Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Kamerstuk 36740-VIII-2)
36 740 VIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2024
Nr. 5
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 10 juni 2025
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 21 mei 2025 inzake het rapport Resultaten
verantwoordingsonderzoek 2024 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(Kamerstuk 36 740 VIII, nr. 2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2025. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Bromet
Adjunct-griffier van de commissie, Huls
Vraag 1
Zijn er soortgelijke problemen bij het kansengelijkheidsbeleid van andere onderwijsniveaus
als in het mbo?
We hebben in het verantwoordingsonderzoek 2024 geen onderzoek gedaan naar het kansengelijkheidsbeleid
van andere onderwijssectoren dan het mbo. We hebben wel gekeken naar de informatie
van de Minister van OCW over de geldstromen en de beleidsresultaten van de Maatschappelijke
Diensttijd (MDT), die naast het mbo ook betrekking heeft op het voortgezet onderwijs.
We constateren dat de Staatssecretaris van OCW niet geoperationaliseerd heeft wat
het gewenste effect van de MDT is op kansengelijkheid. Ze vermeldt in haar laatste
rapportage in 2024 aan de Tweede Kamer over MDT niet in hoeverre de maatschappelijke
diensttijd bijdraagt aan kansengelijkheid. Wel constateren we dat doelen voor MDT
zijn opgesteld, dat de Staatssecretaris de resultaten volgt en hierover de Tweede
Kamer informeert.
Vraag 2
Is ten aanzien van het doelmatig besteden van middelen vooruitgang geboekt in het
mbo ten opzichte van vorig jaar?
In ons verantwoordingsonderzoek 2024 zijn we nagegaan in hoeverre de Minister opvolging
heeft gegeven aan onze aanbevelingen uit het onderzoek naar gelijke kansen mbo dat
we op 14 februari 2024 publiceerden. We hebben geen specifiek onderzoek gedaan naar
de doelmatige besteding van middelen in het mbo en in hoeverre vooruitgang hierin
is geboekt. We stellen in ons verantwoordingsonderzoek 2024 wel vast dat de Minister
van OCW nog geen inzicht kan geven in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het
kansengelijkheidsbeleid voor het mbo. Dat komt omdat de Minister geen concrete doelen
hiervoor heeft geformuleerd en geen verbinding legt tussen doelen, maatregelen, budget
en resultaten. Ook verzamelt hij niet de informatie die nodig is om uitspraken te
kunnen doen over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het kansengelijkheidsbeleid
voor het mbo.
Vraag 3
Kunt u toelichten waarom niet is gekozen voor een onderzoek naar het Nationaal Archief,
in het bijzonder met betrekking tot de doelmatigheid van de uitgaven aan het Centraal
Archief Bijzondere Rechtspleging?
De Algemene Rekenkamer maakt keuzen op basis van een analyse van risico’s als het
gaat om de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende besteding van begrotingsmiddelen.
Uit onze analyse is geen aanleiding naar boven gekomen om onderzoek te doen naar de
doelmatigheid van de uitgaven aan het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging.
Vraag 4
Is onderzocht of de vacaturegraad en gewerkte uren in het onderwijs als brede welvaartsindicatoren
voldoende detail bieden om beleidskeuzes te onderbouwen?
In ons verantwoordingsonderzoek 2024 hebben we niet onderzocht in hoeverre de indicatoren
vacaturegraad en gewerkte uren uit de Monitor Brede Welvaart voldoende detail bieden
om beleidskeuzes te onderbouwen. Het is allereerst van belang dat de Minister van
OCW duidelijke en concrete doelen formuleert. Op basis hiervan kan hij dan in afstemming
met de Tweede Kamer bepalen welke informatie hij op welk detailniveau nodig heeft
om vast te stellen of hij deze doelen realiseert. Dat kunnen indicatoren uit de monitor
Brede Welvaart zijn, maar ook andere.
Vraag 5
Hoe heeft u vastgesteld dat het ontbreken van een expliciete koppeling tussen doelen,
maatregelen, middelen en resultaten daadwerkelijk de controle belemmert?
Om goed te kunnen controleren of de Minister doet wat hij belooft, het budgetrecht
uit te oefenen en om, samen met de Eerste Kamer, decharge te kunnen verlenen aan de
Minister van OCW heeft het parlement inzicht nodig in de doelen die de Minister nastreeft,
de middelen en maatregelen die hij inzet om die te bereiken en de mate waarin die
doelen daadwerkelijk worden gerealiseerd. Wij hebben vastgesteld dat de Minister van
OCW dit inzicht in zijn begroting en jaarverslag nog onvoldoende geeft. Zo hebben
we gezien dat hij voor het Masterplan basisvaardigheden het inzicht in zijn begroting
en jaarverslag weliswaar heeft verbeterd. Maar tegelijkertijd zagen we dat de Minister
nog te weinig inzicht geeft in de uitvoering en resultaten van de Werkagenda MBO en
het Stagepact MBO als het gaat om het verbeteren van gelijke kansen van mbo-studenten.
