Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Welzijn over de position paper van TNO 'Goede binnenluchtkwaliteit voor onze gezondheid'
Vragen van het lid Welzijn (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de position paper van TNO «Goede binnenluchtkwaliteit voor onze gezondheid» (ingezonden 20 mei 2025).
Antwoord van Minister Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (ontvangen
10 juni 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het TNO-position paper «Goede binnen luchtkwaliteit voor
onze gezondheid», waarin wordt geconcludeerd dat de ziektelast door slechte binnenluchtkwaliteit
in Nederland leidt tot een maatschappelijke schadepost van 7,8 miljard euro per jaar?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de opvatting van TNO dat binnenluchtkwaliteit in beleid en regelgeving onderbelicht
is gebleven, ondanks de grote gevolgen voor de volksgezondheid en de zorgkosten, en
kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 2
Nee, die opvatting deel ik niet. Het Besluit bouwwerken leefomgeving stelt eisen aan
gebouwen ten behoeve van de gezondheid zoals eisen aan ventilatie- en spuivoorzieningen.
Daarmee is de gezondheid van gebouwen voldoende gewaarborgd. Ook in het huurrecht
gelden eigenschappen van een pand, die de gezondheid in gevaar brengen, als een gebrek
dat de verhuurder moet herstellen.
Dit laat onverlet dat het voor een gezond binnenmilieu van belang is dat verontreinigingsbronnen
worden beperkt, installaties goed worden ontworpen, ingeregeld én onderhouden en dat
bewoners weten hoe zij op een gezonde manier van hun woning en installaties gebruik
kunnen maken. Voorlichting kan hier een belangrijke rol in spelen. Hierin wordt onder
meer voorzien door brancheorganisaties van installateurs en fabrikanten, huurdersorganisaties,
woningcorporaties, GGD’en, RIVM, Milieu Centraal en de Rijksoverheid. Het onderwerp
binnenluchtkwaliteit en hoe hiermee om te gaan is voor iedereen van belang. Ik juich
de aandacht van organisaties als TNO, Stichting Gezond Binnen en Binnenklimaat Nederland
voor dit onderwerp dan ook toe.
Vraag 3
Bent u bereid om, volgens het advies van TNO, binnenluchtkwaliteit op te nemen in
het Nationaal Preventieakkoord en/of in toekomstig gezondheidsbeleid onder de noemer
«gezonde leefomgeving»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 3
Het gezondheidsbeleid waar dit onderwerp het beste bij past is de Beleidsagenda Gezondheid
in alle beleidsterreinen die op 13 december 2024 naar de Tweede Kamer is gestuurd
(Kamerstukken II 2024–2025, 32 793 nr. 794). Daarin is onder het thema «gezonde fysieke leefomgeving» schimmels in woningen
opgenomen. Bovendien is advisering over binnenluchtkwaliteit onderdeel van het reguliere
aanbod van GGD’en. Op de gezamenlijke website www.ggdleefomgeving.nl zijn bijvoorbeeld de adviezen te vinden over ventilatie, roken in huis, huisstofmijt
en schimmels. Meer dan de helft van de vragen die GGD’en elk jaar krijgen van bewoners
gaat over het binnenmilieu (zie o.a. https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2023-0290.pdf). Ook laat het Ministerie van VWS onderzoek doen naar de relatie tussen ventilatie
en infectieziekten (zie https://p3venti.nl). Op die manier heeft het thema binnenmilieu al aandacht in het publieke gezondheidsbeleid.
Vraag 4
Bent u bereid een bewustwordingscampagne te starten over het belang van ventilatie
in relatie tot isolatie, zoals TNO aanbeveelt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 4
Ja, ik ben daartoe bereid. In het kader van de campagne «Wie isoleert, profiteert.»
en op de website verbeterjehuis.nl wordt dit jaar expliciet aandacht besteed aan ventileren
(en zon weren) in combinatie met isoleren. Ik verwacht dat deze campagne ook het algemeen
bewustzijn van het belang van ventilatie en een gezond binnenmilieu vergroot.
Vraag 5
Deelt u de zorg dat een grootschalig isolatieoffensief zonder voldoende aandacht voor
ventilatievoorzieningen kan leiden tot vochtproblemen, schimmelvorming en verslechtering
van het binnenklimaat? Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Antwoord 5
Ik deel dat het, ook bij het Nationaal Isolatieprogramma, heel belangrijk is om aandacht
te hebben voor ventilatie om vochtproblemen en schimmelvorming in woningen te voorkomen.
Wanneer een woning wordt geïsoleerd en kieren worden gedicht, verdwijnen er vormen
van natuurlijke ventilatie. Van belang is dat er dan ventilatiemaatregelen worden
genomen, zoals het plaatsen van ventilatieroosters of het toepassen van energiezuinige
systemen met vraagsturing en/of warmteterugwinning. Ventileren gaat dan ook samen
met energie besparen.
Vraag 6
Worden er momenteel binnen subsidieregelingen voor woningisolatie, zoals de Investeringssubsidie
duurzame energie en energiebesparing (ISDE) en de Subsidie Energiebesparing Eigen
Huis (SEEH), eisen gesteld aan de aanwezigheid of verbetering van ventilatiesystemen?
Zo nee, bent u bereid deze koppeling alsnog te maken?
Antwoord 6
Er worden geen eisen gesteld aan de aanwezigheid of verbetering van ventilatiesystemen
in de subsidieregelingen ISDE en SVVE (opvolger van de SEEH). Om het aanbrengen/verbeteren
van ventilatievoorzieningen te stimuleren kunnen in de lokale aanpak van het Nationaal
Isolatieprogramma energiezuinige ventilatiesystemen in woningen van eigenaar-bewoners
en Verenigingen van Eigenaars (VvE’s) in combinatie met isolatiemaatregelen worden
gesubsidieerd via gemeenten. Hierbij kunnen voor VvE’s de middelen worden gestapeld
met de SVVE, waarin deze maatregelen ook worden gesubsidieerd als aanvullende maatregel.
Daarnaast wordt op dit moment bekeken of het wenselijk en mogelijk is om ventilatie
als (aanvullende) maatregel aan de ISDE toe te voegen per 2026.
Vraag 7
Wordt bij de evaluatie of herziening van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)
expliciet rekening gehouden met eisen aan luchtverversingscapaciteit? Bent u voornemens
om minimumeisen voor ventilatie op te nemen bij renovatie en na-isolatie?
Antwoord 7
In het Bbl staan al minimumeisen voor de luchtverversingscapaciteit. Er zijn geen
voornemens die te wijzigen voor renovatie en na-isolatie. Uiteraard moet ook na renovatie
en na-isolatie worden voldaan aan de minimumeisen voor ventilatie in het Bbl.
Vraag 8
Kunt u aangeven in hoeverre de bouwregelgeving en het toezicht op binnen luchtkwaliteit
aansluiten bij Europees beleid, in het bijzonder de herziene Energy Performance of
Buildings Directive (EPBD IV)?
Antwoord 8
Nieuw in EPBD IV is dat er expliciet aandacht wordt besteed aan (de gevolgen voor)
IEQ, binnenmilieukwaliteit, en IAQ, binnenluchtkwaliteit, van energiebesparingsmaatregelen.
EPBD IV geeft aan dat bij nieuwbouw en verduurzaming (grootschalige renovatie), bij
het vastleggen van energieprestatie-eisen en in overige regelgeving aandacht moet
worden besteed aan binnenmilieukwaliteit. In de Bouwregelgeving (Bbl) zijn, onder
meer onder het hoofdstuk Gezondheid, al regels opgenomen over vochtwering, ventilatie,
spuien, gevaarlijke stoffen et cetera die invulling geven aan de benodigde regelgeving
voor het waarborgen van een gezond binnenmilieu, waarmee wordt voldaan aan hetgeen
in de richtlijn wordt opgedragen.
Vraag 9
Bent u bereid een landelijk monitoringsprogramma op te zetten voor binnen luchtkwaliteit,
gedifferentieerd naar woningtype, bouwjaar en ventilatievoorzieningen, zoals TNO aanbeveelt?
Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Antwoord 9
In diverse onderzoeken van diverse partijen wordt aandacht besteed aan binnenmilieufactoren,
en monitoring van de binnenluchtkwaliteit binnen woningen maakt daarvan soms ook onderdeel
uit. Ik zie echter geen noodzaak voor een grootschalig monitoringsprogramma in de
bestaande bouw om beleid ten aanzien van het binnenmilieu vorm te geven.
Vraag 10
Bent u bereid de aanschaf van binnenklimaatsensoren, waarmee bewoners zelf schadelijke
concentraties kunnen meten, financieel te stimuleren of fiscaal aantrekkelijk te maken?
Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Antwoord 10
Om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de binnenlucht in een woning en van de werking
van de ventilatievoorzieningen kan het zinvol zijn om (tijdelijk) de luchtkwaliteit
in huis te meten. Er bestaan momenteel luchtkwaliteitsmeters die temperatuur, luchtvochtigheid,
CO (koolmonoxide), HCHO (formaldehyde), TVOC (totaal vluchtige en organische stoffen),
fijnstof en CO2 kunnen meten. Deze zijn voor een relatief beperkt bedrag verkrijgbaar, ik zie dus
geen reden om deze financieel te stimuleren of fiscaal aantrekkelijk te maken. Bij
het meten is het wel van belang om zich te informeren over de juiste interpretatie
van meetgegevens. Het CO2-gehalte van de binnenlucht bijvoorbeeld kan in ruimtes waar mensen aanwezig zijn
een indicatie geven van de mate van ventilatie, maar het is op zichzelf niet snel
schadelijk, in tegenstelling tot bijvoorbeeld CO (koolmonoxide).
Vraag 11
Kunt u verduidelijken welk ministerie momenteel de coördinerende rol heeft op het
dossier binnen luchtkwaliteit? Acht u het wenselijk om deze verantwoordelijkheid bij
één departement onder te brengen om versnippering van beleid tegen te gaan?
Antwoord 11
Het Ministerie van VRO is eerstverantwoordelijk als het gaat om regelgeving voor een
goed binnenmilieu in gebouwen. Vandaar de regels over gezondheid die centraal in het
Bbl door middel van minimumeisen zijn opgenomen. Zoals TNO ook aangeeft is er daarnaast
een rol voor VWS vanuit de GGD’en en RIVM, voor SZW vanuit het arbobeleid. Beleid
wordt in goede samenwerking vormgegeven.
Vraag 12
Acht u het wenselijk dat er landelijke procesafspraken komen tussen overheden, verhuurders
en uitvoerende partijen om schimmel- en vochtproblemen vroegtijdig te signaleren en
structureel aan te pakken? Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Antwoord 12
De oorzaken van vocht- en schimmelproblematiek zijn zeer divers en de aanpak verschilt
sterk per regio, gemeente, wijk of soms zelfs complex. Lokale partijen (bewoners,
huurderverenigingen, gemeenten en corporaties) hebben het beste zicht op de problematiek
en een passende aanpak. Landelijke, uniforme procesafspraken zijn niet wenselijk.
Echter, er worden op nationaal niveau al veel inspanningen verricht om woningcorporaties,
overige verhuurders en gemeenten te stimuleren om vocht- en schimmelproblematiek aan
te pakken.
In mijn gesprekken met woningcorporaties wordt extra aandacht besteed aan de aanpak
van vocht- en schimmelproblematiek. Zo heb ik met de woningcorporaties afgesproken
dat zij zich maximaal inzetten om tijdig vocht en schimmel op te lossen of beheersbaar
te houden. Daar waar het aan het gebruik van de woning ligt, helpen woningcorporaties
proactief om samen met de huurder de problematiek aan te pakken. Er gaat hierbij extra
aandacht uit naar ventilatie van de woning. Daar waar onduidelijkheid bestaat over
de oorzaak van de problematiek (gebouw of gebruik) kunnen vaak nu onafhankelijke experts
worden ingezet via gemeenten of corporaties, die dit beoordelen. Het Ministerie van
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de VNG en Aedes zijn met elkaar in gesprek
over de verdere invulling en bekostiging van de onafhankelijk experts.
Vraag 13
Bent u bereid om TNO een structurele rol te geven bij de monitoring van binnenluchtkwaliteit
en bij de toetsing van bouwmaterialen op gezondheids- en brandveiligheidseffecten,
bijvoorbeeld als onafhankelijk kennisinstituut binnen aanbestedingen of normeringscommissies?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 13
Gezonde binnenlucht en het gebruik van niet schadelijke bouwmaterialen vind ik belangrijk.
Ik zie echter geen structurele rol van TNO hierin weggelegd, omdat een en ander Europees
en nationaal op andere wijze is ingeregeld.
Het bepalen van de prestatiebestendigheid van bouwmaterialen met betrekking tot de
essentiële kenmerken van onder andere gezondheids- en brandveiligheidseffecten valt,
in het kader van de Europese interne markt, onder de Europese Verordeningen Bouwproducten
(CPR 305/ 2011 en CPR 2024/3110). Fabrikanten die een bouwproduct op de markt brengen
dienen conform deze verordeningen hun product van CE-Markering en een bijbehorende
prestatieverklaring te voorzien.
Prestaties worden onder deze verordeningen door de fabrikant bepaald op basis van
Europees geharmoniseerde test- en meetmethoden. De fabrikant is hiervoor verantwoordelijk
en zogenoemde «aangemelde instanties» zien erop toe dat fabrikanten deze testen en
metingen op de juiste wijze uitvoeren (zie ook Bbl artikel 2.13). In NL zijn op dit
moment 19 «aangemelde instanties» die toezicht houden op fabrikanten die bouwmaterialen
op de markt brengen. TNO is echter geen «aangemelde instantie» onder de Europese Verordening
Bouwproducten en kan hiervoor kandideren conform de procedure die in artikel 2.13
van het Bbl beschreven is.
De binnenluchtkwaliteit is regelgeving op bouwwerkniveau en valt onder het Besluit
bouwwerken leefomgeving (Bbl). Onder het Bbl zijn regels opgesteld om ervoor te zorgen
dat bouwproducten geen schadelijke stoffen afgeven. Het toezicht op het voldoen aan
eisen van het Bbl is belegd bij de gemeenten als bevoegd gezag. Verder kan in dit
verband ook het Warenwetbesluit Spaanplaat genoemd worden, waarin eisen zijn opgenomen
met betrekking tot de formaldehydeuitstoot van spaanplaat die in NL op de markt gebracht
wordt. Ook zijn er regels voor radioactiviteit in bouwmaterialen vastgelegd in de
Europese (Council Directive 2013/59/Euratom) en Nederlandse basisveiligheidsnormen
stralingsbescherming (Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming), hierop
ziet in NL de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) toe.
Vraag 14
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden vóór 9 juni, zodat de antwoorden meegenomen
kunnen worden naar het geplande commissiedebat Bouwregelgeving?
Antwoord 14
Ja, dat heb ik gedaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.