Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda JBZ-Raad 12-13 juni 2025 (Kamerstuk 32317-948)
32 317 JBZ-Raad
Nr. 949
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 10 juni 2025
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de brief van 25 mei 2025
over de Geannoteerde Agenda JBZ-Raad 12–13 juni 2025 (Kamerstuk 32 317, nr. 948), over de brief van 4 maart 2025 over de Antwoorden op vragen commissie over o.a.
de Geannoteerde Agenda informele JBZ-Raad 6–7 maart 2025 (Kamerstuk 32 317, nr. 932) (algemeen deel) (Kamerstuk 32 317, nr. 934), over de brief van 21 maart 2025 over het Verslag JBZ-Raad van 5 en 7 maart 2025
(Kamerstuk 32 317, nr. 935), over de brief van 25 april 2025 over de Non-paper van de coalitie van zeven landen
(C7) voor de European Ports Alliance (Kamerstuk 22 112, nr. 4042), over de brief van 9 mei 2025 over het Fiche: Mededeling Paraatheidsuniestrategie
(Kamerstuk 22 112, nr. 4054), over de brief van 9 mei 2025 over het Fiche: Mededeling EU-Interne Veiligheidsstrategie
(Kamerstuk 22 112, nr. 4050), over de brief van 12 mei 2025 over het Eerste kwartaaloverzicht 2025 EU wetsvoorstellen
JBZ (Kamerstuk 32 317, nr. 937) en over de brief van 28 mei 2025over het Non-paper European Baseline Requirements
(Kamerstuk 22 112, nr. 4068).
De vragen en opmerkingen zijn op 4 juni 2025 aan de Minister van Justitie en Veiligheid
voorgelegd. Bij brief van 10 juni 2025 zijn de vragen door de Minister en de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Pool
Adjunct-griffier van de commissie, Paauwe
Inhoudsopgave
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersonen
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersonen
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersonen
8
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (hierna: JBZ-raad) van 12 en 13 juni
2025. Deze leden stellen daar nog enkele vragen over.
Verordening over de bescherming van volwassenen
De leden van de VVD-fractie merken op dat het kabinet eerder heeft toegezegd de Kamer
te informeren over de voortgang van de onderhandelingen en de bereikte voorlopige
overeenstemming ten aanzien van het voorstel voor het Raadsbesluit en het voorstel
voor de verordening.1 Kan worden aangegeven welke inspanningen zijn verricht om deze toezegging na te komen?
Voor zover deze leden hebben kunnen nagaan, is de Kamer sinds deze toezegging niet
nader geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen. Wat vindt de Minister
daarvan?
Antwoord
In het verslag van het schriftelijk overleg van 11 oktober 2023 is toegezegd uw Kamer
te informeren over de voortgang van de onderhandelingen en de bereikte voorlopige
overeenstemming ten aanzien van het voorstel voor het Raadsbesluit en het voorstel
voor de verordening. Ook is toegezegd een finale tekst, zodra deze openbaar is, met
uw Kamer te delen. Ter gelegenheid van de JBZ-raad van 12 en 13 juni 2025 is uw Kamer
geïnformeerd over de gedeeltelijke algemene oriëntatie die onder het Poolse voorzitterschap
is bereikt. Een nieuwe tekst van het voorstel van de verordening is nog niet openbaar
en is daarom nog niet aan uw Kamer toegezonden. U zult de tekst, zodra deze openbaar
wordt, ontvangen. Uw Kamer wordt middels kwartaalrapportages geïnformeerd over de
voortgang van wetgevende voorstellen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat over een aantal hoofdstukken van de verordening
nog wordt onderhandeld. Kan de Minister aangeven welke hoofdstukken nog worden besproken
en welke onderdelen uit het BNC-fiche2 nog relevant zijn bij de onderwerpen die nog worden besproken? Kan de Minister ook
aangeven waarom geen volledige overeenstemming mogelijk was en wat de grootste bezwaren
van lidstaten zijn?
