Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 36740-VI-2)
36 740 VI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024
Nr. 5
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 10 juni 2025
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 21 mei 2025 inzake het rapport Resultaten
verantwoordingsonderzoek 2024 bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk
36 740 VI, nr. 2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2025. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Pool
Adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Vraag 1
Kunt u toelichten op welke gronden u concludeert dat het migratiebudget jaarlijks
sterk wordt bijgesteld en hoe vaak en in welke omvang dit zich in de afgelopen vijf
jaar heeft voorgedaan?
In ons verantwoordingsonderzoek 2024 hebben we geconstateerd dat het budget voor migratie
grote schommelingen vertoont gedurende het jaar. Zo verhoogde de Minister het budget
in het voorjaar met € 1,1 miljard en verlaagt hij het budget in het najaar (inclusief
september suppletoire begroting) weer met ongeveer € 0,7 miljard. Onze conclusie is
gebaseerd op de afwijkingen in suppletoire begrotingen ten opzichte van de ontwerpbegrotingen.
Figuur 7 op pagina 17 van ons Rapport bij het jaarverslag JenV 2024 (Algemene Rekenkamer, 2025) geeft de fluctuaties aan voor 2022, 2023 en 2024.
Daarnaast liet ons onderzoek Focus op opvangcapaciteit voor asielzoekers (Algemene Rekenkamer, 2023) zien dat de begroting voor het COA – onderdeel van begrotingsartikelartikel 37 –
structureel te laag was. Tussen 2000 en 2022 heeft de Minister van JenV de uitgaven
van het COA 21 van de 23 keer te laag begroot.
Vraag 2
Welke factoren dragen volgens u structureel bij aan de onderraming van het budget
van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en in hoeverre is dit in uw analyse
als een patroon zichtbaar?
In ons verantwoordingsonderzoek 2024 hebben we niet onderzocht welke factoren structureel
bijdragen aan de onderraming van het budget van het COA.
Wel constateerden we in ons eerder onderzoek Focus op opvangcapaciteit voor asielzoekers (Algemene Rekenkamer, 2023) dat het aantal asielzoekers in de opvanglocaties van het COA vaak behoorlijk afwijkt
van de ramingen in de Meerjaren Productie Prognose (MPP). De MPP waarop de initiële
beschikking wordt bepaald, wordt opgesteld in februari van het jaar voorafgaand aan
het uitvoeringsjaar. Er zit dus relatief veel tijd tussen ramen en realiseren. Dit
maakt dat de realiteit de prognoses al snel inhaalt.
Een factor die het ramen van de bijdrage aan het COA bemoeilijkt is de timing van
de begrotingscyclus. De timing van de begrotingscyclus van het Ministerie van JenV
loopt namelijk niet gelijk met de timing om het voorschot aan het COA te bepalen,
zie figuur 9 op pagina 15 van ons rapport Focus op opvangcapaciteit voor asielzoekers (Algemene Rekenkamer, 2023). De Minister van JenV gebruikt de MPP uit februari om het voorschot voor het daaropvolgende
jaar in de ontwerpbegroting (september) te begroten. De MPP uit september komt daarvoor
namelijk te laat. Hierdoor ontvangt het COA in de praktijk vaak een te laag voorschot.
Dit maakt dat het COA gedurende het uitvoeringsjaar meer geld nodig heeft.
Vraag 3
Acht u het ontbreken van een recente externe evaluatie van de methodiek achter de
Meerjaren Productie Prognose (MPP) een risico voor de betrouwbaarheid van de ramingen
op artikel 37?
Ja. In ons Rapport bij het jaarverslag JenV 2024 (Algemene Rekenkamer, 2025) stellen we vast dat de methodiek achter de berekeningen voor de MPP niet extern is
geëvalueerd. Een externe evaluatie van de veronderstellingen achter de MPP kan helpen
om de kwaliteit van de ramingen op artikel 37 te verbeteren.
Vraag 4
In hoeverre acht u de toelichting van de Minister op bijstellingen binnen artikel
37 voldoende inzichtelijk, gelet op het feit dat onderliggende MPP-cijfers niet zijn
opgenomen?
Wij achten de toelichting op de bijstellingen binnen artikel 37 niet voldoende inzichtelijk.
Als de Minister de achterliggende, meest actuele MPP-cijfers zou opnemen, dan zou
de Minister al een belangrijke verklaring voor de bijstellingen geven. De bijstellingen
in het budget zouden voor een buitenstaander na te rekenen zijn en ook inzichtelijk
of de wijzigingen in de MPP volledig of slechts deels worden meegenomen in de ramingen.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de onderbouwing van de hogere kosten per opvangplek, met name ten
aanzien van de verhouding tussen reguliere en noodopvang?
Wij constateerden in ons Rapport bij het jaarverslag JenV 2024 (Algemene Rekenkamer, 2025) dat de kosten voor een noodopvangplek minstens tweemaal zo duur zijn als een reguliere
plek. Wij vinden het ontbreken van de vermelding van de kosten per opvangplek een
gemis. Daardoor zijn de verhoudingen tussen de kosten van reguliere en van noodopvang
niet duidelijk.
Vraag 6
Wordt het verschil tussen de geraamde en gerealiseerde bezetting bij het COA door
uw college meegewogen bij het oordeel over de doelmatigheid van de bestedingen?
Nee, wij hebben geen oordeel gegeven over de doelmatigheid van de bestedingen van
het COA. Wij wijzen wel op het risico van een te laag geraamd bedrag in de ontwerpbegroting.
Dit risico houdt in dat de basis voor meerjarige investeringen onzeker is en dat beslissingen
over inkopen uitgesteld moeten worden. De prijzen voor het inkopen van extra opvangplekken
kunnen dan hoger zijn.
Vraag 7
Acht u de huidige opzet van de beleidsverantwoording van artikel 37 voldoende om het
parlement in staat te stellen de effectiviteit van het migratiebeleid te beoordelen?
Wij hebben ons in ons onderzoek naar de toelichtingen op beleidsartikel 37 niet gericht
op de effectiviteit van het migratiebeleid. Wel constateren wij dat de Minister niet
voldoende toelichting geeft om de budgetwijzigingen voor het artikel te kunnen beoordelen.
