Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Nordkamp over het artikel ‘Vechten om te overleven middelgrote defensiebedrijven in Nederland dreigen ten onder te gaan’.
Vragen van het lid Nordkamp (GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Defensie en van Financiën over het artikel «Vechten om te overleven: middelgrote defensiebedrijven in Nederland dreigen ten onder te gaan» (ingezonden 21 mei 2025).
Antwoord van Minister Brekelmans (Defensie), mede namens de Staatssecretaris van Defensie
(ontvangen 10 juni 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Vechten om te overleven: middelgrote defensiebedrijven
in Nederland dreigen ten onder te gaan»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u verklaren waarom, blijkens het artikel, grote defensiebedrijven wel meerjarige
contracten krijgen, maar mkb-bedrijven niet? Ligt hier voorkeursbeleid aan ten grondslag?
Antwoord 2
Defensie werkt samen met EZ hard aan de opschaling van de defensie-industrie, en investeert
daarom doelgericht, bijvoorbeeld in de 5 NLD gebieden. Dit doen we conform de uitgewerkte
strategie die wij op 4 april 2025 met uw Kamer deelden2. In algemene zin geldt ook dat de sector fors aantrekt, mede door de sterk toegenomen
investeringen die wij doen in de krijgsmacht. De noodzakelijke private financiering
– van bijvoorbeeld banken en fondsen – veert tevens op na actieve communicatie vanuit
Defensie.
Bij deze opschaling is geen sprake van een voorkeursbeleid. Defensie koopt eindproducten
of -diensten en maakt geen onderscheid naar bedrijfsgrootte. Een verklaring schuilt
in de manier waarop Defensie producten doorgaans verwerft. Ruwweg bestaan de verworven
eindproducten uit twee categorieën. 1) minder complexe artikelen, die in grote hoeveelheden
benodigd zijn 2) complexe (wapen)systemen.
Voor de eerste categorie worden vaak meerjarige raamcontracten gesloten, die in beginsel
worden aanbesteed. Grote bedrijven komen in een dergelijke aanbesteding relatief vaak
als beste uit de aanbesteding, bijvoorbeeld doordat een betere leveringszekerheid
en service kunnen garanderen dan kleinere ondernemingen.
Voor de tweede categorie geldt dat grote bedrijven relatief vaak beschikken over de
benodigde kennis en ervaring voor de ontwikkeling en productie van dergelijke complexe
(wapen)systemen. Defensie komt daarom vaker uit bij de grotere defensie-industrieën
die als hoofdaannemer optreden, die mkb-bedrijven in hun toeleveringsketen hebben.
Zo profiteren mkb-bedrijven ook mee in toename in het aantal opdrachten. Defensie
zet meer in op strategische autonomie en weegt bij de aanschaf van defensie materieel
mee waar iets wordt geproduceerd, waarbij een Nederlandse of Europese toeleveringsketen
de prioriteit heeft. Daarnaast maken Defensie en EZ zich via Industriële Participatie
hard voor de betrokkenheid van Nederlandse Defensiebedrijven en kennisinstituten bij
de ontwikkeling, productie en instandhouding van Defensiematerieel, waarbij in het
bijzonder aandacht is voor aansluiting van het MKB.
Mkb-bedrijven zijn doorgaans wendbaarder en sterker in innovaties, maar vragen een
ander type zekerheden dan grote bedrijven. Daarom stimuleert Defensie de samenwerking
met innovatieve mkb-ers en scale-ups. Dit doen wij op twee manieren. Ten eerste door
de vorming van ecosystemen rond prioritaire technologiegebieden te stimuleren. Hier
binnen kunnen grote en kleinere bedrijven gezamenlijk werken aan sterke proposities
voor Defensie en voor toepassing op de civiele markt; de zogenaamde «dual-use» producten
of diensten. Ten tweede zet Defensie in op vernieuwende manieren van aanbesteden die
het voor een bredere groep bedrijven aantrekkelijker maakt om met Defensie meerjarig
samen te gaan werken. Met wie bedrijven dat binnen het ecosysteem gaan doen, blijft
echter de verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf. Uiteindelijk kan het toetreden
van nieuwe partijen, zoals MKB-bedrijven, de defensie-industrie juist versterken en
meer competitief maken, bijvoorbeeld op het gebied van snellere levering en lagere
prijzen.
Vraag 3
Onderschrijft u het categoriseren van leveranciers in zogenaamde «tiers»? Zo ja, waarom
en welk afwegingskader ligt daaraan ten grondslag? Zo nee, hoe gaat u hiermee om?
Antwoord 3
De indeling van bedrijven in «tiers» is een algemene bedrijfseconomische groepering.
