Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 740 VIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2024
Nr. 7
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 12 juni 2025
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 27 mei 2025 voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap. Bij brief van 10 juni 2025 ze door de Minister en Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Bromet
Adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Vragen en antwoorden
1
Waarom vroegen scholen niet het maximale subsidiebedrag voor schoolmaaltijden aan?
Worden de toekenningscriteria herzien?
Binnen het programma Schoolmaaltijden is voor het organiseren van een maaltijd op
school maximaal € 9 per leerling per week beschikbaar. Voor dit budget kunnen scholen
bijvoorbeeld zelf boodschappen doen of een cateraar inschakelen. Het daadwerkelijke
bedrag dat scholen ontvangen, is op basis van declaratie van daadwerkelijk gemaakte
kosten. Uit de praktijk blijkt dat scholen die zelf boodschappen doen, dat gemiddeld
voor een lager bedrag per leerling kunnen doen dan wanneer zij een cateraar inschakelen.
Omdat de meeste scholen kiezen voor het zelf organiseren van de maaltijden, wordt
er gemiddeld minder budget gedeclareerd dan maximaal beschikbaar is.
De toekenningscriteria worden niet herzien. Er melden zich nog steeds nieuwe scholen
aan voor het programma. Er is genoeg ruimte om deze aanvragen toe te kennen.
2
Waardoor viel de nieuwkomersbekostiging € 48 miljoen lager uit? Is dit een structureel
inschattingsprobleem?
De nieuwkomersbekostiging in het primair onderwijs viel in 2024 € 48,2 miljoen lager
uit dan geraamd. Dit wordt veroorzaakt door een meevaller op de nieuwkomersbekostiging
voor Oekraïne van € 20,0 miljoen, omdat het aantal nieuwkomersleerlingen uit Oekraïne
lager was dan voorzien. Daarnaast is er een meevaller op de reguliere nieuwkomersregeling
primair onderwijs van € 28,2 miljoen. In de prognose was verwacht dat er in 2024 voor
een hoger aantal leerlingen nieuwkomersbekostiging zou worden aangevraagd dan uiteindelijk
het geval was.
Ieder jaar wordt in de 1e suppletoire begroting het meerjarige nieuwkomersbudget bijgesteld op basis van de
meeste actuele prognoses.
3
Is duidelijk waarom er minder aanvragen zijn gedaan voor de subsidie voor schoolmaaltijden?
Inmiddels doen in totaal ongeveer 2400 scholen mee aan het programma Schoolmaaltijden.
Dit is conform de prognoses van het Rode Kruis en het Jeugdeducatiefonds, de uitvoerders
van het programma. In 2023 werden er minder aanvragen door scholen gedaan dan verwacht.
Dit kwam doordat het programma nieuw was en scholen tijd nodig hadden om van start
te gaan met de organisatie van schoolmaaltijden. In 2024 en 2025 is het aantal aanvragen
verder toegenomen. Het totale budget wordt niet uitgeput, vooral doordat op sommige
scholen niet alle leerlingen deelnemen aan het programma en omdat scholen gemiddeld
voor minder dan het maximale bedrag de maaltijden op school kunnen organiseren. Zie
ook het antwoord op vraag 1.
4
Waarom startte het Techkwadraat-project een jaar later met € 133,8 miljoen minder
verplichtingen?
Het programma Techkwadraat is in maart 2024 door het NGF toegekend. Direct hierna
is gestart met de programmaopzet en het schrijven van de subsidieregeling Techkwadraat
2025–2028, die in november 2024 is gepubliceerd. Hiermee loopt het programma op schema
om de eerste regio’s vanaf schooljaar 2025–2026 van start te laten gaan. Omdat de
aanvragen uit de eerste aanvraagronde in 2025 worden beoordeeld en de beschikkingen
ook dit jaar worden verstrekt, moest het overgrote deel van het verplichtingenbudget
dat in zijn volledigheid in 2024 stond, worden doorgeschoven naar 2025.
Jaarlijks wordt aan de commissie van het groeifonds verantwoording afgelegd over de
voortgang van het project. In die verantwoording wordt ook ingegaan op de uitputting
van het toegekende budget.