Zo gaat de Minister in zijn Jaarverslag 2024 vooral in op het extra geld dat nodig
is voor (crisis)noodopvang en op de gemiddelde bezetting bij het COA. Er was volgens
de Minister een aanvullende subsidie aan het COA nodig bij Najaarsnota, omdat de prijs
voor een opvangplek steeg door hogere materiële kosten. Wat deze kosten waren, vermeldt
de Minister echter niet.
Vraag 8
Is beoordeeld in hoeverre de verslaglegging over artikel 37 ook inzicht biedt in beleidsmatige
doelen zoals terugkeer, uitstroom of spreiding?
Nee, dit hebben wij niet beoordeeld.
Vraag 9
In hoeverre vormen late toevoegingen aan het COA-budget, zoals in de voorjaars- of
najaarsnota, een risico voor de planbaarheid en uitvoerbaarheid van de opvangcapaciteit?
In ons Rapport bij het jaarverslag JenV 2024 (Algemene Rekenkamer, 2025) merken we op dat late toevoegingen en starten met een te lage begroting een negatieve
invloed heeft op de taakuitvoering door uitvoeringsorganisaties. Ook stellen wij dat
elk jaar starten met een te laag geraamd bedrag ervoor zorgt dat een basis voor meerjarige
investeringen elk jaar weer onzeker is en dus niet optimaal is. Deze niet optimale
basis zorgt ook voor een risico voor de planbaarheid van opvangcapaciteit.
Vraag 10
Zijn er vanuit uw toezicht overwegingen of aanbevelingen geformuleerd om de begrotingssystematiek
rond artikel 37 structureel te verbeteren?
Wij voeren geen formeel toezicht uit. Wel hebben we overwegingen en aanbevelingen
meegegeven voor de IND, DJI en COA in ons Rapport bij het jaarverslag JenV 2022 en 2023 (Algemene Rekenkamer, 2023 en 2024). Dit zijn:
(1) Het agentschapsmodel zoals de Minister van JenV dit toepast, zorgt voor risico’s voor
de bekostiging en voor de taakuitvoering van agentschappen zoals DJI en de IND die
te maken hebben met situaties waarin het werkaanbod fluctueert. Het agentschapsmodel
is in zulke situaties beter werkbaar als reële budgetten worden gehanteerd die de
meest actuele prognoses van de productieomvang en reële uitgavenniveaus op basis van
een actuele kostprijsberekening weerspiegelen.
(2) Realistischer ramen en op basis daarvan begroten draagt bij aan betere aanpak van
urgente maatschappelijke opgaven waarvoor uitvoeringsorganisaties zoals COA, DJI en
IND aan de lat staan.
Daarnaast zijn we in ons onderzoek Focus op opvangcapaciteit voor asielzoekers (Algemene Rekenkamer, 2023) ingegaan op de risico’s van te lage voorschotten in de ontwerpbegroting van het COA.
Onderdeel Justitie en Veiligheid
Vraag 1
Zijn er vaste procedures voor medewerkers van de Matching Autoriteit om te komen tot
een goede match of hebben medewerkers hierin (grote) beslissingsvrijheid? Met welke
waarborgen is dit proces voor identiteitsvaststelling omkleed?
Justid is verantwoordelijk voor het toekennen van een Leidende Administratieve Identiteit
binnen de strafrechtketen. Dit wordt ook wel «matchen» genoemd. Hierin is één strafrechtketennummer
(SKN) gekoppeld aan één identiteit. Deze stap is belangrijk om op te kunnen treden
tegen aliassen of administratieve fouten. Matchen gebeurt als er nieuwe persoonsgegevens
aangeleverd worden aan de strafrechtketendatabase (SKDB).
Bij een inschrijving in de SKDB wordt door een algoritme bekeken of die persoon al
een SKN heeft. Dit algoritme stelt op basis van een aantal regels vast of er voldoende
overeenkomst met een bestaande registratie te vinden is. Indien dit het geval is wordt
de set persoonsgegevens automatisch aan dat SKN gekoppeld (eenduidige matching); indien
dit niet voldoende overeenkomt, wordt er gezocht naar persoonsregistraties die veel
overeenkomst vertonen, wat vervolgens voorgelegd wordt als suggestie aan een medewerker
van de Matching Autoriteit (complexe matching). In het geval van nieuwe gegevens krijgt
deze persoon een nieuw SKN. Als het om een persoon gaat die al in de SKDB staat voegt
de Matching Autoriteit de nieuwe informatie toe aan het oude SKN. De Matching Autoriteit
maakt hierbij gebruik van het Protocol Identiteitsvaststelling Strafrechtketen (2020).
Dit protocol is hier te downloaden: https://www.strafrechtketen.nl/documenten/publicaties/2021/11/22/protoc…
Vraag 2
Klopt het dat er zowel een handmatige als een geautomatiseerde procedure is bij de
matching autoriteit van Justid om de identiteit vast te stellen van een persoon die
genoemd wordt in een rechterlijke uitspraak (vonnis)?
Ja, de meeste matches zijn geautomatiseerd. Bij zogenoemde complexe matching komt
er een medewerker van Justid aan te pas om de identiteit vast te stellen. Zie hiervoor
ook het antwoord op vraag 1.
Vraag 3
Ging het zowel bij het handmatige als het geautomatiseerde proces mis bij het vaststellen
van de identiteit? Zo ja, kan een uitsplitsing van het aantal fouten gegeven worden
voor deze twee categorieën?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 4
Hoeveel geautomatiseerde overschrijvingen vanuit de Basisvoorziening vreemdelingen
en/of de Basisregistratie Personen (BRP) naar de Strafrechtketendatabank zijn er afgelopen
jaren doorgevoerd?
Tussen augustus 2011 en februari 2024 zijn 59.071 automatische wijzigingen doorgevoerd
in de Strafrechtketendatabank (SKDB) naar aanleiding van signalen uit de Basisvoorziening
Vreemdelingen (BVV) en de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP).
Vraag 5
Hoe is de toetsing van geautomatiseerde overschrijvingen vanuit de Basisvoorziening
vreemdelingen en/of de BRP naar de Strafrechtketendatabank ingericht?