Antwoord
Na het uitbrengen van de voorstellen voor een raadsbesluit en een verordening door
de Europese Commissie (Commissie) zijn de onderhandelingen over het voorstel voor
de verordening van start gegaan. De tekst van het hele voorstel van de verordening
is in een eerste lezing in verschillende raadswerkgroepen doorgesproken. Het Poolse
voorzitterschap heeft bij de aanvang van zijn termijn aangekondigd tot een gedeeltelijke
algemene oriëntatie te willen komen, om deze aan de JBZ-raad in juni 2025 voor te
leggen. Het Poolse voorzitterschap heeft zich ingespannen om concrete vooruitgang
te boeken en overeenstemming te bereiken over de eerste vijf hoofdstukken van het
voorstel voor de verordening, die de kern van de voorgestelde verordening betreffen
(over het toepassingsgebied en de definities, de bevoegdheid, het toepasselijk recht,
de erkenning en tenuitvoerlegging van maatregelen en authentieke akten).
Naar verwachting zal het aankomende Deense voorzitterschap de onderhandelingen over
het voorstel voor de verordening voortzetten. Dat betreft de hoofdstukken VI tot en
met XII (o.a. over samenwerking, de Europese verklaring van vertegenwoordiging, de
instelling en koppeling van beschermingsregisters en digitale communicatie). Voor
het bereiken van overeenstemming over deze hoofdstukken heeft het Poolse voorzitterschap
ingeschat dat meer tijd nodig is. Dit geldt in het bijzonder voor de instelling en
koppeling van beschermingsregisters en voor de samenwerking tussen de nationale centrale
autoriteiten bij de plaatsing van een volwassene in een inrichting of andere instelling
in een andere lidstaat. In het tekstvoorstel dat door het voorzitterschap aan de JBZ-Raad
is voorgelegd, zijn verwijzingen naar de beschermingsregisters en de plaatsing van
een volwassene in een andere lidstaat overigens onder het voorbehoud van de uitkomst
van de verdere onderhandelingen geplaatst.
Met betrekking tot de instelling en koppeling van beschermingsregisters hebben veel
lidstaten, waaronder Nederland, hun zorgen geuit. Enkele lidstaten hebben voorgesteld
het desbetreffende hoofdstuk uit het voorstel voor de verordening te schrappen. De
zorgen betreffen het nut en de noodzaak van de koppeling naast de voorgestelde samenwerking
tussen de centrale autoriteiten van de verschillende lidstaten en de versterking van
de digitale communicatie. Ook zijn er zorgen over de kosten waarbij de vraag is of
deze in verhouding zullen staan tot het aantal grensoverschrijdende gevallen die onder
de toepassing van de verordening vallen. De zorgen over de instelling en koppeling
van beschermingsregisters en ook over de digitalisering van de communicatie tussen
de autoriteiten van de verschillende lidstaten zijn in het BNC-fiche benoemd.
Over de plaatsing van een volwassene in een inrichting of andere instelling in een
van de andere lidstaten zijn de lidstaten verdeeld. Sommige lidstaten willen deze
bepaling liever geschrapt zien, terwijl andere lidstaten, waaronder Nederland, deze
bepaling willen behouden, maar daarover nog vragen hebben. Deze vragen zien op verduidelijking
van de reikwijdte van de bepaling en de goedkeuringsprocedure voor de plaatsing van
de volwassene. Over deze goedkeuringsprocedure is in het BNC-fiche opgemerkt dat dit
implicaties zal hebben voor de uitvoering van de verordening.
Verordening om seksueel misbruik van kinderen te voorkomen en te bestrijden
De leden van de VVD-fractie betreuren het dat er geen akkoord is bereikt over de verordening
ter bestrijding van online seksueel kindermisbruik (hierna: CSAM-verordening). Kan
de Minister gedetailleerder aangeven welke inhoudelijke compromisvoorstellen zijn
besproken onder het Poolse voorzitterschap? Is de Minister van mening dat de onderhandelingen
wel verder zijn gekomen? Zagen de tegenstellingen van lidstaten alleen op het verplichte
detectiebevel of ook op andere onderdelen en, zo ja, welke? Deze leden vragen naar
een inschatting van wat onder het Deense voorzitterschap zal gebeuren met de besprekingen.