5
Waarom kon de vsv1-regeling in 2024 niet verplicht worden? En wat zijn de gevolgen voor regionale aanpakken?
In verband met het uitstel van het wetsvoorstel van school naar duurzaam werk is de
regeling voortijdig schoolverlaten verlengd tot 1 januari 2026. In 2024 is voor 2025
al een bedrag van € 19,2 miljoen verplicht. De aanvullende ophoging van € 35,9 miljoen
kon niet meer in 2024 worden verplicht omdat de vsv-regeling nog niet was verlengd.
Hierdoor is de verplichtingenruimte in 2024 vrijgevallen en wordt deze bij de 1e suppletoire begroting voor 2025 opgehoogd. De aanvullende ophoging is pas in 2025 door DUO
verplicht. Dit heeft geen gevolgen voor de regionale aanpakken.
6
Waardoor is € 342,8 miljoen minder aan leningen verstrekt?
Dit komt doordat er een zichtbaar dalende trend is in het aantal studenten dat leent
en ook in het gemiddeld leenbedrag. Hierdoor valt de realisatie lager uit dan het
geraamde bedrag. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn de stijgende rente en gedragseffecten
als gevolg van de herinvoering van de basisbeurs.
7
Wat zegt het gegeven dat er € 342,8 miljoen minder aan leningen is verstrekt over
het studentenwelzijn?
Daar valt niet direct een antwoord op te geven. Onderzoek van het RIVM en het Trimbos
instituut laat zien dat er een correlatie is tussen een mindere mentale gezondheid
en het ervaren financiële druk. Het gaat om financiële druk door hoge kosten van dagelijks
levensonderhoud en financiële druk door het hebben van een hoge studieschuld. Dat
studenten minder vaak gebruik maken van een lening kan ertoe leiden dat studenten
minder financiële druk ervaren en daarom een betere mentale gezondheid hebben. Onderzoek
zal uit moeten wijzen of de huidige daling in leengebruik bijdraagt aan een verbeterde
mentale gezondheid en een verbetering van het studentenwelzijn.
8
Waarom daalt het garantiebudget cultuur/monumenten met € 49,7 miljoen ondanks eerdere
tekorten?
De daling van de garantieverplichtingen heeft betrekking op het vervallen van garanties
in het kader van de Achterborgovereenkomst en de Indemniteitsregeling. In het jaarverslag
wordt weergegeven hoeveel garantieverplichtingen er in 2024 zijn aangegaan en hoeveel
er in hetzelfde jaar zijn vervallen. Voor beide regelingen geldt dat garanties over
de jaargrens kunnen lopen. De opgenomen informatie geeft dus geen beeld van het feitelijke
gebruik.
9
Kunt u toelichten waarom de meerjarige verplichting voor de cultuurkaart voor het
vo2 en mbo3 pas in 2025 wordt aangegaan, en niet reeds in 2024?
De besluitvorming over de voortzetting van de Cultuurkaart in het vo en het mbo voor
de periode 2025–2028, heeft in 2024 vertraging opgelopen. Dit werd veroorzaakt door
het proces rond de invulling van de rijksbrede subsidietaakstelling. Hierover moest
eerst besluitvorming plaatsvinden, voordat er een definitief besluit kon worden genomen
over de meerjarige verplichting inzake de Cultuurkaart in het vo en mbo. Het definitieve
besluit over de voortzetting van zowel de vo Cultuurkaart als de mbo Cultuurkaart
is uiteindelijk op 10 december 2024 genomen. Dit was echter te laat om de verplichting
aan te kunnen gaan in 2024 en daarom is de verplichting in 2025 aangegaan. Gedurende
dit proces is goed contact onderhouden met CJP als de uitvoerende partij.
10
Wat acht u de mogelijke gevolgen van het uitstellen van het aangaan van de meerjarige
verplichting voor de vo- en mbo-cultuurkaart?
De vertraging in de besluitvorming heeft geen gevolgen voor de continuïteit van de
Cultuurkaarten in het vo en mbo. Mogelijk zorgt de latere besluitvorming over de voortzetting
van mbo Cultuurkaart wel voor achterblijvende aanmeldingen, aangezien hierdoor de
communicatie over de voortzetting later op gang kon komen.