Voor de Lerarenstrategie constateerden we dat de Minister de Tweede Kamer geen compleet
beeld biedt van de maatregelen, geld, doelen en resultaten. Daarom hebben wij geprobeerd
om zelf een overzicht te maken op basis van de informatie die de Minister verstrekte
aan de Tweede Kamer. Ook wij hebben geen compleet beeld kunnen vormen, ook niet na
aanvullingen van het ministerie. Dit maakt het nagenoeg onmogelijk voor de Tweede
Kamer om een compleet beeld te krijgen op basis van de informatie die de Minister
beschikbaar stelt. De Tweede Kamer vroeg in 2015 zelf om inzicht in de lerareninvesteringen,
omdat de begroting te weinig houvast bood. Ook recenter bleek er in de Kamer behoefte
te zijn aan een overzicht van de Lerarenstrategie.
We hebben de Minister van OCW dan ook aangemoedigd om zijn OCW-ontwerpbegroting voor
2026 duidelijker en completer te maken. En om hierbij de uitkomsten van ons onderzoek
naar zijn beleidsresultaten te betrekken.
Vraag 6
In hoeverre is de kwantitatieve analyse van de uitgaven aan de Lerarenstrategie gebaseerd
op interne OCW-data in plaats van uitsluitend op openbare bronnen?
Het doel in ons verantwoordingsonderzoek 2024 was om te bepalen of u als Tweede Kamer
voldoende informatie heeft om vast te stellen welke maatregelen de Minister en Staatssecretaris
hebben ingezet als onderdeel van de Lerarenstrategie en hoeveel geld hiervoor beschikbaar
was in 2024. Daarom hebben we geprobeerd een overzicht te maken op basis van openbare
bronnen die ook aan u ter beschikking staan. We constateren in ons verantwoordingsonderzoek
dat wij, en daarmee ook u, geen compleet beeld kunnen vormen. Ook niet na aanvullingen
van informatie door het ministerie.
Vraag 7
Waarom is het ontbreken van openbaarheid bij posten onder artikel 9 (Overige subsidies
en opdrachten) niet expliciet aangemerkt als strijdig met het budgetrecht?
In ons verantwoordingsonderzoek 2024 constateren we dat een deel van de uitgaven aan
maatregelen onder de Lerarenstrategie geboekt staat onder artikel 9 Overige subsidies
en opdrachten. Het is gelet op de relatief geringe omvang conform de voorschriften
van de Comptabiliteitswet/Rijksbegrotingsvoorschriften 2024 niet verplicht om deze
uitgaven verder op te splitsen in de begroting en het jaarverslag.
Vraag 8
Acht u het verantwoord om beleidsconclusies over kansenongelijkheid in het mbo te
trekken zonder basislijnmeting of consistente monitoring, zoals zelf geconstateerd?
Het trekken van beleidsconclusies over kansenongelijkheid zonder basisinformatie is
niet goed mogelijk. Wij constateerden reeds in 2024 dat zonder een goede definitie
van gelijke kansen, doelstellingen en concreet afgebakende doelgroepen het niet goed
mogelijk is om vast te stellen in welke mate mbo-studenten te maken hebben met ongelijke
kansen en in hoeverre hun onderwijskansen verbeterd zijn. Een definitie, doelen en
doelgroepen zijn nodig om te bepalen welke basisinformatie de Minister nodig heeft
om vast te stellen of hij op de goede weg is met zijn gelijkekansenbeleid. In ons
verantwoordingsonderzoek 2024 hebben we onderzocht of de Minister onze aanbevelingen
heeft opgevolgd. We stellen vast dat de Minister nog geen definitie, doelen en doelgroepen
heeft vastgesteld. Weliswaar doet de Minister meer onderzoek en laat hij meer onderzoeken
uitvoeren, maar hiermee kan hij tot nu toe niet de ontwikkeling van de gelijke kansen
van mbo-studenten vaststellen. We hebben in ons onderzoek uit 2024 naar gelijke kansen
van mbo-studenten zelf op basis van kwantitatieve en kwalitatieve data vastgesteld
dat het voor mbo-studenten nog steeds uitmaakt voor hun onderwijskansen welke achtergrond
en of thuissituatie ze hebben. In ons toenmalige rapport hebben we de Minister van
OCW geadviseerd om onze methode te gebruiken en door te ontwikkelen om vast te stellen
of deze verschillen tussen mbo-studenten afnemen.
Vraag 9
Is de conclusie dat mbo-kwaliteitsagenda’s «weinig ruimte» laten voor eigen invulling
gebaseerd op een representatieve steekproef of op een algemene beleidsanalyse?
In ons verantwoordingsonderzoek 2024 stellen we vast dat de Regeling kwaliteitsafspraken 2024–2027 weinig ruimte heeft gegeven aan mbo-instellingen om een eigen invulling te geven
aan het kansengelijkheidsbeleid in hun kwaliteitsagenda. Dat baseren we op de eisen
uit de regeling zelf, de analyses van de Commissie Kwaliteitsafspraken mbo, de analyse
van de kwaliteitsagenda’s die in opdracht van de Minister is uitgevoerd en gesprekken
die we hebben gevoerd met een aantal mbo-instellingen. Voor meer informatie over de
wijze waarop we ons onderzoek hebben uitgevoerd verwijzen we naar bijlage 2 van het
verantwoordingsonderzoek 2024.
Vraag 10
Welke beoordelingscriteria hanteert u bij het constateren dat het ministerie geen
meetbare definitie van «gelijke kansen» in het mbo heeft geformuleerd?
Met een meetbare definitie van gelijke kansen bedoelen we dat de Minister duidelijk
maakt wat hij onder gelijke kansen verstaat, bij welke groepen studenten hij die gelijke
kansen wil bereiken en op basis van welke informatie hij dat gaat meten. In ons onderzoek
naar gelijke kansen in het mbo hebben we laten zien wat er mogelijk is op basis van
reeds beschikbare informatie. Voor meer informatie over de wijze waarop we ons onderzoek
hebben uitgevoerd verwijzen we naar bijlage 2 van het verantwoordingsonderzoek 2024.
Vraag 11
Waarom is ervoor gekozen de effecten van het Masterplan basisvaardigheden vooral te
baseren op zelfrapportages van subsidieontvangers?
In ons verantwoordingsonderzoek 2024 beschrijven wij wat de Staatssecretaris zelf
rapporteert over de wijze waarop zij vaststelt of het eerste tussendoel van het Masterplan
basisvaardigheden is bereikt. Voor de onderbouwing van deze aanpak verwijzen we u
naar de Staatssecretaris.
Vraag 12
Had u normatief kunnen adviseren over de meest geschikte set indicatoren, gezien het
inconsistente gebruik tussen het Masterplan en de Monitor Brede Welvaart?
In ons verantwoordingsonderzoek 2024 hebben we geconstateerd dat er inconsistentie
zit in het gebruik van indicatoren tussen het Masterplan basisvaardigheden en de Monitor
Brede Welvaart. Het is aan de Minister van OCW en aan u als Tweede Kamer om normatief
te adviseren over de meest geschikte set indicatoren.
Vraag 13
Waarom is de ernst van de onvolkomenheden in het M&O-beleid bij OCW niet als «ernstig»
geclassificeerd, ondanks herhaalde signaleringen sinds 2021?
We hebben in ons verantwoordingsonderzoek 2024 de onvolkomenheden in het M&O-beleid
niet als ernstig geclassificeerd, omdat de Minister in de afgelopen jaren maatregelen
heeft genomen om het M&O-beleid bij OCW te verbeteren. Zo wordt bijvoorbeeld aan de
hand van formats per subsidieregeling de risicoanalyse uitgevoerd en worden onderwijssubsidies
met aanvragen boven de € 125.000 niet meer direct vastgesteld bij toekenning, zoals
eerder wel het geval was.
Vraag 14
Hoe verklaart u het ontbreken van een controlemechanisme voor toelaatbaarheidsverklaringen
in het speciaal onderwijs, ondanks het structurele risico op overfinanciering?
Wij stellen vast dat de Minister van OCW aan de hand van toelaatbaarheidsverklaringen
in het speciaal onderwijs niet controleert of de aangevraagde ondersteuningscategorie
voor leerlingen correct is. Daarom constateren we dat er onzekerheid is of de scholen
in het speciaal of voortgezet speciaal onderwijs het juiste tarief aanvragen. Dit
heeft ook gevolgen voor de juistheid van de onderlinge verdeling van de middelen voor
zware ondersteuning in het primair en voortgezet onderwijs. Wij hebben in ons verantwoordingsonderzoek
2024 geen onderzoek gedaan naar verklaringen voor het ontbreken van een controlemechanisme
voor toelaatbaarheidsverklaringen. We raden de Minister van OCW aan de onzekerheid
terug te brengen door onder andere een inhoudelijke controle op de bekostiging door
DUO of Inspectie van het Onderwijs te laten uitvoeren.
Voor het beantwoorden van de vraag naar verklaringen voor het ontbreken van een controlemechanisme
verwijzen we u naar de Minister van OCW.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.M. Huls, adjunct-griffier