De organisaties die deze wijzigingen doorgeven, zoals gemeenten, zijn in eerste instantie
verantwoordelijk voor de betrouwbaarheid en juistheid van de ingevoerde wijziging.
De Justitiële Informatiedienst (Justid) gaat hierbij uit van het vertrouwensbeginsel
en voert geen interne controle uit voordat deze wijziging wordt doorgevoerd in de
SKDB; dat gebeurt immers automatisch. In dit automatische proces verifieert de SKDB
aan de hand van maximaal 7 zoeksleutels of de persoon in de SKDB overeenkomt met de
bronsystemen (BVV of BRP). Als dit overeenkomt, wordt de wijziging automatisch doorgevoerd
in de SKDB. Achteraf kan de Matching Autoriteit een toets uitvoeren om te bepalen
of de automatische wijziging correct is, maar dat is geen standaard werkwijze.
Vraag 6
Was Justid in alle gevallen bevoegd om overschrijvingen vanuit de Basisvoorziening
vreemdelingen en/of BRP naar de Strafrechtketendatabank te doen? Zo ja, waar blijkt
dat uit? Zo nee, in hoeveel gevallen is dit fout gegaan?
Ja, wijzigingen vanuit de BVV of BRP kunnen volgens de geldende wet- en regelgeving
automatisch worden overgenomen in de SKDB. De Wet BRP kent bijvoorbeeld eigenstandige
waarborgen omtrent de deugdelijkheid van een mutatie. Voor de betrouwbaarheid van
deze wijzigingen gaat Justid uit van het vertrouwensbeginsel. Wij merken wel op dat
mutaties afkomstig uit de BVV als risicovol worden gekwalificeerd omdat veel personen
in de migratieketen bevoegd zijn om die mutaties te doen en omdat afwijkende personalia
regelmatig voorkomen. Aangezien het toetsen van deze automatische wijzigingen geen
standaard werkwijze is (zie antwoord op vraag 5), kunnen wij ook niet vaststellen
in hoeveel gevallen dit eventueel fout is gegaan.
Vraag 7
Werken wijzigingen die gemaakt worden in de Basisvoorziening vreemdelingen rechtstreeks
door in de Strafrechtketendatabank?
Ja, zie het antwoord op vraag 5 en 6.
Vraag 8
Hoeveel medewerkers uit de migratieketen zijn bevoegd om identificerende persoonsgegevens
uit de Basisvoorziening vreemdelingen aan te passen?
Wij beschikken niet over informatie om deze vraag te beantwoorden. Voor het antwoord
verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 9
Klopt het dat Justid, wanneer zij tot een andere vaststelling van de identiteit komt,
de centrale administratie van het vonnis (de plek waar ketenpartners het strafblad
kunnen raadplegen) wordt overschreven?
Ja, dat klopt. Als de Matching Autoriteit een nieuwe leidende administratieve identiteit
vaststelt, wordt dit verwekt in de SKDB. De SKDB wordt door ketenpartners geraadpleegd
en heeft een koppeling met het Openbaar Ministerie (OM), het Centraal Justitieel Incassobureau
(CJIB), de Raad voor de Kinderbescherming, de reclasseringsorganisaties en de Dienst
Justitiële Inrichtingen (DJI). Deze ketenorganisaties gaan uit van het vertrouwensbeginsel
en rekenen erop dat deze informatie betrouwbaar is. Overigens worden wijzigingen via de SKDB ook verwerkt in het Justitieel Documentatie
Systeem (JDS), waarin bijvoorbeeld «strafbladen» worden beheerd.
Vraag 10
Kan een betrokkene, wanneer diens oorspronkelijke vonnis de bewaartermijn heeft overschreden,
nog wel achterhalen of de administratie van zijn of haar strafblad in de Strafrechtketendatabank
wel of niet is aangepast in het verleden?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 11
Als het oorspronkelijke vonnis (wat dus niet is overschreven door Justid) conform
de archiefwet is vernietigd, kan dan nog worden aangetoond dat de registratie van
het strafblad klopt?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 12
Waarom heeft Justid bij het matchen van identiteiten niet de betrokken rechter verzocht
een herstelvonnis uit te brengen wanneer een identiteit mogelijk niet klopt?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 13
Waarop baseert Justid hun conclusie dat een tenaamstelling «onjuist» zou zijn?
Medewerkers van Justid stellen vast dat de tenaamstelling onjuist is op basis van
bijvoorbeeld een identiteitsonderzoek door de Politie, afwijkende identiteitspapieren
en afwijkende vingerafdrukken. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de verantwoordelijk
bewindspersoon.
Vraag 14
Op welke manier worden mutaties in de strafrechtketendatabank gelogd en gemonitord?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 15
Kunnen burgers via een inzageverzoek inzicht krijgen of hun gegevens wel of niet zijn
aangepast of in de Strafrechtketendatabank zijn geplaatst?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 16
Welke categorie betrokkenen kan precies inzicht krijgen; zijn dat de burgers van wie
de naam is verwijderd uit de Strafrechtketendatabank, of juist de betrokkenen van
wie de naam daar zonder dat ze daar weet over hebben in is geregistreerd door Justid?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 17
Klopt het dat de Minister afwijkt van de wettelijke verplichting om de naam van het
vonnis te volgen bij de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel? Zo ja, hoe vaak
is de Minister afgeweken van deze verplichting?
Ja, dat klopt. Hoewel de omvang van deze afwijkingen door ons niet vast te stellen
zijn, zijn gevallen bekend waarin een straf of maatregel ten uitvoer is gelegd bij
een persoon van wie de naam niet correspondeerde met de tenaamstelling op het vonnis.
Voor een uitgebreider antwoord verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 18
Is een moment aan te wijzen vanaf wanneer Justid fouten is gaan maken met het matchen
van de juiste persoon bij de juiste rechtelijke uitspraak? Zo ja, wat is dit moment
geweest? Zo nee, is überhaupt duidelijk hoe lang Justid al fouten maakt bij het matchen
van rechterlijke uitspraken aan de juiste persoon?
Er zullen altijd fouten blijven bestaan in de registratie van personen in de strafrechtketen.
Een invoerfout, identiteitsfraude en persoonsverwisselingen zullen niet 100% uit te
sluiten zijn. Veel van deze fouten worden juist door de medewerkers van Justid gecorrigeerd,
maar dat lukt niet altijd en niet altijd op tijd. In die gevallen kan het voorkomen
dat een onherroepelijk vonnis op een onjuiste naam staat. In die gevallen is onduidelijk
wat de medewerkers van Justid moeten doen. De eerste signalen die wij in ons onderzoek
hebben kunnen vaststellen stammen uit 2005/2006. In 2005 is er namelijk een automatische
koppeling aangelegd tussen de strafrechtketendatabase en het justitieel documentatiesysteem.
Vraag 19
Hoe lang is het probleem van foutieve matches door de Matching Autoriteit van Justid
al bekend bij de directie van Justid zelf?
Wij hebben vastgesteld dat problemen rondom te tenaamstelling van veroordeelden in
ieder geval sinds 2006 en mogelijk sinds 2005 bekend zijn binnen Justid. In de periode
2005 tot 2013 komen signalen binnen dat er mogelijk een patroon van incidenten is
rondom onjuiste tenaamstellingen, naar aanleiding van de koppeling van de strafrechtketendatabase
en het justitieel documentatiesysteem in 2005.
Vraag 20
Op welk(e) moment(en) en door wie is de verantwoordelijke Minister geïnformeerd over
de fouten die gemaakt worden door de matching autoriteit van Justid?
De Minister van Justitie en Veiligheid is in december 2024 geïnformeerd over de brede
problematiek naar aanleiding van ons onderzoek en ter voorbereiding op een overleg
hierover met de Algemene Rekenkamer op 7 januari 2025. Overigens heeft dit gesprek
plaatsgevonden met de Staatssecretaris Rechtsbescherming. Eerder in de tijd kunnen
wij alleen vaststellen dat in 2010 een nota aan de Minister van Justitie en Veiligheid
is verzonden met betrekking tot twee casussen van foutieve tenaamstellingen waarin
Justid een schadevergoeding heeft betaald. In hoeverre de verantwoordelijk bewindspersoon
daadwerkelijk kennis heeft genomen van deze nota, is niet te reconstrueren, aldus
het ministerie. Wij hebben geconstateerd dat met de kennis van nu zowel de eigenaar
(plaatsvervangend secretaris-generaal), opdrachtgever (directoraat Rechtspleging en
Rechtshandhaving) als de opdrachtnemer (Justid) van oordeel is dat de Minister van
Justitie en Veiligheid destijds geïnformeerd had moeten worden.
Vraag 21
Zijn de problemen rondom foutieve matches door de matching autoriteit van Justid op
enig moment met de plaatsvervangend Secretaris-Generaal van Justitie en Veiligheid
(JenV) gedeeld? Zo ja, op welk(e) moment(en)? Welke actie(s) heeft de plaatsvervangend
Secretaris-Generaal na deze melding(en) ondernomen?
De plaatsvervangend secretaris-generaal (pSG) heeft op 12 oktober 2023 een e-mail
ontvangen over deze problematiek van medewerkers van Justid. Deze e-mail is door de
Algemeen Directeur van Justid teruggetrokken, waarbij is aangegeven dat een nader
onderzoek zou plaatsvinden naar de situatie. Dit standpunt is gedeeld met onder andere
de pSG en de opvolging is in bilaterale overleggen besproken. Voor zover wij hebben
kunnen vaststellen is de problematiek niet eerder in het driehoeksoverleg tussen de
eigenaar (pSG), opdrachtgever (directoraat-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving)
en opdrachtnemer (Justid) geagendeerd.
Vraag 22
Zijn de problemen rondom foutieve matches door de matching autoriteit van Justid op
enig moment met de toenmalig Secretaris-Generaal van JenV gedeeld? Zo ja, op welk(e)
moment(en)? Welke actie(s) heeft de Secretaris-Generaal na deze melding(en) ondernomen?
Voor zover wij hebben kunnen vaststellen, is de problematiek niet gedeeld met de toenmalig
secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid maar we kunnen dit
ook niet volledig uitsluiten.
Vraag 23
Kunnen voorbeelden gegeven worden van zaken waar personen, die onterecht in het justitieel
documentatiesysteem terecht zijn gekomen door toedoen van Justid, mee te maken hebben
gekregen of wellicht nog steeds mee te maken hebben?
Mensen die onterecht in het JDS terecht zijn gekomen kunnen bijvoorbeeld geen VOG
krijgen of niet reizen. Daarnaast kunnen deze mensen te maken krijgen met de straf/maatregel
van een misdrijf die ze zelf niet zijn begaan. Het herstel kan lastig zijn wanneer
het vonnis zelf op een andere naam staat dan is geregistreerd in het JDS. Burgers
kunnen zich melden bij een Meldpunt Fouten in Overheidsregistraties (MFO). Overigens
krijg je als burger geen signaal van een registratie in het JDS. Zo komt het voor
dat mensen hier pas achter komen als ze de grens over willen steken of een VOG aanvraag
doen.
Vraag 24
Is bekend of er meldingen over integriteitsschendingen zijn binnengekomen bij het
Ministerie van JenV die verwant zijn aan dit dossier bij Justid?
Wij beschikken niet over informatie om deze vraag te beantwoorden. Voor het antwoord
verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 25
Heeft Justid, nadat de problemen met de foutieve matches voor Justid zelf duidelijk
werden, maatregelen getroffen om foutieve matches verder te voorkomen? Zo ja, welke
en zijn deze in de praktijk ook doorgevoerd?
Ja, Justid heeft contact gezocht met het OM, CJIB en met de rechtspraak. Voorbeelden
van maatregelen zijn het klantgericht werken door Justid. Hier is Justid in 2019 mee
begonnen. Als Justid ziet dat er iets mis is met de naam van een verdachte neemt Justid,
voordat het vonnis onherroepelijk is, contact op met het OM. Dit is zowel telefonisch
als via een elektronisch bericht. Op deze manier kan de fout worden opgelost voordat
het op het onherroepelijke vonnis staat. Daarnaast zijn er diverse werkgroepen met
ketenpartners opgestart maar die hebben niet geleid tot een oplossing voor het probleem.
Voor meer informatie verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 26
Welke maatregelen heeft Justid naar aanleiding van de bevindingen van de Algemene
Rekenkamer genomen om foutieve matches in de toekomst te voorkomen?
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft in zijn reactie op ons onderzoek aangegeven
dat een Plan van Aanpak wordt opgesteld. Eén van de twee sporen hierin is het voorkomen
van nieuwe zaken. De Minister verwijst hiervoor naar het Programma Modernisering Identiteitsvaststellingen
en Vindbaarheid (PMIV). De Staatssecretaris Rechtsbescherming heeft u op 28 mei jl.
nader geïnformeerd over de getroffen maatregelen naar aanleiding van ons onderzoek.
Vraag 27
Klopt het dat in elk geval van een verkeerde match, er tevens sprake is van een datalek
en dat dit datalek aan de Autoriteit Persoonsgegevens gemeld moet worden?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 28
Heeft Justid datalekmeldingen gedaan aan de Autoriteit Persoonsgegevens in de genoemde
865 gevallen? Zo ja, wanneer? Zo nee, is bekend waarom dit niet is gedaan?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 29
Zijn betrokken burgers op enig moment geïnformeerd door Justid, zoals bij een datalek
verplicht is?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 30
Hoeveel geld heeft Justid, danwel Justitie, de afgelopen tien jaar uitgegeven aan
vergoedingen voor mensen die, door een onjuiste match van de matching autoriteit,
onterecht in de gevangenis hebben gezeten?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 31
Voor hoeveel gevallen is het nu al zeker dat de Staat schadevergoedingen moet gaan
betalen aan personen vanwege foutieve overschrijvingen van vonnissen door Justid en
daaruit voortvloeiende problemen voor deze personen?
We hebben in één geval vastgesteld dat Justid een schadevergoeding heeft betaald vanwege
een foutieve wijziging van de tenaamstelling van de veroordeelde. De bedragen staan
in het antwoord op vraag 32. We hebben niet breder onderzocht hoeveel andere schadevergoedingen
er zijn uitgekeerd. Voor het antwoord daarop verwijzen wij u naar de verantwoordelijk
bewindspersoon.
Vraag 32
Wat is de grootste schadevergoeding die is uitgekeerd aan iemand die door Justid verkeerd
was gematcht en daardoor onterecht tijd in de gevangenis heeft moeten doorbrengen?
Wij hebben vastgesteld dat Justid in één geval een schadevergoeding heeft betaald
naar aanleiding van een foutieve wijziging van de tenaamstelling van een veroordeelde.
Voor zover wij hebben kunnen nagaan heeft Justid € 1.500,– aan advocaatkosten vergoed
en € 1.260,– uitgekeerd als compensatie voor onterecht ondergaande hechtenis. Voor
meer informatie verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 33
Is de Rechtspraak geïnformeerd door Justid dat fouten zijn gemaakt bij het matchingsproces?
Zo ja, op welk(e) moment(en)? Zo nee, is bekend waarom dit niet is gedaan?
Ja, de medewerkers van Justid hebben contact gehad met de rechtspraak. Voor meer informatie
verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 34
Heeft Justid bij twijfel of de juiste persoon wel aan de juiste zaak was gekoppeld,
deze twijfel (per afzonderlijke zaak) aan de Rechtspraak gecommuniceerd en/of zaken
teruggegeven aan de rechtspraak zodat herstelvonnissen konden worden opgesteld? Zo
ja, in hoeveel gevallen? Zo nee, is bekend waarom dit niet is gedaan?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 35
Waarom past Justid namen in de administratie van de strafrechtketen zelf aan, terwijl
ze bijvoorbeeld de rechter ook om een herstelvonnis had kunnen vragen? Heeft Justid
hiertoe instructies gekregen van het bestuursdepartement JenV of heeft deze organisatie
dit eigenhandig besloten te gaan doen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 36
Klopt het dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) bij twijfel over de juistheid
van de vermelde persoon wél contact opneemt met de rechtspraak om af te stemmen of
duidelijk is dat de juiste persoon genoemd wordt op een vonnis?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 37
Kan nader gespecificeerd worden wat met «in de wacht staan» wordt bedoeld?
In deze zaken heeft de Matching Autoriteit vastgesteld dat sprake is van een foutieve
tenaamstelling van een veroordeelde. Echter, vanwege het ontbreken van een toetsings-
en handelingskader over hoe dit hersteld moet worden, heeft Justid geen besluit genomen
om de leidende administratieve identiteit al dan niet te wijzigen. Momenteel zijn
867 zaken in afwachting van een besluit.
Vraag 38
Bij hoeveel van de genoemde 867 zaken is de identiteit van de betreffende persoon
reeds aangepast door Justid?
Wij beschikken niet over informatie om deze vraag te beantwoorden. Voor het antwoord
verwijzen wij u naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 39
Kan het rapport, waarnaar in de volgende link verwezen wordt, met de Kamer gedeeld
worden? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het rapport is hier te downloaden: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2024/05/21/onderzoek-…
Vraag 40
Welke kansen ziet u voor de politiek en het Ministerie van JenV om de (capaciteits)problemen
in het gevangeniswezen aan te pakken?
U vraagt naar kansen die wij zien om de (capaciteits)problemen in het gevangeniswezen
aan te pakken. Hier hebben wij in het kader van ons verantwoordingsonderzoek 2024
geen onderzoek naar gedaan.
Vraag 41
Wat wordt bedoeld met de uitspraak dat er te weinig aandacht is voor het algemene
(keten)belang en hoe komt dit tot uitdrukking in de praktijk?
Met te weinig aandacht voor het algemene (keten)belang bedoelen we dat de ketenpartners
zo ingericht zijn dat ze zich met name richten op hun eigen doelstellingen. De ketenpartners
hebben een eigen financiering, een eigen aansturing en een eigen werkwijzen. Deze
sluiten niet per definitie aan op de inrichting van de andere ketenpartners. In de
praktijk zien we dat bijvoorbeeld doordat een ketenpartner een beslissing neemt zonder
dat duidelijk is wat dat voor de andere ketenparters betekent. Extra inspanningen
van bijvoorbeeld het OM voor jeugdzaken leidt bijvoorbeeld tot oplopende voorraden
bij de rechtspraak – vooral als die niet dezelfde prioritering bij jeugd hanteert.
De burger is daar niet mee geholpen. Voor de burger zijn de prestaties van de hele
keten van belang.
Vraag 42
Ziet u verbetering in het jeugdbeschermingsstelsel sinds het uitkomen van het Rekenkamer
rapport Georganiseerde Onmacht uit 2023?
U vraagt of wij sinds het uitkomen van het rekenkamerrapport Georganiseerde Onmacht
uit 2023 verbetering zien in het jeugdbeschermingsstelsel. Wij hebben hier geen specifiek
onderzoek naar verricht in het kader van ons verantwoordingsonderzoek 2024. Wel noemen
we dat de Commissie van Ark begin 2025 een toets op de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd 2023–2028 heeft gepubliceerd. Deze commissie concludeert dat er meer nodig is om tot een goed
werkend, beter beheersbaar en financieel houdbaar jeugdstelsel te komen. Die conclusie
komt overeen met ons rapport uit 2023. Wij vinden dat beide rapporten en de aanbevelingen
de volle aandacht van kabinet en Kamer verdienen.
Vraag 43
Zijn de conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek «Georganiseerde onmacht» uit
2023 door het vorige kabinet en dit kabinet opgevolgd? Zo nee, welke wel en welke
niet?
In het verantwoordingsonderzoek 2024 hebben wij geen specifiek onderzoek verricht
naar de opvolging door het vorige kabinet en dit kabinet van de conclusies en aanbevelingen
uit het rekenkameronderzoek Georganiseerde Onmacht uit 2023. Voor het antwoord op
deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijke bewindspersonen.
Uiteraard vinden wij het belangrijk dat onze aanbevelingen worden opgevolgd. Daarom
monitoren wij op systematische manier de veranderingen en verbeteringen als gevolg
van onze onderzoeken. Recent hebben we een uitvraag gedaan bij het Ministerie van
VWS naar de opvolging van onze aanbevelingen in het rapport Georganiseerde Onmacht.
Deze uitvraag is op het moment van schrijven nog niet afgerond.
Vraag 44
Welke aanbeveling doet de u om de Minister meer regie te laten nemen?
In ons Rapport bij het jaarverslag JenV 2024 (Algemene Rekenkamer, 2025) bevelen wij de Minister van JenV aan om gebruik te maken van zijn wettelijke bevoegdheden
om aanwijzingen te geven aan ketenpartners in de strafrechtketen over hun bedrijfsvoering
om het algemene ketenbelang te behartigen. Deze wettelijke bevoegdheden heeft de Minister
zelf uiteengezet in zijn brief als reactie op de motie-Ellian (Kamerstuk 29 279, nr. 805). Specifiek geven wij de Minister 3 punten mee:
(1) Richt dit op knelpunten en bereik dit via verbetering van sturingsinformatie en het
uniformeren van (werk)processen.
(2) Benut hierbij wetenschappelijke inzichten omtrent logistiek en andere operationele
processen.
(3) Stel hierbij centraal wat de uitvoering nodig heeft om de taken adequaat uit te voeren.
We bevelen inzet van de aanwijzingsbevoegdheid van de Minister aan op terreinen waar
een meer gezamenlijk optreden van de strafrechtketen tot betere prestaties van de
strafrechtketen als geheel kan leiden. Een alternatief is dat de ketenpartners dit
zonder aanwijzingen van de Minister via het Bestuurlijk Ketenberaad oppakken. Maar
we constateren dat ze dit al sinds 2016 doen en nog niet tot toereikende maatregelen
zijn gekomen.
Vraag 45
Hoe kan het huidige verbeterplan van de Minister van JenV over de problemen in de
strafrechtketen wat u betreft verbeterd worden? Wat schort er volgens u aan het huidige
plan?
De Minister van JenV heeft in 2024 in reactie op de motie-Ellian een aantal maatregelen
genomen om de problemen te verhelpen. Wij concluderen dat die maatregelen onvoldoende
zijn om de problemen op te lossen. De maatregelen zijn met uitzondering van de ketencoördinatoren,
vooral gebaseerd zijn op met elkaar het gesprek aangaan en dingen op papier verbeteren,
zoals in de planning-en-controlcyclus. De verbeteringen die de Minister doorvoert
zijn in ontwikkeling (portfoliomanagement), tijdelijk (ketencoördinatoren), vanzelfsprekend
(geen tegenstrijdige aanschrijvingen in de planning-en-controlcyclus), of onvoldoende
(uitvoeringstoetsen). Wij beoordelen de maatregelen dan ook als ontoereikend. Bij
de opzichzelfstaande organisaties Politie, OM en Rechtspraak stelt de Minister zich
te afwachtend op. Dit ondanks de wettelijke mogelijkheden die hij heeft rond hun bedrijfsvoering.
Zie het antwoord op vraag 44 voor meer informatie.
Vraag 46
Welke wettelijke mogelijkheden heeft de Minister van JenV om beter te coördineren
en betere prestaties in de strafrechtketen af te dwingen via ketensamenwerking, die
nu nog niet worden ingezet?
Deze wettelijke bevoegdheden heeft de Minister zelf uiteengezet in zijn brief (29 januari
2024 /TK 2023/24 29 279, nr. 836) als reactie op de motie-Ellian (Ministerie van JenV, 2024). De Minister van JenV
kan aanwijzingen geven over de bedrijfsvoering. Dat is de manier waarop organisaties
hun processen hebben ingericht en betreft zaken als personeelsbeleid, ICT, kwaliteit
van uitvoeringstoetsen en kwaliteit van sturingsinformatie.
Vraag 47
Waren er eerder signalen over de onvolkomenheden rondom de foutieve tenaamstellingen
van veroordeelden bekend bij u? Hoe zijn deze signalen u ter ore gekomen?
Op 11 mei 2023 heeft de vaste commissie voor JenV van de Tweede Kamer rondetafelgesprekken
gevoerd in het kader van de parlementaire verkenning strafrechtketen. Tijdens deze
gesprekken heeft de CIO en plaatsvervangend directeur Justid het «dominante probleem»
van gegevensdeling geadresseerd (Kamerstukken II 2022–2023, 29 279, nr. 789. Verslag van een rondetafelgesprek). Dit is de aanleiding geweest voor ons onderzoek.
Vraag 48
Hoe beziet u het spanningsveld tussen een negatieve invloed op de ketenproblematiek
en de doorlooptijden van de hoeveelheid wetsinitiatieven enerzijds, en de mogelijke
positieve effecten van deze nieuwe wetgeving op de uiteindelijke doorstroom anderzijds?
Zijn er voorbeelden waarbij nieuwe wetgeving eerst zorgde voor langere doorlooptijden,
maar de keten uiteindelijk ontlastte?
De strafrechtketen kampt met meerdere problemen. Lange doorlooptijden zijn een symptoom
van die problemen. Op dit moment zijn er circa 500 beleids- en wetgevingsinitiatieven
die de strafrechtketen moet verwerken. Uit ons onderzoek blijkt dat in de helft van
de gevallen de uitvoeringstoets deels of helemaal ontbreekt. Dat betekent dat onvoldoende
in beeld is of de veranderingen ook daadwerkelijk uitgevoerd kunnen worden. We zien
dat nieuwe wetgeving, bijvoorbeeld op het gebied van slachtofferrechten en zeden,
het proces complexer maken. Die nieuwe wetten zijn van maatschappelijk groot belang,
maar hebben ook consequenties voor de uitvoering. Naar wetgeving die eerst zorgde
voor langere doorlooptijden maar daarna de keten ontlastte hebben we geen onderzoek
gedaan.
Vraag 49
Welke prikkels kunnen wat u betreft bijdragen aan het verkorten van de doorlooptijden,
gezien de conclusie dat de meeste ketenpartijen geld deels krijgen op basis van het
aantal zaken dat zij behandelen en dat dit geen prikkel is die gericht is op het verkorten
van de doorlooptijd?
U vraagt naar prikkels die kunnen bijdragen aan het verkorten van de doorlooptijden.
Daar hebben wij geen specifiek onderzoek naar verricht. Wel hebben wij vastgesteld
dat organisaties geen financiële prikkel hebben om zich te richten op de prestaties
in de keten als geheel. De meeste ketenpartijen krijgen geld deels op basis van het
aantal zaken dat zij behandelen. En als de ene ketenorganisatie veel zaken behandelt
terwijl de andere kampt met een personeelstekort, ontstaan er grotere voorraden en
neemt de doorlooptijd toe. Bovendien is het een prikkel om zaken in de strafrechtketen
op te nemen (meer financiering) in plaats van buiten het strafrecht om te behandelen.
Die financiële prikkel is nog sterker voor relatief makkelijke zaken.
Vraag 50
Welke mogelijkheden die de Minister heeft opgesomd in zijn reactie op de Motie-Ellian
zou de Minister volgens u als beste kunnen gebruiken om ketensamenwerking te bevorderen?
Wij hebben onderzoek gedaan naar de maatregelen die de Minister heeft aangekondigd
in reactie op de Motie-Ellian: Een extra bestuurlijk overleg (onder aanvoering van
de SG JenV), verbetering planning-en-controlcyclus, portfoliomanagement, uitvoeringstoetsen en ketencoördinatoren. Over de ketencoördinatoren
zijn wij positief. Er zijn 10 ketencoördinatoren die tijdelijk voor de duur van 2
jaar werken aan een regionale probleemanalyse. Daarbij kijken ze naar welke sturingsinformatie
nodig is om doorlooptijden gericht aan te pakken. Ze brengen ketenpartners bij elkaar
en monitoren de voortgang. Dat is nuttig maar ook uitdagend gezien de complexiteit
en lange historie van de ketenproblematiek. Uitvoeringstoetsen zijn van groot belang,
alleen worden ze bij JenV vaak niet of niet goed uitgevoerd. Ook portfoliomanagement
(rondom creëren van overzicht in beleidsinitiatieven voor de strafrechtketen en het
prioriteren daarvan en het verantwoorden over die prioritering) heeft potentieel,
maar is in de praktijk nog niet ingezet in de strafrechtketen, ondanks dat het al
in 2020 bij een beleidsdoorlichting werd aanbevolen.
Vraag 51
Weegt de positieve kant, van lange wetgevingstrajecten door het betrekken van uitvoeringsorganisaties,
op tegen de genoemde nadelen? Zouden de trajecten wat u betreft sneller moeten en
denkt u dat de inspraak van de organisaties dan wel gewaarborgd kan blijven?
De strafrechtketen is ingewikkeld ingericht. Er zijn complexe processen, veel ketenpartners,
veel afhankelijkheden en sommige ketenpartners hebben een bijzondere positie ten opzichte
van de Minister. Daarnaast is de criminaliteit op sommige gebieden complex en zijn
er uitdagingen op het gebied van personeelstekorten. Juist in deze situatie is een
uitvoeringstoets van groot belang. De Minister en de Tweede Kamer hebben inzicht nodig
in of een wet wel uitvoerbaar is en wat dat kost. Als er te weinig aandacht is voor
uitvoeringstoetsen ontstaat het risico dat wetten wel worden ingevoerd maar niet of
slechts gedeeltelijk worden uitgevoerd. We zien nu dat uitvoeringstoetsen relatief
vaak niet of niet goed worden ingevuld, terwijl er juist ketenbrede uitvoeringstoetsen
nodig zijn om over de volle breedte van de strafrechtketen inzicht te hebben in wat
er voor die wet nodig is gezien de verwachte consequenties (in termen van bijvoorbeeld
extra personeel, expertise en ICT). We zien meer risico’s in onzorgvuldige korte wetgevingstrajecten
dan in langere meer zorgvuldige wetgevingstrajecten.
Vraag 52
Kan uitgebreider worden ingegaan op de constatering dat medewerkers van Justid voor
morele en ethische dilemma’s hebben gestaan? Waar moet hierbij precies aan worden
gedacht?
De Algemene Rekenkamer is terughoudend met het verder specificeren van de gewetensnood
waarin medewerkers van Justid verkeerde. Deze terughoudendheid is geboden omdat wij
de persoonlijke levenssfeer en privacy van de desbetreffende medewerkers willen beschermen
en hun anonimiteit willen waarborgen.
In algemener zin werden deze medewerkers geconfronteerd met zaken waarin sprake was
van een foutieve tenaamstelling van een veroordeelde, maar waarvan onduidelijk was
waar hun beoordelingsvrijheid begon of eindigde. Medewerkers zijn er in onze observaties
doordrongen van de grote gevolgen die hun besluiten hebben, zowel als zij besluiten
om een tenaamstelling te veranderen als wanneer zij besluiten om dat niet te doen.
In de wetenschap dat een tenaamstelling foutief is, kan dat betekenen dat een dader
zijn staf of maatregel ontloopt of dat een onschuldige burger (onterecht) te maken
krijgt met de gevolgen van een veroordeling. Anderzijds bestaan er twijfels over of
met een besluit de grenzen van de trias politica worden overschreden en of medewerkers
van Justid, namens de Minister van Justitie en Veiligheid, hiermee niet op de stoel
van de rechter gaan zitten. Die institutionele en maatschappelijke gevolgen hebben
gezorgd voor morele en ethische dillema’s waarnaar wij verwijzen.
Vraag 53
Hadden de morele en ethische dilemma’s uitsluitend betrekking op de wijze van tenaamstelling
van veroordeelden en de gevolgen daarvan voor betrokken burgers, of heeft dit ook
betrekking op het institutioneel handelen van de Justid en/of het Ministerie van JenV
tegenover de eigen medewerkers?
De Algemene Rekenkamer is terughoudend met het verder specificeren van de gewetensnood
waarin medewerkers van Justid verkeerde. Deze terughoudendheid is geboden omdat wij
de persoonlijke levenssfeer en privacy van de desbetreffende medewerkers willen beschermen
en hun anonimiteit willen waarborgen.
In algemene zin hebben wij vastgesteld dat het werkplezier en de onderlinge collegialiteit
hebben geleden onder de onzekerheid over hoe te handelen bij een foutieve tenaamstelling
van een veroordeelde. De institutionele aspecten van het vraagstuk spelen daarbij
ook een rol (zie het antwoord op vraag 52). Wij hebben tevens geconstateerd dat enkele
medewerkers moeite en tegenwerking hebben ervaren bij het aan de kaak stellen van
deze problematiek. Wij doen hier geen verdere mededelingen over en verwijzen u voor
meer informatie naar de verantwoordelijk bewindspersoon.
Vraag 54
Op welke wijze is het rapport «Identiteitsvaststelling in de strafrechtketen» van
de Inspectie Justitie en Veiligheid en de beleidsreactie daarop betrokken bij het
onderzoek van de Algemene Rekenkamer?
Een onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid uit 2014 naar de implementatie
van de Wivvg toonde aan dat het protocol voor identiteitsvaststelling niet voldoende
nageleefd werd en er grote verschillen in naleving waren tussen organisaties. Dit
gaat om het proces voor een onherroepelijke veroordeling. Ons onderzoek richt zich
op het probleem dat zich voordoet na de onherroepelijke veroordeling als de tenaamstelling
onjuist blijkt.
Vraag 55
Wat vindt u van de opvolging van de aanbevelingen van het inspectierapport «Identiteitsvaststelling
in de strafrechtketen?»
Naar de opvolging van de aanbevelingen van het inspectierapport «Identiteitsvaststelling
in de strafrechtketen» hebben wij geen onderzoek gedaan.
Vraag 56
Hoe vaak heeft u besloten bezwaar aan te tekenen tegen de materiële uitvoering van
een ministerie op grond van het eerste lid van artikel 7.21 van de Comptabiliteitswet
en wat heeft uiteindelijk de doorslag gegeven om dat in dit geval niet te doen?
De Algemene Rekenkamer kan op grond van haar onderzoek, bezwaar maken tegen het financieel
beheer, de materiële bedrijfsvoering of de verantwoording daarover. Sinds 2010 heeft
de Algemene Rekenkamer 8 keer bezwaar gemaakt, inclusief de 2 bezwaren in het Verantwoordingsonderzoek
2024. Dit betrof bezwaren tegen het financieel beheer of de materiële bedrijfsvoering.
Wij hebben overwogen om bezwaar te maken bij het Ministerie van JenV vanwege onduidelijkheid
over het herstel van foutieve tenaamstellingen van veroordeelden. Wij vinden dat onze
bevindingen bij dit onderwerp, die resulteren in een ernstige onvolkomenheid, een
bezwaar rechtvaardigen omdat directe verbetermaatregelen nodig zijn. Wij hebben besloten
geen bezwaar te maken omdat bij een bezwaar wij een plan van aanpak van een Minister
vragen om de problematiek op te lossen. Aangezien de Minister van JenV inmiddels al
een plan van aanpak heeft en hiermee aan de slag is hebben wij afgezien van bezwaar.
Vraag 57
Wat zou u aanbevelen om het IT-beheer bij Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) weer
op orde te krijgen?
DJI dient maatregelen te nemen om de geconstateerde tekortkomingen in het gebruikersbeheer,
wijzigingsbeheer en beveiliging van componenten van de 2 systemen van DJI op te lossen.
Zo moet DJI de beheerdersrechten inperken conform het te actualiseren autorisatiebeleid,
de mandaatlijst voor het verlenen van toegangsrechten actualiseren en periodieke controles
uitvoeren op de autorisaties van gebruikers en beheerders. Verder moet DJI borgen
dat wijzigingen van de systemen op gecontroleerde wijze worden doorgevoerd.
Vraag 58
Als de Minister gebruik zou maken van de wettelijke bevoegdheden aanwijzingen te geven
op het gebied van de bedrijfsvoering, acht u het voorstelbaar dat de onafhankelijkheid
van het OM en/of de Rechtspraak niet wordt geraakt door zo’n aanwijzing?
De aanwijzingsbevoegdheid is alleen op het gebied van de bedrijfsvoering. De inhoudelijke
afhandeling valt hier ten alle tijden buiten. De Minister van JenV kan dus alleen
aanwijzingen geven op het gebied van bijvoorbeeld de logistiek, het harmoniseren van
definities en het bijhouden van sturingsinformatie. De aanwijzingsbevoegdheid is per
wet geregeld, voor het OM en de (Raad voor) de rechtspraak in de Wet op de rechterlijke
organisatie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier