Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Onderdeel Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (Kamerstuk 36740-VII-2).
36 740 VII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2024
Nr. 6
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 10 juni 2025
De vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft een aantal
vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 21 mei 2025 inzake
het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (Onderdeel Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening)
(Kamerstuk 36 740 VII, nr. 2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2025. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, De Vree
De griffier van de commissie, Honsbeek
Vraag 1
Hoe verhoudt de woonquote van Nederlandse huishoudens zich precies tot die van andere
EU-landen?
U vraagt hoe de woonquote van Nederlandse huishoudens zich verhoudt tot die van andere
EU-landen. Zoals in paragraaf 2.1 van ons verantwoordingsonderzoek BZK te lezen is,
stond Nederland in 2023 met een woonquote van 20,8% op plek 23 van de 27 landen in
de EU. Deze informatie is afkomstig uit de Monitor Brede Welvaart en SDG’s 2025 van
het CBS.
Vraag 2
Waar liggen volgen u de grootste kansen om de woonquote op de korte en lange termijn
te verbeteren?
U vraagt naar het verbeteren van de woonquote. Wij beschikken niet over informatie
om deze vraag te kunnen beantwoorden.
Vraag 3
Hoe groot acht de Algemene Rekenkamer de kans dat het doel (290.000 woningen) voor
ouderenhuisvesting wordt gehaald als de investeringsruimte van woningcorporaties fors
wordt beperkt door huurbevriezing in 2025 en 2026?
Hier hebben wij in het kader van ons verantwoordingsonderzoek 2024 geen onderzoek
naar gedaan.
Vraag 4
Hoe groot acht de Algemene Rekenkamer de kans dat de beleidsdoelen voor wonen worden
gerealiseerd als de investeringsruimte van woningcorporaties fors wordt beperkt door
huurbevriezing in 2025 en 2026?
Hier hebben wij in het kader van ons verantwoordingsonderzoek 2024 geen onderzoek
naar gedaan.
Vraag 5
Is het, naar het oordeel van de Algemene Rekenkamer, technisch en administratief haalbaar
om op redelijk korte termijn een betrouwbaar en landelijk dekkend beeld te krijgen
van de omvang en de kenmerken van de bestaande woningvoorraad die geschikt is voor
ouderen, en zo ja, welke stappen zijn hiervoor nodig?
We hebben gezien dat de Minister er sinds het begin van het programma Wonen en zorg
voor ouderen in 2022 aan werkt om zicht te krijgen op het aantal nultreden-, geclusterde
en zorggeschikte woningen in de bestaande voorraad. Samen met het CBS werkt de Minister
aan het onderscheiden van de 3 woonvormen in de Woonbase, een database met informatie
over wonen in Nederland. Voor het antwoord op de vraag hoe haalbaar het is om dit
op korte termijn te realiseren verwijzen wij u naar de Minister van VRO.
Vraag 6
Welke maatschappelijke gevolgen op korte en langere termijn voorziet de Algemene Rekenkamer
als dit zorgelijke beeld voor ouderenhuisvesting aanhoudt en de doelstellingen niet
worden gehaald?
Als de doelstellingen voor ouderenhuisvesting niet worden gehaald zullen er te weinig
geschikte woningen voor ouderen zijn om in te wonen. Ook kan dit zorgen voor minder
doorstroom op de woningmarkt. Naar bredere maatschappelijke gevolgen hebben wij in
het kader van het verantwoordingsonderzoek 2024 geen onderzoek gedaan.
Vraag 7
Kijkende naar uw conclusie en aanbevelingen inzake ouderenhuisvesting, zou u dan adviseren
om het door u uitgevoerde onderzoek breder te trekken?
Op basis van uw vraag wordt ons niet duidelijk waar u precies op doelt met het breder
trekken van het uitgevoerde onderzoek. Onze conclusie en aanbevelingen gaan over het
beleid van de Minister inzake ouderenhuisvesting. In algemene zin hechten wij, in
lijn met onze conclusie en aanbevelingen, aan concrete tussendoelen om de haalbaarheid
van doelen op de middellange termijn te kunnen inschatten. Daarnaast vinden wij aandacht
voor risico’s voor het behalen van de gewenste resultaten van beleid belangrijk. Het
verkrijgen van zicht op de stand van zaken en knelpunten is belangrijk voor de Minister
om te kunnen bijsturen en doelen te kunnen halen.
Vraag 8
Kunt u aangeven wat het Rijksvastgoedbedrijf bedoelt met «realiseren van optimalisaties
in de contractvorm en het versoberen van proceseisen»?
U vraagt naar wat het Rijksvastgoedbedrijf bedoelt met het «realiseren van optimalisaties
in de contractvorm en het versoberen van proceseisen». Het is volgens ons aan de Minister
van VRO om deze vraag te beantwoorden. Wij hebben hier geen verder onderzoek naar
gedaan. Overigens meldde de Minister in de 12e voortgangsrapportage over de renovatie dat er naast reguliere projectbeheersing onder
andere wordt ingezet op «Het beperken van kosten opdrijvende eisen en het optimaliseren
van contracten, werkwijzen en risicoverdelingen.».
Vraag 9
Zijn de verantwoordelijke bewindspersonen na 2015 geadviseerd om een verwachte bandbreedte
van het benodigde budget voor de renovatie te communiceren aan de Tweede Kamer? Zo
ja, ontvangt de Kamer graag zoveel mogelijk details.
In ons verantwoordingsonderzoek 2024 schreven we dat de Minister er voor had kunnen
kiezen om een verwachte bandbreedte van het benodigde budget te communiceren aan de
Tweede Kamer. Wij hebben in ons onderzoek vastgesteld dat de Minister is geadviseerd
om een bandbreedte – al dan niet vertrouwelijk – met de Kamer te delen. Waarom dit
uiteindelijk niet is gedaan, is een vraag aan de verantwoordelijke Minister.
Vraag 10
Is de conclusie gerechtvaardigd dat beleid om CO2-uitstoot te verminderen op drijfzand is gebouwd?
Nee, deze conclusie is niet gerechtvaardigd. In ons verantwoordingsonderzoek 2023
onderzochten we hoe de Minister van BZK rapporteert over CO2-uitstoot en -reductie in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR). We onderzochten
hoe de cijfers in de JBR tot stand kwamen en zagen hierin een aantal verbeterpunten.
De Minister van BZK deed ook een aantal toezeggingen. Dit jaar keken we wat daarvan
terecht is gekomen. De JBR is een jaarlijkse rapportage van de rijksoverheid waarmee
inzicht wordt gegeven hoe het Rijk functioneert als organisatie. De JBR gaat derhalve
over de interne bedrijfsvoering van het Rijk en niet over de beleidsresultaten van
Ministers.
Er zijn diverse maatregelen getroffen om de CO2-uitstoot van het Rijk zelf te reduceren. Ons onderzoek richtte zich niet op het beleid,
maar op de totstandkoming van de uitstootcijfers, dus op monitoring en rapportage.
Wij gaven aan dat, om de voortgang te kunnen monitoren en zo nodig bij te sturen,
betere rapportages nodig zijn. In 2024 heeft de Minister van BZK enkele stappen gezet
om het verzamelen van de CO2-uitstootcijfers van de rijksoverheid zelf te vereenvoudigen. Het verzamelen van data
blijft echter arbeidsintensief en er zijn verschillen geconstateerd in gehanteerde
definities, reikwijdte, peildata en meetmethodes. Meer inzicht en centrale sturing
blijven noodzakelijk om de duurzaamheidsdoelen voor de rijksoverheid te behalen en
daarover met juiste en uniforme cijfers te rapporteren
Vraag 11
Kunt u aangeven voor het Rijksvastgoedbedrijf waar de overige 2 miljoen euro aan onrechtmatigheden
(11,3 miljoen – 9,3 miljoen euro) door zijn veroorzaakt?
U vraagt naar het bedrag van de onrechtmatigheden van het Rijksvastgoedbedrijf, namelijk
de overige 2 miljoen. In het verantwoordingsonderzoek 2024 BZK hebben we gerapporteerd
dat € 9,3 miljoen grotendeels wordt veroorzaak door inhuren van adviesdiensten op
een onrechtmatig verlengde overeenkomst. Dit is de raamovereenkomst interim-management en organisatieadvies (IMOA) waarvoor het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
als categoriemanager verantwoordelijk is. Het overige bedrag van € 2 mln. bestaat
uit een aantal overeenkomsten die onrechtmatig zijn aanbesteed waarbij verschillende
redenen de oorzaak zijn voor de onrechtmatigheid, zoals:
1) het voortzetten van een opdracht die meervoudig aanbesteed had moeten worden;
2) een wijziging in de opdracht nadat de aanbesteding heeft plaatsgevonden;
3) een opdracht die in eerste instantie als een inbesteding (opdrachtverstrekking aan
een onderdeel van de rijksoverheid) is uitgevraagd, dit bleek niet realiseerbaar waarna
de opdracht is verstrekt aan een leverancier;
4) een opdracht die is uitgezet via een versnelde uitvraagprocedure, dit terwijl het
raamcontract geen optie heeft tot een versnelde procedure
Vraag 12
Welke mogelijkheden ziet u om de budgettaire ruimte binnen dit project beter te monitoren
en te beheersen?
In ons verantwoordingsonderzoek 2024 schrijven wij dat de Minister de informatievoorziening
over het budget kan verbeteren. We geven ook aan dat we de formulering van risico’s
in de voortgangsrapportages over eventuele belemmeringen in de uitvoering van de renovatie
een goede stap vinden om zo uw Kamer hier ook over te informeren en in de afweging
te betrekken. Daarnaast hebben we u, de Tweede Kamer, aanbevolen om voor toekomstige
projecten de goedkeuring van budgetten te laten voorzien van volledige projectspecificaties,
budgetramingen en risicoanalyses. Tenslotte bevelen wij aan om de renovatie van het
Binnenhof onder de Regeling Grote Projecten onder te brengen. De voortgangsrapportages
worden dan voorzien van accountantscontrole met een oordeel over de kwaliteit en de
volledigheid van de informatie in de rapportage, de toegepaste calculatiemethoden
en risicoanalyses, het realiteitsgehalte van de financiering en budgettaire inpassing
en het projectbeheer.
Vraag 13
Met welk bedrag denkt u dat het budget voor de renovatie van het Binnenhof opnieuw
verhoogt zal worden en kunt u dit onderbouwen?
In ons verantwoordingsonderzoek 2024 schrijven wij dat het denkbaar is dat een toekomstige
verhoging van het budget nodig zal zijn. U vraagt met welk bedrag wij denken dat het
budget voor de renovatie van het Binnenhof opnieuw verhoogd zal worden. Dit hebben
wij niet onderzocht. Wel heeft de Minister van VRO kort voor Verantwoordingsdag aan
u aangekondigd dat het budget opnieuw hoger uitvalt. Het is aan de Minister van VRO
om deze vraag te beantwoorden.
Vraag 14
Kan de Rekenkamer toelichten wat het cruciale verschil is tussen rapporteren op «vrijwel
alle punten», zoals de Minister aangeeft, en het volledig toepassen van de Regeling
en welke concrete risico’s blijven bestaan voor het budgetrecht en de controle van
de Kamer als de Regeling niet volledig wordt toegepast, specifiek ten aanzien van
de accountantscontrole?
Zoals wij in ons nawoord in het verantwoordingsonderzoek 2024 schrijven, informeert
de Minister, in lijn met een groot project conform de Regeling Grote Projecten, de
Tweede Kamer in principe twee keer per jaar door middel van voortgangsrapportages
over de renovatie. De regeling wordt alleen niet volledig toegepast. Een accountantscontrole
– met een oordeel over de kwaliteit en volledigheid van de informatie in de rapportage,
de toegepaste calculatiemethoden en risicoanalyses, het realiteitsgehalte van de financiering
en budgettaire inpassing en het projectbeheer – ontbreekt namelijk bij deze voortgangsrapportages.
Vraag 15
De Minister is het niet met de Algemene Rekenkamer eens dat er nog weinig aandacht
is voor kansen in de bestaande woningvoorraad met betrekking tot de woonopgave voor
ouderen. Ze geeft aan dat er subsidieregelingen voor ontmoetingsruimten en zorggeschikte
woningen zijn, dat er afspraken met provincies en gemeenten zijn gemaakt, en dat er
diverse mooie voorbeelden zijn. Hoe beoordeelt u het antwoord van de Minister?
De Minister is het niet met ons eens dat er nog weinig aandacht is voor woningen voor
ouderen in de bestaande woningvoorraad. De door de Minister genoemde stimuleringsregelingen
zijn echter alleen bedoeld voor sociale en betaalbare woningen. De regelingen richten
zich daarmee op een gedeelte van de woningvoorraad. De Minister geeft voorbeelden
van transformatie en mogelijkheden in het beleid die dit stimuleren, maar daarmee
is er geen structurele aandacht voor ouderenhuisvesting. In de afspraken met de woondealregio’s
gaat het vooral om nieuwbouw.
Vraag 16
Alhoewel de renovatie niet door de Tweede Kamer is aangemerkt als groot project, wordt
volgens de Minister over het programma wel op vrijwel alle punten gerapporteerd conform
de Regeling Grote Projecten. Zo is volgens de Minister een uitvoerige risicorapportage
opgenomen. Hoe beoordeelt u de volgens de Minister «uitvoerige risicorapportage»?
In ons verantwoordingsonderzoek 2024 schrijven wij dat we de formulering van risico’s
in de voortgangsrapportages over eventuele belemmeringen in de uitvoering van de renovatie
een goede stap vinden om zo uw Kamer hier ook over te informeren en in de afweging
te betrekken. Er ontbreken echter nog een aantal elementen uit de Regeling Grote Projecten.
Zie hiervoor de beantwoording van vraag 14.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, griffier