Heeft het voorstel wat de Denen betreft prioriteit en vinden de Denen dat de onderhandelingen
snel kunnen worden afgerond?
Antwoord
Onder het Poolse voorzitterschap is in raadsverband verder onderhandeld over het voorstel.
Daarbij zijn op verschillende momenten herziene tekstvoorstellen gepresenteerd. De
kern van het door Polen voorgestelde compromis bestond uit het schrappen van de bepalingen
inzake verplichte detectie. In plaats hiervan werd vrijwillige detectie opgenomen
in de concepttekst.
Hoewel met de Poolse voorstellen is getracht beweging in het dossier te brengen, is
van substantiële vooruitgang in de onderhandelingen geen sprake geweest. Het krachtenveld
in de Raad is opnieuw gebleken sterk verdeeld te zijn. Over de positie van specifieke
lidstaten kan niets worden gezegd. Wel kan gesteld worden dat een aanzienlijk aantal
lidstaten zich kritisch heeft uitgelaten over het schrappen van de verplichte detectie.
Volgens deze lidstaten biedt het voorstel daarmee onvoldoende mogelijkheden voor effectieve
bestrijding van online seksueel kindermisbruik.
Het is nog niet duidelijk hoe het Deense voorzitterschap dit onderwerp verder zal
brengen. Het is dan ook op dit moment niet bekend of onder hun leiding de onderhandelingen
versneld kunnen worden afgerond.
Verslag JBZ-Raad 5–7 maart 2025; EU-Latijns Amerikaanse Comité voor Interne Veiligheid
(hierna: CLASI)
De leden van de VVD-fractie steunen de inspanningen van het kabinet bij het versterken
van de internationale samenwerking in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Deze
leden lezen dat de deelnemende Ministers een nieuwe EU-CLASI-verklaring hebben ondertekend.
In deze verklaring zijn de gezamenlijke prioriteiten voor de komende achttien maanden
vastgelegd op het gebied van internationale samenwerking tussen de landen. Kan deze
verklaring met de Kamer worden gedeeld? In hoeverre is het delen van relevante gegevens
tussen landen ook aan bod gekomen bij de gesprekken over de samenwerking met de Latijns-Amerikaanse
landen? In hoeverre is het actualiseren en uniformeren van bestaande rechtshulpverdragen
aan bod gekomen?
Antwoord
De verklaring is openbaar.3 De verklaring gaat ook verder in op het uitwisselen van gegevens en de voorwaarden
daartoe. Daarnaast stimuleert de verklaring de uitwisseling van beste praktijken op
verschillende onderwerpen.
Overig
De leden van de VVD-fractie brengen in herinnering dat het kabinet bij de beantwoording
van de vragen over de JBZ-Raad van maart 2025 heeft toegezegd dat de Kamer in het
vervolg via het verslag van de JBZ-Raad wordt geïnformeerd over discussies die tijdens
de JBZ-Raden hebben plaatsgehad met betrekking tot de gevolgen van het Landeck-arrest.4 Klopt het dat er sindsdien geen discussies hebben plaatsgevonden sinds deze toezegging?
Hoe staat het met het non-paper dat door Nederland is ingebracht, met het voorstel
voor het aanwijzen van de officier van justitie als een rechterlijke instantie of
onafhankelijke bestuurlijke autoriteit? Wanneer wordt dat non-paper opnieuw besproken
en welke lidstaten houden het Nederlandse standpunt tegen? Deze leden hechten eraan
dat de (potentiële) grote gevolgen van het arrest voor de rechtspraktijk in Nederland
snel in kaart worden gebracht, zodat de schadelijke gevolgen voor de werklast voor
Politie, Openbaar Ministerie (hierna: OM) en rechterlijke macht daarna ook direct
zoveel mogelijk kunnen worden beperkt. Kan de Minister aangeven of op dit dossier
samen wordt gewerkt met gelijkgestemde landen, zoals Oostenrijk? Welke lidstaten zitten
nog meer op de lijn van Nederland en in hoeverre is er zicht op consensus voor de
Nederlandse positie, gelet op de negatieve gevolgen voor de politieagenten en medewerkers
van het OM en de Rechtspraak sinds de uitspraken van de Hoge Raad?
Antwoord
Het klopt dat na maart 2025 in de JBZ-Raad geen discussies hebben plaatsgehad over
de gevolgen van Landeck. Bij de beantwoording van de vragen over de JBZ-Raad van maart
2025 is uw Kamer gemeld dat over het non-paper op ambtelijk niveau is gesproken met
vertegenwoordigers van enkele andere lidstaten en de Commissie. Uit die gesprekken
bleek onvoldoende steun om het Nederlandse voorstel verder te brengen. Waar passend
wordt opnieuw aandacht gevraagd voor het non-paper. Het kabinet doet geen mededelingen
over posities die zijn ingenomen door andere lidstaten.
Het non-paper betreft een voorstel voor het aanwijzen van de officier van justitie
als een rechterlijke instantie of onafhankelijke bestuurlijke autoriteit. Als gevolg
daarvan zou, naast de rechter-commissaris, ook de officier van justitie kunnen beslissen
over de toegang tot gegevens in een digitale-gegevensdrager of geautomatiseerd werk.
Hierover is uw Kamer geïnformeerd bij brief van 23 februari 2024.5
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat de gevolgen
van het Landeck-arrest in de uitvoering bij opsporingsonderzoeken tot problemen en
onvoorziene werklastverzwaring leiden. Deelt de Minister voorts de mening dat er niet
kan worden gewacht met een oplossing tot de tweede aanvullingswet bij het nieuwe Wetboek
van Strafvordering? Welke boodschap heeft de Minister voor iedereen in de strafrechtketen
die op dit moment wordt geconfronteerd met de negatieve consequenties van het arrest?
Antwoord
Als gevolg van Landeck behoeft de officier van justitie voor de toegang tot gegevens
in een digitale-gegevensdrager of geautomatiseerd werk – indien deze toegang het risico
inhoudt op een ernstige of zeer ernstige inmenging in de grondrechten van de betrokkene,
hetgeen veelal het geval zal zijn – een machtiging van de rechter-commissaris. In
maart 2025 heeft de Hoge Raad naar aanleiding van Landeck zijn eigen rechtspraak over
het onderzoek aan (in beslag genomen) elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde
werken bijgesteld (HR 18 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:409, r.o. 5.1.1–5.2.4). Deze
jurisprudentie van eind 2024 en begin 2025 heeft met name gevolgen voor het OM en
de rechtspraak. De officier van justitie moet een machtiging vorderen bij de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris zal op die vordering moeten beslissen.
Bij het OM en de rechtspraak zijn, naar aanleiding van Landeck, modellen ontwikkeld
voor de vorderingen en machtigingen, en zijn werkprocessen ingericht om de aanvragen
en beslissingen gestructureerd te behandelen. De ketenpartners werken dus al conform
Landeck. Het is daarom niet nodig om wetgeving aan te passen vooruitlopend op de tweede aanvullingswet
bij het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Door middel van die tweede aanvullingswet
zal de nieuwe werkwijze in het nieuwe Wetboek van Strafvordering worden gecodificeerd.
De gesprekken daarover met de ketenpartners zijn gestart.
De leden van de VVD-fractie constateren dat het kabinet destijds een aantal vragen
over het Landeck-arrest niet inhoudelijk wilde beantwoorden, omdat er destijds twee
zaken nog aanhangig waren bij de Hoge Raad. Inmiddels is arrest gewezen. Kan de Minister
alsnog de vragen die destijds zijn gesteld, beantwoorden, waarbij de gevolgen van
deze arresten worden meegenomen? Kunnen de opmerkingen die Nederland heeft gemaakt
bij het Hof van Justitie van de EU in de Landeck-zaak in 2024 ook naar de Kamer worden
gestuurd?
Antwoord
De gevolgen van Landeck blijken uit het genoemde arrest van de Hoge Raad en zijn in
antwoord op de vorige vraag geschetst. In de zaak Landeck bij het Hof van Justitie
van de EU heeft de Nederlandse regering schriftelijke opmerkingen ingediend, die ook
zijn gepubliceerd door het Hof.6
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
en reactie van de bewindspersonen
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de JBZ-Raad van 12–13 juni 2025. Deze leden hebben hierover nog enkele
vragen.
