Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij het Deltafonds (Kamerstuk 36740-J-2)
36 740 J Jaarverslag en slotwet Deltafonds 2024
Nr. 6
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 10 juni 2025
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 21 mei 2025 inzake het rapport Resultaten
verantwoordingsonderzoek 2024 bij het Deltafonds (Kamerstuk 36 740 J, nr. 2)
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2025. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, P. de Groot
De griffier van de commissie, Schukkink
Vragen en antwoorden
1
Vraag:
Welke specifieke acties worden ondernomen binnen het impulsprogramma Kaderrichtlijn
Water om de waterkwaliteit vóór 2027 te verbeteren?
Antwoord:
De acties worden uitgebreid beschreven in de Kamerbrief die de Kamer op korte termijn
zal ontvangen.
Samengevat betreft het:
• Uitvoering van het gezamenlijke uitvoeringsprogramma chemische stoffen met 15 maatregelen
voor de 42 KRW-probleemstoffen, waaronder extra aanpak van rioolwaterzuiveringen en
extra inzet op vergunningen, toezicht en handhaving.
• Extra inzet op lopende uitvoeringsprogramma’s. Zo heeft Rijkswaterstaat afgelopen
jaar de planningen aangescherpt en worden projecten versneld. Ook veel provincies
en waterschappen hebben hun uitvoering geïntensiveerd, wat opgenomen is in hun regionale
impuls- en actieprogramma’s.
• Bij de voorbereidingen voor het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn zijn nu ook provincies en waterschappen aangehaakt
voor wat betreft de (rest)opgave voor de KRW.
• In overleg met buitenlandse partners worden oorzaken van doeloverschrijdingen beter
in kaart gebracht, bespreken we die en zetten we in op het maken van concrete afspraken
om ze aan te pakken.
• Voor het eerst zijn formele KRW-voortgangsgesprekken gevoerd door de coördinerend
Minister van IenW met alle individuele gedeputeerden die verantwoordelijkheid dragen
voor KRW-maatregelen, ook om waar nodig versnelling van maatregelen te bespreken.
Deze gesprekken worden in het najaar herhaald.
2
Vraag:
Wat zijn de concrete mitigerende maatregelen die met het budget van € 159 miljoen
worden uitgevoerd, en wat is de verwachte impact daarvan?
Antwoord:
Deze vraag heeft betrekking op het Mobiliteitsfonds. Het budget van € 159 miljoen
is bestemd voor de volgende mitigerende maatregelenpakketten:
• Maatregelenpakket Amersfoort: € 50 miljoen voor maatregelen uit de Mobiliteitsagenda
Regio Amersfoort, onder andere doorfietsroutes en diverse aansluitingen.
• Maatregelenpakket A4 Haaglanden-N14: € 8,5 miljoen voor de start van een korte termijn
aanpak voor 10 jaar en € 7,5 miljoen voor nader te bepalen ondersteunende maatregelen.
• Maatregelenpakket A15 Papendrecht-Gorinchem: € 8,5 miljoen voor het verlengen van
de lopende korte termijn aanpak met 10 jaar en € 7,5 miljoen voor ondersteunende maatregelen
(fietsinfrastructuur, hubs, Park & Ride en logistiek).
• Maatregelenpakket A2 Deil-Vught: € 54 miljoen voor een adaptief maatregelenpakket,
onder andere de aanpak sluipverkeer onderliggend wegennet en OV- en fietsalternatieven.
• Maatregelenpakket A58 Stedelijke regio Breda-Tilburg: € 23 miljoen voor een maatregelenpakket,
onder andere aanpak sluipverkeer onderliggend wegennet, OV-alternatieven en werkgevers-
en logistieke aanpak.
Deze maatregelenpakketten dragen bij aan de opgave van het gepauzeerde project of
het verzachten van de gevolgen van het pauzeren. Meer informatie over de maatregelenpakketten
is te vinden in de «Afsprakenlijst Bestuurlijke Overleggen MIRT 2024 6 en 7 november
2024» (Kamerstuk 2024D43461).
3
Vraag:
Wat is de prognose voor de uitvoering van de drie gepauzeerde vaarwegenprojecten op
de lange termijn?