In het kort zegt het iets over de plek van bedrijven in de toeleveringsketens, waarbij
«tier 1»-bedrijven de Original Equipment Manufacturer (OEM) of systeemintegrator van
een (sub-)systeem zijn en «tier 2»-bedrijven hun toeleveranciers zijn. Uit onderzoek
van Berenschot (2024) blijkt dat we in Nederland relatief weinig «tier 1»-bedrijven
hebben en relatief veel «tier 2»-bedrijven.3
De indeling in tiers vloeit voort uit de productiestrategie en sourcingstrategie van
de fabrikant. Zoals bij vraag 2 al aangegeven is het niet aan Defensie om de leverancier
voor te schrijven hoe die zijn supply chain moet inrichten. Wel onderkent de rijksoverheid
dat het voor toeleveranciers lastig kan zijn om toegang te krijgen tot de toeleveringsketens
van grote defensiebedrijven. We proberen die toegang op verschillende manieren te
verbeteren. Vandaar dat we tier-1 bedrijven aanspreken op hun ketenverantwoordelijkheid,
met als doel dat ze zelf goede afspraken maken met hun leveranciers over tijdige levering
en kwaliteitseisen, zonder hierbij de eigen bedrijfsrisico’s en verantwoordelijkheden
grotendeels op hen af te wentelen. Zo werkt het Ministerie van Economische Zaken nauw
samen met Defensie om via het Industrieel Participatiebeleid Nederlandse bedrijven
een positie te geven in de toeleveringsketens van internationale defensiebedrijven.
Er zijn ook financieringsinstrumenten, zoals het SecFund, die specifiek gericht zijn
op het (voor-)financieren van mkb voor het ontwikkelen van «dual-use» toepassingen.
Vraag 4 en 5
Deelt u de zorgen dat mkb-defensiebedrijven door het stringente aanbetalingsbeleid
gedwongen worden om dure externe geldschieters te vinden en dat dit de kosten van
defensiematerieel onnodig omhoogstuwt? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom
niet?
Waarom is de aanbetaling vastgesteld op 10 procent en hoe verhoudt dit zich tot andere
Europese landen?
Antwoord 4 en 5
Deze mening delen wij slechts gedeeltelijk. Per contract vindt onderhandeling plaats
over het betaal- en leverschema, waarbij de leveringsbehoefte van Defensie wordt afgewogen
tegen de liquiditeitsbehoefte van de leverancier om deze planning te kunnen realiseren.
Afhankelijk daarvan wordt de hoogte van een aanbetaling en de vervolgbetalingen vastgesteld.
Er is daarbij op voorhand geen beperking in de hoogte van een aanbetaling. Wel loopt
Defensie een risico bij zo’n voorschotbetaling, vandaar dat financiële regelgeving
stelt dat boven 0,5 miljoen euro een bankgarantie verplicht is.
Zo’n bankgarantie wordt door bedrijven vaak als beperkend ervaren. Daarom onderzoekt
Defensie in overleg met het Ministerie van Financiën hoe alternatieven op de voorgeschreven
bankgarantie-eis bij voorschotbetalingen kunnen worden toegepast en hoe het proces
en de voorwaarden daarvoor kunnen worden versneld en geformaliseerd. Deze inzet heeft
er al toe geleid dat de afgelopen tijd voor verschillende casussen een alternatief
op de bankgarantie-eis bij voorfinanciering is toegekend, waarmee knelpunten in deze
specifieke casussen werden weggenomen. Defensie houdt geen gegevens bij over het aanbetalingsbeleid
van andere Europese landen. Zoals beschreven kiest Defensie voor een maatwerkbenadering,
waarbij in de onderhandelingsfase een afweging mogelijk is voor aanbetaling.
Verder blijkt uit onderzoek wel dat zelfs met het voorfinancieren van de hoofdaannemer,
er alsnog knelpunten in de toeleveringsketens van deze aannemer kunnen ontstaan. Dat
komt doordat de hoofdaannemer in dergelijke gevallen pas tot betaling aan de toeleveranciers
overgaat wanneer een «milestone» is behaald en de daaraan gekoppelde betaling bij
de hoofdaannemer binnen is gekomen. In de praktijk kan dat tot de situatie leiden
dat juist de kleinere toeleveranciers langer moeten wachten op financiering. Een oplossing
hiervoor is niet eenvoudig, maar Defensie benadrukt bij de grote bedrijven dat ook
zij hier een verantwoordelijkheid in hebben om binnen hun eigen toeleveringsketen
dergelijke drempels bij toeleveranciers weg te nemen.
Vraag 6
Is geïnventariseerd wat de impact is van het huidige aanbestedingsbeleid en wat de
impact zou zijn van een eventuele verhoging van het aanbestedingspercentage op de
productiecapaciteit in Nederland?
Antwoord 6
Uw Kamer is onlangs met een verzamelbrief4 door de Minister van Economische Zaken geïnformeerd over diverse onderzoeken, waaronder
kansen voor het mkb en kansen voor de Nederlandse industrie. Tenderned publiceert
ook regelmatig over deze onderwerpen, gebaseerd op de beschikbare aanbestedingsdata.
De verzamelbrief vermeldt dat het stellen van kwalitatieve eisen binnen een aanbesteding
een geschikt middel is om de Nederlandse industrie beter te positioneren. Dat is wat
Defensie al doet door tijdige beschikbaarheid en herkomst van producten -bij voorkeur
Nederlands of Europees- mee te wegen in de gunning. Het meest recente rapport Nederlandse
defensie- en veiligheid gerelateerde technologische industriële basis5 laat groeiverwachtingen in de sector zien, over de diverse domeinen en de diverse
«tiers» heen.
Vraag 7
Vindt er overleg tussen de overheid en de defensie-veiligheidssector plaats over mogelijke
wijzigingen in het beleid om knelpunten weg te nemen? Zo ja, wat is hier tot nu toe
uitgekomen en neemt het Ministerie van Financiën deel aan deze overleggen? Zo nee,
op welke manieren wordt de sector dan wel betrokken bij het opstellen en evalueren
van beleid?
Antwoord 7
Ja dat overleg vindt plaats. Gezien de rol van de overheid, nemen het Ministerie van
Economische Zaken en Defensie het voortouw aan de financieringstafel van het nieuwe
publiek-privaat platform Defport. Aan deze tafel nemen verschillende publieke en private
financiers en brancheverenigingen zoals VNO-NCW en NVB deel. Eind maart 2025 is de
financieringstafel van start gegaan, en werkt nu gezamenlijk aan identificatie en
mitigatie van knelpunten van financiering. Deze tafel moet resulteren in concrete
oplossingsvoorstellen voor de gesignaleerde knelpunten; zowel aan overheids- als aan
private zijde. Het Ministerie van Financiën heeft besloten in deze fase nog niet aan
te sluiten, maar zal door Defensie en EZ worden geconsulteerd nadat de financieringstafel
met oplossingen voor financieringsknelpunten naar voren komt.
Vraag 8
Deelt u de analyse dat geld an sich niet de primaire belemmering is voor onze gereedstelling, maar de wijze waarop het
geld wordt ingezet wel? Zo ja, hoe gaat u dit oplossen? Zo nee, kunt u dat motiveren?
Antwoord 8
Defensie beseft zich dat de wijze waarop het geld wordt ingezet bepalend is voor de
effectiviteit van de krijgsmacht. Daarom kiezen we per dossier voor de meest effectieve
oplossing, zowel bij de wijze van aanbesteding, de selectie van de uitvoerende partij
als de financiële afspraken die met deze partij worden gemaakt.
Vraag 9
In de Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie schrijft u dat de defensie-industrie
geen gewone markt is. Heeft dit volgens u consequenties voor hoe de overheid zich
tot de defensiesector zou moeten verhouden? Zo ja, welke? Zo nee, kunt u dit motiveren?
Antwoord 9
Ja, de overheid heeft samen met de private sector een duidelijke rol voor de opschaling
van de defensie-industrie. De huidige situatie maakt het nodig om op een andere manier
met elkaar als overheid en industrie samen te werken. Met een andere mindset aan beide kanten, gericht op het gezamenlijk versnellen van het innovatie- en productievermogen,
in plaats van een louter formele opdrachtgever-leverancierrelatie. Daarom zet defensie
samen met kennisinstellingen en de industrie partnerschappen op, bijvoorbeeld via
het publiek-private platform Defport. In deze partnerschappen wordt samen gewerkt,
samen geïnvesteerd, geïnnoveerd en worden de risico’s gezamenlijk gedragen. Transparantie,
onderling vertrouwen en wederkerigheid is daarbij het devies. Aan de ene kant vereist
dit dat de overheid ervoor zorgt dat we bepaalde randvoorwaarden verbeteren, zoals
ruimte om te testen of toegang tot financiering. Het vraagt ook om het geven van voldoende
perspectief voor onze industrie die producten ontwikkelt. Daarvoor moeten we nauw
contact hebben en houden met potentiële (toe)leveranciers. Aan de andere kant vraagt
het ook van de industrie dat ze de samenwerking met elkaar opzoeken op onderwerpen
die voor Defensie belangrijk zijn en daarmee met ons in gesprek blijven. De gebieden
die genoemd zijn in de Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie bieden daarvoor
het vertrekpunt.