Verordening om seksueel misbruik van kinderen te voorkomen en te bestrijden
De leden van de NSC-fractie lezen dat in Raadsverband verder wordt gewerkt aan de
CSAM-verordening en dat op verschillende momenten nieuwe (delen van) compromisteksten
zijn gepresenteerd, maar dat er geen zicht op overeenstemming is bereikt. Kan de Minister
toelichten welke compromisteksten zijn aangedragen en hoe die zich verhouden tot het
Nederlandse regeringsstandpunt en gedane Kameruitspraken?
Antwoord
Zoals toegelicht in de beantwoording van vragen van de VVD-fractie, bestaat de kern
van het onder het Poolse voorzitterschap voorgestelde compromis uit het schrappen
van de bepalingen inzake verplichte detectie, en het in plaats daarvan mogelijk maken
van vrijwillige detectie. Deze benadering sluit aan bij de tijdelijke uitzonderingsmogelijkheid
die op dit moment bestaat op grond van Verordening (EU) 2021/1232.
Nederland heeft in de besprekingen over dit compromisvoorstel steeds de uitgangspunten
zoals vastgelegd in de Kamerbrief van 29 november 2024 uitgedragen.7
De strijd tegen drugshandel en georganiseerde misdaad
De leden van de NSC-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het zorgen voor weerbare
logistieke knooppunten, het verstoren van criminele geldstromen en de bestuurlijke
aanpak drie van de Nederlandse prioriteiten zijn waar blijvende aandacht voor wordt
gevraagd in Europees verband. Deze leden zijn het hier van harte mee eens. Deze leden
hebben ook kennisgenomen van het non-paper dat Nederland samen met de coalitie van
zeven landen tegen georganiseerde criminaliteit heeft opgesteld. Deze leden hebben
onder andere kennisgenomen van de aanbevelingen die hierin worden gedaan omtrent het
verbeteren van detectie van corruptie in de havens. Heeft de Minister zicht op de
omvang van het probleem van corruptie in de havens in Nederland?
Antwoord
Uit de systemen van de Politie, de Rijksrecherche, het OM en/of de rechtspraak volgt
niet of een corruptiefeit is begaan door een ambtenaar of een niet-ambtenaar en of
een zaak havengerelateerd is. Cijfermatig inzicht zou alleen met zeer uitgebreid,
handmatig dossieronderzoek kunnen worden verkregen.
Wel is in 2023 door het WODC onderzoek gedaan naar drugsgerelateerde corruptie op
Schiphol en in de Rotterdamse Haven. Door middel van onder meer expertmeetings is
inzicht verkregen in de belangrijkste corruptiedreigingen, de impact van die dreigingen
en de kracht van de maatregelen die getroffen zijn om te voorkomen dat de dreigingen
zich daadwerkelijk voordoen. Voor meer informatie wordt verwezen naar dit rapport
en de beleidsreactie hierop.8
Kan de Minister reflecteren op de aanpak hiervan, mede in het licht van oproepen van
bijvoorbeeld het OM, dat de wetgeving hieromtrent moet worden verbeterd?
Antwoord
Uit het hierboven genoemde onderzoek van het WODC blijkt dat er bij publieke instanties
al sprake is van veel beleid en maatregelen, gericht op het anticiperen, voorkomen
en tegengaan van corruptie. De weerbaarheid van deze instanties wordt daardoor relatief
hoog ingeschat. Desondanks blijft het voorkomen van corruptie in de havens een belangrijke
prioriteit.
In reactie op Kamervragen over berichten in de media dat het OM aanpassing van de
anti-corruptiewetgeving wenste, is aangegeven dat het OM geen bestuurlijk signaal
aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid hierover heeft afgegeven. Het beeld
bestaat niet dat het Openbaar Ministerie momenteel onvoldoende mogelijkheden heeft
om corruptie te vervolgen. Voor meer informatie wordt graag verwezen naar de volledige
beantwoording van de desbetreffende Kamervragen.9
Hoe verhoudt dit zich tot de situatie in andere landen?