Antwoord:
Over de prognose voor de uitvoering van de drie vaarweg MIRT-projecten (Volkeraksluizen,
Kreekraksluizen, Vaarweg IJsselmeer-Meppel (VIJM)) kan nog niets gezegd worden. Deze
is afhankelijk van het beschikbaar komen van budget, personele capaciteit en stikstofruimte.
Voor alle drie geldt dat deze niet beschikbaar zijn. Op het moment dat alle drie de
componenten beschikbaar zijn, zal besloten worden over eventuele voortzetting van
de gepauzeerde projecten. Op dat moment zal er ook een nieuwe prognose voor de uitvoering
worden opgesteld. Een uitzondering bij project VIJM. Hier onderzoekt Rijkswaterstaat
of de verdieping van de vaarweg toch gerealiseerd kan worden door de beschikbare grond
in de VIJM te koppelen aan andere projecten, die juist grond nodig hebben.
4
Vraag:
Wat zijn de belangrijkste redenen voor de stijging van het gebruik van drinkwater
bij zakelijke gebruikers?
Antwoord:
Uit cijfers van het CBS over het watergebruik binnen de Nederlandse economie blijkt
dat het totale drinkwatergebruik voor alle economische activiteiten in 2023 315,5 miljoen
kubieke meter was. Ten opzichte van het gemiddelde gebruik in de referentieperiode
2016–2019 is het zakelijk drinkwatergebruik volgens de cijfers van het CBS toegenomen
met 5,6%. In de periode tot en met 2021 zat de grootste toename volgens het CBS in
de voedingsmiddelen industrie, de papierindustrie, de aardolie- en chemische industrie,
de farmaceutische industrie en in afvalbehandeling en recycling. De voornaamste reden
hiervoor is bevolkingsgroei en economische groei. Zo groeide de economie van Nederland
van 2016 tot 2023: in 2023 was de groei 0,1%, volgens het CBS, in 2022 was de groei
4,3% en in 2021 zelfs 6,2%. Dit leidde tot een toename in het absolute volume drinkwatergebruik.
5
Vraag:
Hoe gaat u bewerkstelligen dat u de voortgang op de doelen voor het realiseren van
genoeg voorraad aan drinkwater kunt overzien?
Antwoord:
Er wordt jaarlijks een rapportage gemaakt om de voortgang te bewaken. Zoals aangegeven
in het schriftelijk overleg met de Kamer over de voortgang van het Actieprogramma
beschikbaarheid drinkwaterbronnen 2023–2030 (Kamerstukken 27 625, nr. 702 – vraag 35 & 42) zal de Kamer deze rapportage ook ontvangen.
6
Vraag:
Hoe gaat u de effectiviteit meten van maatregelen die u neemt om de drinkwatervoorraden
te laten toenemen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 5.
7
Vraag:
Waarom worden de uitkomsten van het onderzoek naar de mogelijke opbrengsten van regen-
en huishoudwatersystemen en het beprijzen van drinkwater niet meegenomen om zicht
te krijgen op het behalen van de drinkwaterdoelen van 2035?
Antwoord:
Beide onderzoeken zijn onderdeel van het Nationaal Plan van Aanpak Drinkwaterbesparing.
Om een afweging te kunnen maken over de gezondheidsrisico’s die worden geïntroduceerd
bij het verplicht stellen van hemelwater- en/of grijswatergebruik in woningen wordt
momenteel onderzoek uitgevoerd door het RIVM. Zoals toegezegd in het laatste tweeminutendebat
Water van 24 april jl. wordt de Kamer eind 2025 geïnformeerd over de uitkomsten daarvan.
In de beleidsreactie op de uitkomsten van de «Verkenning beprijzen watergebruik» (Kamerstukken
27 625, nr. 691) is o.a. aangegeven dat het Ministerie van IenW samen met het Ministerie van Financiën
bekijkt wat de mogelijkheden zijn om het heffingsplafond van de Belasting op Leidingwater
te verhogen. Een voorstel hiervoor is onderdeel van de brief van de Staatssecretaris
van Financiën (Fiscaliteit) van 25 april jl. (Kamerstukken 32 140, nr. 251). Mogelijke consequenties voor het behalen van doelen voor bewust en zuinig drinkwatergebruik
worden meegenomen in de tweejaarlijkse herijking van het Nationaal Plan van Aanpak
Drinkwaterbesparing.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, griffier