Vraag 11
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de hogere defensie-investeringen op een effectieve wijze
ingezet worden om de gereedstelling van de krijgsmacht ook daadwerkelijk te verhogen?
Antwoord 11
Dit doen wij op verschillende manieren, Namelijk door invulling te geven aan onze
plannen, de industrie te stimuleren, belemmeringen te verwijderen, knelpunten op te
lossen en door resoluut te innoveren. Daarbij nemen we gecalculeerd risico, werken
we meer met partnerschappen en gaan we groot leren met de meeste impact. Daarbij bestaat
het risico dat ook dingen fout gaan, investeringen niet optimaal blijken te zijn,
en behoeften later of duurder worden ingevuld. In dergelijke gevallen zullen we daarvan
leren en hierover transparant zijn richting toezichthouders, maatschappij en Kamer.
Vraag 10 en 12
Welke rol ziet u voor de overheid weggelegd om te voorkomen dat bedrijven omvallen
waardoor broodnodige productiecapaciteit verdwijnt en afhankelijkheid van vreemde
niet-Europese mogendheden toeneemt?
Bent u voornemens om noodlijdende defensiebedrijven te steunen? Zo ja, worden hier
voorwaarden aan verbonden zoals publieke inspraak? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10 en 12
De verantwoordelijkheid voor een gezonde bedrijfsvoering is vooral een zaak van bedrijven
zelf. In een groeisector als de defensie- en veiligheidsindustrie bestaan er goede
kansen voor bestaande en nieuwe toetreders met een aantrekkelijk en innovatief aanbod.
Met de hogere budgetten, doelgerichte investeringen en het nieuwe aanschafbeleid van
Defensie – zoals aangekondigd in de nieuwe Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie
(D-SII) – is de kans dat Nederlandse bedrijven in aanmerking komen voor contracten
met Defensie toegenomen. Dit draagt bij aan een betere marktdynamiek binnen de defensie-
en veiligheidssector van Nederland en Europa. Bovendien beschikt EZ over een aantrekkelijk
aanbod van regelingen die bedrijven door uitdagende situaties kunnen helpen. Ondanks
dat kan het voorkomen dat bedrijven die voor Defensie een rol van betekenis spelen
door een samenloop van omstandigheden in zwaar weer komen te zitten. In een groeimarkt
zit ook altijd een zelfreinigend vermogen. Niet alle bedrijven kunnen mee of zijn
in staat om bedrijfsvoering aan te passen. Zeker zodra innovatie een grotere rol gaat
spelen zullen er winners en verliezers zijn, zoals dat in elke groeimarkt voorkomt.
In uitzonderingssituaties kan de overheid overwegen om bedrijven of sectoren te ondersteunen.
Algemene uitspraken over het wel of niet ingrijpen zijn moeilijk te doen, maar in
het proces worden verschillende factoren evenwichtig bekeken. Of de overheid ingrijpt
ter behoud van industriële productiecapaciteit in Nederland of niet, is sterk afhankelijk
van de eventuele veiligheidsrisico’s, de mate van strategische afhankelijk van de
activiteit in de toeleveranciersketen van de defensie- en veiligheidssector, de bereidheid
van derden om bij te dragen aan een oplossing, de levensvatbaarheid en het innovatieve
vermogen van het bedrijf in relatie tot prioritaire technologie-gebieden van Defensie.
Ook wordt gekeken of een logisch Europees alternatief bestaat wanneer productie uit
Nederland zou verdwijnen en of dat een acceptabel alternatief is gezien concurrentievermogen
en strategische afhankelijkheid. Het Kabinet verbindt altijd voorwaarden aan dergelijke
ondersteuning, afhankelijk van de specifieke casus.
Wanneer vast staat dat er met het wegvallen van de productiecapaciteit een ongewenste
strategische afhankelijkheid of veiligheidsrisico ontstaat voor Nederland, en de private
(financiële) sector niet bereid is om in te stappen, dan is Defensie – mits dit in
overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving – samen met o.a. EZ bereid
om oplossingsrichtingen te onderzoeken en waar noodzakelijk in te grijpen om de leveringszekerheid
van partnerlanden te garanderen. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het (Europeesrechtelijke)
juridisch kader voor staatssteun. Dit alles in nauw overleg met het Ministerie van
Financiën.
Vraag 13
Kunt u alle vragen afzonderlijk en een week voor het commissiedebat Defensie-industrie
van 11 juni 2025 beantwoorden?
Antwoord 13
Ja. Wegens de samenhang tussen vragen 4 en 5 en de vragen 10 en 12 zijn deze gezamenlijk
beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.P. Brekelmans, minister van Defensie -
Mede ondertekenaar
G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.