrezen dat de EU hierdoor
meer Amerikaans liquefied natural gas (LNG) zal gaan importeren. Onderschrijft de
Minister dit voornemen van de Commissie en onderschrijft de Minister ook deze zorg?
Waarom wel of niet? Wat is de inzet hierbij in de Brussel? Is de Minister voornemens
tegens het afzwakken van methaanregulering te pleiten? Waarom wel of niet? Ziet de
Minister ook dat het afzwakken van deze regulering kan leiden tot meer energie-afhankelijkheid
van landen buiten Europa? Hoe ziet de Minister deze deregulering in het licht van
haar eigen ambities om energie-onafhankelijk te worden?
Antwoord 10
Het kabinet is niet bekend met een voornemen van de Commissie om Europese regelgeving
rondom methaan af te zwakken. Wel zet het kabinet zich in om praktische knelpunten
bij de uitvoering van de methaanverordening over het terugdringen van methaanemissies
in de energiesector onder de aandacht te brengen in Brussel. Dit ten behoeve van een
effectieve en uitvoerbare implementatie zonder afbreuk te doen aan de duurzaamheidsdoelstellingen.
Er is daarom geen sprake van een afzwakking die leidt tot een grotere energie-afhankelijkheid
van landen buiten Europa.
Vraag 11
Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nog enkele vragen over desinformatie
op het gebied van klimaat en milieu. In het verslag van de Milieuraad waar dit is
besproken is aangegeven dat Nederland heeft onderschreven dat de verspreiding en impact
van desinformatie de afgelopen jaren is toegenomen en dat dit een serieuze bedreiging
vormt voor de democratische rechtsorde. Daarnaast is conform motie-Kröger (Kamerstuk
21 501-33, nr. 1117) gepleit voor het belang van het veiligstellen van klimaatwetenschap en -data. Wat
is nu de opvolging van dit traject? Wanneer krijgen deze leden meer te horen over
wat de EU kan en gaat doen om klimaatwetenschap en -data veilig te stellen? Wanneer
kan de Minister updates hierover met de Kamer delen?
Antwoord 11
Klimaatwetenschap is een fundament onder het klimaatbeleid, nationaal en internationaal.
De ontwikkelingen in de VS hebben het belang van – en de risico’s voor – klimaatwetenschap
extra onder de aandacht gebracht. Nederland heeft de zorgen omtrent klimaatdata op
verschillende momenten onder de aandacht gebracht bij Europese collega’s, zowel op
politiek als ambtelijk niveau. De demissionair Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap heeft bijvoorbeeld contact met zijn collega’s over de ondersteuning aan
wetenschappers in en uit de VS.3
Daarnaast is er met Frankrijk en België contact geweest over specifiek de risico’s
voor klimaatdata en zal ook met Duitsland en Denemarken hierover gesproken worden.
Binnen Nederland heeft het KNMI een inventarisatie gedaan van klimaatdatasets die
voor hen relevant zijn. Zij ervaren nog geen problemen door verminderde beschikbaarheid,
maar kijken naar mogelijkheden om de effecten van het wegvallen te beperken. Ook kunnen
ze gehoor geven aan ad-hoc verzoeken van klimaatwetenschappers om kopieën te maken.
De organisatie SURF, die in Nederland de opslag van wetenschappelijke gegevens verzorgt,
stelt ook voldoende capaciteit te hebben om noodzakelijke kopieën te kunnen maken.
Op Europees niveau wordt intussen gewerkt aan een inventarisatie van wetenschappelijke
data en vindt coördinatie plaats om de opslag daarvan zeker te stellen. Dit omvat
ook nadrukkelijk klimaatdata. De Europese Commissie en de European Open Science Cloud verkennen welke data een risico lopen om weg te vallen en welke landen en organisaties
het best geschikt zijn om deze eventueel op te slaan. De resultaten daarvan worden
vóór de zomer verwacht. Vanzelfsprekend blijft het kabinet de ontwikkelingen nauwgezet
volgen en houden het nauw contact met betrokken instellingen binnen Nederland. Het
is immers cruciaal voor klimaatwetenschappers, maar ook voor bijvoorbeeld de weersvoorspellingen
in Nederland en Caribisch Nederland, dat relevante data beschikbaar blijft.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-Fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda en hebben daarover nog enkele vragen.
Vraag 12
De leden van de NSC-fractie constateren dat de import van Russische fossiele brandstoffen
is vervangen door de import van Amerikaans LNG, waardoor de ene ongewenste onafhankelijkheid
vervangen lijkt door de andere, en vragen de Minister of zij in het kader van diversificatie
kansen ziet om op termijn ook fossiele brandstoffen (en grondstoffen zoals koper,
ten behoeve van het Europese stroomnet) te importeren uit Groenland of Suriname, die
immers beide Nederland respectievelijk de EU uitdrukkelijk hebben uitgenodigd om hierover
in onderhandeling te treden.
Antwoord 12
Nederland zet zich al jaren in voor optimalisatie van eigen productie en een zo divers
mogelijke import. De werking van de gasmarkt en het gassysteem is er ook op gericht
om gas uit zo veel mogelijk diverse bronnen te stimuleren en mogelijk te maken. In
de praktijk komt er ook gas uit diverse bronnen naar Nederland: per pijpleiding uit
Noorwegen, het VK en België en in de vorm van LNG. Een groot deel van het LNG komt
op dit moment uit de VS. Het LNG kan echter ook uit andere productielocaties in de
wereld komen, zoals uit Suriname. Partijen die in Nederland beschikken over LNG-importcapaciteit
en deze gebruiken om LNG te importeren, kunnen overal ter wereld LNG inkopen. Dat
doen zij ook. Er komt in de jaren vanaf 2026 in verschillende landen LNG-productiecapaciteit
bij en er lopen in verschillende landen initiatieven voor nieuwe LNG-productiecapaciteit.
Deze LNG-producenten hebben een divers en stevig klantenportfolio nodig, inclusief
de EU.
Het is dus de verwachting dat er in toenemende mate uit een steeds groter aantal landen
LNG naar Europa zal komen. Europa is en blijft voor LNG-producenten namelijk een belangrijke
afzetmarkt. Binnen de EU is het aantrekkelijk om LNG naar Nederland te brengen en
het op de TTF te kunnen verhandelen, als veruit de meest liquide handelsplaats in
Europa. Concreet kunnen LNG-producenten in Europa importcapaciteit boeken of een samenwerking
aangaan met partijen die in Europa al beschikken over importcapaciteit. Nederland
en de EU spelen hierin een faciliterende rol, bijvoorbeeld door bedrijven uit producerende
landen te wijzen op de mogelijkheden voor samenwerking. Ook heeft de Europese Commissie
recent in het Actieplan betaalbare energieprijzen voorstellen gedaan om de inkooppositie
van bedrijven in de EU verder te verstevigen.
Vraag 13
De leden van de NSC-fractie lezen dat er in Denemarken zogenaamde kill switches zijn
gevonden in zonnepalen, laadpalen, batterijen en warmtepompen geproduceerd in China
(en verkocht of te koop op de interne markt) middels welke China de apparatuur op
afstand aan of uit kan zetten, en vragen of de Minister de aanwezigheid van deze switches
in andere lidstaten in kaart wil brengen, hoe zij uitvoering zal gaan geven aan de
aangenomen Kamermotie Six Dijkstra-Postma (Kamerstuk 30 821, nr. 288) om deze kill switches te weren uit consumentenapparatuur, en of zij een expliciet
verbod wil bepleiten op EU-niveau.
Antwoord 13
Het kabinet is bekend met de berichtgeving uit de Verenigde Staten en Denemarken over
ongedocumenteerde componenten in apparaten en installaties voor de opwekking en het
gebruik van (duurzame) energie.4 Deze berichtgeving baart zorgen. Het kabinet wil dit nader onderzoeken, samen met
partners en betrokken instanties zoals het Nationaal Cyber Security Centrum en de
Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.
Voor de zomer informeert het kabinet de Kamer over de wijze waarop uitvoering wordt
gegeven aan de motie-Six Dijkstra/Postma5, alsook de beantwoording van de vragen van de leden Bontenbal en Boswijk over het
bericht «dat Amerikaanse experts geheime communicatieapparatuur hebben aangetroffen
in Chinese zonne-omvormers».6
Het kabinet zal daarbij ook ingaan op de relevante richtlijnen op het EU-niveau, waaronder
de CER-en NIS2 richtlijn als ook het Kabinetsstandpunt ten aan zien van de radioapparatuurrichtlijn
(RED3.3def) en de Cyber Resilience Act (CRA). Mocht er informatie beschikbaar komen
over de casussen in Amerika en Denemarken, dan wordt deze meegenomen in de beantwoording.
Vraag 14
De leden van de NSC-fractie lezen over de verwachting dat er bij de NAVO-top later
deze maand wordt besloten dat NAVO lidstaten, waaronder EU lidstaten, 1,5% van hun
bruto binnenlands product (bbp) aan infrastructuur en weerbaarheid zullen moeten uitgeven,
en vragen de Minister of zij en haar collega’s in de Energieraad van mening zijn dat
een adequate elektriciteitsinfrastructuur onder «infrastructuur en weerbaarheid» valt.
Antwoord 14
Een belangrijk onderwerp voor de NAVO-top in Den Haag is het verhogen van de NAVO-norm.
Momenteel wordt in NAVO-verband het gesprek gevoerd over de vorm en invulling van
een nieuwe NAVO-norm. De focus ligt hierbij op bredere uitgaven om de uitvoering van
defensie en weerbaarheid mogelijk te maken. Investeringen in vitale energieinfrastructuur
die bijdragen aan de weerbaarheid van Nederland en Defensie zijn onderwerpen waarvoor
aandacht nodig is in deze discussie. Het kabinet zal de komende tijd de Nederlandse
inzet voor een nieuwe Defence Investment Pledge nader formuleren.
Vraag 15
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Mijnraad naast een Europese gasvoorraad ook
een afgescheiden nationale gasvoorraad aanbeveelt, en vragen hoe de Minister zorg
wil dragen voor zowel een Europese als een nationale gasvoorraad in Nederland, en
of zij wil vaststellen om welke volumes het precies gaat en waar in Nederland deze
gasopslagen moeten komen. Ook vragen deze leden de Minister hoe de EU meebetaalt aan
de opslag van een Europese voorraad in Nederland, en of de Minister bij de Energieraad
van 16 juni afspraken zal maken over de verdeling van de kosten voor een Europese
gasopslag.
Antwoord 15
De Mijnraad zal op 12 juni a.s. een advies uitbrengen over gasleveringszekerheid met
daarin speciale aandacht voor de gasopslagen. Dat advies zal daarna, voorzien van
een appreciatie, met de Kamer worden gedeeld.
Wat betreft de vraag over een Europese respectievelijk nationale gasvoorraad alvast
het volgende. Er is geen sprake van een Europese gasvoorraad naast een nationale gasvoorraad,
en in het verlengde daarvan ook niet van het meebetalen door de EU aan een Europese
voorraad in Nederland.
Wel is sprake van Europees beleid gericht op het vullen van de gasopslagcapaciteit
binnen de EU. Nederland moet op grond van de vuldoelstelling die volgt uit Verordening
(EU) 2017/19387 er voor zorgen dat de Nederlandse ondergrondse gasopslagcapaciteit per 1 november
voor 74% is gevuld. Het kabinet heeft nationaal deze doelstelling voor dit jaar verhoogd
naar 80%.
Wat betreft de verdeling van verantwoordelijkheden en kosten geldt daarbij het volgende.
Gasopslagen worden in de regel gevuld door marktpartijen. Zij doen dat voor hun eigen
rekening en risico. Deze marktpartijen zetten dit gas in ten behoeve van hun eigen
portfolio waarmee zij afnemers binnen en buiten Nederland bedienen. Om zeker te stellen
dat de Nederlandse opslagcapaciteit tijdig en afdoende wordt gevuld heeft het kabinet
sinds 2022 ieder jaar aan Energie Beheer Nederland (EBN)de opdracht gegeven om maximaal
20 TWh aan gas op te slaan indien marktpartijen de opslagcapaciteit onvoldoende vullen.
Verder wil het kabinet een noodvoorraad aanleggen (een vorm van een strategische gasopslag).
Voor het opbouwen van een noodvoorraad zijn vanaf 2027 jaarlijks structurele middelen
gereserveerd.8 Omdat het vullen door EBN onder ongunstige marktomstandigheden kan leiden tot kosten
voor de Staat wordt momenteel in het kader van voorstel voor de Wet bestrijding energieleveringscrisis
bezien hoe en op wie deze eventuele kosten kunnen worden verhaald. Dit zal ook onderdeel
uitmaken van de Nederlandse inzet ten aanzien van de door de Commissie voor 2027 aangekondigde
fundamentele herziening van het EU-kader voor energieleveringszekerheid.
Vraag 16
De leden van de NSC-fractie vragen over de verhoging van de invoerheffingen op Europees
staal van 25% naar 50% hoe de Europese staalindustrie beschermd wordt tegen dumping
van goedkoop, laagwaardig staal uit China, of de Minister samen met de Minister van
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO) via de daartoe geëigende wegen een
uitzondering bepleit voor hoogwaardig staal uit Europa.
Antwoord 16
Op dit moment gelden er in de EU al staalvrijwaringsmaatregelen ter bescherming van
de eigen industrie en als reactie op de mondiale overcapaciteit van staal en toegenomen
invoer in de EU. Deze vrijwaringsmaatregelen zijn landenneutraal. In het recent gepubliceerde
EU Staal- en Metalenactieplan heeft de EU Commissie aangegeven mogelijkheden voor
een opvolger van de huidige vrijwaringsmaatregelen (die op 1 juli 2026 aflopen) te
onderzoeken.
Tevens kijkt de Commissie naar mogelijkheden om maatregelen in te voeren die de origine
van staal beter waarborgen (namelijk het land waar het staal «gesmolten en gegoten»
is), om omzeiling van EU-maatregelen tegen te gaan. Ook zou de Commissie kijken naar
de mogelijkheid om eerder en strenger te kunnen optreden tegen dumping, in plaats
van te wachten tot schade als gevolg van dumping al heeft plaatsgevonden. In het BNC-fiche
over dit actieplan dat op 25 april jl. met de Kamer is gedeeld, geeft het kabinet
echter wel aan het belangrijk te vinden dat deze maatregelen in balans zijn met andere
belangen zoals regeldruk, en dat de potentieel verstorende werking op een gelijk speelveld
minimaal moet zijn. Ook de importeurs- en verwerkersbelangen worden daarbij meegewogen.
In de dialoog met de VS blijft de inzet erop gericht de Amerikaanse importheffingen
zoveel mogelijk van tafel te krijgen. Tegelijkertijd heeft de Commissie duidelijk
gemaakt dat zij klaarstaat om rebalancerende maatregelen te nemen als er geen wederzijds
aanvaardbare oplossing komt.
Vraag 17
Voorts vragen de leden van de NSC-fractie hoe de Minister en de EU bij het inschatten
van de toekomstige stroomvraag, de stroomvraag door (het toenemend gebruik van) kunstmatige
intelligentie (AI) in Nederland (met en zonder de vestiging van een AI-fabriek in
Nederland) en de EU inschatten, en of zij een strategie hebben opgesteld om de stroom
die wordt gebruikt door datacenters te reguleren (door te zorgen voor opslagcapaciteit
van wind- en zonne-energie, en regulering van de tijden waarop die opgeslagen energie
wordt ingezet voor gebruik door AI/datacenters).
Antwoord 17
De stroomvraag van kunstmatige intelligentie en datacenters is onderdeel van de inschatting
van alle stroomvraag. Ook in andere sectoren stijgt de elektriciteitsvraag door bijvoorbeeld
meer elektrische auto's in de mobiliteit en meer warmtepompen in de gebouwde omgeving
en industrie. Jaarlijks wordt op zowel Europees9 als nationaal niveau10 voor circa tien jaar vooruit beoordeeld of in de toekomstig verwachte elektriciteitsvraag
kan worden voorzien. Door de van moment op moment wisselende stroomprijzen, hebben
ook datacenters net als andere afnemers, een prikkel om hun stroomvraag zo goed mogelijk
af te stemmen op onder andere het aanbod van stroom uit wind en zon en de vraag van
andere sectoren. Batterijen spelen in op deze prijsverschillen. Bij lage prijzen en
veel aanbod stroom uit veelal wind en zon slaan de baterijen op en op andere momenten
met hoge prijzen ontladen ze. Op deze manier kunnen datacenters en andere gebruikers
die deze hogere stroomprijs willen betalen die stroom gebruiken. Het apart reguleren
van het stroomgebruik van datacenters is niet voorzien, wel is er in Nederland ruimtelijk
beleid opgenomen.11 Hyperscale datacenters zijn verboden in Nederland, met uitzondering van enkele locaties
in twee gemeenten.
Vraag 18
Tenslotte vragen de leden van de NSC-fractie de Minister over de plannen voor diepzeemijnen
van de VS, die in strijd zijn met internationaal recht (het VN-Zeerechtverdrag, ondertekend
door Nederland) of zij de VS (met de EU en de Verenigde Naties) oproept om af te zien
van diepzeemijnen, welke stappen zij neemt tegen het Nederlandse bedrijf AllSeas dat
het delven van de knollen voor of haar partner The Metals Company wil uitvoeren, en
welke andere stappen Nederland en/of de EU kan nemen om onrechtmatig diepzeemijnen
door de VS te voorkomen.
Antwoord 18
Zoals aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Postma van 30 mei
jl. over dit onderwerp, is op dit moment nog niet duidelijk of er partijen zijn die
van de VS een vergunning zullen krijgen voor diepzeemijnbouwactiviteiten in internationale
wateren, en of deze partijen in staat zijn op korte termijn en op commerciële schaal
diepzeemijnbouwactiviteiten te ontplooien.12 Het VS-decreet omvat ook vergunningverlening voor diepzeemijnbouwactiviteiten in
nationale wateren; dat valt onder nationale bevoegdheid van de VS. Het is daarmee
nog onduidelijk of de VS zich wellicht zal beperken tot nationale wateren voor vergunningverlening
voor diepzeemijnbouwactiviteiten. Het kabinet wil ervoor waken om op zaken vooruit
te lopen, want er is nog sprake van onzekerheid.
Ten aanzien van activiteiten van bedrijven (en andere partijen) is in het VN-Zeerechtverdrag
geregeld dat contractanten een «Sponsoring State» moeten hebben, die garant staat
voor naleving van de internationale regels voor diepzeemijnbouw onder het VN-Zeerechtverdrag
door hun contractanten, en die de Internationale Zeebodemautoriteit ondersteunen bij
het toezicht op de activiteiten van en handhaving van de naleving door contractanten.
Nederland is niet als Sponsoring State betrokken bij de activiteiten van bedrijven
in het kader van de Internationale Zeebodemautoriteit. Er kunnen verder geen uitspraken
worden gedaan over individuele bedrijven.
Over diepzeemijnbouwactiviteiten in internationale wateren zal Nederland zich ervoor
blijven uitspreken dat diepzeemijnbouwactiviteiten in internationale wateren plaatsvinden
in overeenstemming met het VN-Zeerechtverdrag onder de auspiciën van de Internationale
Zeebodemautoriteit. Nederland zal daartoe ook samenwerken met andere staten die actief
zijn binnen de Internationale Zeebodemautoriteit. Nederland staat voor de integriteit
van het VN-Zeerechtverdrag en de Internationale Zeebodemautoriteit als de exclusief
aangewezen instantie om diepzeemijnbouwactiviteiten op en in de internationale zeebodem
te organiseren en daar toezicht op uit te oefenen.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei -
Mede ondertekenaar
C.M. Teske, adjunct-griffier