Antwoord
Zonder concrete uitspraken te doen over de situatie in andere landen, is corruptie
in havens niet een probleem dat alleen in Nederland speelt. Daarom is het ook belangrijk
om de samenwerking met andere landen te zoeken om kennis uit te wisselen en een waterbedeffect
te voorkomen. Binnen de EU gebeurt dit in het kader van de Europese Havenalliantie.
Corruptie in havens is één van de onderwerpen die daar besproken wordt.10
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de JBZ-Raad van 12 en 13 juni 2025 en de overige stukken op de agenda.
Deze leden maken van de gelegenheid gebruik om hier nog enkele vragen over te stellen
aan de Minister.
Justitie; Russische agressie tegen Oekraïne: strijd tegen straffeloosheid
De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland zich inzet voor de oprichting van
een claimscommissie, wat een tweede stap is naar een volledig compensatiemechanisme
volgend op het recentelijk opgerichte Schaderegister voor Oekraïne. Deze leden vragen
of Nederland medestanders vindt in de oprichting van deze commissie en wat het standpunt
van andere lidstaten hierbij is.
Antwoord
Voor het antwoord op de vraag is relevant dat op 14 november 2022, 94 landen de Resolutie
ES-5/11 van de Algemene Vergadering van de VN steunden, welke sindsdien de basis vormt
voor de oprichting van een compensatiemechanisme voor Oekraïne. Uit die groep hebben
zich tot dusver 44 landen en de EU aangesloten bij het daarna opgerichte Schaderegister.
Aan de onderhandelingen over de volgende stap, een Claimscommissie, nemen tot dusver
55 landen en de EU deel. Dit betreft in meerderheid westerse landen, maar ook kleine
groepjes landen uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Uiteraard bestaan in zo’n grote
groep landen verschillen in voorkeuren op diverse deelonderwerpen, maar wat de deelnemers
in grote meerderheid bindt is de wil om Rusland, door het verder bouwen aan een compensatiemechanisme,
te houden aan zijn verplichtingen onder het internationaal recht om de schade, veroorzaakt
door zijn agressie, te vergoeden.
Binnenlandse Zaken; Verordening om seksueel misbruik van kinderen te voorkomen en
te bestrijden
De leden van de CDA-fractie lezen dat er geen zicht op overeenstemming is bereikt
omtrent de onderhandelingen over de CSAM-verordening en dat de verwachting is dat
de onderhandelingen onder het Deense voorzitterschap zullen worden voortgezet. Daarom
vragen deze leden aan de Minister of er wel enige vorm van vooruitgang is geboekt
wat betreft overeenstemming van lidstaten over dit voorstel onder het Poolse voorzitterschap.
Daarnaast, wanneer dit het geval is, vragen deze leden of van het Deense voorzitterschap
wordt verwacht dat op dezelfde route voort wordt gegaan of dat een andere weg ingeslagen
zal worden. Ook vragen deze leden of de Minister een overzicht kan geven van de onderhandelingen
die tot nu toe zijn gevoerd over de CSAM-verordening en wat de precieze inhoudelijke
stand van zaken is van de verordening in het licht van nieuwe compromisteksten. Is
er in de tussentijd iets veranderd aan het Nederlandse standpunt omtrent de CSAM-verordening?
Zo ja, op welke onderdelen is dat het geval?
Antwoord
Hoewel met de voorstellen van het Poolse voorzitterschap is getracht beweging in het
dossier te brengen, is van substantiële vooruitgang in de onderhandelingen geen sprake
geweest. Het krachtenveld binnen de Raad blijft sterk verdeeld. Met name het voorstel
om de bepalingen inzake verplichte detectie te schrappen ten gunste van vrijwillige
detectie heeft geleid tot stevige kritiek van een aanzienlijk aantal lidstaten.
Wat betreft het aankomende Deense voorzitterschap kan op dit moment niet worden vooruitgelopen
op de inhoudelijke koers die Denemarken zal kiezen. Of Denemarken voornemens is een
nieuwe route in te slaan, of voortbouwt op eerdere teksten, zal blijken uit de wijze
waarop het Voorzitterschap de onderhandelingen herneemt. Tot die tijd is daar geen
uitspraak over te doen.
Ten aanzien van het verzoek om een overzicht van de onderhandelingen tot nu toe: sinds
de presentatie van het oorspronkelijke voorstel door de Commissie in mei 2022 zijn
er onder achtereenvolgende Voorzitterschappen verschillende (delen van) compromisteksten
besproken. Deze teksten verschilden vooral op het punt van de reikwijdte en verplichting
van detectiebevelen en de waarborgen ten aanzien van privacy en veiligheid in het
digitale domein. De Radenwerkgroep heeft het voorstel inmiddels in 35 vergaderingen
besproken. Ondanks de inspanningen om voldoende steun te vergaren voor een compromisvoorstel,
zijn op dit moment nog verdere gesprekken nodig om tot overeenstemming te komen over
een positie en te gaan onderhandelen met het Europees parlement.
Wat betreft het Nederlandse standpunt geldt dat dit op dit moment ongewijzigd is.
De inzet van het kabinet is vastgelegd in de Kamerbrief van 29 november 2024. Mocht
het Nederlandse standpunt op enig moment wijzigen als gevolg van nieuwe ontwikkelingen
in de onderhandelingen, dan zal uw Kamer daar – conform de gebruikelijke procedure
– tijdig over worden geïnformeerd.
Europese Interne Veiligheidsstrategie
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet inzet op verdere optimalisering
van Europol, maar dat het niet direct een aanleiding ziet voor nieuwe verantwoordelijkheden
om deze verbeterslag mogelijk te maken. Daarom vragen deze leden of de Minister kan
uitweiden over welke nieuwe verantwoordelijkheden voor Europol ter sprake zijn gekomen
en welke bezwaren ervoor zorgen dat het kabinet daar geen voorstander van is.
Antwoord
De Voorzitter van de Europese Commissie, Ursula Von der Leyen, heeft aangekondigd
dat zij van Europol een echt operationeel (truly operational) agentschap wil maken dat de lidstaten actief ondersteunt. Ook sprak ze over een verdubbeling
van zowel de capaciteit als de personele bezetting. De precieze uitwerking van deze
plannen is op dit moment nog niet bekend, het voorstel wordt begin 2026 verwacht.
Nederland beschouwt Europol als een belangrijk agentschap in de aanpak van grensoverschrijdende
criminaliteit en waardeert het werk dat de organisatie verricht. Tegelijkertijd wil
Nederland benadrukken dat de taken van Europol binnen de kaders van artikel 88 van
het verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) moeten blijven. Europol
is bedoeld ter ondersteuning van de lidstaten en zou wat Nederland betreft geen eigen
uitvoerende bevoegdheden moeten krijgen (zoals bijvoorbeeld het toepassen van dwangmiddelen).
Die bevoegdheden moeten nadrukkelijk voorbehouden blijven aan de nationale bevoegde
autoriteiten. Dit beeld is tevens bevestigd in de «Joint Statement of the European Police Chiefs».11
Nederland vindt het van belang om eerst het (gedegen) impact assessment van de Commissie
af te wachten, zodat duidelijk wordt waarom deze uitbreiding nodig is, wat daarvan
de gevolgen zullen zijn en wat de toevoeging aan de operationele steun aan de rechtshandhavingsinstanties
is. De Commissie heeft aangekondigd hiermee aan de slag te gaan. Pas daarna kan een
zorgvuldige afweging worden gemaakt over de eventuele uitbreiding van taken. Nederland
zal de komende periode gezamenlijk met andere lidstaten constructief in gesprek blijven
met de Commissie over de optimalisering van Europol.
Toegang tot gegevens voor effectieve rechtshandhaving
De leden van de CDA-fractie lezen met interesse dat het voor het kabinet belangrijk
is om met de Roadmap van start te gaan voor het uitwerken van de aanbevelingen van de High-Level Group
on access to data for effective law enforcement. Deze leden vragen of de Minister
nader in kan gaan op de balans tussen privacy en rechtshandhaving binnen dit kader.
Daarnaast vragen deze leden of wordt verwacht dat een meerderheid van de Europese
lidstaten de Roadmap over de toegang tot data zal steunen, gezien het belang dat het kabinet hecht aan
de gezamenlijkheid op EU-niveau wat betreft dit thema.
Antwoord
Zoals eerder gecommuniceerd aan uw Kamer acht Nederland het van belang, in het kader
van de discussie over rechtmatige toegang tot gegevens, dat er heldere Europese regels
zijn voor rechtmatige toegang tot digitale gegevens.12 Rechtshandhavingsautoriteiten moeten immers hun wettelijke bevoegdheden kunnen uitoefenen,
zowel offline als online, om onze samenlevingen en burgers te beschermen. Vanzelfsprekend
moet dit vorm krijgen met inachtneming van grondrechten, de jurisprudentie van het
Europese Hof van Justitie en relevante wetgeving inzake gegevensbescherming – en op
proportionele en evenwichtige wijze, met betrokkenheid van alle relevante stakeholders.
In dat kader zal Nederland het belang benadrukken dat eventuele wetgeving wordt omkleed
met sterke waarborgen en transparant toezicht. Gezien het grensoverschrijdende karakter
van de onderliggende problematiek is het extra belangrijk dat eventuele oplossingen
in gezamenlijkheid met de lidstaten grondig worden uitgewerkt.
De inhoud van de door de JBZ-Raad verzochte Roadmap is momenteel nog niet bekend; wel hebben de lidstaten – waaronder Nederland – tijdens
eerder gehouden JBZ-raden (in juni, juli en december 2024) hun brede steun uitgesproken
met betrekking tot de aanbevelingen van de experts en het belang benadrukt van opvolging
van de aanbevelingen van de High Level Group on access to data.13
De impact van het huidige geopolitieke klimaat op de interne veiligheid van de EU
De leden van de CDA-fractie lezen met interesse dat het kabinet inzet op de versterking
van maatschappelijke weerbaarheid op nationaal, Europees en NAVO-niveau. Daarnaast
hebben deze leden kennisgenomen van het Nederlandse initiatief dat heeft geleid tot
een Europese weerbaarheidscoalitie. Daarom vragen deze leden aan de Minister welke
verschillende initiatieven verwacht mogen worden van deze Europese weerbaarheidscoalitie
en op welke termijn dit zal gebeuren. Daarnaast horen deze leden graag van de Minister
wat de precieze doelstelling van de Europese weerbaarheidscoalitie inhoudt en binnen
welke termijn de Minister verwacht dat deze behaald zal worden.
Antwoord
Het versterken van de weerbaarheid van Nederland is een prioriteit van het kabinet.
Dit is primair een nationale verantwoordelijkheid. Echter, crises zijn niet aan grenzen
gebonden en daarom is een gecoördineerde Europese samenwerking noodzakelijk. Het doel
van de ministeriële weerbaarheidscoalitie van gelijkgestemde EU-lidstaten is om de
civiele paraatheid en weerbaarheid in zowel de individuele landen, als in de EU als
geheel te versterken, en om een effectieve implementatie van de Paraatheidsuniestrategie
van de Commissie te bewerkstelligen. In dit verband zal voor Nederland de inzet zoals
beschreven in de kabinetsappreciatie van het Niinistö-rapport en het BNC-fiche over
de Paraatheidsuniestrategie leidend zijn.14
De coalitie zal de samenwerking op een aantal prioritaire thema’s intensiveren en
best practices en inzichten uitwisselen, aan de hand van een op te stellen gezamenlijke
coalitieagenda. Daarnaast is het doel van de coalitie om een actieve en leidende rol
te vervullen in het vormgeven van de agenda van de Raad als het gaat om civiele paraat-
en weerbaarheid. De coalitie zal dan ook nauw samenwerken met de Commissie om ervoor
te zorgen dat de belangen van de lidstaten goed in de desbetreffende beleids- en wetgevingsvoorstellen
worden meegenomen. De volgende ministeriële bijeenkomst van de coalitie zal in het
najaar plaatsvinden in Zweden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
B.A. Paauwe, adjunct-griffier