11
Wat is de oorzaak van de verhoging van de verplichtingen onder beleidsartikel 15 (Media)
met een bedrag van € 12,5 miljoen?
De dotatie aan de Algemene Mediareserve (AMr) is verhoogd met € 13,8 miljoen. De hogere
dotatie aan de AMr is voornamelijk het gevolg van hogere reclameopbrengsten van de
Ster dan geraamd (€ 11,0 miljoen). Verder is als gevolg van de Motie van het lid Van
Zanten de € 2,8 miljoen die bij de Tweede Suppletoire Begroting naar de landelijke
publieke omroep was overgeboekt voor de uitvoering van het plan verbetering sociale
veiligheid weer teruggeboekt naar de post dotatie/onttrekking AMr. Tot slot waren
er enkele kleine mutaties waardoor per saldo de verplichtingen met € 12,5 miljoen
zijn verhoogd.
12
Wat is de verklaring voor de toename van de uitgaven onder beleidsartikel 15 (Media)
met € 10,2 miljoen?
De dotatie aan de Algemene Mediareserve (AMr) is verhoogd met € 13,8 miljoen. De hogere
dotatie aan de AMr is voornamelijk het gevolg van hogere reclameopbrengsten van de
Ster dan geraamd (€ 11,0 miljoen). Verder is als gevolg van de Motie van het lid Van
Zanten de € 2,8 miljoen die bij de Tweede Suppletoire Begroting naar de landelijke
publieke omroep was overgeboekt voor de uitvoering van het plan verbetering sociale
veiligheid weer teruggeboekt naar de post dotatie/onttrekking AMr. Tot slot waren
er enkele kleine mutaties waardoor per saldo de uitgaven met € 10,2 miljoen zijn verhoogd.
13
Kunt u toelichten welke maatregelen onder uw verantwoordelijkheid zijn getroffen om
de stijging van de mediaverplichtingen en -uitgaven te beperken? Zo niet, waarom is
daarvan afgezien?
De stijging in de mediaverplichtingen- en uitgaven bij Slotwet wordt voornamelijk
veroorzaakt door hogere reclameopbrengsten van de Ster dan geraamd. Gezien de aard
van deze stijging zijn er geen specifieke maatregelen getroffen om de gestegen mediaverplichtingen
en -uitgaven voor 2024 te beperken.
14
Gelet op de aangenomen motie van de leden Martens-America en Van Zanten4 en de aangekondigde impactanalyse over de uitbreiding van reclamemogelijkheden bij
de NPO5, kunt u toelichten wat volgens u de verklaring is voor de structureel hogere reclame-inkomsten
van de Ster en op welke wijze deze inkomsten worden meegenomen in de toekomstige begrotingsramingen?
De hogere realisatie wordt niet veroorzaakt door een uitbreiding van de reclamemogelijkheden.
De inkomsten vanuit Ster-reclames hebben een autonoom karakter en zijn daarom vooraf
niet exact te ramen. De hoogte wordt met name bepaald door de ontwikkelingen in de
advertentiemarkt voor televisiereclames en het kijktijdaandeel van de NPO, Daarom
wijken de realisaties van de Ster-inkomsten altijd af van de in de begroting geraamde
inkomsten. Hoger dan geraamde Ster-inkomsten worden niet toegevoegd aan de bekostiging
van de landelijke publieke omroep, maar gedoteerd aan de Algemene Mediareserve. Toekomstige
begrotingsramingen van de Ster-inkomsten zullen zoals gebruikelijk gebaseerd worden
op de verwachte inkomsten gezien de dan geldende reclamemogelijkheden en marktomstandigheden.
15
Wat is de impact van de € 19,3 miljoen meevaller op personeel op beleidsuitvoering
en expertise?
De meevaller bedraagt 5 procent van de gerealiseerde personele uitgaven en is deels
veroorzaakt door incidentele meevallers. Dan gaat het bijvoorbeeld om middelen die
voor een heel jaar zijn toegevoegd, terwijl de instroom van personeel pas in de tweede
helft van het jaar plaats heeft gevonden. Daarnaast was het in 2024 af en toe lastig
om vacatures te vervullen. Door te herprioriteren en keuzes te maken hebben in 2024
de belangrijkste beleidsprioriteiten toch doorgang kunnen vinden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier